Uit onze Raadzaal. I I I i 1 MÏÜDAJÜ vergadering. 1925: 1926: 1927: 1928: 1929: 1925: 1926: 1927: 1928: 1929: üiumaffonale v0Qr an Vrijheid. Efe Stflpp Sneek vanT&ov4mgep,o.emd£ bftrtd hield gisteren ih’Bajmonje een •vjed.es-s.ap^n-' komst, waar Mr. Andreae èn Dr. de'Vos spraken. I Wat de beschouwingen der sectie over de belastingdruk doen. De vrouwen blijkien wel eens fijnvoelender De Voorz. sloot met een woord van dank aan van met -31.354.74° -41.000.— - 18.500.— - 12.211.81 - 2.726.82° tischen geest, de kinderen moeten leeren te zijn niet alleen deelen van hun eigen volk maar L™ van de menschheid. Door de vrouwen willen wij de kinderen, door de kinderen de toekomst heb ben. Men beschouwt het vaak uit den booze, 3at de vredesactie zich richt tot het gevoel, dus ook met name tot de vrouwen, die het meest emo- tioneele deel der bevolking zouden zijn. Is het nu zoo verkeerd door op het gevoel te werken de mensch te brengen tot ontwapening? Men overschat bij zoo’n redeneering maar weer te zeer het verstand, hoewel zeker ook op ver standelijke gronden de oorlog een waanzin is, zooals Mr. Andreae in zijn retie duidelijk aan toonde. Het verstand zal ons ook de wegen tot den vrede -moeten wijden, maar niet het ver stand, ons zedelijk besef stelt het doel in ons leven. Voor spr. is de oorlog een zedelijk vraag stuk: mag ’t of mag 't niet? Voor spr. is geen B. en W. antwoorden: Punt 10. Ie Sectie. De vraag der le Sectie munt in haar algemeenheid niet bijzonder door duidelijkheid uit. Tot dusverre is het bij de gasfabriek en de waterleiding regel geweest, dat voor uitbreidingen en nieuwe werken werd geleend. Uit het volgende overzicht moge dit blijken: Gasfabriek: 2e. Dat gehandhaafd zou,worden het systeem om ook buitengewone werken uit de gewone inkomsten te betalen. 3e. Dat B. en W. reeds vroeger de wenschelijkheid be toogden om de batige saldo’s allengs te verminderen. Omtrent de vraag of in dat fonds ook de reeds aanwe zige bedrijvenreserves moeten worden gestort, bestond verschil van meening. De tegenstanders zien als een groote onbillijkheid, dat, wanneer voor uitvoering van grootere werken, welke anders uit de bedrijvenreserves konden wor den betaald, in de toekomst gelden tegen rente van de - 10.830.82 - 1.697.69° - 4.264.50 - 11.750.— - 6.884.52 - 1.127.63. bij deze bedrijven een reservefonds van De hoofdr met F Gele wordt die al de do echter verloo1 Phelps Maar bij Di De Olenn Topga Ruth hoof dr een fi mount hid in De land d totaal ^t< ddlort tfbor hoogs De belén, aflosS 'taalvc die v< gaver Wa dat d teruit. men 1 ileere dat di belan Hel bedrij die m storte het g extra Dit wone uitgai wone Wa betrei strekl algem saldo. Er de ge op ee gedra De gekre king gaat, uit de nings’ heeft deze De zal er staan Tot n bedrij uit de meent bedrij destijc teeker ring ti stellin ves ni intege gemet de gr< dérdet zou e toch r door bedrij' in ver zeer I buiten dighec dé zei door c aange nader verdw Ieder te del het no wat g is dan de aai ge hooi druk der gemeenten, doch ook dat staat bij B. en W. voorop. Men zie de inleiding van het voorstel. We zijn de laatste jaren viiav waai oviiLi wcuuc ölClll UUCI1 IlUUrtll til UUtn Uai DIJ al deze nog eens. En voor zoover uit de geproduceerde cijfers conclusies kunnen worden getrokken, kunnen die voor De vergadering wordt heropend te 2 uur. Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester. Secretaris de heer P. Sikkes. Aanwezig alle (15) leden. Aan de orde is: Punt X. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot opheffing van de bijzondere reservefondsen bij de gemeen tebedrijven en tot instelling van een algemeen gemeentelijk reservefonds. (Bijlage 118; dossierno. X 07.352.627(1)). Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs. De le Sectie vraagt: Punt 10. Indien de reserve der gemeente-bedrijven in het te vormen algemeen reservefonds wordt gestort, zullen de bedrijven dan, indien ze kapitaal noodig hebben, dit al of niet onder leeningsvoorwaarden van de gemeente moe ten betrekken? De 2e Sectie vraagt: Aan de behandeling der verschillende hoofdstukken ging vooraf eene algemeene bespreking naar aanleiding van de door B. en W. aan den Raad aangeboden inleiding op de begrooting, bijlage 118. Met algemeene waardeering werd van den inhoud van bedoelde bijlage kennis genomen, hoewel tegen de strek king bedenkingen rezen. De sectie was van oordeel dat bij de te voeren finan- cieele politiek, in de eerste jaren althans, het belasting- vraagstuk een zeer belangrijke plaats moet innemen. De belastingdruk, zooals thans nog noodzakelijkerwijs wordt toegepast, geeft geen reden voor optimisme. In aanmerking genomen de vergelijkingscijfers betref fende den belastingdruk in de verschillende gemeenten, moet betreurd, dat de belastingverlaging niet in sneller tempo kon worden toegepast. Bij de beoordeeling van het voorstel tot vorming een Reservefonds moet rekening gehouden worden het feit: le. Dat er voordurend kapitaal wordt gevormd: a. Door aankoop van effecten. b. Door aankoop van landerijen. 2e. Dat gehandhaafd zou,worden het systeem om Gevonden Voorwerpen. Aanwezig aan het bureau van politie. Nieuwe Veemarkt, en aldaar te bevragen op ille werkdagen tusschen 11 */2 en 12’/2 uur, Je navolgende voorwerpen als gevonden ge deponeerd op 21 en 22 Nov. 1929: overjas. Aanwezig en te bevragen bij de navol gende ingezetenen, onderstaande voorwer pen, als gevonden aangegeven op 21 en 22 Nov. 1929: zwarte portemonnaie met in houd, Postkantoor; paar handschoentjes, L. Boom, Nieuwbuurt 8; dameshandschoen, H. Visser, W. Frederikstraat 9. ’t NUT. Voor het departement Sneek van de Mij. tot Nut van ’t Algemeen, zal Woensdag 27 November a.s. in de Harmonie omreden de heer J. P. J. H. Clinge Doorenbos te Bussum. dan de mannen en juist van haar kan dus de nieuwe zedelijke impuls uitgaan, die de moderne oorlog tot een misdaad stempelt. Wij hebben in alle opzichten de vrouwen noodig in het groote stuk waarvoor ook offerbereidheid noodig is. Laten wij een volk kweeketv dat den .vrede wil en r&n, dmk> awaar welvaart, ji^r g^mgen,te belemmert. Er wordt nu een reservefonds gevormd, waarin o,,a. komt een deel van een te groot batig saldo en wat de raad, nr nog meer voor, bestemt. Nu mogen we aan het kapirtol-tiezit niet komen voor de gewone middelen, maar wat bezwaar isrer dan tegen ook het kapitaal-bezit der gemeente er in te storten om te dienen voor het doel waarvoor het fonds wordt ge creëerd? De heer Boonstra kan na hetgeen gezegd is door de vorige sprekers geen nieuwe gezichtspunten openen. Spr. vreest echter ook, dat waar de bedrijven nog voor groote uitgaven kunnen komen te staan in verband met de voortgaande mecha- niseering, er eenige moeilijkheden zullen dreigen als ze voor die groote uitgaven willen putten uit het algemeen reservefonds, zooals ze dat anders gedaan zouden hebben uit de bedrijfs- reserve. De Voorz. zegt, dat in het voorstel van B. en W. duidelijk uitkomt, wat de bedoeling is van het reservefonds. Men, wil de zaak zooveel mogelijk stabiel houden en bij groote Uitgaven ook voor de bedrijven na een raadsbesluit putten uit dit fonds, waardoor voorkomen wordt bv. dat bij het gasbedrijf bij uitbreiding de gasprijs omhoog moet. Vroeger soupeerde men de bedrijfswinsten geheel op en schommelde de belasting druk naar de mate van die winsten. Nu al sedert jaren beschikt de gemeente niet meer ten volle over die winsten, doch vormt voor elk bedrijf een reservefonds voor buitengewone uitgaven; het maximum van dat van het gasbedrijf is eenige jaren geleden verhoogd om de nieuwe gashouder te betalen, wat een indirect voordeel voor de burgerij is. In dit algemeen reservefonds komen nu straks nog andere bedragen, alleen met de bedoeling alle gemeente-uitgaven te stabiliseeren: belasting, producten-prij- zen enz. Men had van de inkomsten der veemarkt bv. ook wel een deel kunnen reserveeren om een deel der uitgaven voor de nieuwe veemarkt te bestrijden, maar men kon niet vóórzien, dat men tot den aanleg van die veemarkt gedwongen zou worden. De kern van het kapitaalbezit is in de crisistijden uit de extra uitkeeringen van het rijk gevormd; wij hebben die toen niet in de gewone middelen gestort, alleen de rente is er aan ten goede gekomen. De landerijen zijn ons eigendom geworden om te verhinderen dat we later duur moesten koopen als we aan de uitbreiding toe waren. Het Weeshuis verkocht ons land voor f 143.000 en we betalen daarop af per jaar plus 4 op de rest der koopsom. Wij willen met dit reservefonds eenvoudig schommelingen in de belasting en prijzen der producten voorkomen. De raad kan telkens beslissen wat hij uit het reservefonds wil dekken. De heer Blok heeft met zekere verwondering de bezwaren gehoord. De heer Breeuwsma heeft veronderstellingen geuit, die de raad kan pareeren, omdat deze besluit over de bedragen, welke uit het fonds zullen worden besteed. Men kan ook reke ning houden bij de uitkeeringen aan ieder bedrijf met wat zij tot het fonds bijdroegen. De heer Breeuwsma: Maar je kunt de bedragen uit het algemeen reservefonds maar één keer uitgcen! De heer Blok: Het is toch beter dat buitengewone over schotten naar het reservefonds gaan, dan in den gewonen dienst komen. De heer Dokkum heeft duidelijk aangetoond hoe gunstig het financieel beleid heeft gewerkt. We hadden werken als bv. Oosterdijk, Oppenhuizerweg niet uit de gewone middelen kun nen betalen als we dit beleid niet gevoerd hadden. De heer Dokkum had niet den steller der memorie doch B. en W. moeten te lijf gaan toen hij sprak van geprikkeldheid enz. Juist door het betalen van dergelijke dingen uit den gewonen dienst voor komt men hevige schommelingen in de belasting enz. Ons ideaal is de H. O. te brengen op een zeker niveau, zeg bv. 5 van het inkomen, dan heeft men een basis, terwijl de rest der uitgaven dan uit de reserves moeten worden betaald. Dan behoeft er niet voor geleend en rente noch aflossing voor betaald en krijgt men rust in het beheer. Men kan dan zeggen: „Lieb Vaterland kannst ruhig sein”. De heer P o t m a zegt dat voor de bedrijven niets verandert door overheveling der reserves; de goede gang van zaken bij de bedrijven weegt bij B. en W. even zwaar als bij den raad. De Secretaris zegt dat er geen tegenstelling tusschen gemeente en bedrijven bestaat. De gemeente moet niet verdacht worden zich te willen bevoordeelen ten koste van de bedrijven. Ook in het verleden is het bewijs geleverd dat B. en W. voelen voor goede financiering der bedrijven. Er is zelfs immers op initiatief van B. en W. in 1923 voorgesteld de gasfabriek nog te ontlasten van eenige schulden en in 1927 om de gashouder uit de reserve te betalen. Hebben de bedrijven nu recht op deze reserve? Volgens art. 33b der bedrijfsverordening niet! Immers de gemeente kan haar uitkeering uit de bedrijven door het aanspreken dezer reserves verhoogen, desnoods tot de laatste cent; dus de bedrijven heb ben geen recht op die reserve, de gemeente kan er over be schikken. Menige gemeente hevelt dan ook de geheele bedrijfs winst naar haar gewone middelen over, wat principieel niet onjuist, maar wel onvoorzichtig is. Het zou zeker ongewenscht zijn de bedrijfsreserveS te laten vervallen indien er geen groo tere zekerheid was dat ook in de toekomst de algemeene reserve voor die bedrijven openstond. Maar de raad kan immers ten allen tijde besluiten uit die reserve te putten voor een bedrijf. Het algemeen reservefonds kan natuurlijk op een gegeven oogenblik uitgeput zijn, maar dat kan ook de bedrijfsreserve. En men krijgt het voordeel, dat een bedrijf dat noodlijdend wordt, straks uit een algemeen reservefonds kan putten, een fonds, dat uit zeer verschillende bronnen wordt gevoed. De reserve der bedrijven is gelimiteerd tot bedragen, die in het niet verdwijnen bij een débacle der bedrijven en het onge limiteerde reservefonds kan onder zekere omstandigheden veel grooter ruggesteun voor die bedrijven zijn. Een débacle is nu wel niet bij de bedrijven voorgekomen, maar de gemeente en de bedrijven loopen toch zeker risico op dit gebied. Voor deze bedrijven is deelneming aan dit fonds in zekeren zin een speculatie met het oog op de toekomst. De technische vooruitgang op hun gebied zal groote uitgaven voor hun me chanisatie eischen willen zij rendeerend blijven, en daarbij kan dit algemeen reservefonds helpen. Belangrijke economische veranderingen grijpen plaats in onzen omtrek, die, als we i in een hoek te duwen; onze 2e Sectie. De opmerkingen in het rapport der 2e sectie geven tegenover onze uitvoerige beschouwingen niet veel concreet houvast. Voor een deel verwijzen wij naar ons antwoord’op het rapport der le sectie, met name naar het geen daar met feiten en cijfers is bewezen, dat het vol- j strekt geen regel is geweest uit het reservefonds der i bedrijven te putten voor de financiering van kapitaalsuit- „.„„V.v.., uv lucaicu van vtn gaven volk hebben. Wij willen de opvoeding in pacifis- l Waj - ?jn aangaat, meenen wij er onze teleurstelling over te moeten 1924: geleend f22.507.71 Waterleiding: 1924: In al de jaren dat bestaat, is slechts eens en wel in 1927 een bedrag f 76.405.19° uit dit fonds aan de gasfabriek verstrekt voor de betaling van een nieuwen gashouder, zonder dat de voorwaarde van voldoening van rente en aflossing is ge steld. Daarenboven is in 1923 ten behoeve van extra aflossing uit het reservefonds aan het bedrijf betaald f31.500. In 1920 is daarentegen uit het reservefonds een bedrag van f 4.669.48° voor uitbreiding geleend, dat wel is terug gegeven, waarvoor wel rente is betaald. De regel welke tot dusver heeft gegolden, zouden wij ook voor de toekomst willen volgen. De ontworpen veror dening maakt dit mogelijk door de in art. 2 letter b opge nomen bepaling. Mocht er aanleiding zijn tot herhaling van een handeling als in 1923 heeft plaats gehad met betrek king tot extra aflossing of in 1927 met betrekking tot den nieuwen gashouder, dan laat de verordening ook dit toe. (Zie art. 2, letter aj. De vraag hoe gehandeld zal worden, is dus niet beslist door vaststelling der aangebo den verordening, maar moet in elk voorkomend geval aan het oordeel van den raad worden onderworpen. Wij verwijzen U in dit verband nadrukkelijk naar het geen op blz. 15 van ons desbetreffend voorstel over het karakter van het reservefonds bij de bedrijven is gezegd. er niet verdacht zijn, ons dreigen gemeenteschuld loopt straks naar 2 millioen. Moeten wij dan -bij zoo’n vooruitzicht de verbrok keling onzer financiëele middelen doen voortduren of ze laten vormen één hecht front, waarvan de reserve op een gegeven oogenblik aangewend kan worden daar waar het ’t meest noodig is? Zeker schenkt de heer De Wilde aandacht aan de belasting- De heer Zuiderbaan opent de vergade ring, meedeelende dat door ziekte van een aan tal bestuursleden hem de aangename taak is toevertrouwd deze bijeenkomst te leiden. t De heer Mr. Andreae, de eerste spreker, meent dat alleen de Volkenbond de wereldvrede kan brengen. Met de algemeene beperking der bewapening schiet het wel niet erg op, er is nog groot verschil bij de mogendheden, naesr tiet oorlogszuchtige Italië hebben we een ont wapend Duitschland. Zien we voorts naar Rus land en! de Ver. Staten, dan blijkt dat de ge neigdheid tot beperking van bewapening bij de mogendheden lang niet "altijd even groot is, de grens der ontwapening wordt gedicteerd dooi de meest militaristische natie. Kan langs de weg van scheidsrechterlijke beslissing van inter nationale geschillen mbschen spoediger meer bereikt worden? Als het zoover komt dat deze zoowel in rechts- als belangengeschillen toege past wordt, zal de veiligheid verkregen zijn, welke tot ontwapening kan leiden. Een veilig heid beter dan garantieverdragen, die leiden tot opvoering der bewapening. En gelukkig gaan we in de richting der algemeene arbitrage. Reeds 30 staten hebben zich verbonden niet meer naar de wapenen te grijpen bij een rechts geschil, ook Engeland, Frankrijk, Duitschland, Italië deden het, waaruit blijkt dat deze weg ge makkelijker is dan beperking der bewapening. Gelukkig ook voor de kleine naties dat het in die richting gaat. Want al houdt men in di Volkenbond rekening met haar, in de zelfstan- dige buitenlandsche politiek der groote naties zijn zij nog non-valeurs. En zoo is, indien wij bewapend blijven, voor ons de kans even grool als in 1914 voor tal van kleine landen die in den oorlog werden betrokken, om meegesleept te worden in een conflict tusschen groote mogend heden zonder zelfs de keus gelaten te’ worden aan welke zijde te strijden. Dat beteekent mee gesleurd te worden als gewapende natie, waar door ook in ons land die oorlog zou gevoerd worden tegen de burgerij om regeering en leger murw te maken. Weg daarom onze bewape ning. Ijdele waan is het dat daarvan inbreuk op onze onafhankelijkheid het gevolg zou zijn, men zie naar Luxemburg, dat na de wereldoorlog volkomen hersteld is. Wij halen met deze ontwapening ook geen met dien druk omlaag gegaan, wat het gevolg is van het bewust streven naar verlaging; we zijn van 2.50 tot 1.85 gekomen, of tot 26 verlaging, dat is het resultaat van het beleid van ons allen. Er is geen effectenkapitaal uit de gewone middelen gevormd, behalve dan tot een bedrag van f3000; de kern is afkomstig uit de uitkeering van f60.000 van de oorlogswinstbelasting en daar bij zijn gekomen de bedragen, vrijgekomen uit ander kapitaal bezit. Er is 3J4 ton effectenkapitaal. De kapitaalsvermeerdering uit landerijen is betaald door het beleggen van door de bedrijven terugbetaalde leeningen. Voorts is op de landerijen nog een groot bedrag te betalen aan ’t Weeshuis. Die landerijen zijn In de pauze hadden mevr. Prins en de heer Zuiderbaan Jr. eenige muzieknummers ten beste gegeven en aan het eind gaven eenige dames een plastische dans, ingestudeerd door den heer dan een De Ruyter en Tromp mannen van ver- en mevr. Kan. Dit alles viel zeer in den smaak dienste op hun gebied en in hun tijd. I bij het publiek. Door ons volk zoo op te voeden zullen wij -- volksopvoeding tot den vrede, t ten minste er toe mede kunnen werken een j allen, nieuwe Europeesche oorlog, die de ondergang! van de beschaving beteekent, te voorkomen. wel’ deu meest vejstujkten voutstaadei vajj het vpqren van „leepingspolïtiek” duidelijk zijn. Litdién in Sneek in d» latere jaren minder uit den gewonen dienst was betaald en derhalve meer geleend, zou de stand der begrooting en dientengevolge de belastingdruk veel ongunstiger zijn dan thans het geval is. Er moet een bepaalde lijn loopen door het financieel beleid. In Sneek is die lijn duidelijk te onderkennen. Er is geen reden die lijn te verlaten, te minder nu wij zelf in toenemende mate de voordeelen van het gevolgde regiem genieten. De Raad heeft eenige malen zijn instemming betuigd met de vorming van een algemeen reservefonds. Ook toen was bekend dat daarvoor geld noodig was; dit geld moet ten slotte ergens vandaan komen. Wil de Raad de door ons voorgestelde middelen niet, dan is het nu zoo lang zamerhand de tijd om óf andere middelen aan te wijzen óf op zijn sympathiebetuiging terug te komen. Het finan cieel beleid zou een deel van zijn noodzakelijke vastheid inboeten, indien een zoo belangrijk denkbeeld als de vor ming eener algemeene reserve wel bij voortduring met sympathie zou worden begroet, terwijl als een eerste stap moet worden gedaan ter verwezenlijking, telkens weer allerlei weifelingen en bezwaren opkomen. De heer Breeuwsma spreekt met zekere schuchterheid over dit punt, omdat men zich licht aan het verwijt bloot stelt, dat men weer bezwaren maakt tegen het reservefonds, dat hier in principe aangenomen is. Spr. wil de schijn niet op zich laden door de boomen het bosch niet te kunnen zien; hij juicht het toe dat B. en W. met voorstellen zijn gekomen tot vorming van een algemeen reservefonds, waarvan spr. het principe reeds in 1923 met sympathie ontving. In 1927 en ’28 hebben B. en W. reeds in de richting van dit fonds gestreefd; thans ligt het voorstel voor ons. Spr. had echter niet gedacht dat voor dit reservefonds ook de bijzondere reserves der bedrijven zouden worden bestemd. En hij betwijfelt of B. en W. aanvankelijk wel zelf positief in die richting gedacht hebben. Twee jaar geleden trouwens is pas het maximum van de bedrijfs-reservefondsen in de verordening verhoogd, zoodat aan opheffing toen niet werd gedacht. Spr. heeft zich over deze zaak nog geen bepaald positief denkbeeld gevormd. Wanneer het uit de discussies blijkt, dat het inderdaad juist is wat de toelichting zegt, nl. dat ten opzichte der bedrijven niets verandert en het slechts een formeele handeling geldt, zal spr. zonder schroom voor het voorstel van B. en W. stemmen. Maar verandert er inderdaad niets? Het gaat spr. om deze kwestie: als de bedrijven buitengewone kapitaalsuitgaven moe ten doen en hun reservefonds is overgeheveld naar het algemeen reservefonds, waarin ook 40 der bedrijfswinst komt, hoe gaat het dan met die uitgaven? In art. 2 b wordt gezegd, dat leeningen aan de bedrijven kunnen worden verstrekt, maar dit laat de mogelijkheid open, dat zij van de door ’t eigen bedrijf bijeengebrachte sommen, die hun dan als kapitaalsvoor- ziening worden verstrekt, gewone leeningsvoorwaarden moeten betalen. Door dergelijke handelingen zou invloed op den prijs van het product kunnen worden uitgeoefend en daarom gaai het spr., niet om het feit dat de bedrijven door deze overheve ling niet geheel zelfstandig blijven in hun financieele politiek en nu ten opzichte daarvan weer min of meer onderdeel worden van de gewone gemeente-huishouding. Spr.’s vraag is of door deze manipulaties de prijsbepaling van het product in de toe komst niet sterk aan schommelingen onderhevig zou worden? Ook is spr. niet duidelijk, hoe het met een eventueel verlies der bedrijven zal gaan als de bedrijfsreserves zijn opgeheven. Art. 27 der bedrijfsverordening zegt, dat als de reserve ’t verlies niet dragen kan, de gemeente dat dekt onder nader te bepalen voorwaarden. Het geraamd aandeel der gemeente in de winst moet dan later door het bedrijf wórden terugbetaald. Nu is de vraag of dit uit het algemeen reservefonds zal komen of het bedrijf er mee belast wordt. Resurrieerende hoopt spr. dat hij uit de verdere discussie den indruk zal krijgen, dat onder de nieuwe regeling er rekening mee zal wordenl gehouden welke sommen de bedrijven in de algemeene reserve hebben bijgedragen als zij voor buiten gewone kapitaalsuitgaven komen te staan. Als spr. hierop een bevredigend antwoord krijgt, zal hij zonder schroom voorstem men, doch anders, als de bedrijven rekening hebben te houden met gewone leeningsvoorwaarden, is hij huiverig voor te stem men. De heer Dokkum zegt dat men dit voorstel moet zien in het raam van het algemeen financieel beleid. Spr. zal dus iets breeder bij dit punt stilstaan. Financiëele toestand, belastingdruK en het complex van maatregelen, de laatste jaren toegepast bij de saneering der gemeente-financiën komt hier aan de orde. Spr. wijst er eerst op, dat het prae-advies-De Wilde ook in het voorstel aangehaald, ook zegt, dat geen vaste normen voor het financiëel beleid zijn te geven en de belastingdruk grooten invloed op dat beleid moet uitoefenen. Er is een beleid dat alleen de gewone uitgaven wil dekken uit de gewone middelen, er is ook een beleid dat rekening houdt met de toekomst; dat is hier het geval en steeds door den raad gesteund. Maar B. en W. hebben een reeks maatregelen genomen, die een niet onbelangrijke belastingdruk oefenen op de burgerij. Tot die maatregelen behoort het streven naar kapitaalbezit, dat mee zou werken het belastingbedrag Je stabiliseeren; voorts aankoop van landerijen, om die in handen te hebben bij de uitbreiding der gemeente, waarbij echter de tendenz is gekomen ook dit landbezit te gebruiken als bron van inkomen om de belastingdruk te stabiliseeren. In de derde plaats is het fonds van vaste inkomsten vermeerderd door uitgifte van grond tegen grondrente. Alleen bij uiterste noodzaak leende men voor die drie doeleinden; hoofdzakelijk dekte men die met gewone mid delen. In 1920 had men uit deze drie bronnen f32.977 aan inkom sten, nu f 84.985, dat is f 52.000 meer aan vaste inkomsten uit gemeentelijk bezit, dat is a 5 een kapitaal van f 1 millioen. Van die f 1 millioen is slechts geleend f 300.000, zoodat f 700.000 over 10 jaar of f70.000 per jaar uit de gewone middelen tot kapitaalvorming is aangewend. Zeker, de batige saldi hebben daartoe bijgedragen, doch laat dat cijfer daardoor dalen tot bv. f 50.000, dan is hiermee de burgerij toch per jaar extra belast. Dat komt dan wel de gemeente ten goede, doch als men in een jaar f 1000 heft om het volgend jaar f 50 te ontlasten, is er toch een groot deel kapitaal aan de burgerij onttrokken; spr. meent, dat dit 'kapitaal in de vrije maatschappij werkend, meer voordeel aan de burgerij had kunnen opleveren, dan nu verschillende gemeenten te vergelijken, over veel meer ge- de gemeente het heeft belegd. Er is voorts nog meer uit de gewone middelen aan kapitaals uitgaven besteed, doordat bv. voor buitengewoon onderhoud en kleinere werken niet geleend is en voorts hebben B. en W. pleinen de batige saldi weg te werken. Daarbij komt nu als zesde punt de vorming van het reservefonds. Dit alles licht voldoende toe, waarom bij leden der 2e Sectie bedenkingen tegen dit fonds rezen. Men wil de overtuiging hebben, dat B. en W. ook streven naar belastingverlaging bij hun financieel beleid. Spr. komt nu op dat deel van het antwoord in de memorie dat eenige geprikkeldheid verraadt, nl. waar het schrijft, dat de statistische gegevens omtrent den belastingdruk met oordeel moeten gelezen. Het was de leden ook wel bekend, dat hier verschillende heffingen niet of slechts licht drukken, die elders zwaarder drukken. Toch mag men uit die statistiek concludee- gemeente zal moeten worden geleend, streep door, maar onder onze geschiedenis vol krijgsroem. Het groote lek in het Volkenbonds- pact blijft weliswaar de gerechtvaardigde oor log, maar als er een ongerechtvaardigde oorlog uitbreekt zegt men, moeten wij toch militaire hulp bieden aan de Volkenbondsmacht. Inder daad, maar dat is iets anders dan een zelfstan- i dig leger handhaven en bij zoo’n oorlog bestaat 1 nu eenmaal geen onzijdigheid meer. Het pact eischt echter daarom geen handhaving der be wapening van ons, het spreekt niet van ontwa pening maar verbiedt ze ook niet, trouwens Duitschland is practisch ontwapend en toch Volkenbondslid, dat zegt genoeg. Handhaving 1 van ons zelfstandig volksbestaan hangt dus nie af van handhaving van een leger, waarom dai 100 millioen daaraan besteed per jaar, geld nut teloos weggeworpen immers. Hij zal in de toe komst overwinnaar zijn die over het meest geld, de beste chemische en biologische strijd middelen beschikt en als kleine natie zullen wij dat niet zijn. Spr.’s innige overtuiging is echter dat als het ooit zoo ver zal komen dat men ontwapent, het volk het zal moeten willen; dat volk dient daar om eerst overtuigd dat het mogelijk is tot den vrede te komen door ontwapening. Dat deze groep spr. gelegenheid gaf dat hier nog eens te zeggen, waardeert spr. zeer. Dr. De Vos zegt dat als in oorlogstijd de vrouwen wel goed zijn de munitie te fabriceeren en de plaatsen der mannen achter het front in te nemen, het zeker ook goed is eens tot haar te spreken over de vrede. De helft der mensch heid bestaat toch uit vrouwen en juist de volker zelve moeten gewonnen voor den vrede, wan als zij niet willen komt er geen oorlog, hoe ook bepaalde groepen er heen drijven. Die zullen hel onderspit moeten delven voor de publieke opi nie als deze voor den vrede is gewonnen. Wan neer de volken voortdurend bewerkt worden om met elkaar te haten doch om samen te werken tot opbouw van de maatschappij, zal er wat te bereiken zijn. En daarom hebben we de vrou wen, de grootste helft van het volk, noodig. En ook omdat zij haar rol in een komende oorlog zullen hebben te spelen, immers geheele volken zullen in die oorlog elkaar bestrijden, het gaat niet meer leger tegen leger en reeds thans is het de taak der vrouwen zich tegen die ge dachte te verzetten. En haar hebben wij ook noodig, omdat zij zoo groote invloed, door dc opvoeding der kinderen, op de idealen van een 1 doel zoo hoog, ook niet het hoog te waardeeren goed onzer onafhankelijkheid, dat men mid delen als een moderne oorlog mag gebruiken om het te bereiken, geen doel kan ooit door een misdaad gediend worden en dat is de mo derne oorlog, die ook een schuld jegens God is. Het is beter onrecht te lijden dan onrecht te uitspreken, dat voor de zooveelste maaj. een onjuist ge bruik wordt gemaakt van de vergelijkende cijfers over be lastingaanslagen, welke jaarlijks door het Centraal bureau voor de Statistiek worden verstrekt. In de inleiding bij de mededeeiingen van het Centraal bureau wordt elk jaar met nadruk gezegd, dat uit de cijfers geen absolute conclu sion kunnen worden getrokken, dat men om den druk in gevens moet beschikken. Wij zelf hebben ook meermalen onze waarschuwende stem doen hooren en doen dat bij conclusies kunnen worden getrokken, kunnen die onze gemeente niet ongunstig zijn. Dat dit jaar niet tot belastingverlaging kan worden overgegaan is geen gevolg van den opzet van deze begrooting, maar van de besluiten tot uitvoering van verschillende werken, welke de Raad achtereenvolgens heeft genomen, met de wetenschap dat deze besluiten op een gegeven oogenblik zich in begroo- tingslasten zouden omzetten. Ook om de belastingpositie in onze gemeente gunstiger te maken, dient ons voorstel tot instelling van een alge meen reservefonds. Het is een onjuiste meening, het kan blijkbaar niet genoeg worden herhaald, dat een doorvoe- offerbereid is. Laat ons de kinderen leeren dat werkelijk held is hij die zijn leven wil geven om anderen het leven mogelijk te maken en niet hij die anderen het leven ontnam, al blijven

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1929 | | pagina 2