Uit onze Raadzaal Koh I Noor c P. POSTWIA, GrooM Verkade’s Artikelen wm No. 26 Eerste Blad. UITGAVE: ffll Co. Woensdag 80 December 1931. 48e Jaargang Verkade’s Inxe trommel Bfskwle d f 1.— weder voorradig GELDERSCHE OREDIETVEREENIGING Kapitaal en Beserve 116.300.000 Kantoor SNEEK «-« Marktstraat NIEUWSTIJDINGEN. FOSTER’s MAAGPILLEN Ingezonden Mededeelingen. Telefoon 455 Koopt thans vlug een trommeltje vóór ze weer uitverkocht zijn. VERGADERING van DINSDAG 22 DECEMBER 1931, ’s avonds 7 uur. Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester. Secretaris de heer P. Sikkes. Aanwezig alle (15) leden. De heer Dokkum constateert dat tot zijn leedwezen secre- VERGADERING van de RAAD der GEMEENE SNEEK op MAANDAG 21 DECEMBER 1931, ’s avonds 7 uur. (Vervolg.) Voorzitter de heer P. J. de Hoop, burgemeester. Secretaris de heer P. Sikkes. Aanwezig alle (15) leden. De heer Maseland wil nu nog enkele opmerkingen beant woorden, zeer kort, omdat de heer Breeuwsma het standpunt van B. en W. zeer duidelijk heeft uiteengezet. Spr. verzekert dat de grootst mogelijke homogeniteit bestaat in B. en W., zoo- dat spr. de zakelijke opmerkingen van de heer Breeuwsma ten volle onderschrijft. Laat men nu eens wat meer concreet noemen eenige punten van versobering; de enkele die genoemd zijn, CREDIETEN - REKENING-COURANT - DEPOSITO'S Verzilvert COUPONS en LOSSINGEN en belast zich met de uitvoering van EPFECTENORDEKS Krite Suits. De Wyld fen H ots in ga-S tate. Eindelijk eens een stuk dat dan toch booger stond, dan het cliché geworden Friesche blijspel, dat bijna altijd meer een klucht is. Een blijspel, dat de stof aandurft en niet overal kluchtig wil ^ijin, doch ook de ernst een bescheiden plaatsje geeft, dus de werkelijkheid niet vergeet. Datis dan de werkelijkheid van de tachtiger jaren, toen vels'ïiieu- we ideeën over Friesland waaiden, maar ook de schaduw van een zware crisis over deze provincie lag. uai. jieJaaiei*. fabrieken er moesten komen en het rationeele fokbedrijf om de Friesche boer bet hoofd boven water te doen houden een crisis dus die Friesi- land te boven gekomen is door nieuwe wegen te durven inslaan, en zoo, klon ken in dit spel dan ook weer klan ken van hoop voor de toekomst in deze ook weer door de crisis donkere tijden. In de tijd der tachtiger jaren speelt dan dit blijspel, we zien als tooneel de oude Friesche “'keukenkamer met de kraankoffiekan knap was de ophouw1 van het tooneel van architect Piet de Vries we zien er de fleurige meiskes in de haar toch zoo flatteerende kap en porijzer, we hoorèn van veehandel, hooge huren en boterfabrieken. En in het mid en van dat al staat als een vreemde bloem van deze bodem de kordate Gooikje, de Wyld van Hot- singa-State, dochter van boer Herin ga, die zelf zich daarboven op zolder in de sterren verdiept, terwijl zij bene den regeert, met de rijzweep zelfs af en toe voor haar jongere zuster en zware woorden voor de arbeiders.; een harde natuur denkt men zoo, maar achter dat harde en kort aangehoudene schuilt innerlijk iets teers, dat straks de liefde zal openbaren. In Gooikje heb ben we een koel verstand dat het senti ment intoomt, en een koel verstand dat verzacht wondt doorheen tintelend hart. Een knap geteekende figuur deze Gooikje, beter nog dunkt ons dan die andere hoofdpersoon Rodmer Schurin- ga, de notariszoon, die bij de veehande laar boer Sierksma de veehandel leert, nog in de Sturm und Drangperiode verkeert, maar door de liefde voor Gooikje een levensdoel krijgt, dat zijn avontuurlijke zin in bedwang belooft te houden, En rondom Gooikje en Rod mer tal van goed geteekende figuren, tal van jongelui ook, waarvan het rn.ee- rendeel in het vlot verloop van dit fleurig spel elkaar krijgt. Wij zouden niet durven zeggen dat we hier een volmaakt stuk hebban, college verdient hulde, maar brengt voor ons ook eigenaardige moeilijkheden mee. Spr. herinnert aan het paard dat door de boer aan zuinig voer gewend werd en dat die boer op stal dood vond net toen hij het aan een handje vol voer gewend had. De heer B o e ij e n g a: U hebt liever de boer dood, denk ik. De heer Maseland vervolgt: Wat de loonpolitiek betreft, heb ik met belangstelling de heer Hoekstra gevolgd, maar men moet eerst aantonnen dat versobering daarop mogelijk is, en als ik de lijst zie der loonen hier, wil het mij niet aan dat er een stuk af moet. Vooralsnog behoeft dat niet. Spr. betreurt, dat de personeele belasting moet verhoogd, maar de Rijkswet- gever laat ons geen andere keus. Straat- en reinigingsbelasting drukken ook zeer ongelijkmatig. Het is niet onmogelijk dat de bezwaren van zoo’n belasting ondervangen kunnen worden, maar in de korte tijd van voorbereiding konden wij dat niet overzien. Volgens de R.-K. is de overheid er voor het algemeen welzijn, dus, volgens hen, heeft het particulier initiatief de voorrang, doch waar dat tekort schiet, moet de overheid bijspringen. Dat geldt ook voor de armenzorg. Men kan wel zeggen: de kerken' doen hun plicht niet een stelling, die nog bewezen moet doch de armen mogen daarvan niet de dupe worden en dus moet de gemeente te hulp komen. En wil men de kerkelijke gemeenten in gebreke stellen, dan moet men niet zeggen dat ze meer hadden moeten doen, doch aantoonen, dat ze meer hadden kunnen doen. Srfze frefèn jltfnfSH zou spr. gaarne van “gedachten ge-j wisseld hebben na de brief van 3 Augustus; nu deze punten echter onvoorwaardelijk van de hand gewezen zijn, is het debat er over louter academisch, daar ze niet in ons program zijn opgenomen, omdat zei van de hand gewezen zijn. Wat de subsidies betreft is onze fractie van oordeel dat die hier niet zoo' belangrijk zijn dat intrekking de gemeentekas meer baten zou dan de vereenigingen schaden. Als spr. nu vóór die subsidies stemt wil dat echter niet zeggen, dat hij iedere sub sidie principieel juist acht. Spr. behoudt zich dus voor zijn stem later eventueel te wijzigen als een zoodanig subsidie princi pieel aan de orde zou komen. De Voorz. geeft nu het woord aan den Secretaris, ter be antwoording van, eenige opmerkingen betreffende de financiën. De Secretaris zal niet doen aan l’art de grouper les chiffres, het is spr. enkel te doen om het kardinale punt te be naderen nl. of de belastingdruk de laatste jaren is toegenomen De heer Dokkum ging bij zijn beschouwing terug tot 1930, doch dit lijkt minder juist; om een lijn te kunnen volgen moet men verder terug gaan. B. en W. gingen tot 1922/23. De heer Dok kum geeft cijfers over 1930, 1931 en 1932 en hij nam daarvoor begrootingscijfers, doch de meest zuivere druk wordt niet weergegeven door die cijfers doch door de rekeningcijfers, die immers de werkelijke druk geven. Een zuivere vergelijking van 1930 en 1932 zou dus alleen na 1932 mogelijk zijn, als de reke ning over dat jaar bekend is. Waarom de berekening van B. en W. niet door de beugel, kan begrijpt <spr. niet en deze op merking heeft spr. wat pijnlijk getroffen; de ervaring omtrent door de secretarie verstrekte gegevens geeft toch geen recht tot een dergelijke conclusie? De belastingdruk in de rekening 1930 en de geraamde van 1932 geeft een verschil van f54.000, ten voordeele van laatst genoemd jaar; rekent men dat de omstandigheden, die in 1930 niet waren te voorzien, nu tot een hoogere heffing van ruim f40.000 heeft geleid, dan blijkt dat het cijfer van f78.000 voor deel, dat toen verwacht werd van de wijziging der financieele verhouding volkomen terecht genoemd is. In 1931 werken een afgaand en nieuw belastingsysteem door elkaar, zoodat dat jaar zich niet leent voor een zuivere vergelijking. Spr. meent dat de cijfers in de memorie van antwoord ge geven, volkomen juist zijn. In 1930 is gezegd dat er totaal f352.500 aan belasting zou geheven worden; vergelijkt men dat met de cijfers die nu bekend zijn, dan maakt dat een verschil van f5000; dat wordt dus f357.000. En vergelijkt men dat be drag met 1932, nu f400.400 geheven wordt, dan maakt dat f43.400 verschil; daarvan is f40.000 hoogere heffing wegens de veranderde tijdsomstandigheden, zoodat ook deze cijfers weer bewijzen dat de nieuwe regeling werkelijk een voordeel van f 78.000 gaf. De heer Dokkum schat dat voordeel slechts op f28.000, doch bij narekening blijk} dat dit cijfer nauwkeurig f30.580 moet zijn. Voegt men daarbij f5000 door de voorge stelde verlaging der opcenten, dan komt men tot een mindere druk van f35.580. Als we de gemeentelijke inkomstenbelasting nog hadden, waarvan het laatste vermentgvuldigingscijfer hier 1.85 was, dan zou, als we daarin de noodzakelijke hoogere heffing hadden ver disconteerd, dat cijfer toch 0.2 verlaagd zijn tot L65. Het is inderdaad minder aangenaam voorstellen tot belastingverhoo- ging te moeten doen, maar men moet deze voorstellen zien in de lijn der belastingverhoudingen en niet in een soort paniek stemming. Spr. meent dat de voorspellingen in 1930 gedaan vol komen juist zijn gebleken en meent dat de gegeven cijfers vol komen door de bengel kunnen. Deze laatste uitlating moet spr. dan ook afwijzen. De vergadering wordt alsnu verdaagd tot Dinsdagavond 7 uur. hadden wij het toch niet gemaakt, dat wij geen antwoord waardig waren. De heer Maseland heeft zeer scherpe pijlen af geschoten en o. a. gesproken van de makke hond, die zoo lang getreiterd werd dat hij beet. Wel, wij hebben die hond voor het eerst gezien op de avond van de wethoudersbenoeming en toen viel hij ons onverhoeds aan. Wij hebben de r.-k. niet ge treiterd; wij hebben steeds voor de raadsvergadering met hen vergaderd, doch van ontstemming bleek nooit iets, ook niet de laatste avond. Alleen hebben wij gehoord dat er een groep onder de r.-k. was die het ook wel eens probeeren wilde met een koode wethouder, waaruit wij concludeeren, dat het ging om stoffelijke dingen, daar was meer te halen I De proef is nu be gonnen; maar onjuist is, dat door ons alleen naar voren is gebracht wat ons scheidt; de r.-k. hadden gelegenheid naar voren te brengen wat ze wilden, doch van de toenmalige fractie ging geen initiatief uit en dat was niet onze schuld, maar van de r.-k. kiesvereeniging, die geen groote keus van candidaten had die zich wel beschikbaar wilden stellen en dus menschen nam, die eigenlijk niet de geschikte waren. Wat het citaat uit De Standaard betreft, daarin maakt men dit voorbehoud, dat men slechts algemeene regelen gaf en plaatselijke toestanden in aanmerking moesten genomen. Er bgt een uitspraak in onze partij, dat bij een rechtsche meerder heid een rechtsch D. B. hoort en andersom. Spr. zou wel eens een rechtsch D. B. willen zien in een plaats waar een roode meerderheid is. Ten slotte moet een D. B. toch steunen op een bepaalde meerderheid. Ban merkwaardigheid te ook dit dat de heer Maseland met zoo veel vuur met een program kwam, dat hij gisteravond inslikte. Dit program had wel een zeer korte levensduur, het is geen gewoonte een program zoo gauw te onthalzen. Bij ons gaat dat program echter niet in de papiermand, maar in het dossier met het opschrift: „Op 3 Augustus met groot gebaar in het licht gegeven, 22 December ingeslikt”. Dit program is het breekijzer geweest om de coalitie te breken en toen dat gebeurd was, kon het aan de kant gezet en kon men een program vormen met de andere bondgenooten. Spr. is nieuwsgierig naar dat program; de heer Maseland is nog al sterk in programs en zal er wel veel Invloed op hebben uitgeoefend. De heer De Groot zegt dat hij niet bewust uit de school klapte, toen hij namen noemde; spr. meende dat de anonimiteit alleen gold voor de memorie van antwoord. Spr. acht dit ove rigens niet van groot gewicht, want de leden zullen ook in het openbaar hun meening wel voor hun rekening willen nemen. Spr. is ook beschuldigd uitdrukkingen te gebruiken welke niet door de beugel kunnen. Ter verontschuldiging citeert spr. de heer Boeijenga, die ces tij ds eens zeide „dat de man uit het volk het wel eens wat ruw zegt”. Spr. wil de Voorzitter zijn verontschuldigingen aanbieden, wat niet wil zeggen, dat hij zijn opmerking niet handhaaft, dat er in de redeneering .van het betrokken lid een wonderbaarlijke kronkel zit. De geprik kelde stemming, waarover men het had, heeft spr. al in de sectie aangevoeld en uitte zich in de uitlating van de heer Boeijenga, dat wij aan de overkant zonder reden onrustig waren. Spr. heeft geen onrust gevoeld, maar zich wel geprikkeld gevoeld, Mat het de heer Blok was, die spr. een reprimande toediende. Wie betwijfelde de waarheidsliefde van B. en W., toen zij ver zekerden dat het hun veel moeite gekost had de begrooting sluitend te maken, en dus B. en W. beschuldigend van leugen achtigheid en ook van het bezigen van groote woorden, dus brutaliteit, twijfelt aan hun ernst, en het doet voorkomen alsof zij verkeerde ramingen bewust neerschreven, wie dat alles doet zonder daarbij bewijzen te geven, die moet ten opzichte van spr. niet de zedemeester willen uithangen. De heer Blok: Ik kom er nogal goedkoop af. De heer De Groot: De heer Boeijenga vindt blijkbaar het woord kapitalisme vervelend, het geeft echter enkel een staat huishoudkundig begrip aan. En als de heer Boeijenga dit kapi talisme het universeele middel vindt om te voorzien in de wereldbehoeften, dan denkt spr. aan de bidstonden, welke wel voor het gewas gehouden worden. Spr. erkent ze als uitingen van een zieleleven, die verklaarbaar zijn, maar als spr. dan ziet dat dit economisch systeem de van de hemel afgesmeekte producten weer wegsmijt, bv. in het Westland, de Streek, enz., waar de groenten op de mestvaalt gaan, terwijl duizenden hon geren, dan begrijpt spr. niet dat men aanhangt een systeem, dat zoo leugenachtig is. In Canada worden de granen verbrand; de vloek van het Vrouwtje van Stavoren, waarvan in onze folk lore nog steeds wordt gesproken, wordt daar gemaakt tot iets, dat men noodzakelijk acht en waarvan men heil verwacht. De katoenoogst wordt vernietigd in Amerika, niettegenstaande mil- lioenen geen voldoende dekking en kleeding hebben. In Brazilië wordt de koffie weggeworpen; spr. gelooft dat de heer Boeijenga een Christelijk mensch is en begrijpt, als hij deze hoort smalen op het socialist ie, dat uit die leugen geboren is, niet, dat hij dit stelsel niet be er bestudeert. Laten allen in Europa dankbaar zijn dat de Scnutzbund er in Weenen ïs; de heer Boeijenga moet eens goe 1 informeeren of die wel zoo gewapend-was als hij denkt; maa die heeft in ieder geval de revolutie in midden Europa voorkomen, ze bestaat om te voorkomen wat daar op komt en de vi,and van iedereen is. De heer Blok wil de heer De Groot wel zeggen, dat hij van zijn prille jeugd weet, dat wie in woorden niet struikelt, een machtig man is. Die macht is weinigen gegeven en we verrichten zeer goed werk, als we dat in het oog houden en trachten elkaar tot voorbeeld te zijn. Spr. wenscht onder alle omstandigheden vriendelijk te zijn, maar hij heeft zich niet altijd in de macht en dan overkomt hem wel eens wat, dat hem ach teraf spijt De heer Sijtema beeft gesproken van cynische toon, maar ten onrechte. De toon moge de muziek maken, de een is nu eenmaal fijner in het hooren dan de ander; de heer Sijtema is zeer fijn besnaard in het kiezen van zachte en vleiende bewoordingen. Iedere vogel zingt zooals hij gebekt is; we kunnen elkaar zeer zeker iets toegeven. De heer Sijtema sprak van een tijd van gaan, zinspelende op mijn wethouderschap; mén kan vrijwillig gaan, omdat men niet meer kan De heer Sij tema: Of als men niet meer gewild is. De heer Blok: Dat is dat fijnbesnaarde in U. Er is een tijd van gaan, maar als iemand zijn werk naar be- hooren waarneemt en dan zonder opzegging de deur uitge schopt wordt De heer Sm edin g: Dat is tegenwoordig aan de orde van de dag, dat zweeft in de lucht De heer Blok: Dat is dan een orde die tot wanorde leidt. Men mag verwachten, dat zoo iets op nette wijze geschiedt; mij overkwam het op minder nette wijze en van vroeger be vriende kant Van je vrienden moet je het maar hebben! Spr. had nog wel eenige tijd het wethouderschap kunnen waarnemen, maar heeft nu gehoord, dat hij gaan moest omdat zijn wijze van werken niet in de smaak viel bij zijn vroegere vrienden. Ten opzichte van de Zondagsviering behoeven wij echter toch niet zoover van elkaar te staan; we hebben dezelfde zede wet, en volgens die is de Zondag een Christelijke rustdag: En nu kan de overheid1 de rust zooveel bevorderen, al heeft zij het niet in de macht de Zondag ook te doen heiligen. De a.-r. en de r.-k. is in zijn consciëntie gebonden, dat die rust tot stand komt. Nu zegt men, dat zooals ik die rust wil, dat niet in orde is. De overheic mag echter niet meewerken van een Zon- een zondedag te m iken door materiaal daartoe beschikbaar te stel len. Sportbeoefenaars kunnen daarvoor zelf wel zorgen. Het taris Sikkes pijnlijk getroffen is door spr.’s uitlating dat zijn vergelijking der cijfers niet door de beugel kon. Nu is het stellig gewenscht zich te onthouden van stekelige gezegden, maar spr. bedoelde het niet als zoodanig, doch alleen dat de vergelijking rekenkundig niet opging. Ook in de rekeningcijfers zijn toevallige elementen en wij hebben immers de rekening over 1932 niet, dus moeten we de begrootingscijfers wel vergelijken. Spr. vraagt of het wel juist is, dat het Vermenigvuldigingscijfer van 1.85 zou kunnen dalen tot 1.65; dat is toch alleen juist als het belastbaar inkomen gelijk is, maar dat zal belangrijk lager zijn, gezien de daling der effectenwaarden, van landbezit en gezien ook de daling der rijksinkomsten. Het is dus niet juist dat men nu het belastbaar inkomen gelijk zou kunnen stellen met dat van 1930. Een hooger belastingbedrag bij verminderd belastbaar inkomen moet tot zware druk leiden. De heer S ij t e m a zegt dat het een bekend verschijnsel is dat de rechtsche groepen en in het bijzonder de A.-R. heel gauw in hun wiek geschoten zijn, als het gaat om wat zij noe men hun heilige beginselen. Niettemin schromen de leden dier zelfde groep niet zoo vaak als maar mogelijk is en met vrij grof geschut anderen in hun heilige beginselen te treffen en ze houden zich daarbii niet op de meest nauwgezette wijze aan de waar heid. De h.h. Boeijenga en Dokkum hebben gezegd dat de s.-d. nergens nog het verlossende woord spraken en overal fiasco leden waar zij de gelegenheid kregen hun politiek te voeren. Dat is een grove onwaarheid. De sociaal-democratie is in Enge land, Denemarken, Oostenrijk mede aan het bewind! geweest, maar «Jat hun beginselen daar niet konden doorwerken ligt aan de geestesstroomingen, mede die der anti-revolutionnairen, die overal het doorwerken dier beginselen tegenwerkten en onmo- - - -. gelijk maakten. Dat het verlossende woord nog geen vleesch is achtte spr. met aantrekkelijk. Het zuinig beheer van het vong |gewOrden ligt aan de kapitalistische klasse. De s.-d. hebben een kans gehad toen in het eerste kabinet Macdonald deze met Herriot de vrede trachtte te stabiliseeren. Spr. gelooft niet dat ooit met zoo’n glans van hoop naar eenige politieke partij is opgezien als toen naar Macdonald; op hem was toen de hoop gevestigd van allen, die van goeden wille waren. Er zijn toen tegenstroomingen ontketend en Macdonalds politiek mislukte; hij kwam een tweede keer en ook toen was de Engelsche arbeiders- regeering de hoop van groote kringen ver buiten de s.-d.; zoo was het optreden der soc.-dem. In Oostenrijk hebben de s.-d. in Weenen veel goeds gedaan; als 'hun politiek ook daar niet doorwerkte, ligt dat alweer aan de reactionnaire politici, die dit werk neersloegen. Men kan zeker niet zeggen, dat overal waar de s.-d. optrad, de chaos kwam, integendeel! Men denkt bij het woord chaos aan Rusland! en vereenzelvigt dan de s.-d. maar al te waak met het communisme, maar dat is al te door zichtige poëtiek. Wanneer dr. Colijn in Genève is weet hij wel op welke wijze de Europeesche wanorde weer in orde kan verkeeren, Aan heeft Colijn’s toon een andere klank dan als hij hier is, waar hij zich gebonden acht aan de richtlijnen van zijn politieke partij. Zooiets is het gevolg van het feit dat de richt lijnen der s.-d. voor de redding uit de chaos ook in het brein van Colijn beginnen door te werken. Voor de redding uit de chaos is op geen partij meer het oog gevestigd dan op de s.-d., ook in krijgen in geheel de wereld die intuïtief voelen dat deze politiek Éutfepa van de ondergang kan redden. Spr. gelooft nie't dat poit-zgri naar het Christendom is opgezien dan nu naar de sociaal-democratie. Het is de smaad van het Christendom dat het ten opzichte van de maatschappelijke redding geen weg wees. Als men niet anders dan smalend op de s.-d. kan afgeven, weet men nog bitter weinig van haar geestelijke-zedelijke grond slagen en de a.-r. pers en personen moesten zich schamen als zij over de s.-d. smalend spreken. Spr. heeft hier in gebrekkige woorden willen getuigen hoe hij over zijn beginselen denkt, die hem even heilig zijn als de gereformeerde beginselen de over kant. De armenzorg moet volgens de heer Boeijenga vooral door de kerk verzorgd. Spr. gelooft dat de gemeenschap in zijn geheel hier een taak heeft; wij hebben hier een gezamenlijke roeping, niet iedere groep afzonderlijk. Maar over deze beginselkwestie zullen wij het wel niet eens worden. De heer Boeijenga heeft echter groote kerkelijke groepen in staat van beschuldiging ge steld; de heer Boeijenga moet echter nog bewijzen, dat zijn eigen kerk die roeping verstaat. Laat hij voorts eens aanwijzen welke groepen hun roeping niet verstaan en waarom niet. De heer Boeijenga zal o. a. de Hervormde kerk wel bedoelen; de heer Potma was het roerend met hem eens, maar die is jaren diaken van de Hervormde gemeente geweest en dus in staat die aanval af te slaan. De heele groep die nu op het punt staat de leiding in de Hervormde kerk op zich te nemen, moet nu toch wel iets voelen deze kerk hier te verdedigen. Spr. tart de heer Boeijenga te bewijzen de heer Potma zal spr. bij die uitnoodiging wel willen steunen dat de Ned. Hervormden in gebreke blijven en spr. hoopt dat de heer Potma de materieele bewijzen van het tegendeel zal aanvoeren. De heer Van der Voet zegt dat de v.-d. niet twijfelen aan de zorg, door B. en W. besteed' aan de begrooting; wij handhaven echter onze amendementen, zij het met eenige cor rectie. Van wanhoopspolitiek is geen sprake. Wij zullen niet meegaan met eventueel voorgestelde verlaging der subsidies, daar de teruggang zich toch ook zal laten voelen bij de orga nisaties, die deze subsidies ontvangen. De heer Boe ij en ga: De soc.-dem. hebben allerminst recht te spreken over onware kritiek. Als het op persoonlijke aanvallen en volksverleugening aankomt heeft de s.-d. de primeur, getuige weer het pas verspreide pamflet dat een aanval op het kapi talisme onderneemt met de bedoeling de massa in onrust te brengen, terwijl juist voor alles rust noodig is. De heer Sijtema geeft zelf een staaltje van s.-d. polemiek door een insinuatie tegen de heer Colijn, die twee gezichten zou hebben. De heer Macdonald moge uitnemende kwaliteiten hebben, maar een feit is het dat hij door een groote meerderheid gedwongen moest aftreden en ook een groot deel zijner vrienden zich tegen hem keerden. Oostenrijk bracht een staal van s.-d. politiek door de vorming van een rood leger; de partij die elders de ontwape ning wil, wilde zich daar de vijand van het lijf houden met een eigen leger; trouwens die ontwapening wil men hier om straks langs bloedige of onbloedige weg de leiding te nemen. Overigens in Oostenrijk zijn geen a.-r., doch r.-k. Hier zijn de s.-d. nog al mak, maar straks gaan de revisionisten naar links en gaat het viak verkeerd. Spr. handhaaft zijn meening over de soc.-dem. dan ook ten volle. Wij willen geen staatsoverheersching; de kerk blijve op eigen terrein, waar ook de armenzorg ligt. Spr. heeft niet gesproken over de Herv. kerk, doch alleen gesproken van groote groepen. Wat de heer Maseland betreft, de politieke hemel begint nu op te klaren, nu zien wij waaraan wij toe zijn. De heer Zuider- baan heeft het politieke huwelijk spr. bedoelde die uitdruk king alleen in die zin ingezegend en waar de heer Maseland daarop niet reageerde, zal hij het wel eens zijn met de heer Zuiderbaan, dus een v.-d.s.-d.r.-k. coalitie. Er is nu toege geven dat de principieele politiek van a.-r. en c.-h. de oorzaak is van de breuk met de r.-k. en daarvoor behoeven wij ons zeker niet te schamen. De lange uiteenzetting van de heer Maseland biedt heel wat stof voor repliek, maar dat kan bij gelegenheid wel. Dat wij de s.-d. geen antwoord zonden, ligt er aan dat wij een schrijven der r.-k. uitvoerig beantwoordden en vroegen of zij hun houding niet zouden herzien. Daarop is niets gehoord en daarop wachtte juist ons antwoord aan de s.-d:. Zoo bont is al te vaak oorzaak ’v-S van slechte spijsvertering 'ÖB en verstopping. Neem R| meer beweging en ge- gebruik Foster’s Maag- pillen, het afdoende laxeermiddel. 0-65 por Flacon. NIEUWE SNEEKER COURANT annex SNEEKER COURANT (75e Jaargang)

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1931 | | pagina 1