iciesl Orgaan der Gemeente tel
Verschijnt
x«*ü. 11 Eerste blad.
Woensdag O Vevemher 199*
46 5 Jaargang
Ril No. bestaat uit 3 bladen
I
1
WIJMRRITSERADEEL
I
i
Uitgave: KIEZEBRINK enrCo.
SNEEK Telefoon No. 150
i
I
I
I
e
E
i
I
I
I
Raadsvergadering,
van
I
L
de
k
aan-
t
i
I
i
en
E
l.
E
r
heeft Nijland bij afschaffing belang, IJsbrechtum
tot spr.’s verbazing ook, immers 2 kerkvoog
den hebben op een adres aan de Staten die
tollen betreffende, geteekend. Als nu de kerk
voogdij van IJsbrechtum wat gaf en Nijland
volgde dat voorbeeld, waartoe het zeer goed
a
DINSDAGS en VRIJDAGSAVONDS
De heer R e n g e r s: Dat gewerk met moties
moet men maar op kiesvergaderingen doen, deze
raad in ieder geval niet. Tollen en snelverkeer
behooren niet bij elkaar, doch geen motie, wel
geld schaffen deze af. Deze weg dient voor een
groot deel het doorgaand verkeer, voor een klein
gedeelte het gemeentelijk verkeer, daarom was
’t beter als Bolsward’, dat een groot belang
heeft bij afschaffing, had geschreven hoeveel
i het voor afschaffing over had. In deze gemeente
geen behoefte is aan een opslagplaats.
De Voorz.de wethouders hebben de zaak
Door K. Algra te Witmarsum en vele andere
eigenaren van vrachtatromobielen is onder dag-
t,eeken:ng van 15 October 1929 het volgend
adres gericht tot de raden der gemeenten Sneek,
Bolsward, Wymbritseradeel en Wonseradeel.
„Ondergeteekenden, allen gebruikers van voor
vrachtvervoer o. m. langs den Mac-adamweg
SneekBolsward bestemde motorrijtuigen op
vier wielen;
ten dezen domicilie kiezende ten huize van
K. Algra, vrachtrijder te Witmarsum;
eenparig overtuigd van de onredelijkheid der
zwaar op hun bedrijven drukkende verplichting
tot betaling van tolgelden bij het passeeren van
de beide tolboomen op voormelden weg;
van oordeel, dat de bedrijfslasten in verhou
ding tot de nagenoeg naar het niveau van den
voor-oorlogschen tijd teruggeloopen vrachttarie
ven reeds bovenmatig zwaar zijn te noemen;
dat de verplichting tot het betalen van tol
gelden naar hun inzicht bovendien in hooge
mate onbillijk is aangezien zij uitsluitend drukt
op hen, die door hun beroep of bedrijf veel op
den weg moeten verkeeren en voor wie de tol
een drukkende belasting is, welke niet in even
redige verhouding staat tot hun veelal niet bui
tensporige verdiensten, terwijl ook anderen dan
de directe weggebruikers onmiskenbaar
groote voordeelen van den weg genieten;
dat immers de verkeerswegen in casu de
Mac-adamweg Sneek--Bolsward ten goede
komen aan alle ingezetenen der gemeenten over
wier gebied deze wegen zich uitstrekken, en het
dus onredelijk is, de kosten van onderhoud
dezer verkeersaderen nagenoeg uitsluitend op de
directe weggebruikers af te wentelen;
dat laatstgenoemden door de betaling van
wegenbelasting tot veelal niet geringe bedragen
reeds een buitengewoon aandeel in die kosten
dragen;
dat in dezen tijd van malaise, waarin tailooze
bedrijven moeite hebben, zich behoorlijk te
handhaven, onredelijke belastingen niet zon
der bezwaar kunnen worden verdragen;
dat de tolheffing bovendien kan worden
gemerkt als een middeleeuwsch gebruik, het
welk in niet geringe mate belemmerend werkt
op het snelvervoer en derhalve in het kader van
den hedendaagschen, modernen tijd niet meer
kan worden geduld;
verzoeken Uw Colleges met gepasten, doch
niettemin sterken aandrang, gezamenlijk te wil
len besluiten tot afschaffing der tollen op den
Mac-adamweg SneekBolsward c. q. de noo-
dige maatregelen te nemen om tot die afschaf
fing te geraken.”
Op grond van artikel 32, 6e der Wegenbe
lastingwet kan de Minister van Waterstaat uit
het Wegenfonds een bijdrage verleenen voor
den afkoop van wegtollen.
Heeren Commissarissen van den weg Bols
wardSneek hebben ach daaromtrent reeds in
den aanvang van dit jaar tot Zijne Excellentie
den heer Minister van Waterstaat gewend. Bo
vendien hebben zij Heeren Gedeputeerde Staten
verzocht het adres aan den Minister te steunen
en te bevorderen, dat de Provincie voor den af
koop eveneens een bijdrage verleent.
Van Heeren Gedeputeerde Staten is bericht
ontvangen, dat op een provinciale bijdrage niet
valt te rekenen. Zij hebben echter wel adhaesie
betuigd aan het adres gericht aan Zijne Excel
lentie den heer Minister van Waterstaat.
Van dezen Bewindsman is nog geen bericht
ontvangen.
In den gegeven stanjd van zaken achten wij
het niet raadzaam de tollen af te schaffen.
Wij stellen U voor het verzoek daartoe af te
v/ijzen en ons voorts te machtigen adressanten
mede te deelen, welke pogingen om tot ophef
fing der tollen te geraken reeds zijn verricht.
Hierbij wordt de motie-Bolsward behandeld
welke luidt als volgt:
De raad van Bolsward, kennis genomen heb
bende van het adres, spreekt als zijn eenparig
gevoelen uit dat deze tollen dienen te verdwij
nen en dringt er bij den minister op aan, hoe
ook de beslissing der hoogere autoriteiten moge
zijn, de tollen 1 Januari 1930 af te schaffen.
De Voorz. begrijpt de term „hoe ook de
beslissing van hooger hand moge zijn” niet.
Maar er is op de aanvraag der commissie om
een provinciaal subsidie bij afschaffing der tol-
De Raad der gemeente Wymbritseradeel;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en
Wethouders d.d. 19 October 1929, no. 5;
Overeenkomstig dit advies stellen wij U voor
de hierbij overgelegde begrooting onveranderd
vast te stellen.
Met de gedachtengang der Commissie inzake
de tarieven kunnen wij ons vereenigen.
Z. h. s. aldus besloten.
Punt Xll. Goedkeuring begrooting Bur
gerlijk Armbestuur en Armhuis Heeg, beide
dienst 1930.
B. en W. adviseeren:
Wij ontvingen van de Commissie van Armen
zaken het volgend rapport:
,,De Commissie van Armenzaken in Uwe ge
meente heeft de eer te berichten, dat op heden,
3 September 1929, is nagezien de door het Bur
gerlijk Armbestuur aangeboden begrooting van
ontvangsten en uitgaven, van de instelling van
weldadigheid, alsmede van het algemeen arm
huis te Heeg.
Eerstbedoelde wijst aan ontvangsten en uit
gaven een bedrag van f21.751.87, van het alge
meen armhuis f 5.202.50, beide saldo nihil.
Mede uit de daarbij overgelegde memories
van toelichtingen bleek Uwe Commissie, dat in
velerlei opzicht naar de noodige zuinigheid
Wordt gestreefd, weshalve eenparig werd beslo
ten Uw College te adviseeren den Raad voor
te stellen deze begroetingen voor het dienst
jaar 1930, zooals opgemaakt, goed te keuren.”
Met de strekking van dit advies kunnen wij
het indertijd ingevoerde vast-recht tarief, dat,
naar bekend, hier gebaseerd is op het aantal
lichtpunten.
Zoo af en toe nl. werd er op gewezen, dat
deze basis vermeerdering van het aantal licht
punten tegenhield en derhalve weinig bevor
derlijk was voor vermeerdering van het stroom
verbruik. Men bracht dan onder de aandacht,
dat een vastrecht, met als basis het stroomver-
leden, zooals dit ook hier en daar wel toepas
sing vindt, dit bezwaar niet heeft.
Ofschoon indertijd de vaststelling van het
thans geldend vast-recht tarief, na nauwgezette
overwegingen en uitvoerig opgezette becijferin
gen, is geschied, heeft de Commissie, nu er ook
eenige ervaring is, de voor- en nadeelen van het
ingevoerde tarief bekeken en getoetst aan de
voor- en nadeelen van tarieven op andere basis.
Het zgn. oppervlakte-tarief en andere tarie
ven, waarbij het vast-recht wordt afgeleid uit
de woonruimte of het gebruik van de aange
sloten perceelen, acht de Commissie vrij lastig
en zou hier, naar zij meent, zooveel onbillijk
heden medebrengen, dat de toepassing zoo soe
pel zou moeten worden gesteld, dat langzamer
hand de vaste grond, waarop het vastrecht be
hoor; te staan, zou ontbreken.
Bij bepaling van het vast-recht naar het
stroomverleden is, dit wordt gaarne toegegeven,
een vastere grond aanwezig, maar de Commis
sie kan niet erkennen, dat een dusdanige
bepaling van het vast-recht voor ons bedrijf
beter zou zijn, dan een bepaling naar het aantal
lichtpunten.
Er kleeft immers aan het naar stroomverleden
bepaalde vast-recht een groot bezwaar, nl. dat
de meest zuinige verbruikers een premie zien
gesteld voor hun laag-, de meer royale ver
bruikers (dus zij die tot de gunstige uitkomsten
het meest hebben bijgedragen) extra belast
worden voor hun ruim verbruik. Met hetzelfde
aantal lichtpunten en wellicht ook met overi
gens vrijwel gelijke omstandigheden hebben
dan de eersten een laag, de anderen een hoog
vastrecht. Nu is het waar dat er een middel is
dit euvel te verhelpen en naar men meent heeft
een gemeente in onze provincie dat toegepast,
maar dan is dit middel een combinatie, een
combinatie van stroomverleden en het aan
tal lichtpunten.
Het is duidelijk, dat men hierdoor ook bezwa
ren in dubbel aantal krijgen kan, want niet alitijd
zal deze combinatie in staat blijken onbillijk
heden weg te nemen, terwijl het gevaar niet
denkbeeldig is, dat deze weg voert tot een be
handeling van bijna elke stroomverbruiker af
zonderlijk. En voor een dergelijke behandeling
acht de Commissie onze gemeente te uitgestrekt
en het aantal verbruikers te groot.
Inderdaad, er zijn bezwaren tegen het vast-
recht-tarief, zooals dat hier in de verordening is
opgenomen. De Commissie wenscht dit niet te
ontkennen, maar die bezwaren moet men niet
overschatten. Het moge eenigszins de strekking
hebben uitbreiding van het aantal lichtpunten
tegen te houden, maar de vraag dient gesteld:
is een tarief zonder onbillijkheden, een tarief,
waartegen geen enkel bezwaar is in te brengen,
mogelijk? De Commissie heeft een dergelijk
tarief nog niet onder oogen gehad.
En de tweede vraag, die de Commissie
wenscht te stellen, is deze: is inderdaad het
bezwaar van die mindere lichtpunten en als
gevolg hiervan het mindere stroomverbruik, van
zoo’n beteekenis, dat het bedrijfsbelang eene
andere regeling eischt?
Afgescheiden nog van de bezwaren, tegen
andere regelingen aan te voeren, meent de Com
missie deze vraag eveneens ontkennend te moe
ten beantwoorden. Een lichtpunt meer verhoogt
volgens het nu geldend tarief het vast-recht met
f4.f3.50, f3.of f2.50 per jaar. Wanneer
het gemak of gerief van een lichtpunt den ver
bruiker niet een dergelijk luttel bedrag per jaar
waard is, dan mag ook worden aangenomen,
dat het eventueel stroomverbruik van een der
gelijk lichtpunt zoo miniem zal zijn, dat moei
lijk vol te houden is, dat hier ernstige bedrijfs
belangen bij betrokken zijn.
Een en ander samenvattend wil het der Com
missie voorkomen, dat wijziging in het systeem
van het vast-recht voor lichtverbruik moet wor
den ontraden, maar dat, wanneer verlaging
daarvan mogelijk blijkt, wellicht al te beoor-
deelen bij de vaststelling van de uitkomsten
over 1929, een procentsgewijze verlaging van
het vast-recht de voorkeur verdient.”
De Electriciteits-commissie,
G. W. v. d. LEIJ, Voorzitter.
I. SCHAAFSMA, Secretaris'.
runt VIII. verzoeK van IVl. uranasma te ven piuvuiciaai suusiuic uij aisciiaiiuig uei iui-
Oudega om te Nijhuizum een opslagplaats len een antwoord van Ged. St. dat hun stand
ee maken, met voorstel van Burgemeester punt weergeeft, en dat spr. den Secretaris ver-
zoekt voor te lezen.
De hoofdingenieur vindt dat het niet op den
weg der provincie ligt een subsidie te geven
voor de af te schaffen tollen, wel het Wegen-
belastingfonds. Ged. Staten vereenigen zich
daarmee en zijn bereid een adres bij den minis
ter te steunen, doch zijn niet bereid een pro
vinciale bijdrage te verleenen.
De Voorz.: De tol brengt f 7000 op. Als het
fonds*f3000 geeft, zou men derven f4000,
waarvan deze gemeente f 800 betalen moet.
De heer B o o t s m a vindt het een middel
en Wethouders.
B. en W. adviseeren:
Onder dagteekening van 1 Augustus 1929
heeft de heer M. Brandsma te Oudega tot U
het verzoek gericht om de zgn. Kerkevaart te
Nijhuizum af te dammen. De dam zou dan tot
opslagplaats kunnen dienen. In de kosten wil
adressant een bijdrage van f100.verleenen.
Wij doen U opmerken, dat de Kerkevaart niet
aan de gemeente behoort. Bovendien is zij
bezwaard met rechten van derden. Aangezien
er voorts o. i. geen behoefte bestaat aan een
opslagplaats als adressant wenscht stellen wij eeuwsche toestand dat op deze weg, die een
U voor het verzoek af te wijzen. tijd heeft gehad, dat men er met levensgevaar
De heer L an d m a n vraagt of inderdaad hier moest passeeren, nog tollen heft. Spr. stelt een
zelfde motie' als die van Bolsward voor.
De Voorz. geeft, als men een motie voor
plaatselijk onderzocht en de behoefte blijkt niet stelt, in overweging op afschaffing aan te drin-
groot. gen met ingang van 1 Jan. 1931 en niet met
De heer C .1 ossen: Andere perceelen dan ingang van 1 Januari 1930.
die van Brandsma hebben recht van invaart,
zoodat men bij demping kans had op een proce
dure. De behoeft aan een opslagplaats is slechts
tot particuliere behoeften beperkt, bijv, voor
melkbussen der fabriek, die zelf daarvoor heeft
te zorgen. Maar het grootste bezwaar is, dat
het recht van vaart belemmert wordt.
De heer Rijp ma: Waar is de plaats voor
opslag van gemeentemateriaal.
De heer Cn ossen: Die is verderop.
Z. h. s. conform besloten.
Punt IX. Verzoek van K. Algra te Wit
marsum e. a. om de tollen op den weg Bols
wardSneek af te schaffen, met voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
B. en W. adviseeren:
in staat is, en Bolsward gaf iets extra, dan was
men een heel eind op weg. Als die dorpen en
Bolsward f200 gaven, bleef er voor Wymbrit
seradeel ook f200 per jaar. Dan krijgt men een
goede toestand.
De Voorz.: Er is geld beschikbaar in het
fonds der wegenbelasting voor afkoop tollen;
door de houding van Ged. St. is Friesland daar
van afgesneden omdat de provincie niets wil
bijdragen en deze bijdrage eisch is van de re-
geering voor een bedrag uit het Wegenbelas-
tingfonds.
De heer B o o t s m a gaat accoord met 1
Jan. 1931. Dat twee kerkvoogden uit IJsbrech
tum teekenden beteekent niet dat het belang
van IJsbrechtum er mee gemoeid is. Het geld
der kerkvoogdijen mag er in ieder geval niet
voor gebruikt. Het belang der gemeente is groo-
ter dan sommige leden hier doen voorkomen.
Door de tol bij IJsbrechtum is het verkeer door
andere dorpen der gemeente grooter dan be
hoeft. Daarom ook handhaaft spr. zijn voorstel.
De heer Landman zegt dat de zinsnede
„afgezien de houding van hoogere autoriteiten”
allicht slaat op een bijdrage uit het fonds. Spr.
is voor afschaffing van tollen en vindt ook dat
Bolsward wat meer doen kan. Maar bij de kerk
voogdijen vragen is niet de weg.
De heer Rengers ontraadt ten ernstigste
een motie aan te nemen, maar laat men zich
bereid verklaren om mee te werken aan de af
schaffing en Bolsward vragen wat het per jaar
er voor over heeft. Spr. neemt Ged'. St. in be
scherming tegenover den Voorz. Ged. St. stellen
f250.000 per jaar uit de gewone middelen be
schikbaar als bijdrage voor de wegen; dat is
zeker niet schriel.
De Voorz.: Toch kan het wegenfonds nu
voor ons gesloten blijven.
De heer Nijd am: Wij sturen hier een motie
aan ons zelf, laat ons dan liever een beginsel
verklaring uitgeven.
De heer Bootsma: De motie richt zich tot
de commissie van beheer.
De Voorz.: En die is reeds werkzaam ,n
die richting.
De heer Van Gooi: Weet men nu al zeker
dat de minister niet zal bijdragen.
De Voorz.: Vrij zeker.
De heer Van Gooi: Kunnen we eerst het
antwoord van den minister niet afwachten?
De heer Rengers: De minister wil alleen
dat er een bepaald bedrag komt uit de streek;
van wie zal hem koud laten.
De heer Landman: Laten wij de commis
sie verzoeken werkzaam te blijven inzake af
schaffing van tollen.
De Voorz.: Men wil dus nadere pogingen
in het werk stellen vooral bij Bolsward om wat
meer los te krijgen?
De heer Bootsma kan, nu zijn motie geen
steun vindt, met dit idee meegaan, ofschoon hij
gelooft dat nu de tollen blijven bestaan.
De heer Rengers: Dan hebben de belang
hebbenden er ook niets voor over.
De heer Bootsma: Nu legt men de lasten
op een deel van Wymbritseradeel.
De Voorz.: Er zal dus beproefd worden
meer bijdragen te krijgen inzonderheid van
Bolsward en adressanten zal dit worden mee
gedeeld.
Punt X. Voorloopige vaststelling gemeen
te-rekening 1928.
Z. h. s. aldus besloten.
Punt XI. Aanbieding begrooting 1930 ge
meentelijk electriciteitsbedrijf.
B. en W. adviseeren:
Wij ontvingen van de Electriciteitscommissie
navolgend rapport:
„Overeenkomstig Art. 12 der Verordening op
het Beheer van het Gemeentelijk Electriciteits
bedrijf werd dezer dagen aan de Electriciteits-
Commissie de door den Kassier-Boekhouder
opgemaakte bedrijfsbegrooting voor den dienst
1930 aangeboden.
In hare vergadering van 18 dezer heeft deze
Commissie bedoelde begrooting behandeld en
besloten U te adviseeren de begrooting, die U
hierbij wordt toegezonden, den Raad onveran
derd ter vaststelling aan te bieden.
De Commissie acht het evenwel gewenscht U
omtrent een paar punten, die mede bij de be
grooting een onderwerp van bespreking hebben
uitgemaakt, hare zienswijze mede te deelen.
Ofschoon begrooting en memorie van toelich
ting hiertoe niet onmiddellijk aanleiding gaven,
heeft de Commissie zich nochtans wél met de
tarieven en eventueele wijziging hiervan bezig
gehouden.
Het bleek haar nl., dat de Kassier-Boekhouder,
als gevolg van het feit, dat het aantal verbrui
kers volgens vastrecht tarief belangrijk is toe
genomen, niet de beschikking had over gege
vens, die een vrij juiste raming van het aantal
over dit loopende jaar nog af te nemen K.W.U.
mogelijk maakten. Derhalve is hij bij de raming
hiervan zeer voorzichtig geweest. Waar de cij
fers van 1929 weer de basis zijn voor de ramin
gen voor 1930, meent de Commissie, dat de uit
komsten voor 1929 wel zoodanig kunnen zijn,
dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat over
1930 verlaging kan worden toegepast.
Mochten de uitkomsten van de eerstvolgende
maanden deze vermoedens nog meer grond
geven, dan zou de Commissie gaarne zien, dat
door U werd voorbereid en te zijner tijd aan
den Raad werd voorgelegd, eene verlaging van
de tarieven voor klein-krachtverbruik in dier
voege, dat meer dan tot dusver in het tarief
eene sterke prikkel tot meerdere aanwending
van electriciteit voor kracht is gelegen. Zij
meent, dat hierdoor het bedrijfsbelang wordt
gediend. Er zal dan immers meer stroom worden
gebruikt. Bovendien is zij er van overtuigd, dat
boerderijen en kleine bedrijven, gelijk wij er
zooveel in onze uitgestrekte gemeente hebben,
baat kunnen hebben bij een zoo ruim mogelijk
aanwenden van electriciteit voor kracht. Dat is
ook een gemeentebelang.
Tevens heeft de Commissie hare aandacht
nog eens speciaal bepaald bjj de werking van
BESLUIT:
de Instructie voor den Hulpkeurmeester in de
gemeente Wymbritseradeel met ingang van
heden te wijzigen als volgt:
le. Voor artikel 1 wordt gelezen:
„De hulpkeurmeester wordt benoemd en ont
slagen door den Gemeenteraad. Burgemeester
en Wethouders dienen voor de benoeming een
voordracht van zoo mogelijk twee personen in.
De benoeming geschiedt met een proeftijd van
één jaar.”
2e. Artikel 20 wordt gelezen als volgt:
„Hij is verplicht te wonen in de plaats welke
hem door Burgemeester en Wethouders wordt
aangewezen.”
3e. Artikel 21 wordt aangevuld met de vol
gende bepaling:
„Voor het gebruik van een mechanisch ver
voermiddel wordt een jaarlijksche toelage van
f 750.toegekend.”
Aldus besloten te Sneek, den 2 November
1929.
Op verzoek van den heer Landman stelt
de Voorz. uitdrukkelijk vast, dat de bedoeling
is, dat de veearts i n de gemeente moet wonen.
Punt VI. Benoeming hulpkeurmeester.
B. en W. adviseeren:
Ter voorziening in de vacature van hulpkeur
meester, hebben wij een oproeping van sollici
tanten geplaatst in het orgaan van den Bond
van Hulpkeurmeesters en in de „Vee- en
Vleeschhandel”. Op deze oproeping hebben zich
een drietal sollicitanten aangemeld, waarvan
zich later echter één om financiëele redenen
heeft teruggetrokken.
Zooals U bekend is, bedraagt de jaarwedde
f 1660.- en wordt voor gebruik van een me
chanisch vervoermiddel een jaarlijksche vergoe
ding verleend van f750.
Volgens de thans geldende instructie moet de
benoeming voor den tijd van één jaar geschie
den. in verband met ons voorstel d.d. heden no.
5 stellen wij U evenwel voor, de benoeming te
doen geschieden met een proeftijd: van één jaar,
terwijl het aanbeveling verdient het bepalen van
den datum van ingang daarvan aan ons op te
dragen.
Op grond van persoonlijke indrukken en ont
vangen inlichtingen leggen wij U hierbij, in
overeenstemming met den Keuringsveearts,
Hoofd van Dienst, het volgende tweetal over:
1. W. Bonte, slager (o.) te Balk;
2. A. J. de Haas, oud-slager te Noordeloos
(Z.-H.).
Wij stellen U voor uit dit tweetal een hulp
keurmeester te benoemen onder verband der
bestaande en nader vast te stellen verordenin
gen en instructies, met ingang van den door
ons te bepalen dag.
De heer R ij p m a deelt mede, dat de afge
treden hulpkeurmeester Bonte de aangewezen
man acht.
Op voorstel van den heer A t s m a wordt be
sloten de benoeming plaats te doen hebben be
houdens geneeskundige keuring.
De heer Bonte wordt met alg. (15 st) be
noemd.
Punt VU. Herbenoeming keuringsveearts,
hoofd van dienst.
B. en W. adviseeren:
De heer S. Haagsma te Oudega verzoekt bij
schrijven d.d. 16 October 1929 hem opnieuw tot
keurings-veearts, hoofd van dienst, te benoemen.
Zooajs U bekend is, werd hij op grond van ar
tikel 1 zijner instructie den 13 December 1928
benoemd tot 1 Januari 1930.
In verband met ons voorstel d.d. heden no. 5
stellen wij U voor, den heer S. Haagsma te
Oudega met ingang van 1 Januari 1930 te be
noemen tot Keurings-veears, Hoofd van Dienst,
zulks onder verband der bestaande en nader
vast te stellen verordeningen en instructiën.
Bij acclamatie herbenoemd.
Punt VIII. Verzoek van M. Brandsma te
voermiddel wordt een jaarlijksche toelage van
f 325.toegekend.”
Aldus besloten te Sneek, den 2 November
1929.
NIEUWE 3ÏÏEEKER COURANT
- annex SHEERER COURANT en WYMBRITSERADEEL
(Vervolg van elders uit dit no.)
Punt V. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der Instructies
voor den Keuringsveearts en den Hulpkeur
meester.
B. en W. adviseeren:
In ons voorstel dd. 27 April 1929, no. 14
schreven wij o. m., dat wij de vraag of het juist
is, dat het personeel van den keuringsdienst
telkens voor een bepaald tijdvak wordt be
noemd, onder de oogen zouden zien, wanneer
de keuringsveearts een verzoek om herbenoe
ming zou hebben ingediend. Uit ons voorstel
van heden no. 7 blijkt, dat dit moment thans
is aangebroken.
Artikel 1 der Instructie voor den Keurings
veearts luidt:
„De keuringsveearts, hoofd van dienst, wordt
benoemd en ontslagen door den Gemeenteraad.
Voor de eerste maal geschiedt de benoeming
voor den tijd van een jaar. Daarna geschiedt
de benoeming telkens voor drie jaren”.
Nu de Vleeschkeuringswet 1919, Stbl. 524
reeds eenige jaren werkt, achten wij het niet
noodig, dat dit artikel aldus wordt gehandhaafd.
Thans, brengt het o.r. overbodige rompslomp
mede. Wij zouden daarom met één benoemings
besluit willen volstaan. Om echter zeker te zijn
dat men gemakkelijk van iemand af kan komen,
die later blijk geeft ongeschikt te zijn voor zijn
werk, zouden wij de benoeming willen doen
plaats vinden met een proeftijd van een jaar.
Dit is met het oog op de pensioensaangelegen-
heden ook beter.
Nauw met de huidige voorschriften omtrent
de benoeming houdt verband artikel 22 der In
structie, luidende:
„De jaarwedde van den keuringsveearts,
hoofd van dienst, bedraagt: voor het eerste
jaar van benoeming f2000.— en wordt na af
loop van dat jaar opnieuw door den Raad be
paald. Telkens na afloop van een driejaarlijksche
benoeming wordt de jaarwedde herzien, waar
bij met de vermeerdering of vermindering van
de in het afgeloopen driejarig tijdvak ver
richte keuringen rekening wordt gehouden”.
De practijk heeft bewezen, dat het aantal
keuringen in onze gemeente aan weinig schom
melingen onderhevig is. Bij den opzet, toen af
gewacht moest worden hoe de keuringsdienst
zich zou ontwikkelen, had artikel 22 inderdaad
beteekenis. Naar onze meening is dit echter
thans niet meer het geval O.i. verdient het
daarom aanbeveling enkel te bepalen, dat de
jaarwedde van den keuringsveearts bedraagt
f2000.—.
Bij Uw besluit van 20 November 1924, goed
gekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten
van 18 Februari d.a.v. no. 54 is de jaarwedde
voor den hulpkeurmeester reeds vastgesteld als
wij nu voor den keuringsveearts eveneens wen-
schelijk achten.
Artikel 1 van de Instructie voor den hulp
keurmeester is ongeveer gelijkluidend aan arti
kel 1 der Instructie voor den Keuringsveearts.
Is bij de Instructie voor den Keuringsveearts
voorgeschreven dat wij voor de benoeming zoo
mogelijk een voordracht van twee personen aan
den raad moeten overleggen, dit is niet opge
nomen in de Instructie voor den hulpkeurmees
ter. Toch komt ons deze bepaling juist voor.
Voor beide ambtenaren zouden wij de benoe
ming op gelijke wijze willen regelen. Aanvulling
der Instructie voor den hulpkeurmeester in
dezen achten wij noodig. Deze aanvulling kan
in het te wijzigen artikel 1 worden opgenomen.
Tot dusver is niet in de Instructies opgeno
men de vergoeding, welke wordt ontvangen
voor het gebruik van een mechanisch vervoer
middel'. Deze vergoeding houdt evenwel nauw
verband met de werkzaamheden van genoemde
functionarissen. Het komt ons voor, dat de
legeling daarvan in de Instructie thuis behoort.
Opname daarvan in het artikel, dat handelt over
de jaarwedde, achten wij het beste.
Thans is in beide instructies bepaald, dat hij
voor wien de Instructie geldt, verplicht is in de
gemeente te wonen. Burgemeester en Wethou
ders kunnen hiervan tot wederopzegging ont
heffing verleenen.
Deze bepaling vinden wij te ruim. Wij zou
den haar wiMen vervangen door de bepaling,
dat de betrokken ambtenaar moet wonen daar
waar Burgemeester en Wethouders zulks wen-
schen.
Een en ander samenvattend stellen wij U
voor behoudens goedkeuring van Gedeputeerde
Staten de boven besproken Instructies te wijzi
gen en daartoe navolgende concept-besluiten
vast te stellen.
De Raad der gemeente Wymbritseradeel;
Gelezen het voorstel van Burgemeester
Wethouders d.d. 19 October 1929, no. 5;
BESLUIT:
de Instructie voor den Keuringsveearts, Hoofd
van dienst, in de gemeente Wymbritseradeel,
met ingang van 1 Januari 1930 te wijzigen als
volgt:
le. Voor artikel 1 wordt gelezen:
„De keuringsveearts, hoofd van dienst, wordt
benoemd en ontslagen door den Gemeente
raad De benoeming geschiedt met een proef
tijd van één jaar”.
2e. Voor artikel 21 wordt gelezen:
„Hij is verplicht te wonen in de plaats welke
hem door Burgemeester en Wethouders wordt
aangewezen”.
3e. Voor artikel 22 wordt gelezen:
„De jaarwedde van den keuringsveearts,
hoofd van dienst, bedraagt f2000.
Voor het gebruik van een mechanisch ver-
A bonne ment per jaar f 2.50 Ir. p
post f 160.
Advertenties: 9 ct. p. regel Ing.
zonden mededeeltngen hooger,
Abonnement belangrijke korting
Advertenllèn worden tevens gratis ge-
Dhatot in de SNEEKER COURANT