Officieel Orgaan
der Gemeente Sneek
No. 47 Eerste Blad
Uitgave KIEZUBBM Co.
Woensdag 14 Maart 1984
59e Jaargang
annex SNEEKER COURANT (77e Jaargang)
Dit No. bestaat alt 2 bladen.
Officieel Gedeelte.
NIEUWSTIJDINGEN.
Alle AdvertentlSn worden in belde bladen opgenomen.
Regelprijs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting
V r ij d a g s te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis, Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel, Langweer, Bozum.
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegestaan.
handen van Jezus Christus, dan zal Hij niet
laten varen het werk Zijner handen.
Na het zingen van Gez. 54, laatste vers,
opgerichte kruis zien, dat wijst naar de
open poort, waardoor het licht komt stroo-
men. Voor u is dat evangelie, die rijkdom,
die rijke Christus; bidt dan om Zijn geest, richtte ds. Wolfensberger zich tot den nieu-
om te ontvangen de kracht van deze belij
denis.
eenige liederen zong.
Bij wijze van proef is een zestal luid
sprekers in de kerk geplaatst, ter verster
king van het geluid, wat vooral in de uiterste
hoeken dienstig mag genoemd worden.
Rijks postspaarbank.
Opgave betreffende ’t postkantoor Sneek
over de maand Februari 1934.
Aan bovengenoemd kantoor werd in de
loop der maand op spaarbankboekjes
ingelegd f 42.965.55
en terugbetaald -25.867.96
Derhalve meer ingelegd dan
terugbetaald 17.097.59
Het aantal nieuw uitgegeven spaarbank
boekjes bedroeg 42.
Door tusschenkomst van dit kantoor werd
ter Directie op staatsschuldboekjes
ingeschreven nominaal f 1.500.
en afgeschreven - 250.
vangen, welke in Januari niet opgezonden
mochten worden, omdat de rentebijschrij-
ving in die maand alle handen opeischt.
In die eerste week zijn er dagen, dat om
streeks 20.000 boekjes inkomen. Zou men
de boekjes van één dag op elkaar stapelen,
dan kreeg men een toren van 60 meten
Bij het uitpakken der boekjes wordt elke
enveloppe aan drie zijden opengesneden ter
voorkoming, dat daarin iets achterblijft van
hetgeen de inleggers er, behalve het boekje
in mochten hebben gedaan of achtergelaten.
Om dezelfde reden worden alle boekjes
stuk voor stuk doorgebladerd. Men vindt
er allerlei in: brieven, rente-, postzegels,
loten, schuldbekentenissen, kwitanties, cou
pons, niet zelden zelfs bankpapier. Zoo
werd onlangs in een boekje een bedrag van
f900.in groot bankpapier aangetroffen.
Waardepapieren worden zorgvuldig voor
de inleggers bewaard.
Wijl de rekeningen-courant in verschil
lende zalen zijn gerangschikt volgens de
postkantoren, waar de boekjes zijn uitge
geven of waarop zij zijn overgeschreven,
en naar het nummer, moeten de ingekomen
boekjes, alvorens zij administratief in be
handeling komen, op overeenkomstige wijze
daarom nooit onze bedoeling zijn, den nieu
wen leeraar te fatsoeneeren naar onze
smaak; wij moeten hem laten op zijn eigen
plaats. Van hem verwacht de gemeente het
hoogste, maar het is helaas vaak zoo, dat
men kwaad wordt, als hij de waarheid,
scherp en snijdend allicht, brengt. Hij mag
niet zijn een herkauwer van onze eigen mee-
ningen; daaraan heeft de gemeente niets.
Als de prediker in Gods weg gaat, gebeurt
er iets en wordt de gemeente gesticht.
Als arbeiders in Gods koninkrijk zal de
dienaar des Woords niet beschaamd wor
den. Eerste voorwaarde daartoe is, dat
Christus niet verloochend wordt. Dit is een
diep ernstige zaak, maar zij geeft ook vrij
heid in Zijn weg te gaan. Zouden wij dan
voor een mensch ons schamen? Helaas hou
den wij nog veel te vaak rekening met wat
de menschen van ons zeggen. Dit nu is de
waarschuwing aan Timotheus, hij is nog
jong en er is vaak te veel menschenvrees;
doch de vertroosting van Paulus is dat hij,
leunende op Christus, niet beschaamd zal
worden. In onzen tijd is het voor ons niet
zoo moeilijk; ja, wij hebben wel eens het
gevoel, dat wij ons gezamenlijk tegen Hem
verzetten, inplaats van om Zijnentwil ge
smaad te worden. Paulus wijst er op, dat
Christus hem heeft vrijgemaakt, en al lijdt
hij nu om Zijnentwil, al zit hij ook in de ge
vangenis, hij schaamt zich niet voor Hem
uit te komen. Het evangelie is een kracht
Gods, die ons omzet en onze gedachtengang
in gansch andere banen leidt. De gemeente
heeft recht op een arbeider, die de volle 100
geeft in zijn prediking en in al zijn andere
arbeid. Dat sluit critiek niet uit, als alles
maar gezien wordt in het licht van Christus.
Als de prediker staat in het Woord van
God, dan is hij gegrepen om dat Woord
recht te snijden, recht op het doel af te gaan.
Er zijn verschillende uitleggingen van dit
tekstwoord gegeven, doch alle komen er op
uit, dat wij met het Woord Gods recht moe
ten omgaan, deemoedig de vraag stellend:
Wat heeft God mij te zeggen? Aan deze
maatstaf gemeten, kan er eigenlijk weinig
werk van den prediker bestaan, juist omdat
er zooveel gebrek in is. Het gaat niet om de
'orthodoxie (rechtzinnigheid), maar om de
orthotomie (rechtsnijdigheid). Timotheus
moet niet in een woordenstrijd zijn heil zoe
ken, want dan wordt het voornaamste ver
geten: het behoud van anderen en ons zelf.
In zijn gemeente had hij te kampen met ver
keerde voorstellingen omtrent de opstanding
van Christus. Bemoei u daar niet mee, be
denk, dat kwade samensprekingen goede
zeden verderven. Er is één vast fundament:
Jezus Christus. Houdt in gedachten, dat Hij
is opgewekt. Dat is practisch en eenvoudig.
Het woord der waarheid is alleen in een
voudigheid te aanvaarden; de predikers, die
in dat Woord zijn ingeleid, hebben de taak
het recht te snijden. Doen zij dat niet, snijden
zij het scheef, en luistert de gemeente ver
keerd, dan gaat het verkeerd. Wat hier ge
sproken wordt, kan niet voor kennisgeving
worden aangenomen; het moet èn actie èn
reactie wekken, want het gaat er om, het
evangelie van Jezus Christus, Die uit de
dooden is opgewekt, recht te brengen. Dat
eischt ijver en kracht; lauwheid is verder
felijk. Paulus, een man op leeftijd, was vurig
van geest, en ook uw voorganger, ds. Te
Winkel, die tot onze groote vreugde dezen
dag hier is, was een man, die, als hij geroe
pen werd, direct bereid was te komen. Stel
u zelf zoo voor God; zoo moge de gemeente
u ontvangen als haar dienaar. Hoe zouden
wij een weg kunnen gaan, die wij niet zelf
gezocht of gewild hebben, als wij niet voort
durend in gedachtenis hielden, dat Jezus
Christus uit de doóden is opgestaan. Doen
wij dat, dan zullen wij in staat zijn het
evangelie te verkondigen en het Woord voor
Zijn aangezicht repht tè snijden.
Hierna werd het formulier op de bevesti
ging van Dienaren des Woords voorgelezen,
waarbij ds. Treffers op de daarin gestelde
vragen met een duidelijk verstaanbaar: „Ja,
ik van ganscher harte”, antwoordde. De ge
meente zong dan staande Ps. 119 9. Met
dankgebed en het zingen van Gez. 264 4
werd deze dienst besloten.
In de avondgodsdienstoefening, welke zeer
druk bezocht was, betraden met de reeds
eerder genoemde heeren tevens het kerk
gebouw de predikanten dr. Honders, ds.
Oskam en ds. Te Rauwelaer. Ds. Wolfens
berger had thans de voorgang.
Na het uitspreken van het votum, het zin
gen van Psalm 1381,; lezen van de Ge
loofsbelijdenis, waarna gezongen werd Gez.
52 10, werd gelezen Efeze 3 1-12. Volgde
het gebed en zang van Psalm 68 10 en 14.
Ds. Treffers verbond zijn eerste prediking
alhier aan de woorden van Efeze 3:8: i
„Mij, den allerminsten van al de heiligen,
is deze genade gegeven, om onder de hei
denen door het evangelie te verkondigen
den onnaspeurlijken rijkdom van Christus”. i
Deze week heb ik, zoo zeide spr., iets ge- i
voeld van de zwaarte van het Schriftwoord:
„Vergetende wat achter is en strekkende
naar hetgeen voor is.” Wat achter mij ligt,
kan niet zoo gemakkelijk worden vergeten,
terwijl het uitstrekken naar hetgeen voor
mij is, bijzondere moeilijkheden meebrengt.
Er was veel, waartegen ik opzag, dewijl
wij een gemeente verlieten, waar wij elkan
der allen kenden, om te gaan naar een ge
meente, waar alles zooveel grooter is en
gansch andere omstandigheden heerschen.
Doch niet in eigen kracht is deze weg ge
gaan; de troost is er, dat Gods Woord in
onze zwakheid wordt volbracht. Zien wij dit
alles zoo, dan kan de prediker wegvallen,
omdat het niet om hem gaat, maar om God
en Zijn evangelie. Wij zijn een stem; een
stem op zich zelf is niets, doch slechts mid
del tot grootmaking van Gods Naam. De
dienaar des Woords moet zijn als de steen
houwer, die het licht op zijn pet heeft be
vestigd, en zelf in het donker blijft, opdat
het licht op zijn werk kan vallen. Zoo gezien
kunnen wij ons gerust naast Paulus stellen
als deze zich de minste van alle heiligen
noemt. Wij zijn menschen en leven niet meer
in den paradijstoestand; wie mensch zegt
zegt zondaar en wie die werkelijkheid wil
aanvaarden, weet dat deze niet meer is de
kroon der schepping, bekleed met een ko-
hingskleed, maar dat hij gebonden is in
banden van slavernij - der zonde en des
doods. Hoe is het mogelijk, dat God zich
van zoo’n mensch wil bedienen.
Paulus spreekt van de groote genade om
het evangelie te mogen verkondigen en als
God ons daartoe wil gebruiken, dan maakt
Hij ons daartoe ook bekwaam. Een echt
dienaar is een mensch, die elk oogenblik
leeft uit God. Hij moet met opengemaakte
ziel leven, om Zijn stem te beluisteren en
deze door te geven. Zoo wil spr. tot deze
groo ere gemeente komen in ’t gevoel, dat
hij de allerminste is. Hij is de man, die plant
of nat maakt; meer mag de gemeente niet
van hem verwachten.
Paulus wijst op Gods boodschap: Chris
tus. Dat is het centrale punt van alle pre
diking. Vergeten wij dat, dan wordt de
waarheid ons te zwaar. God moet altijd zijn
de eerste, Die ons opzoekt en leidt, Die ons
eerst lief heeft, opdat wij Hem zouden lief
hebben en dat alles in Jezus Christus. Ne
men wij Hem er uit, dan is alle heerlijkheid
weg. Deze prediking moge aan de eene zijde
nauw lijken, aan den anderen kant is zij
ruim, omdat wijl niemand er van willen uit
sluiten. In die prediking is kracht, omdat zij
niet is een ledige noodiging, maar een
levenswoord, dat een menschenziel levend
maakt.
Wij leven thans in de gezegende lijdens
weken en wij zien in Christus de zonde en
de genade; de zonde omdat Hij gekomen is
en geleden heeft en gestorven is, om haar
kracht te breken. Elke lijdenstijd predikt fel
en scherp deze aanklacht tegen ons, maar
Gethscmané en Golgotha prediken ons ook
de verzoening, ons gebracht door den Ster
ken Held, Die dood is geweest en nu leeft in
alle eeuwigheid. Als wij persoonlijk deel
hebben in deze waarheid, dan kunnen wij
jubelen in de blijdschap. Paulus zegt het:
U die gelooft is Hij dierbaar. In Christus
weet hij, dat hij alles, wat hij behoeft voor
leven en sterven van Hem zal ontvangen.
Hoe schoon is dit beschreven in de eerste
vraag en het antwoord van den Heidelberg-
schen Catechismus. Daarin vindt men een
opstapeling van alle schatten, in Christus
geschonken.
Doch er hoort ook wat anders bij. Als wij
onszelven rijk wanen, is Christus ons niet
nut; wij moeten ons arm en ellendig gevoe
len, dan zullen wij een rijkdom ontvangen,
die niet is te omvatten. Christus dienst is
vol geheimen, welke waard zijn doorspeurd
te worden; een Christus, die wij kunnen be-
redeneeren en begrijpen, is een arme Chris
tus. Niet als mensch, zelfs niet als vroom
mensch, wil spr. Christus verkondigen; Zijn
werk is af en het doel van spr. is het volle
licht op Hem te doen vallen.
Deze prediking is, zegt Paulus voor de
heidenen, en al wil spr. dat woord hier niet
gaarne naar de letter gebruiken, gelooft hij,
dat Paulus bedoelt, dat het evangelie ook
buiten Palestina moet worden gebracht, er
dus uitbreiding aan moet worden gegeven.
Dat is ook spr.’s doel; hij wil niet schiften
wie wel en wie niet waardig zijn, dat evan
gelie te ontvangen, maar is van oordeel, dat
de prediking is een stoot naar het hart van
allen. De blijde boodschap is geplaatst mid
den in onze moeilijkheden, waardoor wij het
wen leeraar. Namens kerkeraad en gemeente
is het mij een groote vreugde, na deze
eerste prediking U een hartelijk welkom te
mogen toeroepen. Naar uw komst is lang
uitgezien, ja zelfs al voor gij werd beroepen.
Groote dank is er in aller hart, nu gij zljt
gekomen. Als die dank uit ons hart tot God
omhoog klimt, dan mogen wij ds. Baljon en
zijn echtgenoote niet vergeten, die met
groote voorkomendheid, vriendelijkheid en
royaal zijn tijdelijk werk hier heeft willen
verrichten. Als zij straks in hun eigen ge
meente weer tot het volle dienstwerk zullen
worden geroepen, dan hoopt spr. dat zij
beiden tot een rijken zegen zullen worden
gesteld.
Het is een groot voorrecht, dat de rij van
predikanten nu weer gesloten is, dat het
triumviraat nu weer volledig is. Als persoon
verblijdt spr. zich daar zeer over, omdat wij
beiden vooral zullen moeten samenwerkeri.
De hoop leefde in spr., dat wij een prediker
zouden ontvangen, die eenvoudig was, die
niet zichzelf zocht, doch ook een, die niet
op mij leek. Spr. is verheugd, dat in u zoo
een is gevonden.
De wijze, waarop met groote dankbaar
heid in deze gemeente gesproken wordt over
de vertrokken leeraars, heeft spr. altijd
getroffen. Aan ons de taak, die dankbaar
heid eveneens te verwerven. Er is verwach
ting van u, en spr. is er niet bang voor, dat
wij zullen worden vergeten. De gemeente zal
er wel voor zorgen, dat wij niet tegen elkaar
worden uitgespeeld.
Spr. verzoekt de gemeente daarop ds.
Treffers Psalm 17 4 staande toe te zingen.
Na een kort dankwoord voor de harte
lijke woorden van ds. Wolfensberger, ein
digde ds. Treffers met dankgebed.
Vermeld dient nog, dat het Dameskoor
De rentebijschrijving in de boekjes ter Directie
der Rijkspostspaarbank in Februari.
Wanneer in de maand Januari de bere
kening en de bijschrijving van de rente op
de ruim 2’4 millioen rekeningen-courant
hebben plaats gehad volgt voor de Rijks
postspaarbank de tweede maand van bui
tengewone drukte, Februari, waarin vooral
Bevestiging en intrede.
In de Zondagmorgengodsdienstoefening
in de Ned. Herv. Kerk alhier is ds. Jac. Tref
fers, overgekomen van Marken, bevestigd
als herder en leeraar in de vacature, ont
staan door het vertrek van ds. H. W. te
Winkel naar Groningen.
Voorafgegaan door den praeses van den
kerkeraad, dr. H. de Vos, kwamen de be
vestiger, ds. Wolfensberger, gevolgd door
den nieuwen prediker, ds. H. W. te Winkel
en de leden van den voltalligen kerkeraad
binnen.
Na het uitspreken van het votum, zang
van Psalm 1051 en 2, het lezen van de
wet naar Matth. 22 3440, met zang van
Psalm 133 3, het lezen van 2 Jim. 2 8
19, ging spr. voor in gebed.
Als tekst had Z.Eerw. gekozen 2 Tim. 2
15: „Benaarstig u om u zelven Gode be
proefd voor te stellen, een arbeider die niet
beschaamd wordt, die het woord der waar
heid recht snijdt.”
Dit woord is in de eerste plaats gericht
aan Thimotheus, maar langs hem heen tot
alle evangeliedienaars. Met dit woord ko
men wij midden in jde gemeentelijke verhou
dingen van Efeze, en in die gemeente neemt
Timotheus een bijzondere positie in. Niet
alleen dat hij zelf arbeiden wil, hij wil ook
anderen in het werk betrekken, waarbij al
lerlei moeilijkheden rijzen, omdat hij niet
alleen moet rekenen met degenen, die tot
de gemeente behooren, maar ook met hen,
die buiten staan. Timotheus is nog jong;
zijn streven allen te willen bereiken heeft
ten gevolg, dat hij gedurig geconfronteerd
wordt met allerlei meeningen, nu naar links,
dan naar rechts. Dat (kan verkeerd loopen
en daarom vermaant de apostel Paulus
hem: Stel u zelf voor God. Aan dat gevaar
staan wij tegenwoordig pok nog bloot en
als wij ons voor God .stellen, door Hem be
proefd worden, dan zullen wij niet be
schaamd worden. Wij moeten vaak zoeken
naar een weg, een beslissing, en de vraag
rijst: Wie zal daarin kunnen bestaan voor
God? Paulus kon dat niet, noch Timotheus,
doch als wij met Christus aan Gods kant
staan en zoo Zijn heraut zijn, dan neemt
God ons aan.
De persoonlijke verhouding tot Jezus
Christus Is beslissend en dan kan een nietig
mensch ons niets doen. Wij zijn vaak bezig,
ons aannemelijk bij de menschen te maken,
doch dan zijn wij niet in Gods weg. Wij
moeten toonen, wie wij zijn; daarop heeft
de gemeente recht, omdat zij ons ontvangt
als gezanten van Jezus Christus. Het mag
Derhalve meer in dan afge
schreven f 1.250.
Het aantal nieuw uitgegeven staatsschuld
boekjes bedroeg 1.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van SNEEK maken bekend:
dat ter secretarie ter inzage ligt een ver
zoek met bijlagen van
de N. V. AMERICAN PETROLEUM COM
PANY, te ’s Gravenhage,
om vergunning tot uitbreiding van de
ondergrondsche benzinebewaarplaats met
bovengrondsche aftapinrichting, gedeeltelijk
in het perceel, kadastraal bekend gemeente
Sneek, Sectie B, no. 3689, gelegen aan de
Singel no. 34, en aan de Harinxmakade,
gedeeltelijk in de openbare straat de Ha
rinxmakade, vóór dat perceel, door vervan
ging van de aanwezige dubbele pomp door
een dubbele pomp met twee ingebouwde
electromotoren, elk van Ya P.K.;
dat op Woensdag de 28 Maart 1934, des
middags te 12 uur, ten gemeentehuize al
daar gelegenheid zal worden gegeven om
tegen het verzoek bezwaren in te bren
gen en deze mondeling en schriftelijk toe te
lichten en dat zoowel de verzoekster, als zij
die bezwaren hebben in te brengen, gedu
rende drie dagen voor evengemeld tijdstip
ter secretarie, in de gewone bureau-uren,
van de ter zake ingekomen bescheiden ken
nis kunnen nemen.
De aandacht wordt er inzonderheid op
gevestigd, dat, volgens de heerschende op
vatting, slechts tot hooger beroep gerech
tigd zijn zij, die voor het Gemeentebestuur
of een of meer zijner leden zijn verschenen,
ten einde hunne bezwaren mondeling toe
te lichten.
SNEEK, 14 Maart 1934.
Na deze prediking richtte ds. Treffers zich
allereerst tot burgemeester De Hoop, wiens
tegenwoordigheid spr. zeer op prijs stelt.
In deze tijden is samenwerking tusschen
overheid en kerk meer dan ooit wenschelijk;
spr. uit de hoop, dat God den burgemeester
kracht moge schenken voor zijn moeilijk
ambt.
Tot ds. Wolfensberger zich richtend, zegt
hij dezen hartelijk dank voor de bevestiging
en de wijze, waarop hij hem ingeleid heeft.
Samen mogen wij de gemeente den onna
speurlijken rijkdom Gods verkondigen en
spr. hoopt, dat beider samenwerking tot een
zegen voor de gemeente moge zijn. Heb
dank voor uw raad en voor die van uw
vrouw. Wij hopen veel te mogen profiteeren
van uw meerdere ervaring in het dienstwerk
opgedaan.
Het valt niet te ontkennen, zegt spr., dat
het hem moeilijk valt dr. De Vos toe te spre
ken. Hij zou eenige algemeenheden kunnen
zeggen en zich zoo van die moeilijkheid kun
nen afmaken, maar hij wil toch opmerken,
dat het niet eerlijk en oprecht zou zijn, het
verschil te verdoezelen, dat er tusschen ons
is, nl. het vleeschgeworden Woord. Per
soonlijk hebben wij niets tegen elkander,
maar dat beginsel scheidt ons. Toch doet
spr. een beroep op samenwerking en steun.
De gemeente stelt het op prijs, ds. Te
Winkel, dat gij met uw vrouw uit Groningen
zijt gekomen, om dezen dag hier te zijn. Dat
bewijst, dat Sneek u na aan het hart ligt,
wat niet te verwonderen is. Het zal spr. niet
gemakkelijk vallen uw opvolger te worden,
maar hij hoopt, dat het kan.
De tegenwoordigheid van ds. en mevr.
Honders uit Wassenaar bewijst, dat er bij
hen nog een hartelijk meeleven is met hun
oude gemeente, wat ten zeerste gewaardeerd
wordt.
De ouderlingen en diakenen hebben geen
gemakkelijk werk, hetwelk dient tot steun
van den voorganger. Handel te mijnen op
zichte, zegt spr., zachtkens met den jonge
ling, omdat hij jonger is dan velen uwer.
Dat door ons werk de gemeente worde ge
bouwd.
Den leden van het Kiescollege wordt dank
gezegd voor het vertrouwen in spr. gesteld.
Aan heeren Kerkvoogden en Notabelen, in
’t bijzonder aan de eersten, breng ik zeer
hartelijken dank voor de wijze, waarop gij
ons hebt ontvangen en voor de keurige pas
torie, die door uw zorg in orde is gemaakt.
Uw werk is om de stoffelijke dingen in
dienst van God te stellen. Moge uw werk
gewaardeerd worden door de gemeente, op
dat zij door haar gaven u daartoe in staat
stelle.
Een welkomstgroet worde gebracht aan
den koster en zijn helpers; dat zij met blij
moedigheid hun Levietisch werk in het huis
Gods mogen verrichten. Van den organist
mag verwacht worden, dat hij door zijn
kunst het werk der prediking zal onder-
streepen.
Alle werk op scholen, vereenigingen,
jeugdwerk zegt spr. gaarne volle steun en
medewerking toe. Inzonderheid de arbeid,
uitgaande van de Ver. voor Chr. Belangen,
welk werk is gericht op de opbouw der ge
meente en tot verheerlijking van Gods Naam. in de eerste week de boekjes worden ont-
De aanwezigheid van den praetor van
den ring, ds. Oskam; die ook namens de
leden van dien ring hier is, wordt zeer op
prijs gesteld. Spr. beveelt zich gaarne in
hun liefde aan.
Bij het zien van mijn vriend Te Rauwe
laer, denkt spr. aan zijn eerste intrede in
Marken. Toen waren er nog vier vrienden,
waarvan wij beiden zijn overgebleven. Het
is een groot voorrecht, dat God ons rijkelijk
zegent en ieder in zijn plaats tot een zegen
wil stellen.
Spr. vindt het heerlijk, dat zijn ouders op
zoo hoogen leeftijd, naar deze dienst hebben
willen opgaan. Geve God U in Uw rust nog
vele jaren.
Tot de gemeente zich wendend, zegt spr.,
dat eigenlijk de heele prediking voor haar
was. Thans staat spr. voor haar, als haar
herder en leeraar. Zij heeft recht op alle
gaven en krachten, waarover spr. mag be
schikken. Geef mij, geef ons alle drie, geef
de leden van den kerkeraad uw gebed, uw
vertrouwen, dan zullen wij in staat zijn te
zaaien en nat te maken, God zal de wasdom
geven. Zijn Woord zij ons richtsnoer, Zijn
Geest leide en besture ons. Laten wij onze
gevouwen handen doen rusten in de groote
NIEUWE SNEEKER COURANT