Officieel Orgaan der Gemeente Sneek J 1 No. 102 Eerste Blad uitgave KIEZEBRINK Co. zaterdag 23 September 1984 50e Jaargang Bit No. bestaat uit 3 bfóilen. 4 NIEUWSTIJDINGEN. Alle Advertentiën worden in belde bladen opgenomen Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting. Tweede Inspectievergadering. GEVONDEN VOORWERPEN. De nieuwe spelling. D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.), IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd Controle op de oplaag toegestaan. zou zitten. Maar laat men in ieder geval doorpakken. 1 Over zwakzinnigheid zal spr. het vandaag Jbruikbaar te maken als het van het achtste niet hebben. Het domme kind is altijd nog oefenings- vatbaar; het kan toch van alles een beetje leeren; onder dom verstaat men het niet doorzien van een aangegeven relatie, het niet doorzien van het doel der dingen. Een dom kind zal een béte indruk maken, is nooit geestig, maar de domme is wel altijd door het altijd te herhalen, totdat wat ze De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid: Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawisr, Terzool, Abbega, Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis, Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel, Langweer, Bozum. oefeningsvatbaar en kan in 9 of 10 jaar de lagere school doorloopen, wat de achterlijke niet kan. Het domme kind staat op een lager begrippenniveau, maar is vatbaar voor ont wikkeling over de heele linie. Bij het achter lijke kind met een lager intelligentie-leeftijd, is dat niet het geval, daar is de „uitval”. In wezen is achterlijkheid een uitval over groo- ter of kleiner gebied; er zijn zelfs achter lijke menschen met een uitval op zoo klein ^bied, dat ze ’t brachten tot professor, maar een dom mensch daarentegen wordt hooit professor. Spr. kent een professor in Duitschland, die geen vreemde taal kan leeren en zelfs de eigen taal niet kan schrij ven zonder fouten, doch zeer beroemd is in zijn vak, de mechanica en spr. kent een stu dent in de natuurkunde te Leiden, die de beste in zijn vak van zijn jaargenooten is, doch geen eindexamen van de H.B.S. of staatsexamen heeft gedaan, omdat hij een voudig geen talen kan leeren. Hier is dus een uitval; in zijn vak is hij een man, die de wereld misschien eens verbaasd zal doen staan door zijn ontdekkingen. Een nerveus kind is meestal normaal in telligent, vaak zelfs zeer begaafd, dank zij zijn prikkelgevoeligheid. Nerveuze kinderen zijn vaak voor het klassikaal systeem te knap. Een nerveus kind van 7 jaar was in de tweede klasse een mislukkeling en moest terug naar de eerste. Het bleek bij onder zoek dat dit kind voortdurend nieuwe prik kels noodig had om aandacht te kunnen blijven schenken aan het onderwijs en dat ging bij zuivere toepassing van het klassi kaal systeem niet. Toen is men dit kind in dividueel onderwijs gaan geven en het deed de geheele lagere school in drie jaar! Men zegt, dat zulke snelle vorderingen ongezond zijn, maar dat zijn praatjes! Het kan niet ongezond zijn rekening te houden met iemands aanleg. Bij het nerveuze kind zijn er dus stoornis sen in de aanwending der energie, want het kan een stoornis genoemd worden dat het alleen energie geeft aan nieuwe dingen of bv. alleen reageert op zachte prikkels en bij harde begint te huilen. Hoe is het domme kind te herkennen? De onderwijzer ontdekt bij zoo’n kind zekere gelijkmatigheid in zijn ervaring van dit kind, het zal' last hebben met schrijven, reke nen, gedrag enz., doch men ontdekt tevens dat dit kind bij speciale aandacht toch ver der komt; in den regel in zoo’n kind ook dom in zijn uitingen van genegenheid, er is zekere mate van onbeheerschtheid in het doen van een zuivere automatische daad. Tegenover zijn ouders reageert dit kind als of het half in slaap is. Zoo’n kind moet met eindeloos geduld be handeld worden, ook op school. Oefenen en nog eens oefenen, en tot aan zijn dood toe is voor deze mensch het beste bewijsmiddel de analogie. De leerkracht moet zich in de eerste 5 klassen toch oefenen in de analogie, want voor alle kinderen van die leeftijd is het gebruik van de analogie noodig; voor de dommen blijft ze echter altijd nooaig. Zoo’n kind levert inderdaad een groot gevaar voor het klassikale systeem en of schoon spr. dat systeem niet bewondert, verloren gaan. Immers in elk systeem zullen deze kinderen groote moeilijkheid opleveren. Spr. vindt dat deze domme kinderen 1 uur per dag vrij van school moeten hebben en het personeel na de schooluren 1 uur aan dergelijke kinderen moet wijden. Spr. ziet geen andere weg; met groote toewijding en individueele behandeling komt men er dan echter. Nu het achterlijke kind. Er zijn soms be langrijke gebieden, waarbij dit kind niet achterlijk, zelfs voorlijk is. In tegenstelling met het domme kind hebben deze kinderen verbazend veel gevoel voor humor. De ach terlijkheid kan bestaan in het uitgevallen zijn van iets op allerlei terrein van psychisch leven en soms een gevolg zijn van motorisch gestoord zijn. Immers de nieuwere psycho logie heeft onthuld, dat wij bv. niet goed kunnen waarnemen als wij ons niet goed kunnen bewegen. Bij achterlijke kinderen komt dus de vraag: hoe is de motoriek? De behandeling van het achterlijke kind, dat niet op de gewone lagere school thuis hoort, moet speciaal zijn, het moet op een school voor buitengewoon onderwijs of in een inrichting en het is maatschappelijk moeten doen hun „in de handen zit”. Dit geschiedt dus meer naar een instinctieve handeling dan volgens een bewust kunnen doen, het is niet het beleven van de moto rische Gegenwelt. Niet achteraf realiseerend jaagt de hond het wild en bouwt de vogel een nest, en op diezelfde instinctieve hande ling doen wij een beroep bij de leiding der achterlijken. Van het nerveuze kind kent men twee vor men, nl. de neurasthenische en de neuro- p^thische. De laatste vorm loopt gedeeltelijk op het terrein der medici, zoodat spr. er niet lang bij zal stilstaan. Een neuropathisch kind is onmiddellijk afgeleid en de reacties zijn heftig; ze moeten paedagogisch-me- disch behandeld worden. Een neurasthenisch kind is te herkennen aan nagelbijten, aan het regelmatig trekken aan een haarlok, vaak aan bedwateren; het kan druk spelen en zich zeer opwinden. Het ziet er vaak bleek uit en is flink uit de kluiten gegroeid. Deze kinderen moeten zeer rustig behandeld worden. Men moet ze niet meenemen naar een visite. Ze moeten vooraan in de klas zit ten en alleen op een bank. Men moet ze niet met andere kinderen laten spelen, doch bv. in het zand zich zelf laten vermaken. Heb ben ze last van bedwateren, dan na 5 uur niet laten spelen en geen drinken geven. Op school moet men ze zoo weinig mogelijk een beurt geven en zich eerst overtuigen, dat het kind een beurt wil hebben. Ze moeten met groote voorzichtigheid behandeld worden, ook met het oog op de verdere ontwikkeling Het domme en het nerveuze kind behoo- ren tot het kruis van den onderwijzer, doel evengoed als deze zich bekommert om het kind met kiespijn of tuberculose, moet hij ook dit kind met égards behandelen, want ook dit is een patiënt; als men met een lichamelijke patiënt voorzichtig is, hoe veel te meer moet men het dan nog niet zijn met een psychische patiënt. Ook voor de verschijning van deze domme en nerveuze kinderen moeten wij, die aan onderwijs en opvoeding meewerken, dank baar zijn, want waarde aan het leven geeft niet het loopen langs gemakkelijke paden, doch wel het moeilijk gaan van wegen waar offers gebracht en het teere gedragen moet, en dan volgen wij de weg van Hem, die het gekrookte riet niet heeft gebroken en de rookende vlaswiek niet heeft uitgebluscht. Een daverend applaus volgde op deze rede, waarvoor de voorzitter den spreker hartelijk dank bracht. In de middagvergadering heet de voor zitter nog welkom de burgemeester van Sneek, voorts de spr. prof, van Veldhuizen van Groningen en de hoofdinspecteur de heer Welling en wijdt vervolgens een korte beschouwing aan de nieuwe soelling naar aanleiding van ingekomen vragen hoe het rijksschooltoezicht over de invoering dacht. Spr. adviseert: laat men er onmiddellijk mee beginnen, en kan het zijn, eendrachtig om verdeeldheid te voorkomen. Besluiten als te Utrecht en van de Philips fabrieken maken de kans op verwarring grooter. Laat men één gemeenschappelijke lijn trekken. Spr. gelooft wel dat men hier van goeden wille is. Men kan, als de voorgeschreven spelling in het leerplan staat, aanvragen om dit te wijzigen en als er niets van staat, zijn ge meenten en schoolbesturen vrij om tot in voering van de nieuwe spelling over te gaan. In elk geval verwacht spr. bericht als men tot invoering overgaat. Er wordt al behoor lijk gewerkt in de richting der nieuwe spel ling. De minister ontraadt echter nieuwe boeken te koopen ,dat vergroot natuurlijk de moeilijkheid. Hoe men het nu zal doen blijft aan ieder overgelaten. Spr. zelf zou, als hij voor de invoering op een school stond, in de eerste plaats zich een klein boekje over de nieuwe spelling aanschaffen en in de hoogste klassen enkele lessen er aan wijden en dan oefeningen laten maken. Spr. zou in de leesboeken geen veranderin gen brengen en ook dezelfde taalboeken laten gebruiken en in die taalboeken de leer lingen met een potlood laten schrappen wat volgens de nieuwe spelling niet meer mag. Zeker het visueele beeld bij de leesboeken blijft dan een moeilijkheid, maar door der gelijke moeilijkheden moeten we ons heen slaan. Men weet dat de deskundigen het nog niet met elkaar eens zijn hoe verschil lende dingen moeten worden geschreven, maar langzamerhand zal er wel een regel komen. Laat men het echter zoo spoedig mogelijk aanpakken. Er zal, ook omdat de minister wenscht dat de oude voorraden bij de uitgevers nog afgenomen worden, wat langer overgangstijd zijn. Spr. geeft nu geen gelegenheid tot vra- Zelden zal men hier de vischarend zien, maar veelvuldig de bruine kiekendief. Men wete, dat het streng verboden is deze of andere roofvogels, behalve dan de sperwer, te schieten. Nu passeerden roerdomp, „woudaapje” en watersnip de revue, en de ooievaar. Tweemaal in zijn leven heeft spr. de groote vergadering der ooievaars vóór de trek ge zien, de eerste maal te Molkwerum. Men zegt, dat dan gekeurd wordt, of alle dieren in staat zijn de trek te aanvaarden. De ooievaar trekt, de reiger blijft, vaak een droevige figuur als de slooten met ijs be dekt zijn. Kemphaan, kievit en grutto zijn hier welbekend, de kwartelkoning heeft men misschien vaak over het hoofd gezien. Te groote vogelvrienden zijn de Friezen eigen lijk, ze hebben een hartstocht voor het eier- zoeken! Dan staat spr. stil bij de plantenrijkdom van de greide, waaruit met de komst van de kunstmest de orchideeën verdwijnen; als alles techniek wordt of naar de fabriek gaat, waar blijft dan de poëzie? Spr. wekt de leerkrachten op bij de jeugd bewondering op te wekken voor Gods schepping. De v o o r z. dankt ook dezen spreker voor zijn rede waarna hij het woord geeft aan den hoofdinspecteur. De heer Welling dankt voor de ont vangen uitnoodiging. Spr. voelt zich nog niet heelemaal thuis in Groningen; hij heeft zich daarvoor te zeer thuis gevoeld in Leeu warden en Friesland en grijpt gaarne alle gelegenheden aan weer eens onder de Frie zen te zijn. Er wordt wel eens gezegd: is het de moeite waard om voor zoo’n vergade ring de kinderen weer een dag op straat te sturen? Ja zeker, het is goed weer eens bij elkaar te komen, elkaar te spreken en te luisteren naar de sprekers, met wier betoo- gen we ons voordeel kunnen doen bij ons werk. De v o o r z. was aanvankelijk niet voor inspectievergaderingen tenzij de drang er toe uit het personeel kwam. Nu er twee ge houden zijn, heeft spr. er echter spijt van dat ze niet eerder zijn gehouden. Met enkele plichtplegingen sluit hij daar na de vergadering. Aanwezig aan het bureau van politie, Martinlplein, en aldaar te bevragen op alle werkdagen tusschen ll'Z> en 12’/2 uur, de navolgende voorwerpen als gevonden ge deponeerd op 1821 Sept. 1934: rijwiel belastingmerk; rijwielen; sleutel; mand. Aanwezig en te bevragen bij de navol gende ingezetenen, onderstaande voorwer pen, als gevonden aangegeven op 1821 Sept 1934: rijwielbelastingmerk, Dijkstra, Prins Hendrikkade 50; paar dameshand- schoenen, M. Sijtsma, le Steenklipstraat 41; rijwielbelastingmerk, IH. van Dijk, van der Heijbuurt 17; rozenkrans, J. Zoodsma, le Frittemahovenstr. 34; tortelduif, G. Slump, Priorstraat 22; witte gymnastiekschoen, W. Hamersma, Ged. Pol 4. Gewet ensgeld. Bij den Inspecteur der Directe belastingen te Sneek le Afdeeling werd ontvangen f 12.33 gewetensgeld wegens vroeger te wei nig betaalde belastingen. Nog goed afgeloopen. Toen hedenmiddag de ongeveer 20-jarige mej. C. Röfekamp op haar rijwiel van ’t postkantoor kwam en op de hoek bij maga zijn Leeuwenburg 't Grootzand wilde op rijden, kwam van de tegenovergestelde richting een vrachtauto. Een aanrijding was onvermijdelijk en ’t gevolg was, dat de wiel- rijdster tegen de grond werd gesmakt. Aan het krachtig remmen van den chauffeur is het te danken, dat mej. R. niet werd over reden. Na binnengedragen te zijn bij de fa. Westerhof bleek ze slechts enkele ontvellin gen te hebben aan handen en voeten. Boven dien klaagde zij over pijn in de borst. Het fonkelnieuwe rijwiel werd ernstig bescha digd. Onze stadgenoot de veehouder de heer S. Groninger behaalde op de gisteren te Drachten gehouden centrale fokdag voor Deensche landvarkens met zijn collectie vol bloed zeugen de volgende prijzen: zeugen 12 jaar le prijs A; idem 4—8 maanden le pr. A en le pr. B. Zeugen van 2 jaar en ouder met biggen 3e prijs. Voorwaar een mooi succes. De heer H. Risselade, assistent- opzichter bij de Ne.d. Spoor wegen al hier, wordt met ingang van 1 Novem ber a.s. als zoodanig overgeplaatst naar Leeuwarden. jaar zoo’n specifieke opleiding krijgt; als het al 14 of 15 jaar is geworden is het te laat. Een onderwijzer die een achterlijk kind in zijn klas ontdekt, moet dus onmiddellijk waarschuwen, opdat het van de gewone school afga. De achterlijken moeten iets leeren doen Onder voorzitterschap van den heer P. K. Dam, inspecteur van het L.O. in de inspec- tie Sneek, werd Donderdag in het Geb. v. Chr. Belangen de tweede inspectievergade ring gehouden; een zeer groot aantal leer krachten van openbare en bijzondere scho len in deze inspectie was met een aantal autoriteiten aanwezig. De heer P. K. Dam riep allen een welkom toe. De tijd van werken is weer aangebro ken; na een vacantie, waarin men misschien genoten heeft van zwem- en zonnebad moge ook het geestelijk bad van vandaag de leerkrachten sterken voor hun mooie taak. In het bijzonder riep spr. het welkom toe aan de gemeente- en schoolbesturen, met name aan een vijftal burgemeesters. Spr. dankt voor de gelukwenschen ontvangen bij het herstel van zijn ziekte. Wij, die mee maakten de opbouw onder de wet-De Vis ser, moeten thans meemaken de afgang; een moeilijke taak, ook voor ons, leden van het rijksschooltoezicht; wij leven met U mee, doch moeten vaak dienst doen als buffer tusschen rijk en gemeenten. Als men telkens neen moet zeggen en be- zuinigingsadviezen moet geven, is dat pijn lijk en dat heeft spr. ook kwaad gedaan, maar gelukkig heeft God spr. herstel ge geven. Het is spr. werkelijk een blijdschap, dat we hier in zoo grooten getale bijeen zijn om even te vergeten wat ons drukt; moge dit een hoogtijdag voor ons allen zijn en mogen wij beseffen dat wij samen één taak hebben in onderwijs en opvoeding Wij her inneren ons misschien allen nog met welke idealen wij waren bezield toen wij de acte 77 A haalden en ga nu eens na, hoe de jon geren zich moeten gevoelen, die de school gesloten vinden. Dat grijpt ons aan. Spr. wekt allen op, deze jongeren zooveel mo gelijk tegemoet te komen; op sprekers hulp kan men daarbij rekenen. Moge het nog spoedig zoover komen, dat ook zij hun ideaal kunnen bereiken. Alsnu is het woord aan prof. dr. J. Wa terink, van Amsterdam, die tot onderwerp van zijn inleiding had gekozen: „Het dom me, het achterlijke en het nerveuze kind.” Domme, nerveuze en achterlijke kinderen komen helaas ook op de gewone lagere school voor en daarom moeten wij ze leeren onderscheiden; het niet onderscheiden zou een gevaar voor kind en school kunnen op leveren. Ook elk dezer drie groepen moet men kunnen onderscheiden. Nerveuze kinderen zijn dikwijls heel scherpzinnig en moet men dus niet als dom me kinderen behandelen en van het domme kind is op de lagere school nog wat te ma ken, van het achterlijke niet. Het is zoo nut tig, eens een nerveus of een dom kind in de klas te hebben, immers dat doet op het spe ciale in ons een beroep. Zooals het achter lijke kind vaak de bijzondere lieveling is in het gezin, omdat voor dat kind bijzondere mag dat niet om een paar domme kinderen toewijding noodig is, waardoor de liefde A -- groeit, zoo kan ook het domme en nerveuze kind op school onze bijzondere liefde win nen, omdat het op het speciale in ons een beroep doet. Domheid is principieel anders dan ach terlijkheid; dus achterlijkheid is niet een erger graad van domheid. Bij de achterlijke kinderen onderscheidden we vroeger drie groepen, nl. de debielen, die van 6075 van het normaal intellect hebben, zoodat dus een debiel kind van 12 jaar het intellect heeft van een 9- of 8-jarig normaal kind; dan de imbecielen, bij wie dit percentage ongeveer 50 is, zoodat een 12-jarige imbe ciel ’t intellect heeft van een 4- tot 6-jarig normaal kind; heeft een 12-jarig achterlijk kind het intellect van een tweejarig normaal kind, dan sprak men van idioot. Deze gren zen zijn echter zeer moeilijk te onderschei den en nu spreekt men gewoonlijk van ach terlijken, die wel eenigszins maatschappelijk zijn te maken, en zwakzinnigen, die uitslui tend geschikt zijn voor onderwijs in een eigen milieu; gewoonlijk is dat dan het ge- stichtsmilieu. Die laatste zijn niet vatbaar voor schoolonderwijs, de eerste nog wel. Prof. dr. A. van Veldhuizen van Gronin gen sprak daarna over „Het natuurleven in de inspectie Sneek”. Deze theoloog, die in zijn vrije tijd zich veel op biologisch terrein beweegt, wees er op dat volgens de laatste „Heukelsz”, ir. Van Soest de formatie van de plantengroei van het gebied waarin de inspectie Sneek ligt, rekent tot die van de H. Dr. H. beteekent haf, we hebben dus hier de plantengroei van het Haf, dat terrein, waar land en water een stoeipartijtje spelen. In zoo’n haf had eeuwen geleden de zee vrij spel, kolken en zandhoogten vormden zich en verdwenen, later toen de dijken er kwamen ontstond het besloten water en werd er Veen gevormd met wat klei, dus kalkhoudende formaties kregen te strijden met zuren, er ontstond zoo laagveen, daar naast zandduintjes; kolken werden moeras sen enz. Spr. heeft dit heele proces kunnen gadeslaan in soortgelijk terrein als het hier oorspronkelijk was, nl. te Ederwolde ten Z. van Groningen. Merkwaardig is de afwis seling in dikte van de veenlaag, soms trof men een 9 M. dikke laag aan, elders stootte men zeer spoedig op een zandbank. In zoo’n haflandschap stoeiden eb en vloed, wind en zon en regen, tot, na de periode van terpen en wierden, de dijken kwamen en het met de oude formaties gedaan was. Geen wonder dat men in de turf van dit veen vaak zout en salpeter aantreft als herinnering aan de zee. Nu is dit deel van Friesland het ge bied van meren en greide; toen spr. als do minee op z’n eerste standplaats kwam, Molkwerum, sprak men hem wel van wou den, die er bij Woudsend geweest zouden zijn, maar men moet dat niet al te letterlijk opvatten; men moet hier denken aan het landschap, dat met het Groninger „Wold” wordt aangeduid. Wilde weide#. Behalve dan die H., geeft Heukelsz voor dit gebied ook Dr., dat wil zeggen: gebied soortgelijk aan Drente, zand enz., doch daar ’t voor dit deel van Friesland slechts kleine terreinen betreft, zal spr. hierover weinig zeggen. Water, greide met klei en knipgrond en zand, dat zijn de hoofdzaken in deze in spectie. Spr. vertelt nu van het water in dit deel van de provincie, van het zoute water eerst, eenmaal Zuiderzee, nu het IJselmeer, waaruit eb en vloed verdwenen zijn, wat herinnert aan de Middellandsche Zee, die ook nauwelijks eb en vloed kent, maar waarin het zoutgehalte veel grooter en toe nemende is, terwijl het in het IJselmeer af neemt. Dan vertelt spr. van zijn eerste standplaats Molkwerum, van haring-, an sjovis- en palingvangst; een voordeelig an- sjovisjaar beteekende rijkdom, ’n teleurstel lend ansjovisjaar armoede voor het dorp. Hier werd ook de geep of jodepaling (de Israëliet mag het niet geschubde niet eten, de geep echter is geschubd en mag dus wel gegeten) en de pieterman gevangen en de schol aan de lijn met haken. In een aquarium hield spr. er garnalen en de kroosaaltjes, die altijd maar verder wilden trekken, hooger op, tot ze volwassen zijn en als palingen zich weer laten weg drijven naar de zee. Dan komt spr. tot de karpers, die de Molkwerumers echter als witvisch niet mochten; baars, dat was de edele visch. Spr. herinnert zich daar in Molkwerum kleine Europeesche moerasschildpadden te hebben gehouden; tien jaar na zijn vertrek dook er daar plotseling een groot exemplaar op, door een visscher gevangen. Men begreep niet hoe het dier er kwam, tot plotseling iemand zich herinnerde, dat er eens een Molkwerumer dominee schildpadden had gehouden. Boomen kende het landschap om Molk werum nauwelijks; ze groeiden er slecht, en de bevolking achtte ze bovendien slecht voor ’t land; alleen wat eschdoorn groeide er. Dan vertelt spr. van de zoetwaterbevol- king: de snoek, die daar staat in de sloot, het stekelbaarsje het moddermannetje met 9 stekels waarvan spr. een en ander over de nestvorming vertelt en het verzorgen der jongen door de papa, die steeds frisch zuurstofrijk water met z’n vinnen naar het nest roeit en oppast, dat de jonge vischjes zich niet te ver van het nest verwijderen; van de insecten vertelt spreker en van een tocht op de Morra, als er een „aas” is, de meeuwen „bidden” en de witvischjes, hevig vervolgd door de groote baarzen, boven water springen. Spr. ving daar destijds al een kleine krab, doch het was nog niet de Chineesche wolhandkrab, van welker ver schijning in de wateren hier spr. verzoekt t>pr. geert nu geen geiegenneia tot vra- onmiddellijk bericht te doen aan professor gen, omdat men dan uren met dit onderwerp Hazelhoff te Groningen. r NIEUWE SNEEKER COURANT annex SNEEKER COURANT (77e Jaargang) l

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1934 | | pagina 1