Officieel Orgaan
der Gemeente Sneek
J
1
No. 102 Eerste Blad
uitgave KIEZEBRINK Co.
zaterdag 23 September 1984
50e Jaargang
Bit No. bestaat uit 3 bfóilen.
4
NIEUWSTIJDINGEN.
Alle Advertentiën worden in belde bladen opgenomen
Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting.
Tweede Inspectievergadering.
GEVONDEN VOORWERPEN.
De nieuwe spelling.
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegestaan.
zou zitten. Maar laat men in ieder geval
doorpakken.
1
Over zwakzinnigheid zal spr. het vandaag Jbruikbaar te maken als het van het achtste
niet hebben.
Het domme kind is altijd nog oefenings-
vatbaar; het kan toch van alles een beetje
leeren; onder dom verstaat men het niet
doorzien van een aangegeven relatie, het
niet doorzien van het doel der dingen. Een
dom kind zal een béte indruk maken, is
nooit geestig, maar de domme is wel altijd door het altijd te herhalen, totdat wat ze
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawisr, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis, Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel, Langweer, Bozum.
oefeningsvatbaar en kan in 9 of 10 jaar de
lagere school doorloopen, wat de achterlijke
niet kan. Het domme kind staat op een lager
begrippenniveau, maar is vatbaar voor ont
wikkeling over de heele linie. Bij het achter
lijke kind met een lager intelligentie-leeftijd,
is dat niet het geval, daar is de „uitval”. In
wezen is achterlijkheid een uitval over groo-
ter of kleiner gebied; er zijn zelfs achter
lijke menschen met een uitval op zoo klein
^bied, dat ze ’t brachten tot professor,
maar een dom mensch daarentegen wordt
hooit professor. Spr. kent een professor in
Duitschland, die geen vreemde taal kan
leeren en zelfs de eigen taal niet kan schrij
ven zonder fouten, doch zeer beroemd is in
zijn vak, de mechanica en spr. kent een stu
dent in de natuurkunde te Leiden, die de
beste in zijn vak van zijn jaargenooten is,
doch geen eindexamen van de H.B.S. of
staatsexamen heeft gedaan, omdat hij een
voudig geen talen kan leeren. Hier is dus
een uitval; in zijn vak is hij een man, die
de wereld misschien eens verbaasd zal doen
staan door zijn ontdekkingen.
Een nerveus kind is meestal normaal in
telligent, vaak zelfs zeer begaafd, dank zij
zijn prikkelgevoeligheid. Nerveuze kinderen
zijn vaak voor het klassikaal systeem te
knap. Een nerveus kind van 7 jaar was in
de tweede klasse een mislukkeling en moest
terug naar de eerste. Het bleek bij onder
zoek dat dit kind voortdurend nieuwe prik
kels noodig had om aandacht te kunnen
blijven schenken aan het onderwijs en dat
ging bij zuivere toepassing van het klassi
kaal systeem niet. Toen is men dit kind in
dividueel onderwijs gaan geven en het deed
de geheele lagere school in drie jaar! Men
zegt, dat zulke snelle vorderingen ongezond
zijn, maar dat zijn praatjes! Het kan niet
ongezond zijn rekening te houden met
iemands aanleg.
Bij het nerveuze kind zijn er dus stoornis
sen in de aanwending der energie, want het
kan een stoornis genoemd worden dat het
alleen energie geeft aan nieuwe dingen of
bv. alleen reageert op zachte prikkels en bij
harde begint te huilen.
Hoe is het domme kind te herkennen? De
onderwijzer ontdekt bij zoo’n kind zekere
gelijkmatigheid in zijn ervaring van dit
kind, het zal' last hebben met schrijven, reke
nen, gedrag enz., doch men ontdekt tevens
dat dit kind bij speciale aandacht toch ver
der komt; in den regel in zoo’n kind ook
dom in zijn uitingen van genegenheid, er is
zekere mate van onbeheerschtheid in het
doen van een zuivere automatische daad.
Tegenover zijn ouders reageert dit kind als
of het half in slaap is.
Zoo’n kind moet met eindeloos geduld be
handeld worden, ook op school. Oefenen en
nog eens oefenen, en tot aan zijn dood toe
is voor deze mensch het beste bewijsmiddel
de analogie. De leerkracht moet zich in de
eerste 5 klassen toch oefenen in de analogie,
want voor alle kinderen van die leeftijd is
het gebruik van de analogie noodig; voor
de dommen blijft ze echter altijd nooaig.
Zoo’n kind levert inderdaad een groot
gevaar voor het klassikale systeem en of
schoon spr. dat systeem niet bewondert,
verloren gaan. Immers in elk systeem zullen
deze kinderen groote moeilijkheid opleveren.
Spr. vindt dat deze domme kinderen 1 uur
per dag vrij van school moeten hebben en
het personeel na de schooluren 1 uur aan
dergelijke kinderen moet wijden. Spr. ziet
geen andere weg; met groote toewijding en
individueele behandeling komt men er dan
echter.
Nu het achterlijke kind. Er zijn soms be
langrijke gebieden, waarbij dit kind niet
achterlijk, zelfs voorlijk is. In tegenstelling
met het domme kind hebben deze kinderen
verbazend veel gevoel voor humor. De ach
terlijkheid kan bestaan in het uitgevallen
zijn van iets op allerlei terrein van psychisch
leven en soms een gevolg zijn van motorisch
gestoord zijn. Immers de nieuwere psycho
logie heeft onthuld, dat wij bv. niet goed
kunnen waarnemen als wij ons niet goed
kunnen bewegen. Bij achterlijke kinderen
komt dus de vraag: hoe is de motoriek?
De behandeling van het achterlijke kind,
dat niet op de gewone lagere school thuis
hoort, moet speciaal zijn, het moet op een
school voor buitengewoon onderwijs of in
een inrichting en het is maatschappelijk
moeten doen hun „in de handen zit”. Dit
geschiedt dus meer naar een instinctieve
handeling dan volgens een bewust kunnen
doen, het is niet het beleven van de moto
rische Gegenwelt. Niet achteraf realiseerend
jaagt de hond het wild en bouwt de vogel
een nest, en op diezelfde instinctieve hande
ling doen wij een beroep bij de leiding der
achterlijken.
Van het nerveuze kind kent men twee vor
men, nl. de neurasthenische en de neuro-
p^thische. De laatste vorm loopt gedeeltelijk
op het terrein der medici, zoodat spr. er niet
lang bij zal stilstaan. Een neuropathisch
kind is onmiddellijk afgeleid en de reacties
zijn heftig; ze moeten paedagogisch-me-
disch behandeld worden. Een neurasthenisch
kind is te herkennen aan nagelbijten, aan
het regelmatig trekken aan een haarlok,
vaak aan bedwateren; het kan druk spelen
en zich zeer opwinden. Het ziet er vaak
bleek uit en is flink uit de kluiten gegroeid.
Deze kinderen moeten zeer rustig behandeld
worden. Men moet ze niet meenemen naar
een visite. Ze moeten vooraan in de klas zit
ten en alleen op een bank. Men moet ze niet
met andere kinderen laten spelen, doch bv.
in het zand zich zelf laten vermaken. Heb
ben ze last van bedwateren, dan na 5 uur
niet laten spelen en geen drinken geven. Op
school moet men ze zoo weinig mogelijk een
beurt geven en zich eerst overtuigen, dat het
kind een beurt wil hebben. Ze moeten met
groote voorzichtigheid behandeld worden,
ook met het oog op de verdere ontwikkeling
Het domme en het nerveuze kind behoo-
ren tot het kruis van den onderwijzer, doel
evengoed als deze zich bekommert om het
kind met kiespijn of tuberculose, moet hij
ook dit kind met égards behandelen, want
ook dit is een patiënt; als men met een
lichamelijke patiënt voorzichtig is, hoe veel
te meer moet men het dan nog niet zijn met
een psychische patiënt.
Ook voor de verschijning van deze domme
en nerveuze kinderen moeten wij, die aan
onderwijs en opvoeding meewerken, dank
baar zijn, want waarde aan het leven geeft
niet het loopen langs gemakkelijke paden,
doch wel het moeilijk gaan van wegen waar
offers gebracht en het teere gedragen moet,
en dan volgen wij de weg van Hem, die het
gekrookte riet niet heeft gebroken en de
rookende vlaswiek niet heeft uitgebluscht.
Een daverend applaus volgde op deze
rede, waarvoor de voorzitter den spreker
hartelijk dank bracht.
In de middagvergadering heet de voor
zitter nog welkom de burgemeester van
Sneek, voorts de spr. prof, van Veldhuizen
van Groningen en de hoofdinspecteur de
heer Welling en wijdt vervolgens een korte
beschouwing aan de nieuwe soelling naar
aanleiding van ingekomen vragen hoe het
rijksschooltoezicht over de invoering dacht.
Spr. adviseert: laat men er onmiddellijk mee
beginnen, en kan het zijn, eendrachtig om
verdeeldheid te voorkomen. Besluiten als te
Utrecht en van de Philips fabrieken maken
de kans op verwarring grooter. Laat men
één gemeenschappelijke lijn trekken. Spr.
gelooft wel dat men hier van goeden wille
is. Men kan, als de voorgeschreven spelling
in het leerplan staat, aanvragen om dit te
wijzigen en als er niets van staat, zijn ge
meenten en schoolbesturen vrij om tot in
voering van de nieuwe spelling over te gaan.
In elk geval verwacht spr. bericht als men
tot invoering overgaat. Er wordt al behoor
lijk gewerkt in de richting der nieuwe spel
ling. De minister ontraadt echter nieuwe
boeken te koopen ,dat vergroot natuurlijk
de moeilijkheid. Hoe men het nu zal doen
blijft aan ieder overgelaten. Spr. zelf zou,
als hij voor de invoering op een school
stond, in de eerste plaats zich een klein
boekje over de nieuwe spelling aanschaffen
en in de hoogste klassen enkele lessen er
aan wijden en dan oefeningen laten maken.
Spr. zou in de leesboeken geen veranderin
gen brengen en ook dezelfde taalboeken
laten gebruiken en in die taalboeken de leer
lingen met een potlood laten schrappen wat
volgens de nieuwe spelling niet meer mag.
Zeker het visueele beeld bij de leesboeken
blijft dan een moeilijkheid, maar door der
gelijke moeilijkheden moeten we ons heen
slaan. Men weet dat de deskundigen het
nog niet met elkaar eens zijn hoe verschil
lende dingen moeten worden geschreven,
maar langzamerhand zal er wel een regel
komen. Laat men het echter zoo spoedig
mogelijk aanpakken. Er zal, ook omdat de
minister wenscht dat de oude voorraden bij
de uitgevers nog afgenomen worden, wat
langer overgangstijd zijn.
Spr. geeft nu geen gelegenheid tot vra-
Zelden zal men hier de vischarend zien,
maar veelvuldig de bruine kiekendief. Men
wete, dat het streng verboden is deze of
andere roofvogels, behalve dan de sperwer,
te schieten.
Nu passeerden roerdomp, „woudaapje”
en watersnip de revue, en de ooievaar.
Tweemaal in zijn leven heeft spr. de groote
vergadering der ooievaars vóór de trek ge
zien, de eerste maal te Molkwerum. Men
zegt, dat dan gekeurd wordt, of alle dieren
in staat zijn de trek te aanvaarden. De
ooievaar trekt, de reiger blijft, vaak een
droevige figuur als de slooten met ijs be
dekt zijn. Kemphaan, kievit en grutto zijn
hier welbekend, de kwartelkoning heeft men
misschien vaak over het hoofd gezien. Te
groote vogelvrienden zijn de Friezen eigen
lijk, ze hebben een hartstocht voor het eier-
zoeken!
Dan staat spr. stil bij de plantenrijkdom
van de greide, waaruit met de komst van de
kunstmest de orchideeën verdwijnen; als
alles techniek wordt of naar de fabriek gaat,
waar blijft dan de poëzie?
Spr. wekt de leerkrachten op bij de jeugd
bewondering op te wekken voor Gods
schepping.
De v o o r z. dankt ook dezen spreker voor
zijn rede waarna hij het woord geeft aan
den hoofdinspecteur.
De heer Welling dankt voor de ont
vangen uitnoodiging. Spr. voelt zich nog
niet heelemaal thuis in Groningen; hij heeft
zich daarvoor te zeer thuis gevoeld in Leeu
warden en Friesland en grijpt gaarne alle
gelegenheden aan weer eens onder de Frie
zen te zijn. Er wordt wel eens gezegd: is
het de moeite waard om voor zoo’n vergade
ring de kinderen weer een dag op straat te
sturen? Ja zeker, het is goed weer eens bij
elkaar te komen, elkaar te spreken en te
luisteren naar de sprekers, met wier betoo-
gen we ons voordeel kunnen doen bij ons
werk.
De v o o r z. was aanvankelijk niet voor
inspectievergaderingen tenzij de drang er
toe uit het personeel kwam. Nu er twee ge
houden zijn, heeft spr. er echter spijt van
dat ze niet eerder zijn gehouden.
Met enkele plichtplegingen sluit hij daar
na de vergadering.
Aanwezig aan het bureau van politie,
Martinlplein, en aldaar te bevragen op alle
werkdagen tusschen ll'Z> en 12’/2 uur, de
navolgende voorwerpen als gevonden ge
deponeerd op 1821 Sept. 1934: rijwiel
belastingmerk; rijwielen; sleutel; mand.
Aanwezig en te bevragen bij de navol
gende ingezetenen, onderstaande voorwer
pen, als gevonden aangegeven op 1821
Sept 1934: rijwielbelastingmerk, Dijkstra,
Prins Hendrikkade 50; paar dameshand-
schoenen, M. Sijtsma, le Steenklipstraat 41;
rijwielbelastingmerk, IH. van Dijk, van der
Heijbuurt 17; rozenkrans, J. Zoodsma, le
Frittemahovenstr. 34; tortelduif, G. Slump,
Priorstraat 22; witte gymnastiekschoen, W.
Hamersma, Ged. Pol 4.
Gewet ensgeld.
Bij den Inspecteur der Directe belastingen
te Sneek le Afdeeling werd ontvangen
f 12.33 gewetensgeld wegens vroeger te wei
nig betaalde belastingen.
Nog goed afgeloopen.
Toen hedenmiddag de ongeveer 20-jarige
mej. C. Röfekamp op haar rijwiel van ’t
postkantoor kwam en op de hoek bij maga
zijn Leeuwenburg 't Grootzand wilde op
rijden, kwam van de tegenovergestelde
richting een vrachtauto. Een aanrijding was
onvermijdelijk en ’t gevolg was, dat de wiel-
rijdster tegen de grond werd gesmakt. Aan
het krachtig remmen van den chauffeur is
het te danken, dat mej. R. niet werd over
reden. Na binnengedragen te zijn bij de fa.
Westerhof bleek ze slechts enkele ontvellin
gen te hebben aan handen en voeten. Boven
dien klaagde zij over pijn in de borst. Het
fonkelnieuwe rijwiel werd ernstig bescha
digd.
Onze stadgenoot de veehouder de heer
S. Groninger behaalde op de gisteren te
Drachten gehouden centrale fokdag voor
Deensche landvarkens met zijn collectie vol
bloed zeugen de volgende prijzen: zeugen
12 jaar le prijs A; idem 4—8 maanden
le pr. A en le pr. B. Zeugen van 2 jaar en
ouder met biggen 3e prijs. Voorwaar een
mooi succes.
De heer H. Risselade, assistent-
opzichter bij de Ne.d. Spoor wegen al
hier, wordt met ingang van 1 Novem
ber a.s. als zoodanig overgeplaatst naar
Leeuwarden.
jaar zoo’n specifieke opleiding krijgt; als
het al 14 of 15 jaar is geworden is het te
laat. Een onderwijzer die een achterlijk kind
in zijn klas ontdekt, moet dus onmiddellijk
waarschuwen, opdat het van de gewone
school afga.
De achterlijken moeten iets leeren doen
Onder voorzitterschap van den heer P. K.
Dam, inspecteur van het L.O. in de inspec-
tie Sneek, werd Donderdag in het Geb. v.
Chr. Belangen de tweede inspectievergade
ring gehouden; een zeer groot aantal leer
krachten van openbare en bijzondere scho
len in deze inspectie was met een aantal
autoriteiten aanwezig.
De heer P. K. Dam riep allen een welkom
toe. De tijd van werken is weer aangebro
ken; na een vacantie, waarin men misschien
genoten heeft van zwem- en zonnebad moge
ook het geestelijk bad van vandaag de
leerkrachten sterken voor hun mooie taak.
In het bijzonder riep spr. het welkom toe
aan de gemeente- en schoolbesturen, met
name aan een vijftal burgemeesters. Spr.
dankt voor de gelukwenschen ontvangen bij
het herstel van zijn ziekte. Wij, die mee
maakten de opbouw onder de wet-De Vis
ser, moeten thans meemaken de afgang; een
moeilijke taak, ook voor ons, leden van het
rijksschooltoezicht; wij leven met U mee,
doch moeten vaak dienst doen als buffer
tusschen rijk en gemeenten.
Als men telkens neen moet zeggen en be-
zuinigingsadviezen moet geven, is dat pijn
lijk en dat heeft spr. ook kwaad gedaan,
maar gelukkig heeft God spr. herstel ge
geven.
Het is spr. werkelijk een blijdschap, dat
we hier in zoo grooten getale bijeen zijn
om even te vergeten wat ons drukt; moge
dit een hoogtijdag voor ons allen zijn en
mogen wij beseffen dat wij samen één taak
hebben in onderwijs en opvoeding Wij her
inneren ons misschien allen nog met welke
idealen wij waren bezield toen wij de acte
77 A haalden en ga nu eens na, hoe de jon
geren zich moeten gevoelen, die de school
gesloten vinden. Dat grijpt ons aan. Spr.
wekt allen op, deze jongeren zooveel mo
gelijk tegemoet te komen; op sprekers hulp
kan men daarbij rekenen. Moge het nog
spoedig zoover komen, dat ook zij hun
ideaal kunnen bereiken.
Alsnu is het woord aan prof. dr. J. Wa
terink, van Amsterdam, die tot onderwerp
van zijn inleiding had gekozen: „Het dom
me, het achterlijke en het nerveuze kind.”
Domme, nerveuze en achterlijke kinderen
komen helaas ook op de gewone lagere
school voor en daarom moeten wij ze leeren
onderscheiden; het niet onderscheiden zou
een gevaar voor kind en school kunnen op
leveren. Ook elk dezer drie groepen moet
men kunnen onderscheiden.
Nerveuze kinderen zijn dikwijls heel
scherpzinnig en moet men dus niet als dom
me kinderen behandelen en van het domme
kind is op de lagere school nog wat te ma
ken, van het achterlijke niet. Het is zoo nut
tig, eens een nerveus of een dom kind in de
klas te hebben, immers dat doet op het spe
ciale in ons een beroep. Zooals het achter
lijke kind vaak de bijzondere lieveling is
in het gezin, omdat voor dat kind bijzondere mag dat niet om een paar domme kinderen
toewijding noodig is, waardoor de liefde A --
groeit, zoo kan ook het domme en nerveuze
kind op school onze bijzondere liefde win
nen, omdat het op het speciale in ons een
beroep doet.
Domheid is principieel anders dan ach
terlijkheid; dus achterlijkheid is niet een
erger graad van domheid. Bij de achterlijke
kinderen onderscheidden we vroeger drie
groepen, nl. de debielen, die van 6075
van het normaal intellect hebben, zoodat
dus een debiel kind van 12 jaar het intellect
heeft van een 9- of 8-jarig normaal kind;
dan de imbecielen, bij wie dit percentage
ongeveer 50 is, zoodat een 12-jarige imbe
ciel ’t intellect heeft van een 4- tot 6-jarig
normaal kind; heeft een 12-jarig achterlijk
kind het intellect van een tweejarig normaal
kind, dan sprak men van idioot. Deze gren
zen zijn echter zeer moeilijk te onderschei
den en nu spreekt men gewoonlijk van ach
terlijken, die wel eenigszins maatschappelijk
zijn te maken, en zwakzinnigen, die uitslui
tend geschikt zijn voor onderwijs in een
eigen milieu; gewoonlijk is dat dan het ge-
stichtsmilieu. Die laatste zijn niet vatbaar
voor schoolonderwijs, de eerste nog wel.
Prof. dr. A. van Veldhuizen van Gronin
gen sprak daarna over „Het natuurleven in
de inspectie Sneek”. Deze theoloog, die in
zijn vrije tijd zich veel op biologisch terrein
beweegt, wees er op dat volgens de laatste
„Heukelsz”, ir. Van Soest de formatie van
de plantengroei van het gebied waarin de
inspectie Sneek ligt, rekent tot die van de
H. Dr. H. beteekent haf, we hebben dus hier
de plantengroei van het Haf, dat terrein,
waar land en water een stoeipartijtje spelen.
In zoo’n haf had eeuwen geleden de zee
vrij spel, kolken en zandhoogten vormden
zich en verdwenen, later toen de dijken er
kwamen ontstond het besloten water en
werd er Veen gevormd met wat klei, dus
kalkhoudende formaties kregen te strijden
met zuren, er ontstond zoo laagveen, daar
naast zandduintjes; kolken werden moeras
sen enz. Spr. heeft dit heele proces kunnen
gadeslaan in soortgelijk terrein als het hier
oorspronkelijk was, nl. te Ederwolde ten Z.
van Groningen. Merkwaardig is de afwis
seling in dikte van de veenlaag, soms trof
men een 9 M. dikke laag aan, elders stootte
men zeer spoedig op een zandbank. In zoo’n
haflandschap stoeiden eb en vloed, wind
en zon en regen, tot, na de periode van
terpen en wierden, de dijken kwamen en het
met de oude formaties gedaan was. Geen
wonder dat men in de turf van dit veen vaak
zout en salpeter aantreft als herinnering aan
de zee. Nu is dit deel van Friesland het ge
bied van meren en greide; toen spr. als do
minee op z’n eerste standplaats kwam,
Molkwerum, sprak men hem wel van wou
den, die er bij Woudsend geweest zouden
zijn, maar men moet dat niet al te letterlijk
opvatten; men moet hier denken aan het
landschap, dat met het Groninger „Wold”
wordt aangeduid. Wilde weide#.
Behalve dan die H., geeft Heukelsz voor
dit gebied ook Dr., dat wil zeggen: gebied
soortgelijk aan Drente, zand enz., doch daar
’t voor dit deel van Friesland slechts kleine
terreinen betreft, zal spr. hierover weinig
zeggen.
Water, greide met klei en knipgrond en
zand, dat zijn de hoofdzaken in deze in
spectie. Spr. vertelt nu van het water in dit
deel van de provincie, van het zoute water
eerst, eenmaal Zuiderzee, nu het IJselmeer,
waaruit eb en vloed verdwenen zijn, wat
herinnert aan de Middellandsche Zee, die
ook nauwelijks eb en vloed kent, maar
waarin het zoutgehalte veel grooter en toe
nemende is, terwijl het in het IJselmeer af
neemt. Dan vertelt spr. van zijn eerste
standplaats Molkwerum, van haring-, an
sjovis- en palingvangst; een voordeelig an-
sjovisjaar beteekende rijkdom, ’n teleurstel
lend ansjovisjaar armoede voor het dorp.
Hier werd ook de geep of jodepaling (de
Israëliet mag het niet geschubde niet eten,
de geep echter is geschubd en mag dus wel
gegeten) en de pieterman gevangen en de
schol aan de lijn met haken.
In een aquarium hield spr. er garnalen
en de kroosaaltjes, die altijd maar verder
wilden trekken, hooger op, tot ze volwassen
zijn en als palingen zich weer laten weg
drijven naar de zee.
Dan komt spr. tot de karpers, die de
Molkwerumers echter als witvisch niet
mochten; baars, dat was de edele visch. Spr.
herinnert zich daar in Molkwerum kleine
Europeesche moerasschildpadden te hebben
gehouden; tien jaar na zijn vertrek dook
er daar plotseling een groot exemplaar op,
door een visscher gevangen. Men begreep
niet hoe het dier er kwam, tot plotseling
iemand zich herinnerde, dat er eens een
Molkwerumer dominee schildpadden had
gehouden.
Boomen kende het landschap om Molk
werum nauwelijks; ze groeiden er slecht,
en de bevolking achtte ze bovendien slecht
voor ’t land; alleen wat eschdoorn groeide
er.
Dan vertelt spr. van de zoetwaterbevol-
king: de snoek, die daar staat in de sloot,
het stekelbaarsje het moddermannetje
met 9 stekels waarvan spr. een en ander
over de nestvorming vertelt en het verzorgen
der jongen door de papa, die steeds frisch
zuurstofrijk water met z’n vinnen naar het
nest roeit en oppast, dat de jonge vischjes
zich niet te ver van het nest verwijderen;
van de insecten vertelt spreker en van een
tocht op de Morra, als er een „aas” is, de
meeuwen „bidden” en de witvischjes, hevig
vervolgd door de groote baarzen, boven
water springen. Spr. ving daar destijds al
een kleine krab, doch het was nog niet de
Chineesche wolhandkrab, van welker ver
schijning in de wateren hier spr. verzoekt
t>pr. geert nu geen geiegenneia tot vra- onmiddellijk bericht te doen aan professor
gen, omdat men dan uren met dit onderwerp Hazelhoff te Groningen.
r
NIEUWE SNEEKER COURANT
annex SNEEKER COURANT (77e Jaargang)
l