Officieel Orgaan der Gemeente Sneek I I I I Ko. 30 Eerste Riad Uitgave KIEZEBRINK Co. Woensdag 10 Januari 193S 51e Jaargang Dit No. bestaat uit 2 blütlen. y v. Bij Ruwe Gesprongen Handen NIEUWSTIJDINGEN. k Alle Advertentiën worde'»» in belde bladen opgenomen Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting kosmisch (verhouding ik Het of D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.), IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd Controle op de oplaag toegestaan. i schapszaak. Het P. O. geeft een levens school, geen leerfabriek, die enkel parate kennis bijbrengt, wij beleven thans het fail liet der diploma’s, de bezitters er van buigen» het hoofd onder het verdriet der werkloos heid, de levensschool had hun de levens houding kunnen geven dat verdriet onge broken te dragen! 1 De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe SneeKer Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid: Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega, Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis. Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum - f.jl, spr. meende in het land der ongebonden vrijheid te komen, zij deed allerlei dingen, die niet in het kader van sprekers onderwijs pasten, en toen zij eindelijk aan een door spr. geuite wensch, later omgezet in een opdracht, geen gevolg gaf, heeft spr. den wethouder van on derwijs verzocht maatregelen te nemen, opdat de proef met het P. O. niet door deze dingen leed. Een inspecteur heeft toen een onderzoek ingesteld, ook het plaatsvervangend hoofd is nog eens gehoord, en het gevolg is geweest dat de bedoelde juffrouw is overgeplaatst, en dan komt natuurlijk de rancune. Deze dame heeft zich niet ontzien een andere dame, die in het geheel niets met sprekers school te maken had, doch geplaatst was in een der vier klassen welke administratief aan sprekers school waren toe gevoegd, te bewerken en dit zijn nu de schrijf sters van de briefjes van den heer Douwes. Deze heer maakte gebruik van rancune en vrouwelijke wroetzucht, hij ging af op praatjes! Het is deze man die spreker op de meest onwaardige wijze beklad heeft! 3o. De heer Boelmans uit Enschedé vindt het doodjammer dat hij het P. O. niet heeft uitgevonden. Spr. is er heelemaal niet trotsch op, want het geeft ook een hoop drukte, doch spreker heeft het eerst dit stel sel uitgewerkt. In de school van den heer Boelmans wordt ook geen P. O. gegeven, zooals dat bij ons is gerealiseerd; in het eerste leerjaar wordt daar aan geen P. O. gedaan, zoo valt het mooiste stuk er uit. Dat P. O. is in spreker bij zijn schoolarbeid in de klassikale school geleidelijk opgeko men en zijn denkbeelden zijn ten slotte in dat P. O.-stelsel gekristalliseerd, terwijl het zijn filosofische grondslag heeft in ’t denk systeem van den bekenden Nederlandschen mysticus Dr. M. H. J. Schoenmaekers. Op 26 Mei 1921 verzocht spr. B en W. van Am sterdam een proef te mogen nemen met de toepassing van zijn denkbeelden; eerst 2 jaar later, 3 Sept. 1923, werd hem dat toe gestaan en wel als klasse-onderwijzer. Spr. was dus toen geen hoofd, doch mocht met zijn klas werken volgens zijn denkbeelden. Nadat spr. een spreekbeurt te Enschedé had vervuld, gelukte het den heer Boelmans in Enschedé de eerste school, welke min of meer in sprekers richting zou werken, te krijgen, doch de eerste proefneming was toch met die klas op 3 Sept. 1923 door Groe- kunnen niet meekomen en worden aan het neweg; trouwens bij den heer Boelmans ontbreekt ook de filosofische grondslag, ter wijl door het niet geven van P. O. in de eerste klas van de school te Enschedé, het mooiste stuk uit het P. O.-stelsel vervalt. Deze vrijheidsdrang leeft nog na in het duistere „binnen” van den tegenwoordigen cultuurmensch en breekt af en toe door, ondanks beschaving en „conventie”. Deze onvernietigbare drang tot „vrij” handelen, bij alle gebondenheid anderzijds, leek ons het meest „natuurlijke” uitgangs punt voor een onderwijs- en opvoedingsstel sel, omdat deze oerdrift vanzelf voert tot „daden”, zoodat we een der meest werk zame factoren benutten, als we den kinde ren gelegenheid laten tot „vrije activiteit”. Deze activiteit is zeer persoonlijk, d.w.z. ze verraadt zich bij ieder kind op eigen wijze; ze heeft een persoonlijke kleur. Wan neer we naar dit „persoonlijke” luisteren, volgt daar logisch konsekwent uit voort, dat geen klassikaal onderwas is te geven, maar het onderwijs hoofdzakelijk gericht dient te zijn op persoonlijke bemoeiingen. Dan zal ook geen bindend lesrooster mo gelijk zijn; geen vast omschreven leerplan zal aan alle kinderen in een bepaalden tijd te verwerken kunnen worden voorgehouden; geen bepaalde methoden zullen allen moeten volgen (ieder kind dicteert dus zijn eigen methode); een natuurlijke vrijheid (uiting en beweging) zal het kind moeten worden toegestaan en de inrichting van het lokaal dient daarmee rekening te houden. Deze vrijheid in die vrije activiteit is niet ongelimiteerd: zij is, zoo als alles beperkt, omdat naar onze meening een absolute vrij heid niet bestaat, noch bestaanbaar is. Deze vrijheid draagt een gebondenheid in zich, omdat de mensch ingeschakeld is in drie verhoudingen, gebonden is op drieërlei ni veau nl. a. in- en door zichzelf (verhouding ik men eens de kinderen en hun ouders vragen. Dat klinkt bij de hoogmoedige wijsheid, welke wij in pacht meenen te hebben, ietwat vreemd misschien, doch spr. heeft durven luisteren naar de kinderen zooals de goede dokter ook luistert naar wat zijn patiënt hem vertelt, inplaats van al direct te decreteeren als hij de patiënt ziet: „dat en dat zal hern wel mankeeren”. Ja, en ook de ouders moet men hcoren. Al te dikwijls zeggen de school meesters: „l’école c’est moi”, hetgeen alleen mag gelden voor de techniek van het onder wijs, voor de rest is de school gemeen- die hij tijdens en door zijn leven vervult, zoodat het onder a. hem oplegt zich zelf te verheffen; sub b. de samenleving te ver beteren, vernieuwen verrijken; sub c. te komen tot menschheidsverheffing, welke drie onderling elkaar beïnvloeden. Nu willen we den jongen mensch (het kind op school) direct zich leeren instellen op deze gebon denheid, als inschakeling op a - b - en c en worden derhalve bij alle vrijheid hem toe gestaan onze schooltaken hem dwingend voorgehouden, De taken in dit P. O. hebben dus een ge heel andere genesis, dan die, welke we bij het Dalton-onderwijs vinden geconstrueerd, al mogen ze naar den uiter’ijken kant daar mee overeenkomst hebben. Bij het laatste toch is de gang voor de opstelling der taken bloot formeel. Het geheele leerplan voor 6 jaren van de school wordt eerst ver deeld in 6 jaartaken, deze weer onderver deeld in maandtaken en deze ten slotte weer gediviseerd in weektaken. Toch wordt het gevoel van vrijheid bij het dwingende der taken niet aangetast, omdat de leerling bij het bewerken der taken de vrijheid blijft behouden om: a. de volg orde naar keuze te stellen; b. het tempo van zijn werken naar eigen kunnen te nemen; c. de wijze waarop en de omstandigheden waaronder dit te doen (zooals samenwerken enz.) aan hem blijft. De techniek der takenopstelling bij P. O. Ik); b. maaatschappelijk (verhouding ik Wij); c. Hij). Volgens onze levensbeschouwing nu is de Spr. staat thans stil bij het systeem van het individueel onderwijs. Als uitgangpunt bij het P. O. nemen we den ingeschapen menschelijken drift den drift van den oermensch tot vrijheid, en deze vrijheidsdrang in de richting van uitingsdrift (in zijn primairen vorm de „kreet”) en de bewegingsdrift (het „ge baar”). warm-koud; ziekte-gezondheid; een verhou ding van tegenovergesteldheden. Bij aanra king met elkaar trachten ze te komen tot nivelleering, waarbij een zeker verzet op treedt. Zoo ook wordt de verhouding in de zgn. Oude School alleen gezien als een graadverschil tusschen leerling en onder wijzer, waarbij dan het doel van het onder wijs zou zijn den eerste op te schroeven in de richting van den laatste, wat den factor „verzet” vanzelf in zich sluit. b. verhouding van innerlijkheid en uiter lijkheid, van wezenlijk-bevruchtend (actief- gevend) en wezenlijk-bevrucht wordend (passief-ontvangend), een verhouding van tegendeeien; dat is: verscheidene deelen eener zelfde eenheid; zooals de scheppende kunstenaar, een beeldhouwer zijn innerlijke visie trapht uit te drukken in hét uiterlijke materiaal de amorphe klei, door deze „terhand” te nemen, er een binding tot „eenheid” mee aan te gaan, met als vrucht zijn „schepping”, zoo ook zal de onderwijzer in een „tegendeelige” verhouding zich met zijn leerling(en) verbindende, daaruit doen „geboren” worden een hoogere eenheid „de klasse”. Deze tegendeelige verhouding verhou ding van actief-gevend en passief-xmtvan- gend is wederkeerig; te beschouwen als de twee polen eener zelfde eenheid, die oscil- leerend werkend, bij den leerling een van zelfsche actieve houding oproept, als die van den onderwijzer passief is, en omge keerd. Bij het klassikaal onderwijs heeft de on derwijzer een binding aan te gaan met de „klasse”, de massa, die uitteraard hetero geen is. Daar deze binding met het geheel om dit laatste niet mogelijk is, richt hij zich daartoe tot het gemiddelde (G. G. D.) van de klasse, met het noodwendig gevolg, dat hij de peripherieën te kort doet, wat verzet met zich brengt. Psychologisch is dit klassikale onderwijs onkinderlijk, ieder kind heeft zijn eigen geestelijke appetijt, en de kunst van de nieuwe schoolman is met zijn inventief ver mogen een spijslijst samen te stellen, waar van ieder kind a la carte kan eten. In de klassikale school waar ieder hetzelfde moet eten, moet verzet zijn. De minder goeden is dan ook zeer simpel, in tegenstelling met die van het Dalton-onderwijs, waar ze veel administratieven arbeid meebrengt. Eiken dag wordt een taak opgegeven bv. voor de hoofdvakken lezen schrijven taal rekenen, ongeveer in dezen zin: gij moet vandaag gelezen hebben (het boek zelf te kiezen) gij moet vandaag eenige bladzijden ge schreven hebben (voorbeeld op ’t bord of zelf bedenken); gij moet vandaag een of meer taaloefe ningen maken (de volgorde uit het taal boekje) gij moet vandaag sommen of vraagstukjes uit uw rekenboek maken, volgende op die, welke gij gisteren gemaakt hebt. Voor de vakken geschiedenis, aardrijks kunde enz. wordt meestal een weektaak op gegeven uit de betreffende leerboekjes en atlassen, die daarvoor het materiaal in ’t algemeen in een geperfectionneerden, me- thodischen gang geven, evenals die van de andere vakken. Bij het bovenstaande dient in ’t bijzonder Je aandacht gevestigd te worden op den isch, dat de kinderen de’ vrije beschikking noeten hebben over het benoodigde leer materiaal. Wanneer nu vlugge kinderen deze opgegeven dagtaak gereed hebben, kunnen zij zich bezighouden met zgn. „extra” werk in dezelfde vakken, waardoor hun daarop betrekking hebbende kennis wordt uitge breid en verdiept. Dp zwakkeren mogen vol staan alleen met de dagtaak, welke dagta ken het verwerken van het geheele leerplan over 6 leerjaren waarborgt. Daarna wordt vrij werken toegestaan, waarin ze hun speciale behoeften en aanleg kunnen bevredigen en ontwikkelen, ’t Ge volg van dezen gang is, dat er zeer groote verschillen in dezelfde klasse gaan optreden, die we steeds hebben aangemoedigd, in tegenstelling met het Dalton-onderwijs, waar „gelijkblijven” nog altijd een voornaam punt uitmaakt. De wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze taken worden verwerkt, worden aangeduid door de volgende in de klasse opgehangen motto’s: le. Help je zelf zelfexploratie, waar door het individu wordt gebaat. 2e. Helpt elkander wederzijdsch dienstbetoon; opleiding tot gemeeiischaps- wezen. 3e. Hinder niemand fundamenteele levenseisch, waardoor het ethisch-religieuse gevoel wordt gewekt. 4e. Doe alles zoo goed mogelijk het grootst mogelijke rendement, zoodat alles, wat aanwezig is tenslotte het meest nuttig effect sorteert voor het Geheel. Spr. stelt deze zelfexploratie bij het P. O. tegenover de definitie van het klassikale onderwijs: „Óp dezelfde tijd hetzelfde pro bleem door allen tegelijk”, dat is het kruis, waaraan het klassikale stelsel is geslagen en waaraan ’t ook niet door de tegenwoordig gepropageerde „soepele” toepassing ont komt. In de klassikale school mag van een samenwerken der leerlingen geen sprake zijn, ieder werkt er voor zich zelf op straffe van gestraft te worden. Waar heeft nu de proef met het P. O. toe geleid? Toen op 3 Sept. 1923 B. en W. van Amsterdam spr. verlof verleenden met een. klasse kinderen een proef te nemen met het P. O., was daaraan de uitdrukkelijke voor waarde verbonden, dat „de leerlingen dezer klasse, wat hun vorderingen betreft, niet ten achter zouden staan bij de leerlingen van de overeenkomstige klassen van andere scholen”. De heer Douwes zegt, dat we voor zoo’n eisch toch geen nieuw systeem noodig heb ben, maar de imponderabilia, datgene dat verkregen wordt bij het P behalve de schoolknapheid, gaan hem dan geheel voor bij. Welnu spr. nam die opdracht van B. en W. gaarne aan. De proef begon 3 Sept. 1923 met 29 leerlingen. Einde der proef: 8 Juli 1929 met 22 leer lingen; 7 leerlingen afgevallen door den verren afstand bij verhuizing. Van deze 22 leerlingen gingen: 4 nog eens een zesde leerjaar doormaken; zij waren erg jong en niet sterk genoeg voor een zevende leerjaar, waar zij ook nog een vreemde taal zöuden moeten leeren. 2 naar een ambachtsschool beide wa ren psychopathisch, doch hebben toch de geheele school doorloopen en het geheele leerplan verwerkt. 1 naar een zevende leerjaar. 1 naar een industrieschool. 1 naar een 3-jarige U.L.O. 12 naar een 4-jarige U.L.O. Door de on derwijsinspectie is na drie maanden naar hen geïnformeerd. Het oordeel van ’t hoofd dier school was, dat hij den stand over het geheel zeer voldoende vond (dit ondanks de Persoonlijkheidsonderwijs. In hotel Hanenburg had de Persoonlijk- leidsonderwijs-concentratie Zaterdagavond een openbare vergadering belegd, waar de heer L. Groeneweg, hoofd van de Eerste Amsterdamsche Openbare Lagere School v. Persoonlijkheidsonderwijs sprak over het onderwerp: „Wat is Persoonlijkheidsonder wijs?” De bovenzaal was zoo goed als ge heel bezet. De heer Groeneweg begint met een „me oila”, ondanks de insinuatie van den heer Douwes in de N. Sn. Crt., dat spreker niet zou xomen; spr. had geen enkele reden hier niet te 'erschijnen en zal het persoonlijkheidsonderwijs wat anders bespreken dan de heer Douwes deed, iie er een charge, een caricatuur van gaf. Spr. wenscht eerst een drietal punten naar voren te brengen. lo. is dat een zacht verwijt aan de commissie voor de openbare school alhier, die tot de vorige vergadering het initiatief nam. Zij kon weten dat als zij den heer Douwes uitnoodigde, deze een groot deel van de tijd zou besteden aan methodes, welk hem niet welgevallig zijn en spr. zou het een figuur geacht hebben als de heer Douwes tot de commissie had gezegd: ik zal den heer Groeneweg te lijf gaan, dus noodig deze ook uit. En nu de heer Douwes dat niet deed, had de commissie fair gehandeld wanneer zij als contra-spreker hem, spreker, had uitge- noodigd in een vergadering het P. O. uiteen te zetten. Spr. had in dezen eenigszins vertrouwd op de fiere geest der Friezen, doch dat vertrou wen is wel eenigszins geschokt. 2o. Op zeer ongezochte wijze is spreker voor het eerst met den heer Douwes in contact ge komen. Spr. had in een sectie van het eerste Nederlandsch paedagogisch congres over het P. 0. gesproken; op het tweede congres in 1929 sprak de heer Douwes in een sectie over het klassikaal onderwijs. Spr. heeft dat referaat niet aangehoord, doch uit de congresverslagen is hem later gebleken, dat de heer Douwes ge tracht had hem in die sectie in wat minder goed daglicht te plaatsen; hij sprak van „de zonder linge theorie van Groeneweg”. Spr. heeft toen aan den heer Douwes geschreven; het gevolg was een eindelooze briefwisseling, tot ten slotte onzerzijds aan den heer Douwes de royale uit- noodiging werd gericht het P. O. eens te komen zien, hij zou ieder oogenblik welkom zijn en alles zou hem getoond worden zonder camou flage. Dat viel den heer Douwes buitengewoon mee; de Montessori-scholen hielden hem immers buiten de deur, zeer terecht moet spr. thans er kennen na de ervaringen met hem opgedaan. De heer Douwes kwam en dwaalde 3 halve school tijden in de school rond, hij gaf daarvan een verslag in het Schoolblad en hij noemt dat een „mild” verslag, terwijl hij notabene geen woord van waardeering of van begrijpen uit. Dat ver slag krioelt van onnauwkeurigheden en onjuist heden, en geen wonder, want de heer Douwes had de cardinale fout begaan om na zijn bezoek ons niet te interviewen over dingen die hij had gezien en niet begrepen, een geste van alle goed willende bezoekers. Niet aldus de heer Douwes; hij had genoeg gezien om een verslag te kunnen schrijven. Spr. heeft er niet aan gedacht daar tegen te polemiseeren, hij heeft in een kort stukje den heer Douwes gekwalificeerd als b e- zoeker, als onder zoeker is hij niet te kwali- fice-eren. Dat stukje noemt de heer Douwes dan giftig. Hij heeft zeer nerveus en geagiteerd rond gedwarreld in de school, doch niets gezien van wat er eigenlijk plaats greep. De heer Douwes beweert, dat spr. daarna zenuwziek werd, een legende, die slechts in een verdwaasde men taliteit als die van den heer Douwes kan ont staan; reeds „Toehoorder’ heeft in de N. Sn. Crt. die legende rechtgezet en spr. brengt hem een eeresaluut voor de kordaatheid waarmee hij tegen de snauwende uitdagende houding van den heer Douwes stand hield. De oorzaak van sprekers ziekte was een enkele dooie giftige gar naal, die hem acute gewrichtsontsteking be zorgde! Dergelijke fantasterijen worden door den heer Douwes uitgekraamd en deze begeeft zich op het gebied der chantage, als hij dreigt met het publiceeren van twee briefjes van on derwijzeressen; dat is buitengewoon minder waardig! Ziedaar een directeur van een kweek school, opleider dus van de a.s. opvoeders der jeugd, die zich niet ontziet te dreigen met ano nieme briefjes; dat is dezelfde man, die „Toe hoorder” zijn anonimiteit verwijt. En als de heer Douwes beweert dat spr. zijn leerkrachten zelf mocht kiezen, bewijst hij alweer van toeten noch blazen te weten. Spr. had, toen hij begon met het P. O., geen school gemaakt, er werden hem leerkrachten toegewezen en daaronder was een der bedoelde juffrouwen, die haar overplaatsing zelf met de inspectrice had bekokstoofd en bij I I Spr. stelt voorop dat alles wat hij heden avond aan onaangenaams van het klassikaal onderwijs zal zeggen, niet bedoeld is om zijn collega’s van de klassikale school te deni- greeren. Spr. heeft immers ook 25 jaar klas sikaal onderwijs gegeven, terwijl hij nu 12 jaar lang het P. O.-stelsel volgt. Dat P. O.-stelsel is te vitaal om door een bezoek te kunnen worden gekarakteriseerd, het is geen kwestie van techniek, doch van geesteshouding. Ieder onderwijzer kent in zijn klasse de verschillende typen, bv. het rustige kind en het beweeglijke kind, dat zgn. paardevleesch gegeten heeft; het rus tige kind werkt kalm voort, het beweeglijke heeft eerst heel wat werk aan de gang te komen, doch is de aandacht eenmaal gericht dan blijkt het vaak zeer intelligent, is in een wip met zijn werk klaar, maar heeft er in die korte tijd dan ook schoon genoeg van. En dan komt het conflict, dat de heer Dou wes maar niet wil zien, dat beweeglijke kind wordt in de klassikale school gewezen op de rustig voortwerkende kalme leerling, en ook hij moet bv. rekenen van 910. Spr. weet wel dat men daar in de praktijk wel eens ’n mouw aanpast door het kind dan wat in een Stlasje te laten kijken, doch spr. heeft op zijn ervaringen in de klassikale school anders gereageerd en zich afgevraagd hoe het nog mogelijk was de illusie te koesteren, dat men al deze 48 kinderen, al deze zoo verschillende elementen, gelijktijdig het voor hen geschikte geestelijke voedsel zou kun nen reiken, en spr. kwam tot de conclusie, dat er een stelsel moest komen, waarin net meer tot zijn recht men als regel voor inlichtingen omtrent het P. O., al veronderstelt dit dat individueele I dan gaat het la Douwes, laat werk. De drift uit de praktijk bracht spr. dus tot het zoeken naar een ander onder wijsstelsel; toevallig was spr. een jaar te voren in aanraking gekomen met dr. Schoenmaekers, wiens filosofie volkomen dekte ’t stelsel dat spr. in de school wensch- te in te voeren. Het klassikale stelsel geeft de kinderen eenheidsvoedsel en dat is principieel fout. Uit de natuurwerkelijkheden valt nl. tweeër lei houding te constateeren: a. verhouding van positief en negatief, waarbij alleen verschil is in graad, bv. eind van het cursusjaar afgeslacht; in Am sterdam is dat 12 der schoolgaande kin deren. 120.000 kinderen blijven in Nederland per jaar zitten. Dit zitten blijven bestaat bij het P. O. niet, dat is een geweldige econo mische en financieele winst voor ons volk, maar ook een psychische winst voor de slachtoffers. Alle onderwijzers weten hoe moeilijk het is aan het eind van de crusus de beslissing te nemen dat een kind moet blijven zitten. Alleen al door de kinderen dat leed dat niet zoo gauw vergeten is als men wel eens zegt en zich 40 of 50 jaar later nog kan uiten in een of andere neurose te besparen, is het P. O. al gerechtvaar digd. De tegenstand die we altijd in de klassi kale school voelen, de verzethouding is in- haerent aan de verhouding van tegenover gesteldheden in dat stelsel: onderwijzer- kind. En die verzetshouding vreet de onder wijzer aan, zijn beroepsziekte is dan ook de zenuwziekte (dr. van Schelven, de arts Lize Deutmann). Bij het P. O. is echter alle spanning ver dwenen, daar heerscht de verhouding van waarde van den mensch te zien in de taak, tegendeeligheid, van welke het eene deel be- vruchtend, het andere ontvangend werkt, er is polariteit van hetzelfde geheel. Deze actief-passieve houding oscilleert, als de klasse actief wordt, wordt de onderwijzer vanzelf passief, de spanning wordt opge heven. De doodzonde nu welke men Groeneweg in de onderwijswereld aanwrijft is, dat hij, als eenvoudige klasse-onderwijzer in 1921 ineens durft komen met een onderwijssys teem, dat totaal afwijkt van het gangbare, dat alle collega’s volgen: „Dat moest niet magge” zeggen zij. En die animositeit heerscht nog steeds; als spr. dr. voor zijn naam had of een buitenlandsch specialist was, dan zou het anders zijn. Daarom moet individueele element meer tot zijn recht men als regel voor inlichtingen omtrent het kwam; op zich zelf is dat echter nog geen, P. O. ook niet bij sprekers collega’s komen, werk. De drift uit de praktijk bracht spr. J I NIEUWE SNEi (ER COURANT annex SNEEKER COURANT (78e Jaargang)

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1935 | | pagina 1