Officieel Orgaan
der Gemeente Sneek
I
I I
I
Ko. 30 Eerste Riad
Uitgave KIEZEBRINK Co.
Woensdag 10 Januari 193S
51e Jaargang
Dit No. bestaat uit 2 blütlen.
y
v.
Bij Ruwe
Gesprongen
Handen
NIEUWSTIJDINGEN.
k
Alle Advertentiën worde'»» in belde bladen opgenomen
Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting
kosmisch (verhouding ik Het of
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegestaan.
i
schapszaak. Het P. O. geeft een levens
school, geen leerfabriek, die enkel parate
kennis bijbrengt, wij beleven thans het fail
liet der diploma’s, de bezitters er van buigen»
het hoofd onder het verdriet der werkloos
heid, de levensschool had hun de levens
houding kunnen geven dat verdriet onge
broken te dragen!
1
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe SneeKer Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis. Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum
-
f.jl,
spr. meende in het land der ongebonden vrijheid
te komen, zij deed allerlei dingen, die niet in
het kader van sprekers onderwijs pasten, en
toen zij eindelijk aan een door spr. geuite
wensch, later omgezet in een opdracht, geen
gevolg gaf, heeft spr. den wethouder van on
derwijs verzocht maatregelen te nemen, opdat
de proef met het P. O. niet door deze dingen
leed. Een inspecteur heeft toen een onderzoek
ingesteld, ook het plaatsvervangend hoofd is
nog eens gehoord, en het gevolg is geweest dat
de bedoelde juffrouw is overgeplaatst, en dan
komt natuurlijk de rancune. Deze dame heeft
zich niet ontzien een andere dame, die in het
geheel niets met sprekers school te maken had,
doch geplaatst was in een der vier klassen welke
administratief aan sprekers school waren toe
gevoegd, te bewerken en dit zijn nu de schrijf
sters van de briefjes van den heer Douwes. Deze
heer maakte gebruik van rancune en vrouwelijke
wroetzucht, hij ging af op praatjes! Het is deze
man die spreker op de meest onwaardige wijze
beklad heeft!
3o. De heer Boelmans uit Enschedé vindt
het doodjammer dat hij het P. O. niet heeft
uitgevonden. Spr. is er heelemaal niet
trotsch op, want het geeft ook een hoop
drukte, doch spreker heeft het eerst dit stel
sel uitgewerkt. In de school van den heer
Boelmans wordt ook geen P. O. gegeven,
zooals dat bij ons is gerealiseerd; in het
eerste leerjaar wordt daar aan geen P. O.
gedaan, zoo valt het mooiste stuk er uit.
Dat P. O. is in spreker bij zijn schoolarbeid
in de klassikale school geleidelijk opgeko
men en zijn denkbeelden zijn ten slotte in
dat P. O.-stelsel gekristalliseerd, terwijl het
zijn filosofische grondslag heeft in ’t denk
systeem van den bekenden Nederlandschen
mysticus Dr. M. H. J. Schoenmaekers. Op
26 Mei 1921 verzocht spr. B en W. van Am
sterdam een proef te mogen nemen met de
toepassing van zijn denkbeelden; eerst 2
jaar later, 3 Sept. 1923, werd hem dat toe
gestaan en wel als klasse-onderwijzer. Spr.
was dus toen geen hoofd, doch mocht met
zijn klas werken volgens zijn denkbeelden.
Nadat spr. een spreekbeurt te Enschedé had
vervuld, gelukte het den heer Boelmans in
Enschedé de eerste school, welke min of
meer in sprekers richting zou werken, te
krijgen, doch de eerste proefneming was
toch met die klas op 3 Sept. 1923 door Groe- kunnen niet meekomen en worden aan het
neweg; trouwens bij den heer Boelmans
ontbreekt ook de filosofische grondslag, ter
wijl door het niet geven van P. O. in de
eerste klas van de school te Enschedé, het
mooiste stuk uit het P. O.-stelsel vervalt.
Deze vrijheidsdrang leeft nog na in het
duistere „binnen” van den tegenwoordigen
cultuurmensch en breekt af en toe door,
ondanks beschaving en „conventie”.
Deze onvernietigbare drang tot „vrij”
handelen, bij alle gebondenheid anderzijds,
leek ons het meest „natuurlijke” uitgangs
punt voor een onderwijs- en opvoedingsstel
sel, omdat deze oerdrift vanzelf voert tot
„daden”, zoodat we een der meest werk
zame factoren benutten, als we den kinde
ren gelegenheid laten tot „vrije activiteit”.
Deze activiteit is zeer persoonlijk, d.w.z.
ze verraadt zich bij ieder kind op eigen
wijze; ze heeft een persoonlijke kleur. Wan
neer we naar dit „persoonlijke” luisteren,
volgt daar logisch konsekwent uit voort,
dat geen klassikaal onderwas is te geven,
maar het onderwijs hoofdzakelijk gericht
dient te zijn op persoonlijke bemoeiingen.
Dan zal ook geen bindend lesrooster mo
gelijk zijn; geen vast omschreven leerplan
zal aan alle kinderen in een bepaalden tijd
te verwerken kunnen worden voorgehouden;
geen bepaalde methoden zullen allen moeten
volgen (ieder kind dicteert dus zijn eigen
methode); een natuurlijke vrijheid (uiting
en beweging) zal het kind moeten worden
toegestaan en de inrichting van het lokaal
dient daarmee rekening te houden.
Deze vrijheid in die vrije activiteit is niet
ongelimiteerd: zij is, zoo als alles beperkt,
omdat naar onze meening een absolute vrij
heid niet bestaat, noch bestaanbaar is. Deze
vrijheid draagt een gebondenheid in zich,
omdat de mensch ingeschakeld is in drie
verhoudingen, gebonden is op drieërlei ni
veau nl.
a. in- en door zichzelf (verhouding ik
men eens
de kinderen en hun ouders vragen. Dat
klinkt bij de hoogmoedige wijsheid, welke
wij in pacht meenen te hebben, ietwat
vreemd misschien, doch spr. heeft durven
luisteren naar de kinderen zooals de goede
dokter ook luistert naar wat zijn patiënt hem
vertelt, inplaats van al direct te decreteeren
als hij de patiënt ziet: „dat en dat zal hern
wel mankeeren”. Ja, en ook de ouders moet
men hcoren. Al te dikwijls zeggen de school
meesters: „l’école c’est moi”, hetgeen alleen
mag gelden voor de techniek van het onder
wijs, voor de rest is de school gemeen-
die hij tijdens en door zijn leven vervult,
zoodat het onder a. hem oplegt zich zelf
te verheffen; sub b. de samenleving te ver
beteren, vernieuwen verrijken; sub c. te
komen tot menschheidsverheffing, welke
drie onderling elkaar beïnvloeden. Nu willen
we den jongen mensch (het kind op school)
direct zich leeren instellen op deze gebon
denheid, als inschakeling op a - b - en c
en worden derhalve bij alle vrijheid hem toe
gestaan onze schooltaken hem dwingend
voorgehouden,
De taken in dit P. O. hebben dus een ge
heel andere genesis, dan die, welke we bij
het Dalton-onderwijs vinden geconstrueerd,
al mogen ze naar den uiter’ijken kant daar
mee overeenkomst hebben. Bij het laatste
toch is de gang voor de opstelling der
taken bloot formeel. Het geheele leerplan
voor 6 jaren van de school wordt eerst ver
deeld in 6 jaartaken, deze weer onderver
deeld in maandtaken en deze ten slotte weer
gediviseerd in weektaken.
Toch wordt het gevoel van vrijheid bij
het dwingende der taken niet aangetast,
omdat de leerling bij het bewerken der taken
de vrijheid blijft behouden om: a. de volg
orde naar keuze te stellen; b. het tempo van
zijn werken naar eigen kunnen te nemen;
c. de wijze waarop en de omstandigheden
waaronder dit te doen (zooals samenwerken
enz.) aan hem blijft.
De techniek der takenopstelling bij P. O.
Ik);
b. maaatschappelijk (verhouding ik
Wij);
c.
Hij).
Volgens onze levensbeschouwing nu is de
Spr. staat thans stil bij het systeem van
het individueel onderwijs.
Als uitgangpunt bij het P. O. nemen we
den ingeschapen menschelijken drift den
drift van den oermensch tot vrijheid, en
deze vrijheidsdrang in de richting van
uitingsdrift (in zijn primairen vorm de
„kreet”) en de bewegingsdrift (het „ge
baar”).
warm-koud; ziekte-gezondheid; een verhou
ding van tegenovergesteldheden. Bij aanra
king met elkaar trachten ze te komen tot
nivelleering, waarbij een zeker verzet op
treedt. Zoo ook wordt de verhouding in de
zgn. Oude School alleen gezien als een
graadverschil tusschen leerling en onder
wijzer, waarbij dan het doel van het onder
wijs zou zijn den eerste op te schroeven in
de richting van den laatste, wat den factor
„verzet” vanzelf in zich sluit.
b. verhouding van innerlijkheid en uiter
lijkheid, van wezenlijk-bevruchtend (actief-
gevend) en wezenlijk-bevrucht wordend
(passief-ontvangend), een verhouding van
tegendeeien; dat is: verscheidene deelen
eener zelfde eenheid; zooals de scheppende
kunstenaar, een beeldhouwer zijn innerlijke
visie trapht uit te drukken in hét uiterlijke
materiaal de amorphe klei, door deze
„terhand” te nemen, er een binding tot
„eenheid” mee aan te gaan, met als vrucht
zijn „schepping”, zoo ook zal de onderwijzer
in een „tegendeelige” verhouding zich met
zijn leerling(en) verbindende, daaruit doen
„geboren” worden een hoogere eenheid „de
klasse”.
Deze tegendeelige verhouding verhou
ding van actief-gevend en passief-xmtvan-
gend is wederkeerig; te beschouwen als de
twee polen eener zelfde eenheid, die oscil-
leerend werkend, bij den leerling een van
zelfsche actieve houding oproept, als die
van den onderwijzer passief is, en omge
keerd.
Bij het klassikaal onderwijs heeft de on
derwijzer een binding aan te gaan met de
„klasse”, de massa, die uitteraard hetero
geen is. Daar deze binding met het geheel
om dit laatste niet mogelijk is, richt hij zich
daartoe tot het gemiddelde (G. G. D.) van
de klasse, met het noodwendig gevolg, dat
hij de peripherieën te kort doet, wat verzet
met zich brengt.
Psychologisch is dit klassikale onderwijs
onkinderlijk, ieder kind heeft zijn eigen
geestelijke appetijt, en de kunst van de
nieuwe schoolman is met zijn inventief ver
mogen een spijslijst samen te stellen, waar
van ieder kind a la carte kan eten. In de
klassikale school waar ieder hetzelfde moet
eten, moet verzet zijn. De minder goeden
is dan ook zeer simpel, in tegenstelling met
die van het Dalton-onderwijs, waar ze veel
administratieven arbeid meebrengt. Eiken
dag wordt een taak opgegeven bv. voor de
hoofdvakken lezen schrijven taal
rekenen, ongeveer in dezen zin:
gij moet vandaag gelezen hebben (het
boek zelf te kiezen)
gij moet vandaag eenige bladzijden ge
schreven hebben (voorbeeld op ’t bord of
zelf bedenken);
gij moet vandaag een of meer taaloefe
ningen maken (de volgorde uit het taal
boekje)
gij moet vandaag sommen of vraagstukjes
uit uw rekenboek maken, volgende op die,
welke gij gisteren gemaakt hebt.
Voor de vakken geschiedenis, aardrijks
kunde enz. wordt meestal een weektaak op
gegeven uit de betreffende leerboekjes en
atlassen, die daarvoor het materiaal in ’t
algemeen in een geperfectionneerden, me-
thodischen gang geven, evenals die van de
andere vakken.
Bij het bovenstaande dient in ’t bijzonder
Je aandacht gevestigd te worden op den
isch, dat de kinderen de’ vrije beschikking
noeten hebben over het benoodigde leer
materiaal. Wanneer nu vlugge kinderen deze
opgegeven dagtaak gereed hebben, kunnen
zij zich bezighouden met zgn. „extra” werk
in dezelfde vakken, waardoor hun daarop
betrekking hebbende kennis wordt uitge
breid en verdiept. Dp zwakkeren mogen vol
staan alleen met de dagtaak, welke dagta
ken het verwerken van het geheele leerplan
over 6 leerjaren waarborgt.
Daarna wordt vrij werken toegestaan,
waarin ze hun speciale behoeften en aanleg
kunnen bevredigen en ontwikkelen, ’t Ge
volg van dezen gang is, dat er zeer groote
verschillen in dezelfde klasse gaan optreden,
die we steeds hebben aangemoedigd, in
tegenstelling met het Dalton-onderwijs,
waar „gelijkblijven” nog altijd een voornaam
punt uitmaakt.
De wijze waarop en de omstandigheden
waaronder deze taken worden verwerkt,
worden aangeduid door de volgende in de
klasse opgehangen motto’s:
le. Help je zelf zelfexploratie, waar
door het individu wordt gebaat.
2e. Helpt elkander wederzijdsch
dienstbetoon; opleiding tot gemeeiischaps-
wezen.
3e. Hinder niemand fundamenteele
levenseisch, waardoor het ethisch-religieuse
gevoel wordt gewekt.
4e. Doe alles zoo goed mogelijk het
grootst mogelijke rendement, zoodat alles,
wat aanwezig is tenslotte het meest nuttig
effect sorteert voor het Geheel.
Spr. stelt deze zelfexploratie bij het P. O.
tegenover de definitie van het klassikale
onderwijs: „Óp dezelfde tijd hetzelfde pro
bleem door allen tegelijk”, dat is het kruis,
waaraan het klassikale stelsel is geslagen
en waaraan ’t ook niet door de tegenwoordig
gepropageerde „soepele” toepassing ont
komt. In de klassikale school mag van een
samenwerken der leerlingen geen sprake
zijn, ieder werkt er voor zich zelf op straffe
van gestraft te worden.
Waar heeft nu de proef met het P. O. toe
geleid? Toen op 3 Sept. 1923 B. en W. van
Amsterdam spr. verlof verleenden met een.
klasse kinderen een proef te nemen met het
P. O., was daaraan de uitdrukkelijke voor
waarde verbonden, dat „de leerlingen dezer
klasse, wat hun vorderingen betreft, niet ten
achter zouden staan bij de leerlingen van
de overeenkomstige klassen van andere
scholen”.
De heer Douwes zegt, dat we voor zoo’n
eisch toch geen nieuw systeem noodig heb
ben, maar de imponderabilia, datgene dat
verkregen wordt bij het P behalve de
schoolknapheid, gaan hem dan geheel voor
bij.
Welnu spr. nam die opdracht van B. en
W. gaarne aan. De proef begon 3 Sept. 1923
met 29 leerlingen.
Einde der proef: 8 Juli 1929 met 22 leer
lingen; 7 leerlingen afgevallen door den
verren afstand bij verhuizing.
Van deze 22 leerlingen gingen:
4 nog eens een zesde leerjaar doormaken;
zij waren erg jong en niet sterk genoeg voor
een zevende leerjaar, waar zij ook nog een
vreemde taal zöuden moeten leeren.
2 naar een ambachtsschool beide wa
ren psychopathisch, doch hebben toch de
geheele school doorloopen en het geheele
leerplan verwerkt.
1 naar een zevende leerjaar.
1 naar een industrieschool.
1 naar een 3-jarige U.L.O.
12 naar een 4-jarige U.L.O. Door de on
derwijsinspectie is na drie maanden naar
hen geïnformeerd. Het oordeel van ’t hoofd
dier school was, dat hij den stand over het
geheel zeer voldoende vond (dit ondanks de
Persoonlijkheidsonderwijs.
In hotel Hanenburg had de Persoonlijk-
leidsonderwijs-concentratie Zaterdagavond
een openbare vergadering belegd, waar de
heer L. Groeneweg, hoofd van de Eerste
Amsterdamsche Openbare Lagere School v.
Persoonlijkheidsonderwijs sprak over het
onderwerp: „Wat is Persoonlijkheidsonder
wijs?” De bovenzaal was zoo goed als ge
heel bezet.
De heer Groeneweg begint met een „me
oila”, ondanks de insinuatie van den heer
Douwes in de N. Sn. Crt., dat spreker niet zou
xomen; spr. had geen enkele reden hier niet te
'erschijnen en zal het persoonlijkheidsonderwijs
wat anders bespreken dan de heer Douwes deed,
iie er een charge, een caricatuur van gaf.
Spr. wenscht eerst een drietal punten naar
voren te brengen.
lo. is dat een zacht verwijt aan de commissie
voor de openbare school alhier, die tot de vorige
vergadering het initiatief nam. Zij kon weten dat
als zij den heer Douwes uitnoodigde, deze
een groot deel van de tijd zou besteden aan
methodes, welk hem niet welgevallig zijn en
spr. zou het een figuur geacht hebben als de
heer Douwes tot de commissie had gezegd: ik
zal den heer Groeneweg te lijf gaan, dus noodig
deze ook uit. En nu de heer Douwes dat niet
deed, had de commissie fair gehandeld wanneer
zij als contra-spreker hem, spreker, had uitge-
noodigd in een vergadering het P. O. uiteen te
zetten. Spr. had in dezen eenigszins vertrouwd
op de fiere geest der Friezen, doch dat vertrou
wen is wel eenigszins geschokt.
2o. Op zeer ongezochte wijze is spreker voor
het eerst met den heer Douwes in contact ge
komen. Spr. had in een sectie van het eerste
Nederlandsch paedagogisch congres over het P.
0. gesproken; op het tweede congres in 1929
sprak de heer Douwes in een sectie over het
klassikaal onderwijs. Spr. heeft dat referaat niet
aangehoord, doch uit de congresverslagen is
hem later gebleken, dat de heer Douwes ge
tracht had hem in die sectie in wat minder goed
daglicht te plaatsen; hij sprak van „de zonder
linge theorie van Groeneweg”. Spr. heeft toen
aan den heer Douwes geschreven; het gevolg
was een eindelooze briefwisseling, tot ten slotte
onzerzijds aan den heer Douwes de royale uit-
noodiging werd gericht het P. O. eens te komen
zien, hij zou ieder oogenblik welkom zijn en
alles zou hem getoond worden zonder camou
flage. Dat viel den heer Douwes buitengewoon
mee; de Montessori-scholen hielden hem immers
buiten de deur, zeer terecht moet spr. thans er
kennen na de ervaringen met hem opgedaan. De
heer Douwes kwam en dwaalde 3 halve school
tijden in de school rond, hij gaf daarvan een
verslag in het Schoolblad en hij noemt dat een
„mild” verslag, terwijl hij notabene geen woord
van waardeering of van begrijpen uit. Dat ver
slag krioelt van onnauwkeurigheden en onjuist
heden, en geen wonder, want de heer Douwes
had de cardinale fout begaan om na zijn bezoek
ons niet te interviewen over dingen die hij had
gezien en niet begrepen, een geste van alle goed
willende bezoekers. Niet aldus de heer Douwes;
hij had genoeg gezien om een verslag te kunnen
schrijven. Spr. heeft er niet aan gedacht daar
tegen te polemiseeren, hij heeft in een kort
stukje den heer Douwes gekwalificeerd als b e-
zoeker, als onder zoeker is hij niet te kwali-
fice-eren. Dat stukje noemt de heer Douwes dan
giftig. Hij heeft zeer nerveus en geagiteerd rond
gedwarreld in de school, doch niets gezien van
wat er eigenlijk plaats greep. De heer Douwes
beweert, dat spr. daarna zenuwziek werd, een
legende, die slechts in een verdwaasde men
taliteit als die van den heer Douwes kan ont
staan; reeds „Toehoorder’ heeft in de N. Sn.
Crt. die legende rechtgezet en spr. brengt hem
een eeresaluut voor de kordaatheid waarmee hij
tegen de snauwende uitdagende houding van
den heer Douwes stand hield. De oorzaak van
sprekers ziekte was een enkele dooie giftige gar
naal, die hem acute gewrichtsontsteking be
zorgde! Dergelijke fantasterijen worden door
den heer Douwes uitgekraamd en deze begeeft
zich op het gebied der chantage, als hij dreigt
met het publiceeren van twee briefjes van on
derwijzeressen; dat is buitengewoon minder
waardig! Ziedaar een directeur van een kweek
school, opleider dus van de a.s. opvoeders der
jeugd, die zich niet ontziet te dreigen met ano
nieme briefjes; dat is dezelfde man, die „Toe
hoorder” zijn anonimiteit verwijt. En als de heer
Douwes beweert dat spr. zijn leerkrachten zelf
mocht kiezen, bewijst hij alweer van toeten noch
blazen te weten. Spr. had, toen hij begon met
het P. O., geen school gemaakt, er werden hem
leerkrachten toegewezen en daaronder was een
der bedoelde juffrouwen, die haar overplaatsing
zelf met de inspectrice had bekokstoofd en bij
I
I
Spr. stelt voorop dat alles wat hij heden
avond aan onaangenaams van het klassikaal
onderwijs zal zeggen, niet bedoeld is om zijn
collega’s van de klassikale school te deni-
greeren. Spr. heeft immers ook 25 jaar klas
sikaal onderwijs gegeven, terwijl hij nu 12
jaar lang het P. O.-stelsel volgt.
Dat P. O.-stelsel is te vitaal om door een
bezoek te kunnen worden gekarakteriseerd,
het is geen kwestie van techniek, doch van
geesteshouding. Ieder onderwijzer kent in
zijn klasse de verschillende typen, bv. het
rustige kind en het beweeglijke kind, dat
zgn. paardevleesch gegeten heeft; het rus
tige kind werkt kalm voort, het beweeglijke
heeft eerst heel wat werk aan de gang te
komen, doch is de aandacht eenmaal gericht
dan blijkt het vaak zeer intelligent, is in
een wip met zijn werk klaar, maar heeft er
in die korte tijd dan ook schoon genoeg van.
En dan komt het conflict, dat de heer Dou
wes maar niet wil zien, dat beweeglijke kind
wordt in de klassikale school gewezen op de
rustig voortwerkende kalme leerling, en ook
hij moet bv. rekenen van 910. Spr. weet
wel dat men daar in de praktijk wel eens ’n
mouw aanpast door het kind dan wat in
een Stlasje te laten kijken, doch spr. heeft
op zijn ervaringen in de klassikale school
anders gereageerd en zich afgevraagd hoe
het nog mogelijk was de illusie te koesteren,
dat men al deze 48 kinderen, al deze zoo
verschillende elementen, gelijktijdig het voor
hen geschikte geestelijke voedsel zou kun
nen reiken, en spr. kwam tot de conclusie,
dat er een stelsel moest komen, waarin net
meer tot zijn recht men als regel voor inlichtingen omtrent het
P. O., al veronderstelt dit dat individueele I dan gaat het la Douwes, laat
werk. De drift uit de praktijk bracht spr.
dus tot het zoeken naar een ander onder
wijsstelsel; toevallig was spr. een jaar te
voren in aanraking gekomen met dr.
Schoenmaekers, wiens filosofie volkomen
dekte ’t stelsel dat spr. in de school wensch-
te in te voeren.
Het klassikale stelsel geeft de kinderen
eenheidsvoedsel en dat is principieel fout.
Uit de natuurwerkelijkheden valt nl. tweeër
lei houding te constateeren:
a. verhouding van positief en negatief,
waarbij alleen verschil is in graad, bv.
eind van het cursusjaar afgeslacht; in Am
sterdam is dat 12 der schoolgaande kin
deren. 120.000 kinderen blijven in Nederland
per jaar zitten. Dit zitten blijven bestaat bij
het P. O. niet, dat is een geweldige econo
mische en financieele winst voor ons volk,
maar ook een psychische winst voor de
slachtoffers. Alle onderwijzers weten hoe
moeilijk het is aan het eind van de crusus
de beslissing te nemen dat een kind moet
blijven zitten. Alleen al door de kinderen dat
leed dat niet zoo gauw vergeten is als
men wel eens zegt en zich 40 of 50 jaar
later nog kan uiten in een of andere neurose
te besparen, is het P. O. al gerechtvaar
digd.
De tegenstand die we altijd in de klassi
kale school voelen, de verzethouding is in-
haerent aan de verhouding van tegenover
gesteldheden in dat stelsel: onderwijzer-
kind. En die verzetshouding vreet de onder
wijzer aan, zijn beroepsziekte is dan ook de
zenuwziekte (dr. van Schelven, de arts Lize
Deutmann).
Bij het P. O. is echter alle spanning ver
dwenen, daar heerscht de verhouding van waarde van den mensch te zien in de taak,
tegendeeligheid, van welke het eene deel be-
vruchtend, het andere ontvangend werkt, er
is polariteit van hetzelfde geheel. Deze
actief-passieve houding oscilleert, als de
klasse actief wordt, wordt de onderwijzer
vanzelf passief, de spanning wordt opge
heven.
De doodzonde nu welke men Groeneweg
in de onderwijswereld aanwrijft is, dat hij,
als eenvoudige klasse-onderwijzer in 1921
ineens durft komen met een onderwijssys
teem, dat totaal afwijkt van het gangbare,
dat alle collega’s volgen: „Dat moest niet
magge” zeggen zij. En die animositeit
heerscht nog steeds; als spr. dr. voor zijn
naam had of een buitenlandsch specialist
was, dan zou het anders zijn. Daarom moet
individueele element meer tot zijn recht men als regel voor inlichtingen omtrent het
kwam; op zich zelf is dat echter nog geen, P. O. ook niet bij sprekers collega’s komen,
werk. De drift uit de praktijk bracht spr.
J
I
NIEUWE SNEi (ER COURANT
annex SNEEKER COURANT (78e Jaargang)