Io. 45 Eerste Blad
annex SNEEKER COURANT (78e Jaargang)
Officieel Orgaan
der Gemeente Sneek
De Man mei den Groenen Hing
door
Uitgave KIEZE8RIBIK Co. Zaterdag O Maart 198881e Jaargang
Dit Mo. bestaat alt 3 bkden.
FEUILLETON
1 J
NIEUWSTIJDINGEN.
Begelprljs 9 cent. Abozusementev belangrijke kortlag
Alle Advert entiën worden In belde bladen opgenomen
Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawisr, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis. Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum.
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneexer Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegeotaan.
Véle ouders hebben een bepaalde
w'ensch, een ideaal omtrent hun kinr
deren, aio iemand vroeger graag dok
ter heeft willen worden, doch het om
bepaalde redenen niet kop, kan men
hlet hebben dat zoo iemand zijn kind
van de gtebóorte af voor dokter be
stemt, terwijl later zoo’n kind zelf lie
ver bijv, in technische richting wil leer-
rien.
Dan krijgt mén groote moeilijkheden
in li'et gezin. In dergelijke gevallen
rit de conflict-oorzaak bij de oudens.,
zij diénen dus zichzelf goed te onder
zoeken.
In léder mensch leeft ook het ver
langen gezag uit te oefenen,, oudens rijn
dat gewend tegenover hun kinderen,
vooral vaders spelen graag autoriteitje.,
toon, dien van een zeurend kind. £ij
kostten hem meer moeite dan wat ook,
gedurende zijn geheele leven. Het op
houden van den schijn in deze om
standigheden, vergde bijna een 'groo-
tere wilskracht van hem dan hij bezat.
Maar zelfs in dit uiterste werd Vic
door zijn zin voor humor gered, zooals.
deze hem zoo dikwijls gered had. Deze
woorden, als het de laatste moesten
zijn die over zijn lippen kwamen, trof
fen hem als eeriïgszins grappig. Een
zeuren om vy’jn, telkens om wijn; was
dat geen onbehoorlijke gedachte onder
deze omstandigheden?
Hij lachte, luider en onpoozéler.
Zonder eenigen twijfel werd die lach
zijn redding. Het was de laatste stroo-
halm, en voor Sinclair het eindbewijs
dat de man gek was. Het scheen onge
looflijk dar iemand lachen kon, luid
keels lachen, wanneer zijn aartsvijand
da tromp van ejrn geladen revolver
ttegrijpen het z.i. niet. M'aar dan vol
doen vaas dagboeken in de behoefte
zich uit te spreken.
Ook begint het kind Vaak een le
vendige correspondentie met kennis
sen, het kind wil getuigen van wat er
in zich omgaat, en het is erg door
zlichl zélf in besla'g genomen. Ook is het
kind d<an blezi'g met anderen, het heeft
kritiek op zich zelf doch ook op ande
ren, en daarover nu kan ’t zich gemak-
kielijk uiten, alles wat anderen doen is
„suf”, zlelf zou men het heel wat be
ter kunnen!
Op dlije leeftijd heeft men het hoo-
di’g een echt gezonde kritiek te oefe
nen, sommlirgen blijven zelfs in die pe
riode staan; een normale jongere komt
daar echter boven uit. Nu zijn er veel
ouders die kritiek der kinderen niet
gcfad verdragen, doch er is voor de
Jeugd toch inderdaad wel redelijke kri
tiek, en aks ouders nooit eens vatbaar
zijn voor die redelijke kritiek en niet
in staat zijn de jeugd zich eens uit te i
lla'ten praten, krijgt men vaak moei-
lijke situaties in dergelijke gezinnen.
Jdtet spreekt dat het kind nu ook niet
m’eer geheel behandeld moet worden
als kind, doch het is ook nog niet vol
wassen, men is in het tusschenland,
tusschen servet en tafellaken, men
sluit zich aan bij lleeftij'ts.genootcn. men
krijgt met het 15e en 16e jaar de dikke
vriendschappen, men heeft het dan on
dier elkaar over levensplannen en ide-
niet veel menschen meer op straat,”
merkte hij op.
j,Je hebt overvloed van tijd om haar
voor te zijn en den weg af te snijden.
Maar haast je. En geen half werk.”
„Het zal geen half werk worden.”
„Goed. Ik zal je hier wachten-”
„En wat moet er met hem
De man in het wandelpak, die de
deel van zijn macht over hen was vraag gedaan had, wees naar den nog
wiant meestal kómt men er in, als de
behoefte aan die ontmoeting nog niet
zoo sterk is, bovendien is daar niet
alles op elkaar gericht als op de dans>-
les enz., men is er ondergeschikt aan
een doel, waarvoor men gezamenlijk
werkt enz. Dóch die jeugdbeweging
geeft toch een goede gelegenheid voor
de door dte kinderen gewenschte ont
moetingen.
De ouders moeten beseffen dat men
daar weet met Wie hun kinderen conr
tact hebben, terwyl de kindèren anders
toch dat contact zoeken, zonder dat
men weet met wie.
De ouders moeten begrijpen dat ze
de jeugd in haar ontwikkeling niet kun
nen tegenhouden, jeugd moet wat on
stuimig zijn.
Veel moeilijkheden kunnen voorko-
men, als de ouders niet op alle slakken
zout Keggen. De ouders hebben weinig
invloed als er bijv, in een meisje zich
een rare draai openbaart, men doet
dan hei beste een deskundige te raad
plegen. Men vraagt in zoo’n geval nat-
tuurlijk ritet graag toezicht van de
voogdijraad, maar als mén zich niet te»-
gten de moeilijkheden opgewassen voelt,
als de kinderen het slechte pad dre>
gen op te gaan, zal men toch’ iets in
dile richting moeten doen. Doch als
men een heel normaal kind heeft, dat
niet buitensporig in zijn gedrag is, moe
ten de ouders zich realiseeren, dat
men het wat moet laten gaan, al be
hoeft zoo’n kind niet als kraakporselein
behandeld te worden. Goed moet men
zich afvragen: is het nu eigenlijk wel
zoo buitensporig wat het kind wil.
a.-
GERARD FAIRLIE
ftlhn, er is weinig twijfel aan eigen
mleenïng, men weet het samen uitste
kend; met vader en moeder er over
spreken gaat natuurlijk niet.
Van buitengemeene beteekenis is het
nu wat voor vrienden of vriendinnen
het kind nu heeft, vanwege de blij
kende invloed welke deze op diat kind
kunnen uitoefenen. Er zijn vrienden
en vriendinnen die het ernstig met
het leven beginnen te meenen, doch an
deren kunnen zeer oppervlakkig zijn en
op deze wijze kan een kind betrokken
worden in allerlei lichtzinnigheden die
niet bevorderlijk zijn voor de groei. D.e
groote moeilijkheid is dan voor de
ouders aan zoo’n vriendschap een eind
tte maken, want als de ouders verbie
den, dan wordt in de regel het tegen
deel bereikt, wat niet mag trekt 'buiten
gewoon. Iets achter de rug der ouders
doen voelt meïr dan niet als bedriegen,
biet kind voelt zich verongelijkt en 'acht
zijn vlerzet op deze wijze daartegen ge
oorloofd.
Mien krijgt nu ook moeilijkheden met
die kinderen intake het beroep. Meestal
willien de kinderen graag van school af
en werken, w'ant dat behoort bij groot
wort'len M<aar vaak is de aardigheid
spdedig v<an het werk af, men wil dan
wat anders, doch dan komt men op
een gevaarlijke weg, al is beroepskeuzie
glewenscht, het kan zijn dat men hier
tie doen heeft met de gewone normale
teleurstelling van ieder beroep, men
moet als ouders dan ook niet te gauw
tcegeven aap. die drang tot verande
ring, andters wordt het een voortdu
rende beroeps wisseling en leert het
kind geen enkel beroep goed
Op 13, 14-jarige leeftijd rijpen de
kinderen ook sexueel tot man en
vrouw, in hen gaat werken de drang
tot het andere geslacht, dè meisjes
wordén koket en zijn niet van de spier
glel weg te slaan, ze hebben allerlei
maniertjes om de aandacht te trekken,
de kleedimg is Van het grootste belang;
dte jongens worden knacthtpats-erig,
soms ridderlijk, sportief, soms vree
slijk keurig, ook zij kijken, maar dan
stiekem, in de spiegel!
Mie'n w'ïl de straat op en het is niet
de beste plaats als men daar elkaar bij
die pantoffelparade ontmoet. Beter is
hlet nog op de school, waar men samen
in zekere werkgemeenschap is, de dans
les is er ook, doch de beste vorm is
toch die jeugdbeweging; deze is niet
begonnen om elkaar te ontmoeten.
dte jclngeren werkloos zijn, valder denkt
soms dat déze geen moeite doe'n werk
te krijgen, de jongeren zelf voelen zich,
overbodig, ze worden humeurig en prik
kelbaar. Ook dan is de sfeer geladen.
Déze moeilijkheden liggen in speciale
omstandigheden, doch als deze er niet
zijn, zijn er dan geen m'oei-llijkheden
Zéker, omdat in de ontwikkeling der
jeugd zelf moeilijkheden liggen en ook
bij dte ouderen zelf. Bij de jongeren
moeten wij die moeilijkheden aanvaar
den omdat ze voortkomen uit de ont-
wikkleling der persoonlijkheid. Ook in
de periode van de kleuterleeftijd lig
gen de moeilijkheden van het zich in-
ordlanen in het gezin, terwijl het kind
dan zijn willetje heeft dat ondergeschikt
moet gemaakt aan die der ouders, zon
der dat men deze wil moet breken en
htet kind dus slechts dilesseert. De wil
moet gepast ontplooid, daarop moeit
men het bij dleze kleuters aanleggen.
De tweede moeilijke periode komt
in de leeftijd van 12, 13 jaar, weer
openbaart zich een wil waartegen de
ouders zich verzetten. Deze jonge
mensch weet al heel wat, zooveel dat
dte ouders verbaasd zijn wat er al in
dat hoofd gestampt is; heeft het kind
van een jaar of tien van zich zelf nog
geen flauw begrip, op 13, 14-jarige leef
tijd kfomt het, som-s zelfs plotselinge,
Sesef dat hij een zelfstandig mensch is,
hij ontdekt het „ik ben ik”; er is de
ontwaking van het zelfbewustzijn. Dat
heeft invlloed op de heele kijk op de
wereld; de aandacht richt zich op het
pas ontdekte nieuw’e zelf. Praten er
over kan het kind niet, hlet is alles
vaag, doch men merkt toch wel dat
er behoefte is bij zoo’n kind aan zich
zelf te werken, het kind krijgt ineens
behoefte aan een eigen kamertje waar
ze zich zelf kunnen zijn; waren de
kinderen toen ze jonger waren vaak
met geen stok naar bed te krijgen,
hu gaan ze graag naar hun kamertje.
Dit is het teek-en dat het kind geeste
lijk groeit en het is giewenscht dat
zooveel mogelij'k aan deze behoefte van
een eigen 'kamertje voldaan wordt, het
hoeft geen groot en luxueus kamertje
te zijn, een stukje afgeschoten zolder,
d'at men zelf mag inrichten is vaak
void bende.
Het kind ontdekt nu ook in zich de
moeilijkheid -clat het vaak 't goede wil
en 't slechte doet, dat kan het ontzag
lijk verontrusten, het kan er met va
der en moeder niet over praten, die
Ouders en opgroeiende
Jeugd.
Dinsdagavond sprak in de Harmonie
voor S.D-V.C. en I.v.A.O. mej. Lien
B roersma van Haarlem over boven-
1 genoemd onderwerp.
De spreekster betoogde dht ieder
natuurlijk graag het antwoord zou wil-,
len hebben op de speciale moeilijkhe
den waarmee men zelf tobt. Dat gaat
natuurlijk niet, deze rede i's meer be--
doeld als een uiteénziettin-g van alge,
meiene oorzaken van moeilijkheden bij
tieze opvoeding.
Opvoeden valn de jeugd zoo boven .14
jaiar is moeilijk, men zegt dat het ,nu
zelfs nog moeil ijker is dan vroeger,
tioch spr. gelooft dat er altijd moeiilijk-
tiladen -met deze oudere jeugd geweest
zijn. En dat is heusch niet alleen 'de
schuld van de jeugd, waarin ook wel
terdege moeilijkheden zitten, doch ook
zitten deze in de ouders, die immers-
nitet volmaakt zijn en alls de jeugd op
die leeftijd beseft dat dit zoo is,
is dat voor die jeugd een groote schok.
En dan komen daar vaak spe-ciial'e moei
lijkheden in bepaalde gezinnen bij, bijv,
inwonende andere familieleden, die
graag zich ergens m'ee bemoeien, bijv,
de grootmoeder.
Grootmoeders zien vrij scherp ien
hebben al gauw door wat er aan ha
pert bij de jonge menschen, de moe-,
dér ziet dat ook wel, doch tracht het
tegenover grootmoeder wat tie vergoe
lijken of wordt wat prikkelbaar over
de kritiek van grootmoeder, of gaat
door grootmoeders bril kijken. Dat
geeft moeilijkheden.
Dan is ér thans ook een andere om
standigheid die een rol kan spelen,
ml., die der werkloosheid.
Bijv.: htet kan zijd dat een der jon-,
geren werkt, die dan alle geld moet,
afgeven, de vader wil we! werkten doch
ifs werkloos; de jongere verditent geld,
moet alles afgeven, kan niet koopien
wat hij zelf wilde vader voelt zich ver
nederd dat hij nu feitelijk al onderhou-
dten Wordt door de kinderen, geen won-
dter dat er een geprikkelde stemming ip
Zoo’n gezin ontstaat. Het kan ook an-
dérsom izijn, dat de vader werkt en
geen el van zijn gezicht af hield.
Het zweet parelde Sinclair op het
voorhoofd. Ook hij had een kwaad, een
zeer kwaad oogenblik doorgemaakt.
Hij had zich bijna in de oogen van le
den van zijn bende verkleind, bij'na ge
toond dat hij even vatbaar voor men-
schelijke^hartstochten was als ieder van
hen. Dit strookte niet met zijn planned.;
een
gelegen in zijn bijna onverstoorbare op den grond liggenden Vic.
bedaardheid, het volkomen meester
schap over zichzelf.
Hij had zich spoedig hersteld, en gaf a
zijn bevelen. -
„John, breng Anne bij Fouquet, en
wacht mij daar. Jullie drieën, verdwijn
langs den anderen uitgang, en maak
je meester van die vrouw. Je hebt haar
gezicht gezien?”
De man in het wandelpak antwoord
de dadelijk: „Jawel, chef.”
„Je zult haar dus herkennen?”
„Jawel, chef.”
„De zaak moet volkomen opgeheli-
derd worden. Ik zal onderzoek doen
naar de bro,n waarlangs zij te weten ge
komen is hoe zij hier kon komen. Onze
veiligheid hangt van haar verdwijning
van cien aardbodem af.”
Een van de mannen lachte. Schuin
naar hem ziende, zag Vic dat hij een ve
nijnig uitziend mes, dat hij uit zijn zak
getrokken had, liefkoozend in zijn hand
liiat spelen, met rijn vingers de scherpte
beproevende.
„Het is reeds zoo Iaat dat het achtefl-
volgen gemakkelijk zal zjjn. Er zijn nu
mager, en iihgevallen. Scherpe groe
ven vertoonden zich aan de mondhoe
ken en op het voorhoofd. De donkere
haren grijsden reeds- aan de slapen.
„Heit .is jammer, Victor Caryll; zeer
jamm'er.”
V'ic glimlachte beminnelijk. Hij be
greep da,t Sinclair hem nog steeds voor
gek hield, gn hem derhalve als min af
of meer onschadelijk beschouwde. Hij
moesit de'zen indruk blijven wettigen,
want er kon een kans voor hem uit
voortvloeien.
Zijn beenen waren vrij, maar hij werd
nog steeds zeer belemmerd door zijn
handen, die op zijn rug vastgebonden
waren.
„Nog altijd geen kans op een drup
pel wijn?”
Hij sprak de woorden werktüigelijk.
Zijn gedachten waren ver weg, maar
niet bij zijn eigen gevaar. Vic verkeer
de in doódelijke ongerustheid over het
meisje, dat in de liftkooi afgeteekend,
zoo onverwacht te voorschijn gekomen
was. Zij had daar niets te maken ge
had, maar hóe zij er in geslaagd was
binnen da,t roovershol te komen, was
hem een ondoorgrondelijk raadsel. Hij
kon zelfs niet naar haar beweegreden
raden, want bij het zien van Sinclair
was zij onmiskenbaar geschrokken.
Het zweet stond in dikke druppels
op zijn voorhoofd, terwijl hij aan haar
dacht, aan die zwakke, mooie Patricia,
over wie hij in doodsangst verkeerde.
Mannen, desperado’s, waren misschien
in ditzelfde oogenblik bezig haar in
Uit het Engelsch door
Jhr. R. H. G. NAHUYS
44. I
L.i 1. 1 I i
„Waar blijft mijn wijn dan toch?”
Hij sprak de woorden op zanikerigen
„Ik zal een oog op hem houden,”’
zei Sinclair venijnig.
Na hun bevelen ontvangen te hebt
ben, verwijderden de mannen zich vlug.
De man met de groene kap vatte Anne
bij een arm en duwde haar zacht door
de deur. Het geluid van hun zich ver
wijderende voetstappen drong tot de
twee in de kamer achtergebleven man-
n^fi door; een oogenblik later hoorden
zij in de verte het sluiten van een deur.
Zij waren alleen, Sinclair en Victor
Caryll twee vrienden van voorheen,
nu bittere vijanden.
Heft eerste wat Sinclair deed, was de
deur van heit kamertje sluiten. Toen hij
'zich weer omgedraaid had, nam hij de
groene kap. van zijn hoofd.
Caryll 'was overeind gekrabbeld, en
keek zijn beul met belangstelling aan.
Heit was de eerste blik dien hij- sedert
iwee jaren op hem wierp, en hij merkte
ziwijgend de veranderingen op.
Déze ’waren sterker dan een tijds
verloop v.an twee jaren zou doen ver
moeden. Hei aangezicht, eenmaal
knap, was hat niet meet. Het was nu
koelen bloede te vermoorden; terwijl
hij machteloos was te helpen en zich te
genover den man bevond, die haar
dood had bevolen. Hij was zelfs niet
bij machte haar te wreken.
Vic voelde de aderen van zijn voor
hoofd opzwellen als dreigden zij te ber
sten. Hij rukte aan het touw dat zijn
armen bond, maar deze knoop althans,
was vast gelegd. Al zijn rukken en
trekken was vruchteloos.
Sinclair liep naar de tafel, trok den
stoel naar zich toe, en zette zich met
zijn rug naaf de deur. Hij keek strak
naar Caryll, tegenover hem aan de an
dere zijde van de tafel.
„Zeer jammer, Victor Caryll. Ik had
er op gevlast je te folteren, je onder
het gloeiend ijzer te zien krimpen. Ik
had je ieder nadeel dat je mij toege
bracht hebt gaarne vergeven, als je
verstand lang genoeg gebleven was
om je die marteling te laten gevoelen.
Ik ben bitter teleurgesteld.”
Nooit had Victor Caryll een men-
schelijke stem zooveel gal hooren uit
spuwen. Hij had zich omtrent zijn ver
houding tot Sinclair geen valsche voor
stellingen gemaakt, maar dat de man
met zulk een gloëienden haat jegens
hem bezield was, had hij nooit kunnen
vermoeden.
Evenwel, hij bleef maar lachen, zoo
onnoozel mogelijk. Het leek hem het
eenige wat hij doen kon.
HET LAAGST IN PRIJS
VOLDOET AAN DE HDOG5TE EI5EN
TSLECHTS^
k PER PAK A
o
NIEUWE SNEEKER COURANT