Uit onze Raadzaal.
I
I
I
i
1
MÏÜDAJÜ vergadering.
1925:
1926:
1927:
1928:
1929:
1925:
1926:
1927:
1928:
1929:
üiumaffonale v0Qr
an Vrijheid.
Efe Stflpp Sneek vanT&ov4mgep,o.emd£ bftrtd
hield gisteren ih’Bajmonje een •vjed.es-s.ap^n-'
komst, waar Mr. Andreae èn Dr. de'Vos spraken.
I
Wat de beschouwingen der sectie over de belastingdruk
doen. De vrouwen blijkien wel eens fijnvoelender
De Voorz. sloot met een woord van dank aan
van
met
-31.354.74°
-41.000.—
- 18.500.—
- 12.211.81
- 2.726.82°
tischen geest, de kinderen moeten leeren te zijn
niet alleen deelen van hun eigen volk maar L™
van de menschheid. Door de vrouwen willen wij
de kinderen, door de kinderen de toekomst heb
ben.
Men beschouwt het vaak uit den booze, 3at
de vredesactie zich richt tot het gevoel, dus ook
met name tot de vrouwen, die het meest emo-
tioneele deel der bevolking zouden zijn. Is het
nu zoo verkeerd door op het gevoel te werken
de mensch te brengen tot ontwapening? Men
overschat bij zoo’n redeneering maar weer
te zeer het verstand, hoewel zeker ook op ver
standelijke gronden de oorlog een waanzin is,
zooals Mr. Andreae in zijn retie duidelijk aan
toonde. Het verstand zal ons ook de wegen tot
den vrede -moeten wijden, maar niet het ver
stand, ons zedelijk besef stelt het doel in ons
leven. Voor spr. is de oorlog een zedelijk vraag
stuk: mag ’t of mag 't niet? Voor spr. is geen
B. en W. antwoorden:
Punt 10. Ie Sectie. De vraag der le Sectie munt in haar
algemeenheid niet bijzonder door duidelijkheid uit.
Tot dusverre is het bij de gasfabriek en de waterleiding
regel geweest, dat voor uitbreidingen en nieuwe werken
werd geleend. Uit het volgende overzicht moge dit blijken:
Gasfabriek:
2e. Dat gehandhaafd zou,worden het systeem om ook
buitengewone werken uit de gewone inkomsten te betalen.
3e. Dat B. en W. reeds vroeger de wenschelijkheid be
toogden om de batige saldo’s allengs te verminderen.
Omtrent de vraag of in dat fonds ook de reeds aanwe
zige bedrijvenreserves moeten worden gestort, bestond
verschil van meening. De tegenstanders zien als een groote
onbillijkheid, dat, wanneer voor uitvoering van grootere
werken, welke anders uit de bedrijvenreserves konden wor
den betaald, in de toekomst gelden tegen rente van de
- 10.830.82
- 1.697.69°
- 4.264.50
- 11.750.—
- 6.884.52
- 1.127.63.
bij deze bedrijven een reservefonds
van
De
hoofdr
met F
Gele
wordt
die al
de do
echter
verloo1
Phelps
Maar
bij Di
De
Olenn
Topga
Ruth
hoof dr
een fi
mount
hid in
De
land d
totaal
^t<
ddlort
tfbor
hoogs
De
belén,
aflosS
'taalvc
die v<
gaver
Wa
dat d
teruit.
men 1
ileere
dat di
belan
Hel
bedrij
die m
storte
het g
extra
Dit
wone
uitgai
wone
Wa
betrei
strekl
algem
saldo.
Er
de ge
op ee
gedra
De
gekre
king
gaat,
uit de
nings’
heeft
deze
De
zal er
staan
Tot n
bedrij
uit de
meent
bedrij
destijc
teeker
ring ti
stellin
ves ni
intege
gemet
de gr<
dérdet
zou e
toch r
door
bedrij'
in ver
zeer I
buiten
dighec
dé zei
door c
aange
nader
verdw
Ieder
te del
het no
wat g
is dan
de aai
ge hooi
druk der gemeenten, doch ook dat staat bij B. en W. voorop.
Men zie de inleiding van het voorstel. We zijn de laatste jaren
viiav waai oviiLi wcuuc ölClll UUCI1 IlUUrtll til UUtn Uai DIJ
al deze nog eens. En voor zoover uit de geproduceerde cijfers
conclusies kunnen worden getrokken, kunnen die voor
De vergadering wordt heropend te 2 uur.
Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester.
Secretaris de heer P. Sikkes.
Aanwezig alle (15) leden.
Aan de orde is:
Punt X. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
opheffing van de bijzondere reservefondsen bij de gemeen
tebedrijven en tot instelling van een algemeen gemeentelijk
reservefonds. (Bijlage 118; dossierno. X 07.352.627(1)).
Het voorstel van B. en W. vindt men in een onzer vorige nrs.
De le Sectie vraagt:
Punt 10. Indien de reserve der gemeente-bedrijven in het
te vormen algemeen reservefonds wordt gestort, zullen de
bedrijven dan, indien ze kapitaal noodig hebben, dit al
of niet onder leeningsvoorwaarden van de gemeente moe
ten betrekken?
De 2e Sectie vraagt:
Aan de behandeling der verschillende hoofdstukken ging
vooraf eene algemeene bespreking naar aanleiding van de
door B. en W. aan den Raad aangeboden inleiding op de
begrooting, bijlage 118.
Met algemeene waardeering werd van den inhoud van
bedoelde bijlage kennis genomen, hoewel tegen de strek
king bedenkingen rezen.
De sectie was van oordeel dat bij de te voeren finan-
cieele politiek, in de eerste jaren althans, het belasting-
vraagstuk een zeer belangrijke plaats moet innemen.
De belastingdruk, zooals thans nog noodzakelijkerwijs
wordt toegepast, geeft geen reden voor optimisme.
In aanmerking genomen de vergelijkingscijfers betref
fende den belastingdruk in de verschillende gemeenten,
moet betreurd, dat de belastingverlaging niet in sneller
tempo kon worden toegepast.
Bij de beoordeeling van het voorstel tot vorming
een Reservefonds moet rekening gehouden worden
het feit:
le. Dat er voordurend kapitaal wordt gevormd:
a. Door aankoop van effecten.
b. Door aankoop van landerijen.
2e. Dat gehandhaafd zou,worden het systeem om
Gevonden Voorwerpen.
Aanwezig aan het bureau van politie.
Nieuwe Veemarkt, en aldaar te bevragen op
ille werkdagen tusschen 11 */2 en 12’/2 uur,
Je navolgende voorwerpen als gevonden ge
deponeerd op 21 en 22 Nov. 1929: overjas.
Aanwezig en te bevragen bij de navol
gende ingezetenen, onderstaande voorwer
pen, als gevonden aangegeven op 21 en 22
Nov. 1929: zwarte portemonnaie met in
houd, Postkantoor; paar handschoentjes, L.
Boom, Nieuwbuurt 8; dameshandschoen, H.
Visser, W. Frederikstraat 9.
’t NUT.
Voor het departement Sneek van de Mij.
tot Nut van ’t Algemeen, zal Woensdag
27 November a.s. in de Harmonie omreden
de heer J. P. J. H. Clinge Doorenbos te
Bussum.
dan de mannen en juist van haar kan dus de
nieuwe zedelijke impuls uitgaan, die de moderne
oorlog tot een misdaad stempelt. Wij hebben
in alle opzichten de vrouwen noodig in het
groote stuk
waarvoor ook offerbereidheid noodig is. Laten
wij een volk kweeketv dat den .vrede wil en
r&n, dmk> awaar welvaart, ji^r g^mgen,te
belemmert. Er wordt nu een reservefonds gevormd, waarin o,,a.
komt een deel van een te groot batig saldo en wat de raad, nr
nog meer voor, bestemt. Nu mogen we aan het kapirtol-tiezit
niet komen voor de gewone middelen, maar wat bezwaar isrer
dan tegen ook het kapitaal-bezit der gemeente er in te storten
om te dienen voor het doel waarvoor het fonds wordt ge
creëerd?
De heer Boonstra kan na hetgeen gezegd is door de
vorige sprekers geen nieuwe gezichtspunten openen. Spr. vreest
echter ook, dat waar de bedrijven nog voor groote uitgaven
kunnen komen te staan in verband met de voortgaande mecha-
niseering, er eenige moeilijkheden zullen dreigen als ze voor die
groote uitgaven willen putten uit het algemeen reservefonds,
zooals ze dat anders gedaan zouden hebben uit de bedrijfs-
reserve.
De Voorz. zegt, dat in het voorstel van B. en W. duidelijk
uitkomt, wat de bedoeling is van het reservefonds. Men, wil de
zaak zooveel mogelijk stabiel houden en bij groote Uitgaven
ook voor de bedrijven na een raadsbesluit putten uit dit
fonds, waardoor voorkomen wordt bv. dat bij het gasbedrijf
bij uitbreiding de gasprijs omhoog moet. Vroeger soupeerde
men de bedrijfswinsten geheel op en schommelde de belasting
druk naar de mate van die winsten. Nu al sedert jaren beschikt
de gemeente niet meer ten volle over die winsten, doch vormt
voor elk bedrijf een reservefonds voor buitengewone uitgaven;
het maximum van dat van het gasbedrijf is eenige jaren geleden
verhoogd om de nieuwe gashouder te betalen, wat een indirect
voordeel voor de burgerij is. In dit algemeen reservefonds komen
nu straks nog andere bedragen, alleen met de bedoeling alle
gemeente-uitgaven te stabiliseeren: belasting, producten-prij-
zen enz. Men had van de inkomsten der veemarkt bv. ook wel
een deel kunnen reserveeren om een deel der uitgaven voor de
nieuwe veemarkt te bestrijden, maar men kon niet vóórzien,
dat men tot den aanleg van die veemarkt gedwongen zou
worden.
De kern van het kapitaalbezit is in de crisistijden uit de
extra uitkeeringen van het rijk gevormd; wij hebben die toen
niet in de gewone middelen gestort, alleen de rente is er aan
ten goede gekomen. De landerijen zijn ons eigendom geworden
om te verhinderen dat we later duur moesten koopen als we
aan de uitbreiding toe waren. Het Weeshuis verkocht ons land
voor f 143.000 en we betalen daarop af per jaar plus 4 op
de rest der koopsom.
Wij willen met dit reservefonds eenvoudig schommelingen
in de belasting en prijzen der producten voorkomen. De raad
kan telkens beslissen wat hij uit het reservefonds wil dekken.
De heer Blok heeft met zekere verwondering de bezwaren
gehoord. De heer Breeuwsma heeft veronderstellingen geuit,
die de raad kan pareeren, omdat deze besluit over de bedragen,
welke uit het fonds zullen worden besteed. Men kan ook reke
ning houden bij de uitkeeringen aan ieder bedrijf met wat zij
tot het fonds bijdroegen.
De heer Breeuwsma: Maar je kunt de bedragen uit het
algemeen reservefonds maar één keer uitgcen!
De heer Blok: Het is toch beter dat buitengewone over
schotten naar het reservefonds gaan, dan in den gewonen dienst
komen.
De heer Dokkum heeft duidelijk aangetoond hoe gunstig het
financieel beleid heeft gewerkt. We hadden werken als bv.
Oosterdijk, Oppenhuizerweg niet uit de gewone middelen kun
nen betalen als we dit beleid niet gevoerd hadden. De heer
Dokkum had niet den steller der memorie doch B. en W. moeten
te lijf gaan toen hij sprak van geprikkeldheid enz. Juist door
het betalen van dergelijke dingen uit den gewonen dienst voor
komt men hevige schommelingen in de belasting enz. Ons
ideaal is de H. O. te brengen op een zeker niveau, zeg bv. 5
van het inkomen, dan heeft men een basis, terwijl de rest der
uitgaven dan uit de reserves moeten worden betaald. Dan
behoeft er niet voor geleend en rente noch aflossing voor
betaald en krijgt men rust in het beheer. Men kan dan zeggen:
„Lieb Vaterland kannst ruhig sein”.
De heer P o t m a zegt dat voor de bedrijven niets verandert
door overheveling der reserves; de goede gang van zaken bij
de bedrijven weegt bij B. en W. even zwaar als bij den raad.
De Secretaris zegt dat er geen tegenstelling tusschen
gemeente en bedrijven bestaat. De gemeente moet niet verdacht
worden zich te willen bevoordeelen ten koste van de bedrijven.
Ook in het verleden is het bewijs geleverd dat B. en W. voelen
voor goede financiering der bedrijven. Er is zelfs immers op
initiatief van B. en W. in 1923 voorgesteld de gasfabriek nog
te ontlasten van eenige schulden en in 1927 om de gashouder
uit de reserve te betalen.
Hebben de bedrijven nu recht op deze reserve? Volgens art.
33b der bedrijfsverordening niet! Immers de gemeente kan haar
uitkeering uit de bedrijven door het aanspreken dezer reserves
verhoogen, desnoods tot de laatste cent; dus de bedrijven heb
ben geen recht op die reserve, de gemeente kan er over be
schikken. Menige gemeente hevelt dan ook de geheele bedrijfs
winst naar haar gewone middelen over, wat principieel niet
onjuist, maar wel onvoorzichtig is. Het zou zeker ongewenscht
zijn de bedrijfsreserveS te laten vervallen indien er geen groo
tere zekerheid was dat ook in de toekomst de algemeene reserve
voor die bedrijven openstond. Maar de raad kan immers ten
allen tijde besluiten uit die reserve te putten voor een bedrijf.
Het algemeen reservefonds kan natuurlijk op een gegeven
oogenblik uitgeput zijn, maar dat kan ook de bedrijfsreserve.
En men krijgt het voordeel, dat een bedrijf dat noodlijdend
wordt, straks uit een algemeen reservefonds kan putten, een
fonds, dat uit zeer verschillende bronnen wordt gevoed.
De reserve der bedrijven is gelimiteerd tot bedragen, die in
het niet verdwijnen bij een débacle der bedrijven en het onge
limiteerde reservefonds kan onder zekere omstandigheden veel
grooter ruggesteun voor die bedrijven zijn. Een débacle is nu
wel niet bij de bedrijven voorgekomen, maar de gemeente en
de bedrijven loopen toch zeker risico op dit gebied.
Voor deze bedrijven is deelneming aan dit fonds in zekeren
zin een speculatie met het oog op de toekomst. De technische
vooruitgang op hun gebied zal groote uitgaven voor hun me
chanisatie eischen willen zij rendeerend blijven, en daarbij kan
dit algemeen reservefonds helpen.
Belangrijke economische veranderingen grijpen plaats in
onzen omtrek, die, als we i
in een hoek te duwen; onze
2e Sectie. De opmerkingen in het rapport der 2e sectie
geven tegenover onze uitvoerige beschouwingen niet veel
concreet houvast. Voor een deel verwijzen wij naar ons
antwoord’op het rapport der le sectie, met name naar het
geen daar met feiten en cijfers is bewezen, dat het vol-
j strekt geen regel is geweest uit het reservefonds der
i bedrijven te putten voor de financiering van kapitaalsuit-
„.„„V.v.., uv lucaicu van vtn gaven
volk hebben. Wij willen de opvoeding in pacifis- l Waj -
?jn aangaat, meenen wij er onze teleurstelling over te moeten
1924: geleend f22.507.71
Waterleiding:
1924:
In al de jaren dat
bestaat, is slechts eens en wel in 1927 een bedrag
f 76.405.19° uit dit fonds aan de gasfabriek verstrekt voor
de betaling van een nieuwen gashouder, zonder dat de
voorwaarde van voldoening van rente en aflossing is ge
steld.
Daarenboven is in 1923 ten behoeve van extra aflossing
uit het reservefonds aan het bedrijf betaald f31.500.
In 1920 is daarentegen uit het reservefonds een bedrag
van f 4.669.48° voor uitbreiding geleend, dat wel is terug
gegeven, waarvoor wel rente is betaald.
De regel welke tot dusver heeft gegolden, zouden wij
ook voor de toekomst willen volgen. De ontworpen veror
dening maakt dit mogelijk door de in art. 2 letter b opge
nomen bepaling. Mocht er aanleiding zijn tot herhaling van
een handeling als in 1923 heeft plaats gehad met betrek
king tot extra aflossing of in 1927 met betrekking tot
den nieuwen gashouder, dan laat de verordening ook dit
toe. (Zie art. 2, letter aj. De vraag hoe gehandeld zal
worden, is dus niet beslist door vaststelling der aangebo
den verordening, maar moet in elk voorkomend geval aan
het oordeel van den raad worden onderworpen.
Wij verwijzen U in dit verband nadrukkelijk naar het
geen op blz. 15 van ons desbetreffend voorstel over het
karakter van het reservefonds bij de bedrijven is gezegd.
er niet verdacht zijn, ons dreigen
gemeenteschuld loopt straks naar
2 millioen. Moeten wij dan -bij zoo’n vooruitzicht de verbrok
keling onzer financiëele middelen doen voortduren of ze laten
vormen één hecht front, waarvan de reserve op een gegeven
oogenblik aangewend kan worden daar waar het ’t meest
noodig is?
Zeker schenkt de heer De Wilde aandacht aan de belasting-
De heer Zuiderbaan opent de vergade
ring, meedeelende dat door ziekte van een aan
tal bestuursleden hem de aangename taak is
toevertrouwd deze bijeenkomst te leiden. t
De heer Mr. Andreae, de eerste spreker,
meent dat alleen de Volkenbond de wereldvrede
kan brengen. Met de algemeene beperking der
bewapening schiet het wel niet erg op, er is
nog groot verschil bij de mogendheden, naesr
tiet oorlogszuchtige Italië hebben we een ont
wapend Duitschland. Zien we voorts naar Rus
land en! de Ver. Staten, dan blijkt dat de ge
neigdheid tot beperking van bewapening bij de
mogendheden lang niet "altijd even groot is, de
grens der ontwapening wordt gedicteerd dooi
de meest militaristische natie. Kan langs de
weg van scheidsrechterlijke beslissing van inter
nationale geschillen mbschen spoediger meer
bereikt worden? Als het zoover komt dat deze
zoowel in rechts- als belangengeschillen toege
past wordt, zal de veiligheid verkregen zijn,
welke tot ontwapening kan leiden. Een veilig
heid beter dan garantieverdragen, die leiden tot
opvoering der bewapening. En gelukkig gaan
we in de richting der algemeene arbitrage.
Reeds 30 staten hebben zich verbonden niet
meer naar de wapenen te grijpen bij een rechts
geschil, ook Engeland, Frankrijk, Duitschland,
Italië deden het, waaruit blijkt dat deze weg ge
makkelijker is dan beperking der bewapening.
Gelukkig ook voor de kleine naties dat het
in die richting gaat. Want al houdt men in di
Volkenbond rekening met haar, in de zelfstan-
dige buitenlandsche politiek der groote naties
zijn zij nog non-valeurs. En zoo is, indien wij
bewapend blijven, voor ons de kans even grool
als in 1914 voor tal van kleine landen die in den
oorlog werden betrokken, om meegesleept te
worden in een conflict tusschen groote mogend
heden zonder zelfs de keus gelaten te’ worden
aan welke zijde te strijden. Dat beteekent mee
gesleurd te worden als gewapende natie, waar
door ook in ons land die oorlog zou gevoerd
worden tegen de burgerij om regeering en leger
murw te maken. Weg daarom onze bewape
ning. Ijdele waan is het dat daarvan inbreuk op
onze onafhankelijkheid het gevolg zou zijn, men
zie naar Luxemburg, dat na de wereldoorlog
volkomen hersteld is.
Wij halen met deze ontwapening ook geen
met dien druk omlaag gegaan, wat het gevolg is van het bewust
streven naar verlaging; we zijn van 2.50 tot 1.85 gekomen, of
tot 26 verlaging, dat is het resultaat van het beleid van ons
allen.
Er is geen effectenkapitaal uit de gewone middelen gevormd,
behalve dan tot een bedrag van f3000; de kern is afkomstig uit
de uitkeering van f60.000 van de oorlogswinstbelasting en daar
bij zijn gekomen de bedragen, vrijgekomen uit ander kapitaal
bezit. Er is 3J4 ton effectenkapitaal. De kapitaalsvermeerdering
uit landerijen is betaald door het beleggen van door de bedrijven
terugbetaalde leeningen. Voorts is op de landerijen nog een
groot bedrag te betalen aan ’t Weeshuis. Die landerijen zijn
In de pauze hadden mevr. Prins en de heer
Zuiderbaan Jr. eenige muzieknummers ten beste
gegeven en aan het eind gaven eenige dames
een plastische dans, ingestudeerd door den heer
dan een De Ruyter en Tromp mannen van ver- en mevr. Kan. Dit alles viel zeer in den smaak
dienste op hun gebied en in hun tijd. I bij het publiek.
Door ons volk zoo op te voeden zullen wij --
volksopvoeding tot den vrede, t ten minste er toe mede kunnen werken een j allen,
nieuwe Europeesche oorlog, die de ondergang!
van de beschaving beteekent, te voorkomen.
wel’ deu meest vejstujkten voutstaadei vajj het vpqren van
„leepingspolïtiek” duidelijk zijn. Litdién in Sneek in d»
latere jaren minder uit den gewonen dienst was betaald
en derhalve meer geleend, zou de stand der begrooting en
dientengevolge de belastingdruk veel ongunstiger zijn dan
thans het geval is.
Er moet een bepaalde lijn loopen door het financieel
beleid. In Sneek is die lijn duidelijk te onderkennen. Er
is geen reden die lijn te verlaten, te minder nu wij zelf in
toenemende mate de voordeelen van het gevolgde regiem
genieten.
De Raad heeft eenige malen zijn instemming betuigd
met de vorming van een algemeen reservefonds. Ook toen
was bekend dat daarvoor geld noodig was; dit geld moet
ten slotte ergens vandaan komen. Wil de Raad de door
ons voorgestelde middelen niet, dan is het nu zoo lang
zamerhand de tijd om óf andere middelen aan te wijzen
óf op zijn sympathiebetuiging terug te komen. Het finan
cieel beleid zou een deel van zijn noodzakelijke vastheid
inboeten, indien een zoo belangrijk denkbeeld als de vor
ming eener algemeene reserve wel bij voortduring met
sympathie zou worden begroet, terwijl als een eerste stap
moet worden gedaan ter verwezenlijking, telkens weer
allerlei weifelingen en bezwaren opkomen.
De heer Breeuwsma spreekt met zekere schuchterheid
over dit punt, omdat men zich licht aan het verwijt bloot stelt,
dat men weer bezwaren maakt tegen het reservefonds, dat hier
in principe aangenomen is. Spr. wil de schijn niet op zich laden
door de boomen het bosch niet te kunnen zien; hij juicht het
toe dat B. en W. met voorstellen zijn gekomen tot vorming
van een algemeen reservefonds, waarvan spr. het principe reeds
in 1923 met sympathie ontving. In 1927 en ’28 hebben B. en W.
reeds in de richting van dit fonds gestreefd; thans ligt het
voorstel voor ons. Spr. had echter niet gedacht dat voor dit
reservefonds ook de bijzondere reserves der bedrijven zouden
worden bestemd. En hij betwijfelt of B. en W. aanvankelijk wel
zelf positief in die richting gedacht hebben. Twee jaar geleden
trouwens is pas het maximum van de bedrijfs-reservefondsen
in de verordening verhoogd, zoodat aan opheffing toen niet
werd gedacht. Spr. heeft zich over deze zaak nog geen bepaald
positief denkbeeld gevormd. Wanneer het uit de discussies
blijkt, dat het inderdaad juist is wat de toelichting zegt, nl.
dat ten opzichte der bedrijven niets verandert en het slechts
een formeele handeling geldt, zal spr. zonder schroom voor het
voorstel van B. en W. stemmen.
Maar verandert er inderdaad niets? Het gaat spr. om deze
kwestie: als de bedrijven buitengewone kapitaalsuitgaven moe
ten doen en hun reservefonds is overgeheveld naar het algemeen
reservefonds, waarin ook 40 der bedrijfswinst komt, hoe
gaat het dan met die uitgaven? In art. 2 b wordt gezegd, dat
leeningen aan de bedrijven kunnen worden verstrekt, maar
dit laat de mogelijkheid open, dat zij van de door ’t eigen
bedrijf bijeengebrachte sommen, die hun dan als kapitaalsvoor-
ziening worden verstrekt, gewone leeningsvoorwaarden moeten
betalen. Door dergelijke handelingen zou invloed op den prijs
van het product kunnen worden uitgeoefend en daarom gaai
het spr., niet om het feit dat de bedrijven door deze overheve
ling niet geheel zelfstandig blijven in hun financieele politiek
en nu ten opzichte daarvan weer min of meer onderdeel worden
van de gewone gemeente-huishouding. Spr.’s vraag is of door
deze manipulaties de prijsbepaling van het product in de toe
komst niet sterk aan schommelingen onderhevig zou worden?
Ook is spr. niet duidelijk, hoe het met een eventueel verlies
der bedrijven zal gaan als de bedrijfsreserves zijn opgeheven.
Art. 27 der bedrijfsverordening zegt, dat als de reserve ’t verlies
niet dragen kan, de gemeente dat dekt onder nader te bepalen
voorwaarden. Het geraamd aandeel der gemeente in de winst
moet dan later door het bedrijf wórden terugbetaald. Nu is
de vraag of dit uit het algemeen reservefonds zal komen of
het bedrijf er mee belast wordt.
Resurrieerende hoopt spr. dat hij uit de verdere discussie
den indruk zal krijgen, dat onder de nieuwe regeling er rekening
mee zal wordenl gehouden welke sommen de bedrijven in de
algemeene reserve hebben bijgedragen als zij voor buiten
gewone kapitaalsuitgaven komen te staan. Als spr. hierop een
bevredigend antwoord krijgt, zal hij zonder schroom voorstem
men, doch anders, als de bedrijven rekening hebben te houden
met gewone leeningsvoorwaarden, is hij huiverig voor te stem
men.
De heer Dokkum zegt dat men dit voorstel moet zien in
het raam van het algemeen financieel beleid. Spr. zal dus iets
breeder bij dit punt stilstaan. Financiëele toestand, belastingdruK
en het complex van maatregelen, de laatste jaren toegepast bij
de saneering der gemeente-financiën komt hier aan de orde.
Spr. wijst er eerst op, dat het prae-advies-De Wilde ook in het
voorstel aangehaald, ook zegt, dat geen vaste normen voor het
financiëel beleid zijn te geven en de belastingdruk grooten
invloed op dat beleid moet uitoefenen. Er is een beleid dat alleen
de gewone uitgaven wil dekken uit de gewone middelen, er is
ook een beleid dat rekening houdt met de toekomst; dat is hier
het geval en steeds door den raad gesteund.
Maar B. en W. hebben een reeks maatregelen genomen, die
een niet onbelangrijke belastingdruk oefenen op de burgerij.
Tot die maatregelen behoort het streven naar kapitaalbezit,
dat mee zou werken het belastingbedrag Je stabiliseeren; voorts
aankoop van landerijen, om die in handen te hebben bij de
uitbreiding der gemeente, waarbij echter de tendenz is gekomen
ook dit landbezit te gebruiken als bron van inkomen om de
belastingdruk te stabiliseeren. In de derde plaats is het fonds
van vaste inkomsten vermeerderd door uitgifte van grond tegen
grondrente. Alleen bij uiterste noodzaak leende men voor die
drie doeleinden; hoofdzakelijk dekte men die met gewone mid
delen.
In 1920 had men uit deze drie bronnen f32.977 aan inkom
sten, nu f 84.985, dat is f 52.000 meer aan vaste inkomsten uit
gemeentelijk bezit, dat is a 5 een kapitaal van f 1 millioen.
Van die f 1 millioen is slechts geleend f 300.000, zoodat f 700.000
over 10 jaar of f70.000 per jaar uit de gewone middelen tot
kapitaalvorming is aangewend. Zeker, de batige saldi hebben
daartoe bijgedragen, doch laat dat cijfer daardoor dalen tot bv.
f 50.000, dan is hiermee de burgerij toch per jaar extra belast.
Dat komt dan wel de gemeente ten goede, doch als men in
een jaar f 1000 heft om het volgend jaar f 50 te ontlasten, is
er toch een groot deel kapitaal aan de burgerij onttrokken;
spr. meent, dat dit 'kapitaal in de vrije maatschappij werkend,
meer voordeel aan de burgerij had kunnen opleveren, dan nu
verschillende gemeenten te vergelijken, over veel meer ge- de gemeente het heeft belegd.
Er is voorts nog meer uit de gewone middelen aan kapitaals
uitgaven besteed, doordat bv. voor buitengewoon onderhoud en
kleinere werken niet geleend is en voorts hebben B. en W.
pleinen de batige saldi weg te werken. Daarbij komt nu als
zesde punt de vorming van het reservefonds. Dit alles licht
voldoende toe, waarom bij leden der 2e Sectie bedenkingen
tegen dit fonds rezen. Men wil de overtuiging hebben, dat B.
en W. ook streven naar belastingverlaging bij hun financieel
beleid.
Spr. komt nu op dat deel van het antwoord in de memorie
dat eenige geprikkeldheid verraadt, nl. waar het schrijft, dat de
statistische gegevens omtrent den belastingdruk met oordeel
moeten gelezen. Het was de leden ook wel bekend, dat hier
verschillende heffingen niet of slechts licht drukken, die elders
zwaarder drukken. Toch mag men uit die statistiek concludee-
gemeente zal moeten worden geleend,
streep door, maar onder onze geschiedenis vol
krijgsroem. Het groote lek in het Volkenbonds-
pact blijft weliswaar de gerechtvaardigde oor
log, maar als er een ongerechtvaardigde oorlog
uitbreekt zegt men, moeten wij toch militaire
hulp bieden aan de Volkenbondsmacht. Inder
daad, maar dat is iets anders dan een zelfstan- i
dig leger handhaven en bij zoo’n oorlog bestaat 1
nu eenmaal geen onzijdigheid meer. Het pact
eischt echter daarom geen handhaving der be
wapening van ons, het spreekt niet van ontwa
pening maar verbiedt ze ook niet, trouwens
Duitschland is practisch ontwapend en toch
Volkenbondslid, dat zegt genoeg. Handhaving 1
van ons zelfstandig volksbestaan hangt dus nie
af van handhaving van een leger, waarom dai
100 millioen daaraan besteed per jaar, geld nut
teloos weggeworpen immers. Hij zal in de toe
komst overwinnaar zijn die over het meest
geld, de beste chemische en biologische strijd
middelen beschikt en als kleine natie zullen wij
dat niet zijn.
Spr.’s innige overtuiging is echter dat als het
ooit zoo ver zal komen dat men ontwapent, het
volk het zal moeten willen; dat volk dient daar
om eerst overtuigd dat het mogelijk is tot den
vrede te komen door ontwapening. Dat deze
groep spr. gelegenheid gaf dat hier nog eens te
zeggen, waardeert spr. zeer.
Dr. De Vos zegt dat als in oorlogstijd de
vrouwen wel goed zijn de munitie te fabriceeren
en de plaatsen der mannen achter het front in
te nemen, het zeker ook goed is eens tot haar
te spreken over de vrede. De helft der mensch
heid bestaat toch uit vrouwen en juist de volker
zelve moeten gewonnen voor den vrede, wan
als zij niet willen komt er geen oorlog, hoe ook
bepaalde groepen er heen drijven. Die zullen hel
onderspit moeten delven voor de publieke opi
nie als deze voor den vrede is gewonnen. Wan
neer de volken voortdurend bewerkt worden om
met elkaar te haten doch om samen te werken
tot opbouw van de maatschappij, zal er wat te
bereiken zijn. En daarom hebben we de vrou
wen, de grootste helft van het volk, noodig. En
ook omdat zij haar rol in een komende oorlog
zullen hebben te spelen, immers geheele volken
zullen in die oorlog elkaar bestrijden, het gaat
niet meer leger tegen leger en reeds thans is
het de taak der vrouwen zich tegen die ge
dachte te verzetten. En haar hebben wij ook
noodig, omdat zij zoo groote invloed, door dc
opvoeding der kinderen, op de idealen van een 1
doel zoo hoog, ook niet het hoog te waardeeren
goed onzer onafhankelijkheid, dat men mid
delen als een moderne oorlog mag gebruiken
om het te bereiken, geen doel kan ooit door
een misdaad gediend worden en dat is de mo
derne oorlog, die ook een schuld jegens God is.
Het is beter onrecht te lijden dan onrecht te
uitspreken, dat voor de zooveelste maaj. een onjuist ge
bruik wordt gemaakt van de vergelijkende cijfers over be
lastingaanslagen, welke jaarlijks door het Centraal bureau
voor de Statistiek worden verstrekt. In de inleiding bij de
mededeeiingen van het Centraal bureau wordt elk jaar met
nadruk gezegd, dat uit de cijfers geen absolute conclu
sion kunnen worden getrokken, dat men om den druk in
gevens moet beschikken. Wij zelf hebben ook meermalen
onze waarschuwende stem doen hooren en doen dat bij
conclusies kunnen worden getrokken, kunnen die
onze gemeente niet ongunstig zijn. Dat dit jaar niet tot
belastingverlaging kan worden overgegaan is geen gevolg
van den opzet van deze begrooting, maar van de besluiten
tot uitvoering van verschillende werken, welke de Raad
achtereenvolgens heeft genomen, met de wetenschap dat
deze besluiten op een gegeven oogenblik zich in begroo-
tingslasten zouden omzetten.
Ook om de belastingpositie in onze gemeente gunstiger
te maken, dient ons voorstel tot instelling van een alge
meen reservefonds. Het is een onjuiste meening, het kan
blijkbaar niet genoeg worden herhaald, dat een doorvoe-
offerbereid is. Laat ons de kinderen leeren dat
werkelijk held is hij die zijn leven wil geven
om anderen het leven mogelijk te maken en
niet hij die anderen het leven ontnam, al blijven