lo. 19 Eerste Blad annex SNEEKER COURANT (79e Jaargang) Officieel Orgaan der Gemeente Sneek 52e Jaargang Uitgave KIEZEBRINK 4 Co. Woensdag 4 December 1935 Dit No. bestaat alt 3 bladen Regelprljs 9 cent. Abonnementen belangrijke korting Alle Advertentiën worde» in beide bladen opgenomen NIEUWSTIJDINGEN. dat locomotieven ge- het tehuis Vrijdags te Hommerts, Jutrijp, Tirns, Goënga, Gauw, Sijbrandaburen, Offingawier, Terzool, Abbega, Oosthem, Deersum, Scharnegoutum, Roodhuis. Gaastmeer, Balk, Stavoren, Wyckel. Langweer, Bozum tisch, ziet tenslotte slechts de fabriek van Van Nelle, waarbij van alle beeldend vermogen af stand is gedaan, al is alles volkomen eerlijk. Hier getuigt niets van ons echt gelukkig zijn op aarde, hier verheft zich niets verlangend naar omhoog tot het zich in onstoffelijkheid verliest, hier staat ook niets op aarde met die blijheid waarvan de bouwers in de zeventiende eeuw in hun werk getuigden. Spr. kan niet zien dat dit alles blijvers zullen zijn, blijvers zijn Uw Wa terpoort en Stadhuis, omdat ze ook nu nog iets voor ons zijn. Maar dit moderne mist ’t eigene, het nationale en spr. is het eens met Plasschaert die zegt dat onze kunst des te meer internatio naal zal worden, naarmate ze nationaler is. De v o o r z., de heer F. W. C. de Haas, richtte een woord van dank tot den spreker voor zijn prachtige beschouwing. en kiezentrekkers bedrogen worden, eigenlijk een tragisch moment, waarin hij echter de humor weet te vinden met het objectieve schouwen van een boven dit leven verhevene. In een portret van Hendrikje Stoffels, stijgt Rembrandt als schilder van zijn zoo geliefde tweede vrouw, tot het algemeene; de geheele persoonlijkheid van Hendrikje verdwijnt in de liefde van Rembrandt, zij wordt daar het algemeen type van de vrouw, dit werk zou van alle culturen kunnen zijn als er ooit een cultuur kon zijn welke zoo sterk was als de Hollarfdsche van die eeuw. Er is slechts één cultuur geweest die nog iets hoogers op het gebied der portretkunst kon bereiken, dat was de Egyptische ,die, terwijl Rembrandt’s portret nog het drama veronderstelt, het drama über haupt niet kent, als vóór de Westersche bescha ving geboren. Bij een beeld van het Dam-Paleis constateert spr. dat hoezeer Jacob v. Campen onder de in vloed der Italianen wenschte te geraken, hij ook in deze schepping waar de Italiaansche archi tectuur hem voor oogen stond, Hollander bleef, het nationale gevoel pleegde geen verraad aan zichzelf. Een krachtig ras verdraagt vreemde invloeden, gebruikt ze, doch blijft zich zelf. Als het vermogen kunst te scheppen in de ze ventiende eeuw zoo algemeen als aanleg in onze volksziel aanwezig was, vooral wat de beelden de kunsten betreft, moet ook, het kan haast wel niet anders, toen onze stedenbouw zeer mooi geweest zijn. Wanneer men in deze moderne tijd zich speciaal daarop toelegt, krijgt men iets gewilds, maar aan een stadsbeeld uit Haar- Openbare Leeszaal en Bibliotheek, Sneek- In de afge'oopen maand bedroeg het aantal bezoekers 3317 en het aantal uit geleende banden 6158, aan werk oozen werden op vertoon van de werkloozen- kaait samen uitgeleend 595 banden, waaronder 85 studieboeken. De NIEUWE SNEEKER COURANT is een abonnementsorgaan, verschijnt Dinsdags en Vrijdags. Abonnementsprijs in de stad f2.50, naar buiten fr. per post f3.60. De SNEEKER COURANT is een Advertentieblad en wordt gratis bezorgd bij allen die te Sneek geen abonné zijn op de Nieuwe Sneeker Courant en bovendien huis-aan-huis verspreid: D i n s d a g s te Woudsend, Heeg, Nijezijl, Folsgare, Nijland, Oppenhuizen, Uitwellingerga, Oudega (W.), IJsbrechtum, Wolsum, Harich, Hemelum, Bakhuizen, Nijemirdum, Sondel, Sloten, Tjerkgaast, Spannen burg, Poppingawier, Warns, Rauwerd Controle op de oplaag toegestaan. lem toont spr. aan hoe in de zeventiende eeuw ’n ongewilde schoonheid ontstond, toen zonder voorschriften, uit de scheppingen van 'het vrije leven van een gelijkgestemde volksziel het zelfde thema in oneindig veei variaties herhaald een deel van een stad ontstond. Dat was cultuur, deze tallooze modulaties in hetzelfde rhythme, waardoor een toonvolle, prachtig har monische stedenbouw ontstond, en dat was in die tijd overal zoo, van voor 1820 heeft spr nog nimmer een slecht stuk architectuur gezien, van daarna zelden een goed. Even staat spr. nu stil bij een aantal Amster- damsche stadsbeelden, ook de stedenbouw is als alle kunst, er eene van tegenstelingen, hoe prachtig ten deze ook de oude Amsterdamsche architecten onbewust hebben gewerkt, zien we, als we uit de beslotenheid der nauwe ste gen plotseling in de openheid van een gracht treden, waar een hooge kerk vaak een ethisch hoofdmoment vormt, waar de stilheid der oude huizen de beweging van het water accentueert, zooals het bewegende water de nadruk legt op de stilheid dier huizen, welke waterbeweging ook de indruk van openheid bekrachtigt door dat ze een indruk van gestrektheid geeft. Uit dit ons eigen land met zijn vele water en zijn groote openheid vloeien dergelijke stads beelden voort als die te Amsterdam, een der zeer weinige groote steden nog met een ziel. Bij een interieur van Pieter de Hoogh betoog de spr. nu dat wij de primitieve eenvoud van dat geuzenvolk, welke ook uit dat schilderij blijkt, thans niet meer kunnen verdragen, wel ke vrouw is nu nog in staat de primitief-kleu- rige kleedij te dragen van de zeventiende eeuw, nu draagt men vooral de iibérty-kleuren, wijzend naar de decadentie, men aanvaardt niet meer zonder meer wat het leven biedt, geniet niet meer ten volle van dat leven. Dat deden wel onze landgenooten in de zeventiende eeuw die in het stilleven voor het eerst het sferische, het aardsche licht schiepen, tegenover het tijdlooze licht der middeleeuwen, men ziet in dit stilleven dat de schilder gelukkig is met de werkelijkheid, dat hij in het nabije, niet in het verre zijn ge luk vindt, en er de goddelijke schoonheid in weet te vinden en te waardeeren. Boven dit leven uit stijgt een Jan Steen als hij daar bij een Hollandsche zonsondergang de boeren uitbeeldt, die door reizende kwakzalvers kiezentrekkers bedrogen worden, eigenlijk Spr. gaat nu bij lichtbeelden dieper in op het nationale element in de beeldende kunst. Daar komt de Kathedraal van Reims op het witte doek, het beste specimen uit de vele van haar soort, in de middeleeuwen gebouwd, toen één groote centrale geestelijke idee de bekende we reld omvat ihield, het Roomsch Katholicisme van uit Rome over die wereld straf georganiseerd. En toch, ook in deze Kathedraal ontbreekt in de uitbundigheid van haar Gothiek de nationale idee niet, de geheele architectuur van dit gebouw is er op uit alle stoffelijkheid weg te werken, alle massa is opengewerkt in het met ongeloof lijk elan streven naar de onstoffelijkheid eener extatische geloofsverrukking, welke slechts Ro- maansch kan zijn. Spr. stelt daar nu tegenover de St. Bavo te Haarlem uit ongeveer dezelfde tijd, schoon ook, edel van lijn, maar nuchterder, de bouwer verloor zich niet in het jiecoratief extatische, al is de ziel vroom er is realiteits zin en zeker veilig verband met de aarde. Bij een West-Duitsch renaissance-huis uit 1580 vindt spr. in de grove, zware ornamentiek terug de wat grove ziel die dit werk schiep, een ziel ongetwijfeld verwant met de onze, maar an ders, want wat de onze in dien tijd reeds be speelde verraadt het Franeker stadhuis, met zijn strenger rhythme, meer beheerschte gevel, waar in men al de nadering voelt van .de geniale ar chitectuur der gouden eeuw, de fijne ornamen tiek accentueert de kracht van het geheel, dat een stukje fijne architectonisch muziek is of, schilderkunstig gesproken, de zelfde levenshu- mor ademt van een goede Jan Steen. Er is hier niet de schoonheid van de uitbun dige extase van Reims, het is een andere schoonheid, een burgerlijke, die echter niet on derdoet voor de schoonheid der aristocratie, die vooral naar het uiterlijke gericht is, doch daar mee op gelijk niveau het allerhoogste staat. Ziet de oude gebouwen van Alkmaar, al die trapgevels zijn meesterstukken, eenvoudige schoonheid, niet bewust geschapen door dp bouwers van dien tijd, doch een schoonheid ge boren uit de onbewuste mystische diepten van de ziel van een geheel volk, men kón niet an ders bouwen en zie daartegenover dan de architectuur der modernen, die enkel het intel lectueel verantwoorde van denken én willen, niet van „zijn” is. Bij een vergelijking van twee kasten, een een Duitsche uit 1620, de ander uit onze Gouden Eeuw, wijst spr. er op hoe de eerste is een schepping van een eenigszins lompe ziel, een schepping zonder de muzikale spanning der goe de verhoudingen, welke onze Nederlandsche kast wel blijkt te hebben, welke in haar vormen getuigt van raffinement en levensopgewektheid, die levensopgewektheid welke ook tot uiting komt in al die oude gevels uit dien tijd welke de Vereen. Hendrik de Keyser neett weten te behouden, en welke even zoovele feestelijke verschijningen zijn als getuigen van wat deze van God gegeven kunstenaars, eenvoudige men- schen vaak, intellectueel lager staand dan een onzer soms, vermochten, kunstenaars onder wie een der grootsten zeker was Lieven de Key, wiens vleeschhal te Haarlem op het doek kwam. Daar hebben we nu tegenover de geestelijke uitbundigheid van de Reimser Kathedraal, de zuiver zinnelijke uitbundigheid van aardsche le venslust, in onvolprezen schoone uiting, één stap verder en de schoone gebondenheid waar in de ornamentiek van de Key’s schepping wordt bijeengehouden, gaat over in de chaos der barbarij. BIOSCOOPNIEUWS. Van a.s. Vrijdag af krijgen we in het Amicitia Theater „Hartedief” met Shirley Temple. De roem van Shirley is de wereld rondgegaan, dus ook hier bekend. In deze film moet ze wel op haar best zijn, want de Telegraaf schrijft er zelfs van: „Beklemmend goed spel van een kind” en vervolgt dan „Er is één geluk bij dit wonderlijke en ontroerende kjnd, dat vier duizend brieven per week ontvangt van bewon deraarsters en bewonderaarsdie fiji zelf niet lezen kan. Want hoe verplette rend zou deze op haar aanstormende en uit alle hoeken van de wereld op wervelende bewondering op het kleine zieltje werken. Er is veel en diepzinnig over won derkinderen geschreven en het zal alle- maal wel Waar zijti; dus zal ik niet trachten de oplossing te geven van dit mysterie, dat men het „Fox-wonder kind” noemt. Fox is het in ieder geval niet. Doch wat doet dit kind zoo be klemmend goed filmspelen, zoo in iedere nuance raak, zonder ooit een valsch accent, zonder de slobberigheid en de weekheid van andere mooie film- kindertjesen zie eens hoe ziji een liedje „brengt” en met de gemakkelijk heid van een groot artist licht en scha duw in haar voordracht verdeelt, om dan ineens weer den overgang te ne men naai een andere scène die weer een apart sentiment vraagt. Het is geen sentimenteele film ge worden „Hartedief”, wat ge bijna zoudt verwachten met een pa die een vlieg ongeluk krijgt en een moeder die op griezelige wijze onder een aüto verplet terd wordt de manier waarop het ongeluk in scène gezet is, doet u alle respect krijgen voor de techniek en den sensatiedurf van de Amerikaansche film doch het is de kleine Shirley die er onbewust voor zorgt, want ziji heeft de Boefje. Gisteravond dan is in het Amicitia Theater door het Vereenigde Rotterdamsch Hofstad- tooneel ook hier een 500e Boefje gegeven; het zijn er natuurlijk nu al meer dan 500 en wat ons betreft mogen het er 1000 en nog veel meer worden wanneer Annie van Ees maar „Boefje” blijft. Het mogen er 1000 worden, ook omdat nooit te vaak den volke dit rauwe, geknauwde kereltje kan worden getoond, dat in de vunze groote stads-ach- terbuurt deerlijk door het wreede leven ge havend wordt, en zich met de brutale bra- vour van een vrijbuitertje daarvoor schade loos stelt tot de gerechtigheid welk woord hier zoo valsche klank heeft hem te pakken krijgt, hem in een cel duwt en er niets van het de maatschappij uitdagende kereltje overblijft dan een hoopje kinderlij ke ellende, rillend van angst voor het nach telijk duister en schreiend naar zijn moeuer. Waarna dan een nieuwe dag voor Jan Grovers opgaat welke hem door Pro Juven- tute, na de opsluiting in groote stadssteeg - en huis van bewaring de verlossing van de hardheid van het kind, ondanks haar vrije natuur brengt, waar onder de vader- prachtige en ontroerende sentimenten lijke leiding van den broeder overste van er is voortdurend beweging en ver- al het natuurlijk-goede in dit andering in haar gevoel,een kind Het Nut "Voor het Nut sprak Vrijdagavond in Amicitir ir. J. Gratama uit Amsterdam over: „Het ken merkend Nederlandsche in onze bouwkunst en beeldende kunsten”. Spr. definieert het Nederlandsche in deze titel als het nationale, dat tegenwoordig zoo zeer de belangstelling heeft. We zijn daarover eigenlijk wat verwonderd, het is een uiterst merkwaardig verschijnsel dat het nationale ge- zoel de laatste jaren zoozeer naar voren komt. Spr. beschouwt dit nationaal gevoel als een Instinct dat vele jaren sluimerend was bij ons /olk, ja soms in doodsslaap scheen geraakt. Merkwaardig dat in deze intellectueele tijd dit nstinct weer ontwaakt. Men zie als bewijs van dat ontwaken maar eens naar de oplevende □ranje-gezindheid, die niet anders begrepen kan dan als symbool van onze nationale eenheid. De nuldiging bij het 35-jarig jubileum van onze ko ningin was bijv, iets buitengewoons. Als een ander bewijs van dat nationaal instinct be schouwt spr. de groote belangstelling bij de Interland voetbalwedstrijden, wanneer Holland wint wordt het enthousiasme daar een razernij, er is blijkbaar iets wat als het wordt bespeeld dwars in gaat tegen hetgeen velen zeggen te belijden, het internationalisme. De Melbourne- race is daarvan ook een prachtig voorbeeld. Men kan geen positieve, redelijke verklaring geven van wat nationaal gevoel is. Men wil het wel eens als van economische oorsprong ver klaren, maar dat is bot materialisme, en daar mee is een dergelijk mystisch gevoel niet te verklaren. Het intellect wil nu eenmaal alles verklaren uit het zichtbare, doch het leven in z’n diepste wezen, is één groot mysterie, dat aan die ver klaring ontsnapt, dat leven is nu eenmaal niet methodisch maar organisch. Niemand kan van zijn eigen leven zeggen dat hij daarin volko men tot de diepste diépten gaat, het is niet zijn zeer positivistisch bezit. Het leven heeft ons, wij hebben niet het leven. Als er iets universeels is bij de volken dan is het wel de bestrijding van ziekten, er zit dus In de mensch een onverwoestbare drang zich in de soort te handhaven en die te volmaken; die Goddelijke kracht welke daartoe de mensch stuwt, die wil dat de mensch tot het uiterste blijft leven, dat is mysterie. Het leven speelt zich, af in Tijd en Ruimte, doch niemand kan zich een helder intellectueel beeld vormen van de tijd, en van het feit dat juist wij daarin in deze bepaalde periode zijn opgenomen, wij komen in dit leven zonder het te willen, verlaten het eveneens zonder het te willen, hier is het mysterie. Hetzelfde geldt van het Ruimte begrip. Niets is daarin van ons, alle feillooze werking der natuurkrachten is Goddelijk, dus van iets anders dan van ons, ook hier is myste rie. Welnu uit al die elementen welke mystisch zijn, groeit het gevoel der nationale idee. Er is een ontzaglijke strijd in en om ons tusschen het Goddelijk instinctleven en het positivistische menschelijke willen en weten, een strijd tusschen de organische en mechanische levensbeschou wing. Uit het mystisch leven bloeit de kunst, nooit uit het positieve denken. De kunst is openba ring van iets, en uiting van iemand, die niet het leven wil omvatten in denkbeelden, doch tot de bron van het groote mystische gevoelsleven gaat. Daarom ook is het verklaarbaar dat de grootste kunsten immer nationaal getint zijn. Grieksche, Egyptische kunst kon nergens ont staan dan op die bepaalde plaats in de wereld, en ook wij nemen in de groote hoogtepunten der cultuur een plaats in, nl. in de Gouden Eeuw, met zijn *Rembrandt, zijn Hals, zijn De Keyser. Het Hollandsch realisme is ook een slechts eenmaal geweest zijnde uiting in de cultuur. Na tionaal gevoel en kunst ontbloeien aan dezelfde elementen: bodem, ras en geschiedenis van een volk. Het ras-element brengen de Duitschers thans veel te veel naar voren, de bodem speelt een zeer belangrijke rol; ’n cultuur kan tot haar hoogtepunt geraken als de eigenaardige facto ren van een bepaald land tot haar schoonste volheid groeien. In Egypte zijn de omstandig heden thans niet zoo gunstig als in de oudheid om een hooge cultuur voort te brengen, ook hier te lande is de kunstmogelijkheid ontzaglijk achteruit gegaan, onze moderne schilderkunst staat in mystisch levensgevoel ver ten achter bij die der gouden eeuw. Men voelt de oude kunst dan ook als veel belangrijker dan de mo derne; uit de prijzen welke men voor kunstwer ken besteedt blijkt ’n ontzaglijke vereering voor de oude kunst, terwijl de moderne maar een zeer moeilijk bestaan heeft. Het nationaal gevoel moet niet te laag schat worden, het is geweldig sterk, men ziet dat als een geheel volk in vreugde of angst verkeert, men denke bijv, eens aan oorlog, die ie cultuur van een geheele natie bedreigt, hoe zeer dan de eenheid allen omvat, blijkbaar is het t sterkste gevoel dat in de mensch leeft. In jnze nationale idee, vindt onze ziel blijkbaar iaar geluk, zooals vreemde bodem dat niet geven kan. Daarom is het eigen land nog niet het uit verkoren land, die gedachte is het groote ge vaar van het nationale gevoel. Al hebben wij ets karakteristieks dat zegt niet dat we beter ijn, wij zijn anders, en hebben ook de groote vaarde van andere culturen te erkennen. Kunst genieten is zich zelf ontdekken, daarom geniet spr. als hij ’t Louvre bezoekt, waar alle sulturen in haar hoogtepunten vertegenwoordigd zijn, toch het meest in de Rembrandtzaal. Rem- jrandt is tegenover den zwierigen Titiaan inder daad een boer, maar ongenaakbaar hoogtepunt van de innig-eenvoudige mystiek van deze onze bodem, waarvan ook spr. zich een kind voelt, een boer ook hij. boefje, zijn aanhankelijkheid en hartelijkheid die zich in het ouderlijk huis ook al voor ouders, zusjes en niet te vergeten het konijn uitten, in een stroom van levensblijheid aan net daglicht treden. Om ons mocht dit stuk 1000 en meer malen gespeeld worden om dat het de schuld dezer maatschappij aan de boefjes van vele steden zoo schril in het licht stelt, schuld die niet altijd door Mr. Halma’s en Pro Juventute kan worden in gelost. En niet minder welkom is Boefje ons steeds omdat het ons Annie van Ees brengt, de actrice die toch zeker liever vrouwenrol len speelt dan zich) altijd maar weer te ste ken in het sjofele pakje van Jan Grovers, maar die toch diezelfde Jan zoo doorleefd speelt, die zich zoo heeft ingeleefd in de rauwe ellende van dit achterbuurtskind als slechts mogelijk is uit een diepe bewogen heid van innig medelijden; we vergeten dat hier een actrice optreedt en zien slechts Boefje. Van der Lugt Melsert gaf een sympathie ke en rustige Mr. Halma, ook voor de an dere speelsters en spelers niets dan lof. Er was veel applaus van een groot, zeer dankbaar publiek, applaus dat aan het ein de tot een ovatie werd voor Annie van Ees. Tusschen 4e en 5e bedrijf heeft namens het huldipingscomité onze burgemeester mexf. v. d. Lugt Melsertv. Ees toegesproken en er van gewaagd hoe zij 9 jaar geleden in de Harmonie voor het Nut ook als „Boefje” optrad. Hoezeer haar Boefje van toen geapprecieerd is, blijkt uit de volle zaal vari n u. Spr. bood namens de Amicitia-directle bloemen en een etsje van de Waterpoort aan, een kleine herinnering aan een bezoek aan onze stad, dat naar allen hier hopen niet het laatste zal zijn, maar nog vaak her haald zal worden. De Diesel-electrische locomotief. Hedenmorgen hebben we aan het station der N. S. alhier de Diesel-electrische loco motief bezichtigd, welke voor de goederen- ophaal- en rangeerdienst hier in gebruik is gesteld. De dienst streeft er naar de goede ren van tusschenstations zoo spoedig moge lijk naar een centraal punt te brengen, en voor het gedeelte StavorenSneek is onze plaats als dit centrale punt aangewezen. De goederen worden op dat traject in stortwa- gens opgehaald en naar het groepstation Leeuwarden vervoerd waar de goederen uit alle richtingen bijeen komen en groeptreinen voor het geheele land worden gevormd. Op deze wijze is het mogelijk, dat de vracht goederen, die van hier ’s morgens kwart voor zeven vertrekken, de volgende morgen voor twaalf over het geheele land zijn gedis tribueerd. De Diesel-electrische locomotief alhier nu is bestemd om de wagens voor het ophalen der goederen tot Koudum-Molkwerum te brengen en als rangeer-locomotief dienst te doen. Tot nog toe vergde zoo’n rangeerloco- motief een machinist, een stoker en een raft- geerder, maar deze Diesel-electrische loco motief kan alles met één man af, die be stuurder is en tevens rangeerder. Hij kan de machine dan ook zoowel van zijn zitplaats besturen als aan beide zijden van buiten, waar de noodige treden, handles en bedie ningsknoppen zijn aangebracht. Deze machine die 20 ton weegt, kan 480 ton sleepen met een snelheid van 10 K.M. Voor en achter heeft ze een automatisch koppelapparaat dat bij het rangeeren de aan te koppelen wagen mechanisch grijpt en door een handle op de machine over te ha len desgewenscht loslaat. De besparing bij het rangeeren is natuur lijk ontzaglijk, men werkt zeker 100 pet. vlugger. Dit is de 49e machine welke op het net der N. S. in dienst is gesteld, haar brand- stofgebruik is uiterst gering, ze kwam op eigen kracht over land van Amsterdam en verbruikte daarbij 60 L. ruwe olie. Bij 24 uur werken in de dienst verbruikt ze 100 L. De motor is een 4 cyl. 72 P.K. van het Stork-Ganz-Jendrassik-model en geleverd door Stork, ze is gekoppeld aan een generator waarvan de stroom naar 2 electro-motoren gaat, de electrische appa ratuur voor deze locomotieven is van Heemaf en Smit. De locomotief is van Werkspoor. De aanschaffing van deze machine voor de dienst alhier is een der symptomen van het streven der N. S. naar goedkoope zoo wel als snelle verwerking van de haar ten vervoer aangeboden goederen. Spr. kwam nu tot de modernen. In Berlage’s Beurs ziet spr. bij alle eenvoud, die onze karak tereigenschap is, al een dissonant: de bot eindi gende toren, die eerlijk is, maar product is niet van gevoel, maar van een principe, de rede gaat de wereld beheerschen. Jozef Israels blijkt erfgenaam van een groote kunst, maar hij is al onzeker, hij is al zoeker, en zoeken is denken en willen, dus rede. In Breitner is het zoeken geworden tot de lust in zijn werk beweging uit te drukken en al onrustiger werd de zoeker van den modernen tijd, de onrustige ziel ging naar zich zelf kijken en de futuristische schilderij gaf onbarmhartig de toestand daarvan weer. Daar na zochten de cubisten het in het objectief zoe ken in het uitwendige, in de abstracte, de eeuwi ge vormen. Maar dit alles is denken en willen, niet gevoed dus uit het mysterie. Als men de kunst verplaatst naar het denken krijgt men geen kunst doch filosofie. De Klerk, een talent als er misschien één in de honderd jaar wordt geboren, schept in expressionistisch-fantastische drang arbeiders woningen, die volkomen vreemd aan de werke lijkheid zijn, al zijn de toegangen tot die wo ningen prachtig. Dudok toont talent voor verhoudingen, maar wat vraagt spr. zich af heeft dat alles met de blijmoedigheid te maken, de lust tot het le ven die zoozeer het element was in onze kunst van de zeventiende eeuw, die leefde in de volks ziel. Al wat men thans ziet heeft iets pessimis- NIEUWE SNEEKER COURANT ■j 1 fr

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1935 | | pagina 1