lo. 19 Eerste Blad
annex SNEEKER COURANT (79e Jaargang)
Officieel Orgaan
der Gemeente Sneek
52e Jaargang
Uitgave KIEZEBRINK 4 Co.
Woensdag 4 December 1935
Dit No. bestaat alt 3 bladen
Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting
Alle Advertentiën worde» in beide bladen opgenomen
NIEUWSTIJDINGEN.
dat
locomotieven
ge-
het
tehuis
Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega,
Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis. Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum
tisch, ziet tenslotte slechts de fabriek van Van
Nelle, waarbij van alle beeldend vermogen af
stand is gedaan, al is alles volkomen eerlijk.
Hier getuigt niets van ons echt gelukkig zijn
op aarde, hier verheft zich niets verlangend naar
omhoog tot het zich in onstoffelijkheid verliest,
hier staat ook niets op aarde met die blijheid
waarvan de bouwers in de zeventiende eeuw in
hun werk getuigden. Spr. kan niet zien dat dit
alles blijvers zullen zijn, blijvers zijn Uw Wa
terpoort en Stadhuis, omdat ze ook nu nog iets
voor ons zijn. Maar dit moderne mist ’t eigene,
het nationale en spr. is het eens met Plasschaert
die zegt dat onze kunst des te meer internatio
naal zal worden, naarmate ze nationaler is.
De v o o r z., de heer F. W. C. de Haas,
richtte een woord van dank tot den spreker voor
zijn prachtige beschouwing.
en kiezentrekkers bedrogen worden, eigenlijk
een tragisch moment, waarin hij echter de humor
weet te vinden met het objectieve schouwen van
een boven dit leven verhevene. In een portret
van Hendrikje Stoffels, stijgt Rembrandt als
schilder van zijn zoo geliefde tweede vrouw, tot
het algemeene; de geheele persoonlijkheid van
Hendrikje verdwijnt in de liefde van Rembrandt,
zij wordt daar het algemeen type van de vrouw,
dit werk zou van alle culturen kunnen zijn als
er ooit een cultuur kon zijn welke zoo sterk was
als de Hollarfdsche van die eeuw. Er is slechts
één cultuur geweest die nog iets hoogers op het
gebied der portretkunst kon bereiken, dat was
de Egyptische ,die, terwijl Rembrandt’s portret
nog het drama veronderstelt, het drama über
haupt niet kent, als vóór de Westersche bescha
ving geboren.
Bij een beeld van het Dam-Paleis constateert
spr. dat hoezeer Jacob v. Campen onder de in
vloed der Italianen wenschte te geraken, hij ook
in deze schepping waar de Italiaansche archi
tectuur hem voor oogen stond, Hollander bleef,
het nationale gevoel pleegde geen verraad aan
zichzelf. Een krachtig ras verdraagt vreemde
invloeden, gebruikt ze, doch blijft zich zelf.
Als het vermogen kunst te scheppen in de ze
ventiende eeuw zoo algemeen als aanleg in onze
volksziel aanwezig was, vooral wat de beelden
de kunsten betreft, moet ook, het kan haast wel
niet anders, toen onze stedenbouw zeer mooi
geweest zijn. Wanneer men in deze moderne
tijd zich speciaal daarop toelegt, krijgt men
iets gewilds, maar aan een stadsbeeld uit Haar-
Openbare Leeszaal en
Bibliotheek, Sneek-
In de afge'oopen maand bedroeg het
aantal bezoekers 3317 en het aantal uit
geleende banden 6158, aan werk oozen
werden op vertoon van de werkloozen-
kaait samen uitgeleend 595 banden,
waaronder 85 studieboeken.
De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad
en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid:
D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.),
IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen
burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd
Controle op de oplaag toegestaan.
lem toont spr. aan hoe in de zeventiende eeuw
’n ongewilde schoonheid ontstond, toen zonder
voorschriften, uit de scheppingen van 'het vrije
leven van een gelijkgestemde volksziel het
zelfde thema in oneindig veei variaties herhaald
een deel van een stad ontstond. Dat was
cultuur, deze tallooze modulaties in hetzelfde
rhythme, waardoor een toonvolle, prachtig har
monische stedenbouw ontstond, en dat was in
die tijd overal zoo, van voor 1820 heeft spr
nog nimmer een slecht stuk architectuur gezien,
van daarna zelden een goed.
Even staat spr. nu stil bij een aantal Amster-
damsche stadsbeelden, ook de stedenbouw is als
alle kunst, er eene van tegenstelingen, hoe
prachtig ten deze ook de oude Amsterdamsche
architecten onbewust hebben gewerkt, zien
we, als we uit de beslotenheid der nauwe ste
gen plotseling in de openheid van een gracht
treden, waar een hooge kerk vaak een ethisch
hoofdmoment vormt, waar de stilheid der oude
huizen de beweging van het water accentueert,
zooals het bewegende water de nadruk legt op
de stilheid dier huizen, welke waterbeweging
ook de indruk van openheid bekrachtigt door
dat ze een indruk van gestrektheid geeft.
Uit dit ons eigen land met zijn vele water en
zijn groote openheid vloeien dergelijke stads
beelden voort als die te Amsterdam, een der zeer
weinige groote steden nog met een ziel.
Bij een interieur van Pieter de Hoogh betoog
de spr. nu dat wij de primitieve eenvoud van
dat geuzenvolk, welke ook uit dat schilderij
blijkt, thans niet meer kunnen verdragen, wel
ke vrouw is nu nog in staat de primitief-kleu-
rige kleedij te dragen van de zeventiende eeuw,
nu draagt men vooral de iibérty-kleuren, wijzend
naar de decadentie, men aanvaardt niet meer
zonder meer wat het leven biedt, geniet niet
meer ten volle van dat leven. Dat deden wel
onze landgenooten in de zeventiende eeuw die
in het stilleven voor het eerst het sferische, het
aardsche licht schiepen, tegenover het tijdlooze
licht der middeleeuwen, men ziet in dit stilleven
dat de schilder gelukkig is met de werkelijkheid,
dat hij in het nabije, niet in het verre zijn ge
luk vindt, en er de goddelijke schoonheid in
weet te vinden en te waardeeren.
Boven dit leven uit stijgt een Jan Steen als
hij daar bij een Hollandsche zonsondergang de
boeren uitbeeldt, die door reizende kwakzalvers
kiezentrekkers bedrogen worden, eigenlijk
Spr. gaat nu bij lichtbeelden dieper in op het
nationale element in de beeldende kunst. Daar
komt de Kathedraal van Reims op het witte
doek, het beste specimen uit de vele van haar
soort, in de middeleeuwen gebouwd, toen één
groote centrale geestelijke idee de bekende we
reld omvat ihield, het Roomsch Katholicisme van
uit Rome over die wereld straf georganiseerd.
En toch, ook in deze Kathedraal ontbreekt in de
uitbundigheid van haar Gothiek de nationale idee
niet, de geheele architectuur van dit gebouw
is er op uit alle stoffelijkheid weg te werken,
alle massa is opengewerkt in het met ongeloof
lijk elan streven naar de onstoffelijkheid eener
extatische geloofsverrukking, welke slechts Ro-
maansch kan zijn. Spr. stelt daar nu tegenover
de St. Bavo te Haarlem uit ongeveer dezelfde
tijd, schoon ook, edel van lijn, maar nuchterder,
de bouwer verloor zich niet in het jiecoratief
extatische, al is de ziel vroom er is realiteits
zin en zeker veilig verband met de aarde.
Bij een West-Duitsch renaissance-huis uit
1580 vindt spr. in de grove, zware ornamentiek
terug de wat grove ziel die dit werk schiep, een
ziel ongetwijfeld verwant met de onze, maar an
ders, want wat de onze in dien tijd reeds be
speelde verraadt het Franeker stadhuis, met zijn
strenger rhythme, meer beheerschte gevel, waar
in men al de nadering voelt van .de geniale ar
chitectuur der gouden eeuw, de fijne ornamen
tiek accentueert de kracht van het geheel, dat
een stukje fijne architectonisch muziek is of,
schilderkunstig gesproken, de zelfde levenshu-
mor ademt van een goede Jan Steen.
Er is hier niet de schoonheid van de uitbun
dige extase van Reims, het is een andere
schoonheid, een burgerlijke, die echter niet on
derdoet voor de schoonheid der aristocratie, die
vooral naar het uiterlijke gericht is, doch daar
mee op gelijk niveau het allerhoogste
staat. Ziet de oude gebouwen van Alkmaar, al
die trapgevels zijn meesterstukken, eenvoudige
schoonheid, niet bewust geschapen door dp
bouwers van dien tijd, doch een schoonheid ge
boren uit de onbewuste mystische diepten van
de ziel van een geheel volk, men kón niet an
ders bouwen en zie daartegenover dan de
architectuur der modernen, die enkel het intel
lectueel verantwoorde van denken én willen,
niet van „zijn” is.
Bij een vergelijking van twee kasten, een een
Duitsche uit 1620, de ander uit onze Gouden
Eeuw, wijst spr. er op hoe de eerste is een
schepping van een eenigszins lompe ziel, een
schepping zonder de muzikale spanning der goe
de verhoudingen, welke onze Nederlandsche
kast wel blijkt te hebben, welke in haar vormen
getuigt van raffinement en levensopgewektheid,
die levensopgewektheid welke ook tot uiting
komt in al die oude gevels uit dien tijd welke
de Vereen. Hendrik de Keyser neett weten te
behouden, en welke even zoovele feestelijke
verschijningen zijn als getuigen van wat deze
van God gegeven kunstenaars, eenvoudige men-
schen vaak, intellectueel lager staand dan een
onzer soms, vermochten, kunstenaars onder
wie een der grootsten zeker was Lieven de Key,
wiens vleeschhal te Haarlem op het doek kwam.
Daar hebben we nu tegenover de geestelijke
uitbundigheid van de Reimser Kathedraal, de
zuiver zinnelijke uitbundigheid van aardsche le
venslust, in onvolprezen schoone uiting, één
stap verder en de schoone gebondenheid waar
in de ornamentiek van de Key’s schepping
wordt bijeengehouden, gaat over in de chaos
der barbarij.
BIOSCOOPNIEUWS.
Van a.s. Vrijdag af krijgen we in
het Amicitia Theater „Hartedief”
met Shirley Temple.
De roem van Shirley is de wereld
rondgegaan, dus ook hier bekend. In
deze film moet ze wel op haar best zijn,
want de Telegraaf schrijft er zelfs van:
„Beklemmend goed spel van een kind”
en vervolgt dan
„Er is één geluk bij dit wonderlijke
en ontroerende kjnd, dat vier duizend
brieven per week ontvangt van bewon
deraarsters en bewonderaarsdie fiji
zelf niet lezen kan. Want hoe verplette
rend zou deze op haar aanstormende
en uit alle hoeken van de wereld op
wervelende bewondering op het kleine
zieltje werken.
Er is veel en diepzinnig over won
derkinderen geschreven en het zal alle-
maal wel Waar zijti; dus zal ik niet
trachten de oplossing te geven van
dit mysterie, dat men het „Fox-wonder
kind” noemt. Fox is het in ieder geval
niet. Doch wat doet dit kind zoo be
klemmend goed filmspelen, zoo in
iedere nuance raak, zonder ooit een
valsch accent, zonder de slobberigheid
en de weekheid van andere mooie film-
kindertjesen zie eens hoe ziji een
liedje „brengt” en met de gemakkelijk
heid van een groot artist licht en scha
duw in haar voordracht verdeelt, om
dan ineens weer den overgang te ne
men naai een andere scène die weer
een apart sentiment vraagt.
Het is geen sentimenteele film ge
worden „Hartedief”, wat ge bijna zoudt
verwachten met een pa die een vlieg
ongeluk krijgt en een moeder die op
griezelige wijze onder een aüto verplet
terd wordt de manier waarop het
ongeluk in scène gezet is, doet u alle
respect krijgen voor de techniek en den
sensatiedurf van de Amerikaansche film
doch het is de kleine Shirley die er
onbewust voor zorgt, want ziji heeft de
Boefje.
Gisteravond dan is in het Amicitia Theater
door het Vereenigde Rotterdamsch Hofstad-
tooneel ook hier een 500e Boefje gegeven;
het zijn er natuurlijk nu al meer dan 500 en
wat ons betreft mogen het er 1000 en nog
veel meer worden wanneer Annie van Ees
maar „Boefje” blijft. Het mogen er 1000
worden, ook omdat nooit te vaak den volke
dit rauwe, geknauwde kereltje kan worden
getoond, dat in de vunze groote stads-ach-
terbuurt deerlijk door het wreede leven ge
havend wordt, en zich met de brutale bra-
vour van een vrijbuitertje daarvoor schade
loos stelt tot de gerechtigheid welk
woord hier zoo valsche klank heeft hem
te pakken krijgt, hem in een cel duwt en er
niets van het de maatschappij uitdagende
kereltje overblijft dan een hoopje kinderlij
ke ellende, rillend van angst voor het nach
telijk duister en schreiend naar zijn moeuer.
Waarna dan een nieuwe dag voor Jan
Grovers opgaat welke hem door Pro Juven-
tute, na de opsluiting in groote stadssteeg -
en huis van bewaring de verlossing van de hardheid van het kind, ondanks haar
vrije natuur brengt, waar onder de vader- prachtige en ontroerende sentimenten
lijke leiding van den broeder overste van er is voortdurend beweging en ver-
al het natuurlijk-goede in dit andering in haar gevoel,een kind
Het Nut
"Voor het Nut sprak Vrijdagavond in Amicitir
ir. J. Gratama uit Amsterdam over: „Het ken
merkend Nederlandsche in onze bouwkunst en
beeldende kunsten”.
Spr. definieert het Nederlandsche in deze
titel als het nationale, dat tegenwoordig zoo
zeer de belangstelling heeft. We zijn daarover
eigenlijk wat verwonderd, het is een uiterst
merkwaardig verschijnsel dat het nationale ge-
zoel de laatste jaren zoozeer naar voren komt.
Spr. beschouwt dit nationaal gevoel als een
Instinct dat vele jaren sluimerend was bij ons
/olk, ja soms in doodsslaap scheen geraakt.
Merkwaardig dat in deze intellectueele tijd dit
nstinct weer ontwaakt. Men zie als bewijs van
dat ontwaken maar eens naar de oplevende
□ranje-gezindheid, die niet anders begrepen kan
dan als symbool van onze nationale eenheid. De
nuldiging bij het 35-jarig jubileum van onze ko
ningin was bijv, iets buitengewoons. Als een
ander bewijs van dat nationaal instinct be
schouwt spr. de groote belangstelling bij de
Interland voetbalwedstrijden, wanneer Holland
wint wordt het enthousiasme daar een razernij,
er is blijkbaar iets wat als het wordt bespeeld
dwars in gaat tegen hetgeen velen zeggen te
belijden, het internationalisme. De Melbourne-
race is daarvan ook een prachtig voorbeeld.
Men kan geen positieve, redelijke verklaring
geven van wat nationaal gevoel is. Men wil het
wel eens als van economische oorsprong ver
klaren, maar dat is bot materialisme, en daar
mee is een dergelijk mystisch gevoel niet te
verklaren.
Het intellect wil nu eenmaal alles verklaren
uit het zichtbare, doch het leven in z’n diepste
wezen, is één groot mysterie, dat aan die ver
klaring ontsnapt, dat leven is nu eenmaal niet
methodisch maar organisch. Niemand kan van
zijn eigen leven zeggen dat hij daarin volko
men tot de diepste diépten gaat, het is niet zijn
zeer positivistisch bezit. Het leven heeft ons, wij
hebben niet het leven.
Als er iets universeels is bij de volken dan is
het wel de bestrijding van ziekten, er zit dus
In de mensch een onverwoestbare drang zich in
de soort te handhaven en die te volmaken; die
Goddelijke kracht welke daartoe de mensch
stuwt, die wil dat de mensch tot het uiterste
blijft leven, dat is mysterie. Het leven speelt
zich, af in Tijd en Ruimte, doch niemand kan
zich een helder intellectueel beeld vormen van
de tijd, en van het feit dat juist wij daarin in
deze bepaalde periode zijn opgenomen,
wij komen in dit leven zonder het te willen,
verlaten het eveneens zonder het te willen, hier
is het mysterie. Hetzelfde geldt van het Ruimte
begrip. Niets is daarin van ons, alle feillooze
werking der natuurkrachten is Goddelijk, dus
van iets anders dan van ons, ook hier is myste
rie. Welnu uit al die elementen welke mystisch
zijn, groeit het gevoel der nationale idee. Er
is een ontzaglijke strijd in en om ons tusschen
het Goddelijk instinctleven en het positivistische
menschelijke willen en weten, een strijd tusschen
de organische en mechanische levensbeschou
wing.
Uit het mystisch leven bloeit de kunst, nooit
uit het positieve denken. De kunst is openba
ring van iets, en uiting van iemand, die niet het
leven wil omvatten in denkbeelden, doch tot de
bron van het groote mystische gevoelsleven
gaat. Daarom ook is het verklaarbaar dat de
grootste kunsten immer nationaal getint zijn.
Grieksche, Egyptische kunst kon nergens ont
staan dan op die bepaalde plaats in de wereld,
en ook wij nemen in de groote hoogtepunten
der cultuur een plaats in, nl. in de Gouden
Eeuw, met zijn *Rembrandt, zijn Hals, zijn De
Keyser.
Het Hollandsch realisme is ook een slechts
eenmaal geweest zijnde uiting in de cultuur. Na
tionaal gevoel en kunst ontbloeien aan dezelfde
elementen: bodem, ras en geschiedenis van een
volk. Het ras-element brengen de Duitschers
thans veel te veel naar voren, de bodem speelt
een zeer belangrijke rol; ’n cultuur kan tot haar
hoogtepunt geraken als de eigenaardige facto
ren van een bepaald land tot haar schoonste
volheid groeien. In Egypte zijn de omstandig
heden thans niet zoo gunstig als in de oudheid
om een hooge cultuur voort te brengen, ook
hier te lande is de kunstmogelijkheid ontzaglijk
achteruit gegaan, onze moderne schilderkunst
staat in mystisch levensgevoel ver ten achter
bij die der gouden eeuw. Men voelt de oude
kunst dan ook als veel belangrijker dan de mo
derne; uit de prijzen welke men voor kunstwer
ken besteedt blijkt ’n ontzaglijke vereering voor
de oude kunst, terwijl de moderne maar een
zeer moeilijk bestaan heeft.
Het nationaal gevoel moet niet te laag
schat worden, het is geweldig sterk, men ziet
dat als een geheel volk in vreugde of angst
verkeert, men denke bijv, eens aan oorlog, die
ie cultuur van een geheele natie bedreigt, hoe
zeer dan de eenheid allen omvat, blijkbaar is het
t sterkste gevoel dat in de mensch leeft. In
jnze nationale idee, vindt onze ziel blijkbaar
iaar geluk, zooals vreemde bodem dat niet
geven kan.
Daarom is het eigen land nog niet het uit
verkoren land, die gedachte is het groote ge
vaar van het nationale gevoel. Al hebben wij
ets karakteristieks dat zegt niet dat we beter
ijn, wij zijn anders, en hebben ook de groote
vaarde van andere culturen te erkennen.
Kunst genieten is zich zelf ontdekken, daarom
geniet spr. als hij ’t Louvre bezoekt, waar alle
sulturen in haar hoogtepunten vertegenwoordigd
zijn, toch het meest in de Rembrandtzaal. Rem-
jrandt is tegenover den zwierigen Titiaan inder
daad een boer, maar ongenaakbaar hoogtepunt
van de innig-eenvoudige mystiek van deze onze
bodem, waarvan ook spr. zich een kind voelt,
een boer ook hij.
boefje, zijn aanhankelijkheid en hartelijkheid
die zich in het ouderlijk huis ook al voor
ouders, zusjes en niet te vergeten het konijn
uitten, in een stroom van levensblijheid aan
net daglicht treden. Om ons mocht dit stuk
1000 en meer malen gespeeld worden om
dat het de schuld dezer maatschappij aan
de boefjes van vele steden zoo schril in het
licht stelt, schuld die niet altijd door Mr.
Halma’s en Pro Juventute kan worden in
gelost.
En niet minder welkom is Boefje ons
steeds omdat het ons Annie van Ees brengt,
de actrice die toch zeker liever vrouwenrol
len speelt dan zich) altijd maar weer te ste
ken in het sjofele pakje van Jan Grovers,
maar die toch diezelfde Jan zoo doorleefd
speelt, die zich zoo heeft ingeleefd in de
rauwe ellende van dit achterbuurtskind als
slechts mogelijk is uit een diepe bewogen
heid van innig medelijden; we vergeten dat
hier een actrice optreedt en zien slechts
Boefje.
Van der Lugt Melsert gaf een sympathie
ke en rustige Mr. Halma, ook voor de an
dere speelsters en spelers niets dan lof.
Er was veel applaus van een groot, zeer
dankbaar publiek, applaus dat aan het ein
de tot een ovatie werd voor Annie van Ees.
Tusschen 4e en 5e bedrijf heeft namens het
huldipingscomité onze burgemeester mexf.
v. d. Lugt Melsertv. Ees toegesproken en
er van gewaagd hoe zij 9 jaar geleden in
de Harmonie voor het Nut ook als „Boefje”
optrad. Hoezeer haar Boefje van toen
geapprecieerd is, blijkt uit de volle zaal vari
n u. Spr. bood namens de Amicitia-directle
bloemen en een etsje van de Waterpoort
aan, een kleine herinnering aan een bezoek
aan onze stad, dat naar allen hier hopen
niet het laatste zal zijn, maar nog vaak her
haald zal worden.
De Diesel-electrische locomotief.
Hedenmorgen hebben we aan het station
der N. S. alhier de Diesel-electrische loco
motief bezichtigd, welke voor de goederen-
ophaal- en rangeerdienst hier in gebruik is
gesteld. De dienst streeft er naar de goede
ren van tusschenstations zoo spoedig moge
lijk naar een centraal punt te brengen, en
voor het gedeelte StavorenSneek is onze
plaats als dit centrale punt aangewezen. De
goederen worden op dat traject in stortwa-
gens opgehaald en naar het groepstation
Leeuwarden vervoerd waar de goederen uit
alle richtingen bijeen komen en groeptreinen
voor het geheele land worden gevormd. Op
deze wijze is het mogelijk, dat de vracht
goederen, die van hier ’s morgens kwart
voor zeven vertrekken, de volgende morgen
voor twaalf over het geheele land zijn gedis
tribueerd.
De Diesel-electrische locomotief alhier nu
is bestemd om de wagens voor het ophalen
der goederen tot Koudum-Molkwerum te
brengen en als rangeer-locomotief dienst te
doen. Tot nog toe vergde zoo’n rangeerloco-
motief een machinist, een stoker en een raft-
geerder, maar deze Diesel-electrische loco
motief kan alles met één man af, die be
stuurder is en tevens rangeerder. Hij kan de
machine dan ook zoowel van zijn zitplaats
besturen als aan beide zijden van buiten,
waar de noodige treden, handles en bedie
ningsknoppen zijn aangebracht.
Deze machine die 20 ton weegt, kan 480
ton sleepen met een snelheid van 10 K.M.
Voor en achter heeft ze een automatisch
koppelapparaat dat bij het rangeeren de aan
te koppelen wagen mechanisch grijpt en
door een handle op de machine over te ha
len desgewenscht loslaat.
De besparing bij het rangeeren is natuur
lijk ontzaglijk, men werkt zeker 100 pet.
vlugger.
Dit is de 49e machine welke op het net
der N. S. in dienst is gesteld, haar brand-
stofgebruik is uiterst gering, ze kwam op
eigen kracht over land van Amsterdam en
verbruikte daarbij 60 L. ruwe olie.
Bij 24 uur werken in de dienst verbruikt
ze 100 L. De motor is een 4 cyl. 72 P.K.
van het Stork-Ganz-Jendrassik-model en
geleverd door Stork, ze is gekoppeld aan
een generator waarvan de stroom naar 2
electro-motoren gaat, de electrische appa
ratuur voor deze locomotieven is van
Heemaf en Smit.
De locomotief is van Werkspoor.
De aanschaffing van deze machine voor
de dienst alhier is een der symptomen van
het streven der N. S. naar goedkoope zoo
wel als snelle verwerking van de haar ten
vervoer aangeboden goederen.
Spr. kwam nu tot de modernen. In Berlage’s
Beurs ziet spr. bij alle eenvoud, die onze karak
tereigenschap is, al een dissonant: de bot eindi
gende toren, die eerlijk is, maar product is niet
van gevoel, maar van een principe, de rede
gaat de wereld beheerschen. Jozef Israels blijkt
erfgenaam van een groote kunst, maar hij is al
onzeker, hij is al zoeker, en zoeken is denken
en willen, dus rede. In Breitner is het zoeken
geworden tot de lust in zijn werk beweging uit
te drukken en al onrustiger werd de zoeker van
den modernen tijd, de onrustige ziel ging naar
zich zelf kijken en de futuristische schilderij gaf
onbarmhartig de toestand daarvan weer. Daar
na zochten de cubisten het in het objectief zoe
ken in het uitwendige, in de abstracte, de eeuwi
ge vormen. Maar dit alles is denken en willen,
niet gevoed dus uit het mysterie. Als men de
kunst verplaatst naar het denken krijgt men
geen kunst doch filosofie.
De Klerk, een talent als er misschien één in
de honderd jaar wordt geboren, schept in
expressionistisch-fantastische drang arbeiders
woningen, die volkomen vreemd aan de werke
lijkheid zijn, al zijn de toegangen tot die wo
ningen prachtig.
Dudok toont talent voor verhoudingen,
maar wat vraagt spr. zich af heeft dat alles met
de blijmoedigheid te maken, de lust tot het le
ven die zoozeer het element was in onze kunst
van de zeventiende eeuw, die leefde in de volks
ziel. Al wat men thans ziet heeft iets pessimis-
NIEUWE SNEEKER COURANT
■j
1 fr