BOe Jaargang
Uitgave KIEZEBRINK i Go.
Io. 60 Eerste Blad
Zaterdag 28 April 1984
Dit No. bestaat uit 3 bladen.
Uit onze Raadzaal.
i
s
I
NIEUWSTIJDINGEN.
1
Aldus enz.
BESLUIT)
SNEEKj 17 April 1934.
Aan de Gemeenteraad.
Aldus enz.
Aan de Gemeenteraad.
SNEEK, 24 April 1934.
BESLUIT:
Aldus enz.
Aldus enz'.
SNEEK, 17 April 1934.
Aan de Gemeenteraad.
BESLUIT:
de rekening van baten en lasten van het woning-
2e.
j
B. en W. bieden den raad de volgende voorstellen aan:
No. 208.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging van het raadsbesluit, houdende
benoeming van Dr. T. van der Zee tot
leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde
aan het gymnasium.
No. 1.851.2.01.08.741.7 A.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot opheffing van een betrekking van onder
wijzer aan elk der openbare lagere scholen
nos. 1 en 4 en tot het verleenen van eervol
ontslag aan de onderwijzeressen Mevr. D.
SchaafsmaHoeneveld en Mej. B. Heerema.
No. VI 07.352.1(1).
Rapport van de Commissie voor rekenin
gen en begroetingen betreffende een plan tot
af- en overschrijving op de begrooting van
het Burgerlijk Armbestuur voor 1933.
No. II 07.353.8(5g).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging van de regeling der gasprijzen
voor grootverbruikers.
No. IX 07.352.17(1).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot voorloopige vaststelling van de rekening
van het openbaar slachthuisbedrijf over 1933.
SNEEK, 4 April 1934.
No. X 07.351.32(38).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
om aan S. Bruinsma, pachter van de sathe
en landen „Welgelegen” aan de Leeuwarder-
weg een reductie te verleenen op de pachtsom
over het huurjaar 1933/1934.
SNEEK, 16 April 1934.
Aan de Gemeenteraad.
De commissie voor rekeningen en begroetingen ontving
om advies een opgaaf van af- en overschrijving van de
begrooting van het Burgerlijk Armbestuur over het dienst
jaar 1933 met als resultaat de eindcijfers van ontvangsten
en uitgaven over dat jaar.
Begroot werd in ontvangst en uitgaaf een bedrag van
f 105.592.met als subsidie uit de gemeentekas een be
drag van f 104.092.
Deze posten beliepen in werkelijkheid f87.877.92 en
f 86.750.03.
Daar tot nu toe f 88.750.als subsidie was ontvangen,
kan in de gemeentekas f 1.999.97 worden teruggestort.
De commissie heeft geen op of aanmerkingen en advi
seert tot goedkeuring.
SNEEK, 24 April 1934.
Aan de Gemeenteraad.
Nu in de laatste tijd de prijzen van vloeibare en vaste
brandstoffen aanzienlijk zijn gedaald en daarentegen
krachtens het raadsbesluit van 27 December 1933, no. 16a,
de gasprijzen eenigszins zijn verhoogd, is het gas in een
ongunstige verhouding tot andere brandstoffen komen te
staan. De commissie voor de gemeentebedrijven vreest, dat
hierdoor de afzetmogelijkheid voor gas zal worden beperkt.
Mede naar aanleiding van een ingekomen verzoek van
een gasverbruiker, heeft zij daarom de vraag onder de
oogen gezien, of het in de gegeven omstandigheden aan
beveling verdient een speciaal tarief voor grootverbruikers
in het leven te roepen.
De commissie meent de oplossing te hebben gevonden
in de invoering van een facultatief vastrechttarief, waar
van alle grootverbruikers, die 3000 M’. gas of meer per
jaar verbruiken, gebruik kunnen maken, ongeacht de doel
einden waarvoor het gas wordt aangewend. Het vastrecht
zou per maand moeten bedragen f7.terwijl het gas
verder beschikbaar wordt gesteld voor 3!/a cent per M’.
Boven deze prijs wordt de omzetbelasting niet berekend.
ten aanzien van school 1 een tijdelijk karakter draagt,
aangezien aan die school op 1 Januari 1935 weder zes
leerkrachten verplicht zullen worden.
Voor op wachtgeld stelling komen naar onze meening
in de eerste plaats in aanmerking, aan school 1: Mevr.
D. SchaafsmaHoeneveld als de eenige aan die school
verbonden gehuwde onderwijzeres-niet kostwinster en aan
school 4: Mej. B. Heerema als de het laatst aan die schooi
aangestelde leerkracht.
Wij zullen nog nader overwegen de vraag of het met
het oog op het geven van handwerkonderwijs en in ver
band met het bepaalde in art. 29 der Lager-onderwijswet
1920 aanbeveling verdient, leerkrachten van de eene school
naar de andere over te plaatsen.
Onder overlegging van de op deze aangelegenheid be
trekking hebbende stukken en adviezen, stellen wij U voor
het volgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
Wij leggen hierbij aan U over de door den Directeur
van het Openbaar Slachthuis bij ons ingediende rekening
van het openbaar slachthuisbedrijf over 1933 met de daar
bij behoorende bescheiden.
Onder mededeeling dat de cijfers der rekening door het
centraal bureau voor verificatie en financieele adviezen
van de vereeniging van Nederlandsche gemeenten over
eenkomstig artikel 265, le lid, der gemeentewet, zijn deug
delijk verklaard, bieden wij U het volgend ontwerp-besluit
ter vaststelling aan:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
d.d. 4 April 1934, no. IX 07.352.17(1);
No. IV 07.352.17(1).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot voorloopige vaststelling van de rekening
van het woningbedrijf over 1933.
g
I. op te heffen, met ingang van 1 Mei 1934, een be
trekking van onderwijzer van bijstand aan elk der openbare
scholen voor gewoon lager onderwijs nos. 1 en 4;
II. met ingang van 1 Mei 1934, wegens opheffing van
haar betrekking, eervol ontslag te verleenen aan Mevr. D.
Schaafsma, geb. Hoeneveld als onderwijzeres aan de open
bare lagere school no. 1 en aan Mej. B. Heerema, als
onderwijzeres aan de openbare lagere school no. 4.
Aan de Gemeenteraad.
Bij het samenstellen van de gemeentebegrooting voor
1934 hebben wij er op gerekend, dat aan de openbare
scholen yoor gewoon lager onderwijs nos. 1 en 4 tot 1
September 1934 zes leerkrachten verplicht zouden zijn en
dat op die datum aan beide scholen één onderwijzer boven
tallig zou worden. Wat betreft school 1, tot 1 Januari
1935. Ons oordeel steunde op de bewoordingen van art.
XIV der wet van 30 December 1932, S. no. 689, welk
artikel na de daarin in 1933 aangebrachte wijziging be
paalt, dat de rijksvergoeding behoudens een niet ter
zake doende beperking tot het eind van het op 31
December 1933 loopende schooljaar berekend zal worden
naar de op 31 December 1932 geldende leerlingenschaal,
indien dit ook reeds op 1 Januari 1933 voor de school
voordeeliger was. Volgens de oude (vóór 1933 geldende)
leerlingenschaal bestond bij 211 t/m 260 leerlingen aan
spraak op vergoeding van de jaarwedden van zes leer
krachten uit ’s rijks kas, terwijl de bij de aangehaalde
wet van 31 December 1932 ingevoerde leerlingenschaal
bij 236 t/m 285 leerlingen de aanwezigheid van zes leer
krachten eischt. De oude schaal was voor beide scholen
derhalve onmiskenbaar voordeeliger.
Thans is ons gebleken, dat de Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, met betrekking tot de toe
passing van genoemd art. XIV een van ons inzicht afwij
kend standpunt inneemt Volgens den Minister moet de
oude schaal, wil art. XIV kunnen worden toegepast, niet
alleen voordeeliger zijn voor de school dan de nieuwe,
maar moet dat voordeel ook tot uitdrukking komen in het
aantal verplichte onderwijzers dat aan de school moet zijn
verbonden. Scholen 1 en 4 telden over 1932 respectievelijk
gemiddeld 238 en 237 leerlingen. Deze getallen waren
maatstaf voor het berekenen der rijksvergoeding over
1933. Zoowel volgens de oude als volgens de thans gel
dende schaal waren bij die aantallen leerlingen zes onder
wijzers verplicht. Van een voordeeliger zijn van de oude
schaal voor de beide genoemde scholen op 1 Januari 1933
was dus, volgens ’s Ministers meening, geen sprake.
Het gevolg van een en ander is, dat aan elk der scholen
1 en 4 van 1 Januari 1934 af een leerkracht verbonden is,
waarvan de jaarwedde niet voor rijksvergoeding in aan
merking komt. De toestand der gemeentefinanciën gedoogt
niet mede in verband met de door de Lager-onderwijs
wet 1920 aan de aanwezigheid van boventallig personeel
verbonden consequenties ten opzichte van het bijzonder
onderwijs dat de gemeente de jaarwedden dier onder
wijzers langer voor haar rekening neemt dan absoluut
noodzakelijk is. Na de hoofden der scholen 1, 2, 3 en 4
te hebben gehoord en na over deze aangelegenheid advies
te hebben ingewonnen van den Inspecteur van het lager
onderwijs in de inspectie Sneek en van de Commissie van
toezicht op het lager onderwijs in deze gemeente, hebben
wij noodgedwongen besloten, U voor te stellen aan de
scholen 1 en 4 met ingang van 1 Mei 1934 de betrekking
van zesde leerkracht op te heffen en aan een twee
tal leerkrachten uit die hoofde eervol ontslag te ver
leenen. Hoezeer wij deze maatregel uit een onderwijs-
oogpunt ook betreuren, de huidige financieele omstandig
heden waarin de gemeente verkeert laten helaas niet het
volgen van een andere gedragslijn toe. Hierbij zij opge
merkt, dat wij het vorig jaar in beginsel toch reeds hadden
besloten, met het oog op het leerlingenaantal in 1933
U voor te stellen met ingang van 1 September 1934 van
school 4 een vijfmansschool te maken en dat de maatregel
De heer S. Bruinsma, pachter van de sathe en landen
„Welgelegen” aan de Leeuwarderweg, heeft verzocht hem
over het huurjaar 1933/1934 een gelijke reductie op de
huur te verleenen als over het huurjaar 1932/1933. Deze
reductie bedroeg toen 40 van de jaarlijksche huursom
of 40 van f2964.— f 1185.60.
Aangezien de toestanden in het veehoudersbedrijf sedert
het vorige huurjaar in het algemeen geen verbetering heb
ben ondergaan, komt inwilliging van het verzoek ons
redelijk voor. De contractueele huur bedraagt f65.per
36% are plus de lasten.
Wij stellen U dan ook voor, onder overlegging van het
ingewonnen advies van den opzichter der gemeente-
landerijen, in deze zin te handelen, door het volgende
besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 17 April 1934, no. X 07.351.32(38);
Wij leggen hierbij aan U over de door de Commissie
voor het woningbedrijf bij ons ingediende rekening over
1933 met de daarbij behoorende bescheiden.
Ten aanzien van deze bescheiden hebben wij niets te
onzer verantwoording te vermelden.
Onder mededeeling, dat de cijfers der rekening overeen
komstig art. 265, le lid, der Gemeentewet door het Cen
traal’bureau voor verificatie en financieele adviezen der
vereeniging van Nederlandsche gemeenten zijn deugdelijk
verklaard, stellen wij U voor het volgend besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
d.d. 17 April 1934, no. IV 07.352.17(1);
I
Maranatha-conferenties.
In het Gebouw voor Christ. Belangen vond
Woensdag een drietal samenkomsten voor
bovengenoemd doel plaats.
’s Morgens werd een bidstond gehouden
onder leiding van den heer Kits van Leeu
warden, die daarbij aan de hand van Exo
dus 12 113 sprak over: „Verlossing of
redding, heiliging en dienen”.
In de middagsamenkomst sprak ds. Herf-
kens van Assen over: De zalving der kinde
ren Gods absoluut noodzakelijk; ds. Kok van
Oudemirdum sprak over: De zalving der
kinderen Gods door hun Heiland beloofd,
terwijl ds. Hoekendijk van Bussum sprak
over: De zalving der kinderen Gods nog
altijd verkrijgbaar. Na afloop dezer ver
gadering werd een koffietafel gehouden,
welke vrij veel deelname had, waarbij de
heer Kits de leiding had.
In de avondsamenkomst, welke stond on
der leiding van d s. H o e k e n d ij k, gaf
deze, nadat eenige liederen waren gezon
gen, gelegenheid voor stil gebed. Daarna
werd gezongen Psalm 89 1, 7 en 8, waar
op de heer Kits in gebed voorging. Ds. Hoe
kendijk heet dan de aanwezigen hartelijk
welkom in deze eerste Maranatha-conferen-
tie in Sneek. Spr. acht het noodig ter voor
koming van misverstand, er den nadruk op
te leggen, dat deze samenkomsten niet ker
kelijk zijn, ook niet anti-kerkelijk, doch
super-kerkelijk, omdat men zoekt de kinde
ren Gods uit alle kerken samen te brengen
en te zien of er uit den nood der tijden niet
iets goeds geboren kan worden. Er ligt voor
God een nog onverhoord gebed van Chris
tus: „Vader, dat zij allen één zijn, gelijk Wij
één zijn”. Dat gebed kan niet onverhoord
blijven, en daarom zal God de nood zoolang
toespitsen, tot Zijn kinderen nader tot elkaar
komen.
Nu gaat het pm Christus zelf en er is
nooit een tijd geweest, waarin zooveel be
hoefte aan Hem is geweest als nu. Wij zul
len spreken over de toekomst van Christus;
zet gij daarvoor uw hart open en grijpt el
kander om tot ieders behoud te dienen.
Na deze inleiding zingt mevrouw Kits een
lied, waarop ds. Herfkens het woord
verkrijgt om te spreken over: „De toekomst
van Christus als komende Bruidegom”. Spr.
leest eerst Openb. 22 12 w. en zegt dan,
dat de menschen altijd vol zijn van de din
gen in stoffelijk opzicht met betrekking tot
de toekomst. Wij christenen willen nu spre
ken over de toekomst van Christus, omdat
Hij door alles heen tot ons komt als de Brui
degom, wat reeds een feestelijk begin is.
De gemeente verlangt als de Bruid naar
haar Bruidegom en zegt: Kom! Met haar
bede stemt de H. Geest in. Zoolang de on
gestoorde gemeenschap met Christus niet is
tot stand gekomen, is het heil der gemeente
niet volmaakt. £>pr. wijst dan op het trek
kende israëlietische volk, dat van ieder ver
guisd wordt, doch steeds Gods volk blijft.
Ter wille van dat zwervende volk zegt ook
de Bruid: Kom! Als Christus komt, zal Is
raël verlost zijn uit zijn benauwdheid, wat
de H. Geest niet onverschillig is. Voorts
denken wij aan de heidenen en aan ’t moei
lijke werk der zendelingen, doch als Chris
tus komt, zullen de volkeren massaal wor
den toegebracht. De gansche schepping
zucht en dat vernemen we in ’t bijzonder in
deze dagen. Wel zijn er geweest, die zeiden,
dat dit dwaasheid was; het ging immers
zoo goed. Die zoo spraken worden nu stil
en luisteren naar de zucht om bevrijding. En
te midden van het vloeken en razen der we
reld is er een klein kuddeke, dat roept om
de komst van den Bruidegom. Wel wordt
om die roep gelachen, doch de Bruid durft
het tegen alles in, uit te spreken: Wij ver
langen naar den Bruidegom. Zooals de
bruid haar bruidskleed rein houdt, zoo moe
ten ook wij ons onbesmet bewaren van de
wereld. En komt Hij, dan mag de vraag ge
steld of wij verheugd met het blijde lied der
verlossing Hem tegemoet kunnen gaan.
Ds. Berkhoff spreekt over: „De toe
komst van Christus als heerscher”. Spr.
noemt het een groot voorrecht te mogen
spreken van een Koning, die reeds verheer
lijkt is, nl. Jezus Christus. Deze heeft een
zware strijd gestreden om den troon te ont
vangen, welke Hem van voor de grondleg
ging der wereld was beloofd. Wel zien wij
Zijn heerlijkheid en glorie nog niet, en er
moge verschil bestaan over de vraag of
Christus al Koning is of dat Hij ’t zal wor
den als het 1000-jarig rijk zal komen, wij
willen nu spreken over Zijn Koningschap.
Hij heeft overwonnen en Zijn Koningschap
wordt de banier over ons hart en de profe
tie heeft voorzegd, dat Hij zal heerschen
in deze wereld, en al vertraagt de vervul
ling der belofte, zij komt. De eeuwigheid
zal ontzaglijk heerlijker zijn dan het 1000-
jarig rijk, maar in die eeuwigheid is het
niet het rijk van Jezus Christus, want de
gedaante dezer wereld gaat voorbij en als
de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zal
gekomen zijn, zal Hij het Koningschap over
geven. In deze wereld zal Christus heer
schen en niet in de eeuwigheid. Dit is voor
velen niet duidelijk en daarom moge het
licht des H. Geestes dienen om dat helder
en klaar voor te stellen. Spr. citeert dan
een groot aantal bewijsplaatsen uit het
Oude en Nieuwe Testament, waarin gespro
ken wordt van Christus’ heerschappij, om te
SNEEK, 17 April 1934.
Aan de Gemeenteraad.
Het raadsbesluit van 27 Februari 1934, no. 3, waarbij
Dr. T. van der Zee is benoemd tot leeraar in geschiedenis
en aardrijkskunde aan het gymnasium, alhier, hebben wij
op grond van art. 17,2e lid, der Hoogeronderwijswet, van 24ApriTl 934," no.' 1.851 2."0r.08.741’.7 A-'
onderworpen aan de goedkeuring van den Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Bij schrijven van
12 April 1934, no. 5122, afd. V.H.M.O., deelde deze be
windsman ons mede, dat hij in de gegeven omstandigheden
tegen goedkeuring van het raadsbesluit bezwaar heeft
voor zoover het strekt tot het geven van een vaste aan
stelling aan Dr. T. van der Zee. Tegen een benoeming
voor een bepaald tijdvak zal de Minister zich niet ver
zetten.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het
volgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 17 April 1934, no. 208;
BESLUIT:
aan het raadsbesluit van 17 Februari 1934, no. 3, hou
dende benoeming van Dr. T. van der Zee tot leeraar in
geschiedenis en aardrijkskunde aan het gymnasium aldaar,
toe te voegen: ,;voor het tijdvak tot 1 September 1934”.
Aldus enz.
voorloopig vast te stellen:
a. de rekening van baten en lasten van het openbaar
slachthuisbedrijf over 1933, met een voordeelig saldo van
f 3569.61
b. de rekening van kapitaalontvangsten en -uitgaven
van dat bedrijf over 1933 met een totaal van f45141.97
en een nadeelig saldo van f 1971.35;
de balans van dat bedrijf per 31 December 1933 met
een totaal van f 199362.65 in debet en credit.
4e. voor )de 27 woningen aan de Ubbo Emmius-, Oys-
bert Japiks-, Waling Dijkstra- en Napjusstraat met een
nadeelig saldo van f 1644.10;
5e. voor de 39 woningen aan de Ubbo Emmius-, Gys-
bert Japiks-, Waling Dijkstra- en Winsemiusstraat, met
een voordeelig saldo van f 216.21;
b. de rekening van kapitaalontvangsten en -uitgaven
van het woningbedrijf over 1933 voorloopig vast te stellen
met een totaal van f 115942.23 in ontvang en uitgaaf;
c. de balansen van het woningbedrijf per 31 December
1933 voorloopig vast te stellen met een totaal van:
le. f 642490.20 in debet en credit voor de met rijksvoor-
schot gebouwde woningen;
2e. f 288588.35 in debet en credit voor de niet met rijks-
voorschot gebouwde woningen.
BESLUIT:
I. aan S. Bruinsma, pachter van de sathe en landen
„Welgelegen” aan de Leeuwarderweg over het pachtjaar
1933/1934 een reductie te verleenen van 40 berekend
over de geheele huursom ad f2964.f 1185.60.
II. behoudens goedkeuring van de Gedeputeerde Sta
ten, de begrooting van inkomsten en uitgaven van de
gemeente, voor het dienstjaar 1933, te wijzigen in die zin,
dat volgnummer 368 der uitgaven van de gewone dienst
Restitutie van huursommen wordt verhoogd met
f 592.80 en volgnummer 649 der uitgaven van de gewone
dienst Onvoorziene uitgaven wordt verlaagd met
f 592.80.
a. de rekening van baten en lasten van het woning
bedrijf over 1933 voorloopig vast te stellen:
I. Woningen met rijksvoorschot gebouwd:
le. voor de woningen type A en B met een voordeelig
saldo van f 2792.78;
voor de woningen type C en D met een voordeelig
saldo van f721.63;
3e. voor de woningen type F min, met een nadeelig
saldo van f2441.74;
4e. voor de woningen type D en D max, met een na
deelig saldo van f 4230.46;
5e. voor de woningen type E met een nadeelig saldo
van f 3654.24.
II. Woningen zonder rijksvoorschot gebouwd:
le. voor de 66 woningen aan de Willem de Zwijger-
straat met een nadeelig saldo van f2202.50;
2e. voor de 34 woningen aan de Franekervaart, met
een nadeelig saldo van f677.64;
3e. voor de 10 woningen aan de Kapelstraat en aan
de 2e Steenklipstraat met een nadeelig saldo van f935.18;
8K
E
f
1
NIEUWE SNEEKER COURANT
annex SNEEKER COURANT (77e Jaargang)
J