No. 27 forste fflafl. UfTOffi: n co. Officieel Orgaan der Gemeente Sneek Dit No. bestaat uit 5 bladen. Uit onze Raadzaal. Vrijdag 1 Januari 1932. Nieuwe Jaar. 1 48e Jaargang [WW Regelprljs 9 sent. Abonnementen belangrijke kor (Vervolg van het Vijfde Blad.) Bij den ingang van het van den tijcmeedrijven, omdat wij allen k V r ij d a g s te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega, Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis, Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel, Langweer, Bozum. Volgnos. 169 en 172. Punt XXIe. Voorstel van Burge meester en Wethouders inzake de heffing van opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting en op de hoofd- De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid: Dinsdags te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.), IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen- burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd Controle op de oplaag toegestaan. De heer Maseland: De vergelijking van het loon van een plattelandsarbeider en één in de stad gaat niet over de heele linie op. Ofschoon spr. het van harte zou toejuichen als ook de eerste een behoorlijk bestaan verzekerd was, staat toch vast dat het levenspeil in de stad aanmerkelijk hooger is. En als spr. dan de loonen hier vergelijkt met die in andere gemeen ten is spr. niet van meening dat die loonen zoo exorbitant zijn dat bij de eerste teekenen van storm in de gemeente-financiën de lasten direct voor een belangrijk deel afgewenteld moeten op het gemeente-personeel. Het wil spr. voorkomen, dat men er ook op letten moet of, als men de een iets afneemt om het de ander te geven, de laatste er in verhouding wel zooveel beter van wordt als de eerste er minder van werd. En nu lijkt het spr. dat als men de druk verlegt van de belastingbetalers naar net personeel, dit onevenredig zwaar wordt getroffen. Daarom kan spr. zijn stem niet geven aan dit voorstel. Wat er zal gebeuren als het ontwerp-De Geer wet wordt, als de economische crisis toeneemt en als een meer stabiele toe stand der prijzen intreedt, dat zijn alle vragen die dan nader onder de oogen gezien moeten worden. Hoe onaangenaam het ons ook is de druk op de belastingbetalers te moeten leggen, deze druk zou onevenredig zwaar liggen op het personeel, dat toch ook de verzwaarde belasting mee moet betalen. De heer Hoekstra zegt dat zijn standpunt bekend is; hij kan vanavond niet goed spreken De Voorz.: Dan laat U het maar. De heer De Groot heeft reeds aangetoond, dat de daling van de loonfactor reeds meer bedraagt dan de 3’/^ en dat is niet tegengesproken. Spr. handhaaft dus die beschouwing als juist. Spr. wil even opkomen tegen het feit, dat de heer Blok concludeert dat de gemeente-ambtenaren iets genieten ten kosffe van anderen. Dat is een meaning, die bij de boerenbevolking veel heerscht, en toch is die beschouwing onjuist. Ten koste van anderen leven is in deze maatschappij schering en inslag. De arbeiders in deze gemeente wordên behoorlijk, doch absoluut niet hoog beloond; spr. stelt zich voor dat de middenstanders hier in het algemeen wel hooger inkomens genieten dan de gemeente-arbeiders. Cijfers daarvoor kunnen wij niet krijgen, doch als wij de oogen de kost geven is in de laatste tijd voor het oog de crisis nog niet zoo omvangrijk dat het zou lijken dat de gemeente-ambtenaren meer ten koste van anderen zouden leven dan de middenstand. De gemeentebedrijven leveren hun producten niet tegen buitensporige prijzen de heer Blok zal dat wel met spr. eens zijn en het personeel van die bedrijven wordt betaald uit de opbrengst dezer producten en als spr. ziet welke schitterende winsten dan nog overblijven, waaruit een heel gemeentebedrijf als de reiniging nog wel betaald kan wor den, is het toch niet goed te zeggen dat de ambtenaren leven ten koste van anderen. De heer Blok begrijpt niet dat men niet voelt dat door de opcentenheffing een zeer groot deel der burgerij getroffen wordt, dat tot betaling niet of moeilijk in staat is. Het spreekt dat het gemeente-personeel daarin meebetaalt consekwent volgens Ged. Staten redeneerend moesten ze eigenlijk vrij van die betaling zijn, omdat de hoogere ambtenaren ook vrij zijn. Volgens het eerste voorstel van B. en W. werden 25 opcenten bij f 150 huurwaarde geheven, dat zijn toch geen zeer draag krachtige menschen en men kan niet ontkennen, dat het ge meente-personeel beter dan die groep de lasten kan dragen. En dan krijgt men 50 opcenten voor een huurwaarde van f250; in deze 2 rubrieken komen heel velen voor, die thans werkloos zijn en wie we de lasten op de schouders leggen om de begroe ting sluitend te maken. Onder de volgende rubriek hebben ook velen het zeer moeilijk. De levensomstandigheden zijn ook zoo verbeterd, dat het billijk is dat niet alleen de druk gelegd wordt op de reeds zeer gedrukten, ook de meer gegoeden hebben het zwaar, doch dat een deel wordt verkregen op de voorgestelde wijze, dat is niet onbillijk. Den heer Boonstra doet het altijd onaangenaam aan, dat bij minder goede gang van zaken in de regel eerst een greep gedaan wordt naar het loon van hen, die in een onderneming werkzaam zijn. Niet de noodzaak beslist, maar in de regel de macht en wordt direct en in de eerste plaats, zooals de praktijk bevestigt, op het loon de minder goede gang afgewenteld. In 1920 werd in de loonen van het personeel stabiliteit gebracht; in 1924 is die eenigszins verstoord, doch de menschen verdie nen nu een goed loon en spr. zou wenschen dat alle particuliere bedrijven die loonen zouden kunnen laten verdienen. Het loon van f 18 voor een landarbeider is werkelijk door de heer Dok- kum niet te hoog geschat en vrouw en'kinderen moeten in de zomer meehelpen verdienen opdat zoo’n huisgezin de winter kan doorkomen. Spr. huivert van dergelijke toestanden, die niet meer in het raam van de democratische staat passen. Spr. wil niet zeggen, dat als de crisis doorwerkt, er niet tot versobering ook op de loonen zal moeten worden overgegaan, maar van 1914 tot 1920 hielden de salarissen ook geen gelijke tred met de opgang, daarom heeft spr. geen vrijmoedigheid om nu te knab belen aan de salarissen. Wij hebben nog andere middelen om de bezwaren van de belastingbetalers tot een minimum te be perken. Spr. zal tegen stemmen. De heer Blok zegt nog, dat de loonen in de particuliere be drijven dalende zijn. Het ligt dan voor de hand dat men dus nu menschen belast die minder draagkracht hebben dan het beter bezoldigde gemeente-personeel. Op billijkheidsgronden kan men er niet tegen zijn, iets van dit personeel te vragen. Het voorstel-Blok komt in stemming. Voor stemmen de leden Dokkum, Hoekstra, Boeijenga, Blok en Oppenhuizen; tegen stemmen de leden Siemensma, Maseland, Boonstra, Zuiderbaan, Van der Voet, Smeding, Sijtema, Breeuw- sma en De Groot. Met 95 st. is dit voorstel verworpen. dit spijt, dan is dat niet, omdat ik bevreesd ben dat dit amende ment er niet zal komen. Elk amendement dat aan dit voorstel van het College afbreuk doet, heeft kans van slagen; het geval ligt nu eenmaal zoo. Maar omdat het ons spijt, dat dit College niet inziet, dat wij elke cent die door deze heffing te veel ge heven wordt als onrechtvaardig gereserveerde winst zullen be schouwen. Als toch deze begroeting nog een batig saldo op zou leveren, dan is de f 5400, die B. en W. meer vragen, opge bracht door een betrekkelijk klein aantal menschen van de bovenste vier klassen, allen huisvaders, hoofden van gezinnen, terwijl goed gesitueerde kamerbewoners geen cent in deze be lasting betalen. Blijkt er geen saldo, dan vinden wij het voor deze keer niet erg het ongedekte tekort van f3400 tijdeiijk té riemen uit het reservefonds, dat in ieder geval op normale wijze is bij elkaar gebracht. Er komt immers f4800 uit het gasbedrijf weer voor in de plaats. Is dit nu wanhoopspolitiek? Laat men toch niet zulke groote woorden gebruiken, omdat men nu in alles niet de volle 100 procent krijgt. Wat bedoelt men met dit woord? Meent, men dat wij wanhopig zijn omdat wij meenen dat het wel en wee van onze gemeente van een bedrag van 5400 gulden afhangt? Of meent men het anders, omdat wij door ons amendement het College tot wanhoop brengen. Als dit kleine, doch zeer prin- cipieele verschil het College tot wanhoop moet brengen, toont dit van weinig vertrouwen in het College, en het deed ons dan ook goed van de heer Breeuwsma te hooren, dat er voor een paniekstemming geen reden is. De heer Breeuwsma heeft ook gesproken van het ons bekend zijn van wenschen en plannen, die bestonden, zoowel bij ons als bij hen. Wij blijven, evenals de heer Breeuwsma, gaarne optimist, al zullen vele wenschen misschien voorloopig vrome wenschen blijven. Wij meenen voorloopig een politiek te moeten aanbevelen van afwachten en zien wat de tijden ons brengen; voor opbouw zal, helaas, niet veel perspectief zijn. Dat wij hierin niet alleen staan bewijzen ons de woorden van de heer Maseland in de vergadering van gisteren. De heer Maseland kwam pas na de verkiezingen tot die conclusie; onze partij sprak er reeds voor die tijd over. In ons verkiezingsorgaan schreven wij woordelijk: «r „Wij ontveinzen ons niet, dat in de tegenwoordige tijd en misschien in de eerstvolgende toekomende, het beleid van ons gemeentebestuur, dat in de laatste jaren, met onze volle steun, dikwijls vrij gewaagde dingen heeft gedaan, tot voorzichtigheid moet aansporen.” En even verder: „Maar thans, nu al deze nieuwe inrichtingen (Uitbreiding grondbezit voor bouwterrein, veemarkt enz.) er zijn, meenen wij wel, dat in de eerste tijd eenige voorzichtigheid moet wprden betracht, opdat de belastingverlaging, die wij de laatste jaren hebben bereikt, zoo mogelijk kan blijven doorgaan; althans niet behoeft te worden omgezet in een verhooging.” Laat men niet vergeten bij deze belastingheffing, dat het in het belang der gemeente is dat de huizenbouw, die hier, trots de malaise, nog geregeld doorgaat, door het heffen van te hooge opcenten op de huurwaarde wordt belemmerd. Van eenige zucht tot politiek succes of „rechthaberei” is bij dit voorstel van onze kant geen sprake. Indien een volgend jaar blijkt dat onze zienswijze niet juist is en men kan ons bewijzen, dat deze wijze van belastingheffing de eenig mogelijke is, dan zullen wij; er ons bij neerleggen; aan afbraak-politiek zullen wij niet meedoen. Wil men nu de post „Onvoorzien” eenigszins verhoogen, dan hebben wij daartegen geen enkel bezwaar; alleen wordt de post, te putten uit het reservefonds, dan zooveel hooger. Daar beide posten echter één doel beoogen, lijkt ons dit overbodig. Spr. dient tei slotte mede namens de heer Van der Voet het volgende amendement in: Ondergeteeke nden stellen voor de p^volgno. 169 (nieuw voorstel) der Gemeentebegrooting zoodanig te wijzigen, dat in plaats van 25, 15, 50, 70, 95, 120, 145, 175 opcenten zullen wor den geheven 2i;, 30, 45, 60, 85, 110, 135, 160 opcenten. Den Voorz, spijt het, dat hij nu eerst dit nieuwe amende ment krijgt, zcodat de cijfers niet kunnen worden nagegaan. Onze; voorstellen heeft men te danken aan rijp overleg, en nadat dingen bekend waren geworden, welke we bij de be groeting niet konden weten. Het rijk dwingt ons overigens in deze richting. Onze begrooting is nauw opgezet; we weten niet hoe de landhuren in Mei zullen zijn, ook niet hoeveel noodig zal zijn voor crisis-uitgaven. Deze bedragen zijn per week nu al f500 en er is meer kans dat ze hooger zullen worden dan de huur der landerijen. Daarbij komt nog het voorstel der regee- ring, zoodat wij het niet gewenscht achten dat aan onze voor stellen wordt getornd. Als wij het volgend jaar voor een deficit staan, zou de belasting nog hooger moeten; daarvoor waarschu wen wij ernstig. De heer Breeuwsma had het van de v.-d. fractie beter geoordeeld, dat, toen haar bleek dat haar eerste amendement technische fouten inhield, ze de correctie direct bij het D. B. had ingezonden, zoodat wij beter hadden kunnen nagaan of men zich niet weer had vergist. Wij kunnen de juistheid der cijfers nu niet nagaan. Spr. had verwacht dat, nadat het D. B. zijn bezwaren had aangevoerd, de v.-d. aanleiding hadden kun nen vinden hun voorstel in te trekken, waar de héér Zuiderbaan toch zijn waardeering uitsprak dat B. en W. de kolen-meeyaller hebben gebruikt voor opcenten-verlaging; de heer Zuiderbaan zal ook wel begrijpen, dat onze bezwaren op degelijke grond slag berusten. Spr. kan zich voorstellen dat men uitkeek naar middelen om deze onsympathieke heffing te voorkomen. Toch had de heer Zuiderbaan ook organisatorisch een andere weg moeten volgen. Spr. heeft officieel in de commissie voor de be drijven de verlaging van de kolenprijs meegedeeld. Het was de juiste weg geweest dat de heer Zuiderbaan toen reeds mede gedeeld had het gewenscht te achten deze cijfers te verwerken via de bedrijfsbegrooting tot belastingverlaging. Dan had men onderling kunnen overleggen en spr. is overtuigd, dat de heer Zuiderbaan dan zou hebben ingezien, dat niet de geheele f 12.000 verdisconteerd moesten worden voor zoo’n verlaging, maar dat deze verlaging tot 175 opcenten beperkt moest blijven. De heer Zuiderbaa i is toch koopman genoeg om te weten, dat de f12.000 niet geheel terugvloeien; ook andere brandstofprijzen zullen terugloo >en, onze cokesprijzen loopen buitengewoon ge vaar en 5 ct. i under beteekent f 4000 minder voor het bedrijf. Spr. zal da anc ere bijproducten nu maar daar laten. Men moet De heer Zuiderbaan zegt: Alhoewel reeds in de inleiding bij de memorie van toelichting op deze begrooting door het College is medegedeeld, dat de indiening van haar voorstel tot heffing van 30200 opcenten op de hoofdsom der personeele belasting zeer tegen haar zin is moeten worden ingediend, hadden wij ook zonder die verzekering van dit College wel willen aannemen, dat deze wijze van belastingheffing niet dan noode door haar zou zijn voorgesteld. De wet De Geer op de nieuwe regeling betreffende de finan- cieele verhouding tusschen het rijk en de gemeenten, de wet, waarnaar-door velen met zooveel verlangen zou worden uit gezien omdat deze wet regel zou scheppen in de chaos der verschillende gemeentelijke belastingheffingen en die zeker ook op dit gebied wel voor een deel meer gelijkheid in deze materie heeft gebracht, heeft anderzijds de gemeenten voor het nog resteerende bedrag met een zeer beknopt en zeer slecht stel heffingsmogelijkheden opgezadeld, waaruit weer echt het con servatisme, dat onze opvolgende regeeringslichamen heeft ge kenmerkt, spreekt. Men moet vooral zuinig zijn met het geld dat men te kort komt en om die zuinigheid te bevorderen, moet men het gaan heffen niet bij de menschen die wel de middelen hebben maar er niet van durven te leven, maar van menschen, die, hoewel ze vaak op andere, vaak onneodige uitgaven zuinig zijn, prijs stellen op een goede, comfortabele woning voor hun gezin; dat bevordert de zuinigheid. Een dergelijke belasting vloekt met elke democratische gedachte, die vraagt belasting naar draag kracht en niet naar uiterlijke welstand. Wij zijn geen politieke pruttelaars en realistisch genoeg aan gelegd om de zaken te accepteeren zooals ze voor ons liggen en wij willen gaarne van het College aannemen dat het geen tijd heeft gehad voor een onderzoek omtrent een andere wijze van heffing, die, naar deskundigen ons hebben medegedeeld, allicht biliijker voor onze gemeente zou wérken dan deze onbil lijke verteringsbelasting. Van een toezegging van den wethouder om hiernaar een onderzoek in te stellen, namen wij gaarne nota. Wat nu onze amendementen op de oorspronkelijke voorstellen van B. en W. betreft, hoewel de afspraak was, dat alleen bij dit punt deze zouden worden besproken, hebben toch enkele sprekers het reeds bij de algemeene beschouwingen gedaan, omdat dit bijna ook wel niet anders kon. Onze amendementen raken zoo zeer, wij zijn er van overtuigd, de kern van deze geheele begrooting, dat ieder die spreekt over de algemeene toestand en de belangen onzer gemeente, ook moet spreken over de middelen, die men noodig heeft om dat alles te finan cieren. Ik ben dan ook blij, dat men dit reeds heeft gedaan, omdat ik daardoor in de gelegenheid ben deze sprekers nu reeds te beantwoorden. Vooraf een korte verklaring. In de memorie van antwoord op het sectieverslag is door B. en W. gezegd, dat dit voorstel door een kleine afwijking in de opgaande lijn niet geheel voldeed aan de voorschriften der gemeentewet. Bij nadere beschouwing is ons gebleken, dat dit juist is. In ons streven naar een zooveel mogelijk gelijkmatige verhooging is deze kleine afwijking ontstaan. Oorspronkelijk bestond bij ons de geneigdheid door een kleine correctie 8580 en 150155 hierin verandering te brengen, waardoor de inkom sten ongeveer gelijk zouden zijn. Na ontvangst echter van het bericht jl. Zaterdagmiddag, dat bij de berekening der post Volg no. 351 een vergissing was begaan en daardoor post 634 On voorziene uitgaven, met f475 zou moeten worden verlaagd, hebben wij gemeend, hoewel zeer tegen onze zin, deze correctie nog iets verder te moeten uitbreiden, zoodat de opcentenheffing thans door ons wordt voorgesteld loopende van 25, 30, 45, 60, 85, 110, 135 tot 160; deze heffing zal volgens onze berekening een meerdere opbrengst geven van f 16.467 of f 1221 meer dan bij ons vorig amendement werd geraamd, dat hierdoor vervalt. Uit de door mij genoemde cijfers blijkt, dat het oorspronkelijk in onze memorie van toelichting genoemde ongedekt tekort van f 4645, hierdoor verminderd kan worden met f 1221, zoodat dit daalt tot f3424 of rond f3400. Met het nieuwe voorstel van B. en W. verschilt onze meer dere heffing in totaal f21.900 f16.500 f5400. Door de heer Breeuwsma is gisteren gesproken van een klein verschil en zeker zou in gewone omstandigheden van een klein verschil kunnen worden gesproken, als niet de wijze waarop dit verschil moet worden gehaald, ons er toe gebracht had ons te verzetten tegen het oorspronkelijke, grootere verschil, zoowel als tegen dit kleinere. Toen ons eerst bij geruchte en later uit de ontwerp-begrooting bleek, dat teneinde het tekort te dekken op deze begrooting, het aantal opcenten op de hoofdsom der personeele belasting zou moeten worden verdubbeld, hebben wij, natuurlijk, evenals zeker alle raadsleden zullen hebben gedaan, na de eerste schok die dit voorstel ons bracht, ons de zaak gerealiseerd en eens nage gaan of een zoodanige heffing absoluut noodzakelijk was, en of er geen andere middelen waren, die deze voor ons bijzonder onsympathieke belastingverhooging zoo al niet overbodig maak ten, dan toch aanmerkelijk konden verzachten. De fortuin was ons, wij erkennen het, niet ongunstig. Als lid van de Commissie voor de bedrijven werd mij door de voorzitter terloops de kolen prijs medegedeeld, een prijs, belangrijk lager dan oorspronkelijk was geraamd. Ik heb het reeds eerder gezegd en herhaal het nog eens: het is nimmer gewoonte geweest bij vorige begrootingen van der gelijke meevallers gebruik te maken door de bedragen te herzien en alle vorige Colleges, die ik heb meegemaakt, hebben deze meevallers niet alleen geïncasseerd, maar schuchtere pogingen vanwege de commissie van bijstand om dit wel te doen, werden geweerd met de bewering: dat men eenige ruimte van beweging moest hebben. Ik ontzeg zoo ook de overzijde het recht het te doen voorkomen alsof men hier met een uitzonderingsgeval zou te doen hebben. Integendeel, ik herhaal: dit College heeft bij eerste kennisgeving, laat ik het zoo zeggen, niet geprotesteerd maar toegegeven. Daarvoor nogmaals mijn dank. Onze beidfe eerste amendementen worden dus overgenomen; tot enz» «pijt het derde niet geheet Wanneer ik zeg, dat me Achter ons verdooft het licht van het Kerstfeest en voor ons ligt weer een nieuw jaar. Wat achter ons ligt, kennen wij en velen zullen zich op gelucht voelen, dat dit jaar van moeite en leed achter den rug' is en nog slechts in herinnering bestaat. Het vol gend jaar ligt echter in een scheme rig duister; zelfs het begin van onzen weg door den nieuwen tijdkring kunnen wil slechts vaag onderscheiden en wijl, kunnen nog in het geheel niet zien, waar wij ons over een jaar zullen be vinden. Wij' begroeten elkaar weder- keerig met gelukwenschenwat zal daarvan verwezenlijkt worden Zeker niet alles, doch wij nemen ons voor, althans van onzen kant te doen, wat wij kunnen. Ons lot ligt zeker niet ge- geheel en al, maar toch voor een niet onbelangrijk deel in onze hand en wan neer wij er het onze toe bijdragen, zal het lot ons ook niet geheel en al in den steek laten. Heeft het eigenlijk wel zin, de jaars- wisseling als een feest te vieren? De laatste dag van het oude jaar en de eerste van het nieuwe zijn toch in den grond der zaak dagen als alle andere? Wij zullen na Nieuwjaar ons werk weer voortzetten, waar wij het in het oude jaar hadden afgebroken. Er ligt slechts een rustdag tusschen, doch dien heb ben wij elke week al en bovendien komen wij er misschien in het geheel niet toe, op Nieuwjaarsdag uit te rus ten, zooals wij graag zouden willen. Ook bij de jaarswisseling staat het leven niet stil. Wij deelen slechts met onzen kalender de tijd in vakjes; wij zien de grenzen slechts, zoolang wij' dit kunst matig hulpmiddel handhaven. De stroom! van den tijd kent geen grenzen en geen stilstand en wij drijven er onver biddelijk op voort, doch niet als een willoos stuk wrakhout, maar als den kende menschen, die zich in meerdere of 'mindere mate bewust zijn van het tijdperk der wereldgeschiedenis, dat zij mede beleven I Dat stukje van de we reldgeschiedenis is voor ons helder ver licht en zoowel het verleden als de toekomst zijn duister, doch dat verleden en die toekomst moeten ook ons met hoop en werkkracht bezielen. Hoe ingewikkelder het arbeidsveld van den modernen mensch wondt, hoe minder invloed dag en nacht, zomer en winter er op hebben, doch de behoefte aan een groot, alles regelend rhythme blijft besaan. Het ‘is een behoefte, die uit het ciepste van ons wezen voortr komt, zoals wij moeten waken en sla pen, zooal. wij op gezette tijden moeten eten en d-inken. Wij moeten ook pe riodiek nalenken over ons leven en ons werk, uist omdat wij niet als een willoos stut wrakhout op den stroom een doel natreven, een ver doel of eén nabij, omda wij onze wilskracht bezit ten, die wij gebruiken om ons doel te bereiken, darom hebben wij temidden van alle rusdooze bedrijvigheid rust- poozen noodt, de rustdagen aan net begin der ween en ook de rustdagen aan het beginvan de jaren. Vooral de laatste stellenons in de gelegenheid ojr na te denkn over ons doel en over de wijze, waarp wij dit denken te be- reiken, over e punten, waarop wij onze energie meten richten om met de ons gegeven krchten zooveel mogelijk te bereiken. Al. er geen jaren waren ingesteld dpor e natuur, zouden wij ze zelf moeten ivoeren om ons werk met overleg te tinnen verdeelen en op het doel en le doelmatigheid er vaa aeht te slaai Dat is de grootste Alle Advertentiën worden ta./eWe bladen opgenomen» som der personeele belasting. (Bijlage 127; dossierno. I. 714.524/1.714.31). (De amendeme.nten-Zuiderbaan en Van der Voet zijn opgenomèn in de bijlage no. 132). NIEUWE SNEEKER COURANT annex SNEEKER COURANT (75e Jaargang) I ---V-V—A.UM. AJ AAAAX.aI Z- ---1---

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1932 | | pagina 1