Uitgave KKZEBRHS Co.
Ho. 55 Eerste Blad
der Gemeente Sneek
Officieel Orgaan
Tiny Carteret
Woensdag 11 April 1934
50e jaargang
Dit No. bestaat uit 2 bladen.
FEUILLET3N
NIEUWSTIJDINGEN.
Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting
Alle Advertentlën worden In belde bladen opgenomen.
S. Baarda.
BIOSCOOPNIEUWS.
SAPPER
4.
V r ij d a g s te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawisr, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis, Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum.
door
Ge we tens ge ld.
Bijl den Inspecteur der Directe Be
lastingen te Sneek 2e Afd., is door een
onbekende gestort t'219.81 gewetens-
gelid wegens te weinig betaalde vermo
gensbelasting over vorige belastigjaren.
Namens de broeder- en zusterkring uit
Boisward spreekt een afgevaardigde uit die
plaats de wensch uit, dat er een broederlijke
en zusterlijke samenwerking met Boisward
moge zijn en dankt ds. Ens voor de woorden
aan ds. Rossen gewijd.
Ds. Dufour van Ijlst wenscht de ge
meente van Sneek op deze feestdag geluk
en is overtuigd, dat de hoop en de verwach
tingen omtrent den nieuwen prediker niet
beschaamd zullen worden. Hij verzoekt de
gemeente te zingen Gez. 114 3.
D s. Mes d ag zegt daarna allen hartelijk
dank voor hun warme vriendschap en hoopt
dat (de goede wenschen in vervulling mogen
gaan. Spr. deelt nog mede, dat na de dienst
it) de Mennozaal gelegenheid is voor nadere
kennismaking, terwijl binnenkort een ge-
meente-avond zal worden gehouden.
Tot slot werd gezongen Gez. 188, waarna
de zegen werd uitgesproken.
De Nederlanders kunnen het dus tochl
Het was voor degenen, die de Willem de
Zwijgerfilm ook film-critisch durfden zien,
dubieus geworden of we hier in Nederland
over de artisten, de regisseur en de fondsen
beschikten om een werkelijk geslaagde Ne-
derlandsche film te produceeren, maar nu
we „De Jantjes” zagen in de A m i c i t i a
Bioscoop, durven we wel zeggen: „Wij
kunnen het ook”. Dank zij een gelukkige
samenwerking van regie en artisten, waar
onder niet vergeten mag de man van de
muziek, Louis Davids, zijn we hier plotse
ling een film rijk geworden, welke zich in
haar genre meten mag met de buitenland-
sche films. En nu zien we meteen ook hoe
veel meer sfeer een film soms kan geven
dan een tooneelstuk, want sfeer, Jordaan-
sfeer, is er in deze film, welke al zoo prach
tig begint met die reeks beelden van Am
sterdam.
De inhoud van Boubers werk is wel vol
doende bekend, Amsterdamsche humor, ro
mantiek van de Jordaan vieren er hoogtij
in, en de artisten disschen dat met hun
sappige spel op een zeer genietbare wijze
op, zoo genietbaar, dat de Amicitia Bios
coop avond aan avond stampvol is en de
directie nu dit werk, dat het doet als geen
ander, ook in de Bioscoop bij de Waag laat
draaien.
Na een ambtelijke loopbaan van 53 jaar
gaat de heer S. Baarda, adjunct-commies
der directe belastingen, invoerrechten en ac
cijnzen aan het kantoor van den rijksont-
vanger alhier, met 1 Mei de dienst met pen
sioen verlaten. Men herinnert zich misschien
dat de heer Baarda op 1 Mei 1931 zijn gou
den jubileum als ambtenaar vierde, waarbij
van vele zijden waardeering werd geuit voor
de wijze, waarop de jubilaris gedurende een
halve eeuw ?ijn taak vervulde. Op 12-jari-
gen leeftijd bij de administratie in dienst
getreden, heeft de heer Baarda de ontwik
keling van de dienst der belastingen alhier
geheel meegemaakt, niet minder dan 22
ontvangers waren in dien tijd zijn chefs, ter
wijl het aantal collega’s dat hij heeft zien
komen en gaan, natuurlijk legio is.
Een sympathiek ambtenaar gaat met hem
de dienst verlaten. Na een welbesteed amb
telijk leven zij hem nog een aantal jaren van
voorspoedige rust gewenscht. Voorloopig
blijft de heer Baarda metterwoon alhier ge
vestigd.
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegestaan.
de oude gemeente is U zwaar gevallen en
hier komt U in een omgeving, waar alles
nieuw voor U is. Wij willen gaarne alles
doen om U uw taak te verlichten, vooral in
deze tijd, waarin het kerkelijk leven vaak in
gedrang (komt, waarom spr. de gemeente
opwekt van haar belangstelling blijk te
geven, al was het alleen maar door trouw
ter kerk te komen. Spr. eindigt met een
woord van dank aan ds. Dufour, die gedu
rende negen maanden de catechisaties heeft
gehouden en de zieken bezocht en in wiens
vriendschap spr. zich gaarne aanbeveelt.
D s. Ens van Warns spreekt namens de
Friesche Doopsgezinde Sociëteit woorden
van welkom, terwijl hij in enkele gevoelvolle
woorden het plotseling overlijden van ds.
Kossen herdenkt.
D r. D e V o s is verheugd over de komst
van den nieuwen predikant en spreekt de
hoop uit op een voortdurende en vruchtbare
samenwerking.
„Wlat u zegt, sir. Ik kan niet bewe
ren dat ik op ’t oogenblik alles waar
het om gaat, begrijp, maar ik weet
een bevel te onderscheiden als ik er
een krijg. Ik slaap” hij keek naar het
biljet in zijn hand „in bed No. 8.
Wat zie ikl Dit biljet is maar geldig
tot Lausanne.”
„Wlant daar stap je uit,” zei Gillson.
„Er is in het Ouchy Palace Hotel al
een kamer voor je besproken. Ga
daarheen, en Standish zal de regeling
Van den loop van je jeugdig leven
ovememen.”
Hij', stond op, ten bewijze dat het on
derhoud afgeloopen was.
„Maar, drommels nog toe, kotonel,”
drong Tiny aan, „kunt u mij niet eenig
begrip geven van waartoe dit alles
dient
Gillson schudde het hoofd.
„Je zult alles vernemen wat noodig
voor je is om te weten, als de rechte
tijd daarvoor aangebroken is. Geloof
miji, beste kerel, deze terughouding js
volstrekt niet aan eenig gebrek aan
vertrouwen van mijn kant te wijten.
Maar er bestaan zekere gelegenheden,,
waarbij onwetendheid onnoemelijke
schatten waard is. Standish speelt op
't oogenblik zijn kaarten uit, en jjj’ bent
een zeer belangrijke kaart. Het moet
aan hem overgelaten worden om te
besluiten, wanneer hjjl je zal uitspelen,
en hoe hij je zal uitspelen. Maar, als
het je tot troost kan strekken, kan ik je
één ding zeggen. Ik zou er een jaar
traktement voor over hebben, als een
barmhartige daad van de Voorzienig
heid een stuk wou afnemen van dien
vervloekten neus van mij. Want als ik
Na de dienst maakten velen gebruik var
de gelegenheid met dominee en mevrouw
Mesdag kennis te maken, welk samenzijn
een zeer geanimeerd karakter droeg.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aanwezig aan het bureau van politie,
Martiniplein, en aldaar te bevragen op alle
werkdagen tusschen 1116 en 12J6 uur, de
navolgende voorwerpen als gevonden ge
deponeerd op 7 8 en 9 April 1934: rijwielen,
kist.
Aanwezig en te bevragen bij de navol
gende ingezetenen, onderstaande voorwer
pen, als gevonden aangegeven op 7, 8 en
9 April 1934: R.K. kerkboekje, R. Jaasma,
Looxmastraat 58; kop van autolamp, J.
Thijsen, Geeuwkade 69; geel hondje, S. Sie-
mensma, Oude Dijk 7; doos met conserven-
bussen F. Poelman, Stationsstraat; beursje,
Sj. Jorna, 2e Steenklipstraat 34; padvinders-
riem, B. Weissenbach, Gr. Kerkstraat 16;
zakmesje, J. Hernaamt, Julianastraat 8;
zakmes, M. Metz, Oude Koemarkt; overall,
F. de Leeuw, Parkbuurt 19; paar schoenen,
K. Bijlsma, Westersingel 2; beurs, A. de
Graaf, 2e Zomerrakbuurt 39; padvinders-
mes, Metz, Oude Koemarkt; duimstok, P.
Roosenstein, 2e Woudstraat 36; beurs met
inh., Q. Wiebenga, Ijlst.
Kievitseieren.
Aan de markt alhier werden heden 1500
kievitseieren aangevoerd, prijs 20 ct. per
stuk.
Intrede ds. W. Mesdag.
In het vriendelijk kerkgebouw van de
Doopsgezinde Gemeente alhier had Zon
dagmiddag in een geheel bezette dienst de
intrede plaats van ds. W. Mesdag, over
gekomen van Zijldijk (Gr.). Met den kerke-
raad was een viertal predikanten aanwezig,
terwijl ook de burgemeester dezer gemeente
door zijn tegenwoordigheid blijk van belang
stelling gaf.
Na votum en zang van Ps. 118 12 en
14, zong een zangkoor een lied, waarna
gelezen werd Psalm 23; daarna volgde ge
bed. Als tekst had de nieuwe leeraar ge
kozen Psalm 86 12: „Heere, mijn God, ik
zal U met mijn gansche hart loven, en ik
zal Uw naam eeren in eeuwigheid”.
Het oogenblik is thans aangebroken, zoo
ving spr. zijn rede aan, waarnaar met ver
langen is uitgezien. Aan weerszijden is er
blijdschap en dankbaarheid; aan uw kant
omdat de vacature vervuld wordt en er dus
aan de opbouw van de gemeente geregeld
kan worden gearbeid; aan mijn kant, omdat
ge mij waardig hebt gekeurd, hier beroepen
te worden. Ik gevoel behoefte thans te spre
ken over het licht Gods, een licht, dat door
duizenden niet wordt gezien en waarin niet
wordt geloofd. Jezus Christus heeft ons den
weg gewezen tot den Vader der lichten en
wij willen op Hem wijzen. Wij zijn ons be
wust hier een verantwoordelijke taak op ons
te nemen, omdat wij nu de leiding van een
godsdienstig zedelijk leven hebben. Daarom
moet aan ons kunnen worden gezien, dat
er is een achtergrond, waardoor die leiding
wordt gerechtvaardigd. De vraag rijst al
direct of wij dat kunnen, maar waar gij ons
hebt beroepen en ons uw vertrouwen hebt
gegeven, hebben wij vertrouwen op God,
dat Hij ons de weg zal wijzen, en daarin
zullen wij, het met elkaar wagen. Dit ver
trouwen alleen zou een onvoldoende onder
grond kunnen zijn, en de mogelijkheid is
niet uitgesloten, dat wij als de man zou
den zijn die zijn huis op zandgrond had
gebouwa. Ons verbond zal dan alleen duur
zaam zijn als het gesloten wordt in God;
van Hem moet de zegen komen.
Ons tekstwoord is een woord voor allen,
al zal het voor sommigen minder bevattelijk
zijn dan voor anderen. Er is reden genoeg
God te loven en te danken en voor velen
zal het niet moeilijk zijn, omdat alles voor
den wind gaat. Zelfs al zijn er geen bepaald
groote zegeningen, toch is er nog veel
Alleen de gewone pierewaaier, met de
gebruikelijke vrouw. Maar gisteravond
vertelde hij, my, dat hij iets buitenge
woons verw'achtte. Die bandiet Gui-
seppi, de eigenaar van de club, had den
geheelen morgen een van zijn kamers
in en uitgeloopen, razende en vloe
kende en zeggende dat dit niet goed en
dat verkeerd was iets wat hij nooit
doet als het zijn gewone clientèle geldt.
En toen hoorde Jebson, toevallig langs
het kantoor van Guiiseppd gaande, de
zen door de telefoon een schat van or
chideeën bestellen. Mauve orchideeën,”
voegde hij; èr veelbeteekenend by.
Hij hield weer op en keek naar Tiny,
als besluiteloos of hij zou voortgaan.
„Mr. Carteret begrijpt, Dexter, dat
iedere naam, dien hy1 hier mocht hoe
ren noemen, even heilig is als werd
die uitgesproken in de biecht,” merkte
Gillson bedlaard op.
„Best, sar,” hervatte Dexter. „Jelbson
begreep wat dat zou kunnen beteeke-
nen; den vorigen keer waren de bloe
men ook mauve orchideeën geweest.”
„Mauve orchideeën,” zei Tiny lang
zaam. „Mauve orchideeën I Genadige
Hemel I Dat is haast niet mogelijk.'’
„Wiat is haast niet mogeljjk?” vroeg
Gillson rustig.
„O, niets, sir, niets. Alleen een on-
mogeljjk denkbeeld, dat mjj door het
hoofd flitste. Niets dan een vreemd
soortige overeenkomst.”
„Hoe langer je in deze dingen zit,
mljjn jongen, des te meer zul je leeren
inzien ‘dat niets onmogeljjk is,” zei Gill
son. „Welnu Dexter; was zij het?”
„Wie zal mij die boodschap geven?”
vroeg Tiny.
„Een man,” w*as het antwoord.
„Vraag me niet om je te zeggen hoe hij
er uit zal zien, want daar heb ik zielf
niet het flauwste begrip van. Heb je
tot zoover alles gesnapt?”
„Volkomen,” zei Tjny.
„Als je gedineerd hebt, zul je je
naar het Gare de Lyon begeven, bij
tijds om den trein van 9.10 naar Zwit
serland te halen. Ik heb daarin een
plaats in den slaapwagen voor je be
sproken, en als je die plaats inspec
teert, is het tien tegen één, dat je
mjj naar de diepste diepten van die hel
zult verwenschen.”
„Wat wilt u daarmee zeggen, kolo
nel vroeg de verbaasde Tiny.
„Dat zul je te zijner tjjd gewaar
worden,” antwoordde de ander met een
grjjns. „Maar er is één ding, jonge man,
en dat mag je niet vergeten.” De
grijns was verdwenen. „Onder géén
omstandigheden, welke ook, mag je
van slaapplaats veranderen, zelfs al zjjn
de andere in de af deeding onbezet.”
consulent, ds. Dufour van Ijlst, wordt in
het bijzonder dank gebracht voor alles wat
deze tijdens de vacature voor de gemeente
heeft gedaan, waardoor spr.’s taak aan
merkelijk is verlicht.
Het doet spr. veel genoegen, dat ds. De
Vos hier is, met wien hij zich voorstelt veel
te zullen samenwerken tot zegen van beider
gemeenten.
Ds. Hijlkema van Almelo wordt als zwa
ger dank gebracht, dat hij deze intrede heeft
willen bijwonen.
Den organist, den koster en diens echt-
genoote wordt medewerking gevraagd om
den eeredienst tot een schoon geheel te
maken.
De gemeente moge spr.’s dank aanvaar
den voor het beroep op hem uitgebracht.
Spr. verlangt hier aan het werk te gaan,
hier, waar ds. Schuurmans 20 jaar van zijn
leven heeft gegeven om een dieper religieus
inzicht te geven, om de blijde boodschap te
brengen, in dagen van moeite en rouw
woorden van bemoediging te spreken en zoo
de oogen te openen voor de vrede Gods.
Het is spr. dan ook een aangename plicht
zijn voorganger hier te gedenken: Blijf mij,
nu ik uw leider ben, uw trouw en vertrou
wen schenken, zend uw kinderen naar de
catechisatie en toon door eigen godsdien
stig leven uw medeleven. De pastorie staat
voor ieder open en mijn vrouw en ik zullen
gaarne ieder ontvangen. God wil ons be
waren in Zijn liefde en Hij ziet bij ons de
zuiverheid onzer bedoelingen; moge Hij die
zegenen, opdat alle dank en lof en aanbid
ding aan Hem worde toegebracht.
De voorzitter van de kerkeraad, de
heer M a t a k Fontein, is het namens dit
college, een aangename plicht ds. Mesdag
Er twas dus sprake van moord, zoozoo
l En méér dan een, wat dat betrof.
En bijlnla als een echo van wat e|r bij
hem zelf omging, hield Kolonel Gillson
opeens met heen en weer loopen op,
en sprak weer.
„Schep je geen valsche voorstellin
gen, jonge Carteret. Wijl hebben hier
te doen met een zaak, zóó groot, dat
het een aard heeft.”
Hijl draaide zich om, toen er op die
deur geklopt werd.
„Binnen I” riep hijl, en een man, die
door Tiny dadelijk als de kelllnier her
kend werd, kwam binnen.
„Morgen, Dexter,” zei Gillson. „Een
kwaad zaakje, dit. Je kent Mir. Car
teret, geloof ik. Hijl vertelde mij dat
je zijn broek bedorven hebt.”
De nieuwaangekomene grijnslachte
tegen Tiny.
„Het spijt me zeer, Mr. Carteret.
Als u zich alleen tot bokking bepaalde,
zou het niet gebeurd zijn. Hij werd
weer ernstig, en keerde zi.ch tot Gillson.
„U heeft geljjk, sir; het is een kwaad
zaakje. Moet ikH'Jj1 wierp vra
gend een blik in de richting van Tiity.
„Ga maar door, Dexter. Mr. Carteret
is nu eelh der onzen.”
„Nu dan, sir, Jebson was, zooals u
weet, onze vaste man in Negenenvijf
tig. Hijl is daar nu langer dan drie
maanden geweest, en tot gisteren was
hijl' overtuigd dat niemand hem ver
dacht van geen beroepskellner te zytn..
Ik Sprak hem zelf onder lunchtijd, en
toen zei hijl mjj dat. Hy heeft boven
in een of twee vrije kamertjes bediend,
en gedurende méér dan veertien dagen
is daar niets van belang voorgevallen.
een stuk Van dien voorgevel kwijt was,
zou ik mijln gezicht voldoende kunnen
vermommen om in jou plaats te gaan.”
„Dat klinkt in ieder geval veelbelo
vend,” lachte Tiny. „Nog een bood
schap voor Ronald?”
Terwijl hij deze vraag deed, ging
de) telefoonschel op het bureau.
„Eventjes geduld,” zei de kolonel.
„Hallo!”
Tiny hield hem los in het oog, ter
wijl hij daar sfond, meit den hoorn te
gen zijn oor. Het gladde, scherpgesne-
den gezicht Was als een masker; alleen
de oogen glansden van een vuur. Ein
delijk hield de stem aan de andere zijde
op, jen Gillson begon te spreken.
„Kun je dadelijk hier komen, Dexter?
Ja? Alsjeblieft dan.”
Hij legde den hoorn neer, en bleef
toen een minuutlang onbeweeglijk ujt
helt venster staren.
„Of er nog. een boodschap is voor
Ronald,” zei hjj eindelijk. „Ja, Carteret,
die is er. Je kunt hem zeggen, dat
Jelbson vermoord is, op dezelfde ma
nier als de anderen. Wacht even. Dex
ter komt hier, en dan zullen we er allies
van hooren. Het toeval wil, dat je
Dexter kent. Je kunt hem om een nieu
we broek manen.”
„Wil u daarmee zeggen dat hjj! de
kellner in het Negenenvijftig was?”
De ander scheen hem evenwel niet
verstaan te hebben. Gillson liep met
zijln handen in zfln zakken in de kamer
been en weer, het hoofd vooruitgesto
ken, zijn kïn op de borst, terwjjl Tiny,
tegen het schrijfbureau geleund, stond
te rooken. Gillson sprak niet weer; hy
was in zijn eigen gedachten verdiept.
waarvoor wij God dankbaar mogen zijn.
Wij mogen nooit vergeten, dat groote mo
menten uiterst schaarsch zijn; als wij daar
op wachten zouden wij wel heel lang kun
nen wachten. „Veracht de dag der kleine
dingen niet”, zegt de Schrift en als wij dat
wel doen, zal ons leven nooit groot kunnen
worden uit die kleine dingen.
Anders wordt het, wanneer de nacht van
zorg en verdriet komt; dan moeten wij
vasthouden, hoe moeilijk dit ook gaat. Voor
geslachten hebben het geleerd, en hoe zwaar
het ook is, wij kunnen het ook leeren. Ons
leven wordt een wonderlijk wijs menschen-
leven als de Eeuwige daarachter is. Geen
macht in de wereld is in staat ons uit de
ellende te trekken, dan God alleen, waarom
wij moeten leeren Hem te danken in eeuwig
heid.
De vraag komt naar voren: „Wat moeten
wij dan doen?” Denk aan de schoonheid en
de rijkdom der natuur, wat al zeer veel is,
doch Gods leiding in ons leven is ontzaglijk
veel meer. Als wij daarvan meer doordron
gen waren, zouden wij ons altijd omringd
weten van Gods liefde en trouw. Achter de
lof aan God moet onze persoonlijkheid
staan; die lof moet uit de bron van ons
leven voortvloeien.
Wij hebben Hem ook te eeren, door te
toonen dat wij naar zijn beeld geschapen
zijn. Hij stelt ons verantwoordelijk voor ons
leven; wij moeten daarvan rekenschap ge
ven en ons lichaam en onze ziel ongerept
bewaren. Het moet zoo zijn, dat wij leven
uit het Woord, als Jezus Christus, dat wij
ons licht laten schijnen voor de menschen;
in één woord, het is het durven wagen met
Hem, wat ook de toekomst ons geeft.
Gevraagd mag, of wij de woorden van
deze tekst nakomen of dat het alleen
schoonklinkende woorden voor ons zijn, hartelijk welkom te heeten. Het afscheid van
Laat ons eerlijk zijn en in alle ootmoed en
bescheidenheid erkennen voor God, dat wij
daaraan niet voldoen, maar er naar willen
streven, opdat onze lof steeds dieper klank
krijgt. God, die onze zwakke pogingen ziet,
zal ons zegenen met het licht van Zijn Hei
ligen Geest op den weg, waarop Hij ons
voert. Wij hebben alles aan Hem te danken
en daarvoor willen wij Hem met geheel ons
hart danken.
Na het zingen van Gezang 29 4 en 5,
sprak ds. Mesdag enkele persoonlijke woor
den. Allereerst bracht hij hartelijk dank aan
den kerkeraad voor het vertrouwen in hem
gesteld en de bijzonder hartelijke wijze,
waarop deze hem is tegemoet gekomen.
Moge deze goede geest zoo blijven, die zal
leiden tot een aangename samenwerking,
wat tot zegen voor de gemeente is.
De aanwezige collega’s wordt dank ge
zegd voor hun tegenwoordigheid, waarin
spr. een blijk van vriendschap ziet.» Den
i
L
K.
NIEUWE SNEEKER COURANT
annex SNEEKER COURANT (77e Jaargang)
1