Uitgave KIEZEBRINK Co. Ho. 19 Eerste Blad annex SNEEKER COURANT (81e Jaargang) Uit onze Raadzaal. Zaterdag 4 December 1987 Dit No. bestaat uit 3 bladen. BSe Jaargang a llll llll 1 llll NIEUWSTIJDINGEN. SNEEK, 12 October 1937. Aan de Gemeenteraad. 11 toegezegd. TW lV uitgaven vast, dat uit de vergoedingen over het volgend met ingang van 1 Januari 1938 te wijzigen in die zin, dat artikel 1 wordt gelezen als volgt: VERORDENING, REGELENDE DE RANGEN, HET AANTAL, DE SAMENSTELLING, DE EISEN VAN BENOEMBAARHEID EN DE BE ZOLDIGING VAN DE GEMEENTEPOLITIE TE SNEEK, vijfjarig tijdvak mag worden bestreden, indien althans de uitgaven voor het openbaar onderwijs in het afgelopen vijfjarig tijdvak ook de beschikbaar gestelde bedragen hebben overschreden (zie ad 2). Opgemerkt zij volledigheidshalve nog, dat vorenstaande uiteenzetting alleen betreft de vergoeding van de zoge naamde instandhoudingskosten der bijzondere scholen. De afzonderlijke regeling voor de vergoeding van de kosten van het vakonderwijs is, zij het belangrijk gewijzigd, ge handhaafd. B. en W. bieden de raad o.a. de volgende voorstellen aan No. V 07(b). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de Verordening op de gemeentepolitie. 1T a. b. c. 1 H ,Sl No. 1.855.3(8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verlenging van het tijdperk, waarvoor aan de N.V. tot oprichting en instandhouding van het sportpark „Sneek” te Sneek een SNEEK, 12 October 1937. Aan de Gemeenteraad. Te beginnen met het dienstjaar 1938 zijn in de wettelijke regeling nopens de vergoeding van de kosten van bijzon dere scholen uit de gemeentelijke schatkist, ingrijpende veranderingen aangebracht. Tot nog toe was maatstaf voor de berekening dier vergoeding, het gemiddeld be drag, dat in het betrokken dienstjaar per leerling voor het openbaar gewoon c. q. uitgebreid lager onderwijs was uitgegeven wegens in de Lager-onderwijswet 1920 nader omschreven kosten. De vaststelling geschiedde na de slui ting van de gemeenterekening door de Gedeputeerde Sta ten. Om de drie jaren vond, in verband met de door de schoolbesturen werklijk gedane uitgaven, een afrekening No. 1.851.2 A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van het bedrag, dat per leer ling voor de openbare scholen voor gewoon en uitgebreid lager onderwijs in het jaar 1938 beschikbaar wordt gesteld ter bestrij ding van de kosten, bedoeld in art. 55 der Lager-onderwijswet 1920, onder e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding. Bij de gemeente-politie geldt het drieploegenstelsel. In het belang van de dienst is het gewenst dat bij elke ploeg een hoofdagent wordt ingedeeld. Daar ingevolge de ver ordening op de gemeente-politie bij het politiecorps slechts twee hoofdagenten werkzaam zijn, is één der agenten belast met werkzaamheden, welke tot de taak van een hoofdagent behoren. De Commissaris van politie heeft op grond van deze omstandigheid bij ons aangedrongen op wijziging van art. 1 der verordening op de gemeentepolitie in die zin, dat het aantal hoofdagenten met één wordt uit gebreid en het aantal agenten met één wordt verminderd. De sterkte van het corps zal dan geen verandering onder gaan. Ook wij achten het onjuist en voor den betrokken amb tenaar van politie onbillijk, dat een agent in werkelijkheid dienst doet als hoofdagent doch als agent wordt bezol digd. Aangezien een regeling, waarbij bij elke ploeg e'en hoofdagent wordt ingedeeld, die verantwoordelijk is voor Je goede gang van zaken, ons juist voorkomt, stellen wij U voor de verordening in de boven aangegeven zin te wijzigen. Met betrekking tot de financiële zijde van deze aan gelegenheid merken wij op, dat de bezoldiging van een agent met inbegrip van de diplomatoelage per week be- draagt ƒ27.tot ƒ35.en die van een hoofdagent ƒ35.tot ƒ41.Daar de periodieke verhogingen worden oegekend na twee jaar dienst, zal de bevordering van een agent, in het genot der maximum-bezoldiging, tot hoofd- igent, de eerste twee jaren geen hogere uitgaven voor de gemeente meebrengen. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het volgend besluit te nemen: De Raad der gemeente Sneek; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 12 October 1937, no. V 07(1); BESLUIT: behoudens Koninklijke goedkeuring, de SNEEK, 12 October 1937. Aan de Gemeenteraad. Bij raadsbesluit van 8 November 1926, no. 15, gewijzigd bij besluiten van 21 Mei 1928, no. 12 en 28 Juli 1930, no. 9, werd onder punt 2 aan de voor de exploitatie van het te stichten sportterrein op te richten Naamloze Ven nootschap gedurende 10 achtereenvolgende jaren telken jare een bijdrage in de exploitatiekosten van ƒ2000.-- roe- gekend. De N.V. tot oprichting en instandhouding van het sportpark „Sneek” heeft van 1 Januari 1928 af de jaar lijkse bijdrage genoten, zodat op 1 Januari a.s. het tien jarig tijdvak, waarvoor die bijdrage werd toegezegd, zal eindigen. De exploitatie-uitkomsten van de N.V. zijn ech ter van die aard, dat zonder de tot nog toe ontvangen uit kering uit de gemeentelijke geldmiddelen geen sluitende rekening kan worden verkregen. Over 1934 wees de reke ning een winst aan van ƒ256.37 en over de jaren 1935 en 1936 een verlies van resp. 1090.45 en ƒ432.12. In het gevormde reservefonds was op 31 December 1936 1028.21 aanwezig. De financiële moeilijkheden, waar mede het bestuur der N.V. heeft te kampen, zijn in de loop van dit jaar nog vergroot. Uit deze gegevens blijkt, dat wanneer de gemeente de tot nog toe verleende financiële steun aan de N.V. zou onttrekken, deze instelling niet meer aan de op haar rus tende verplichtingen zal kunnen voldoen. Het voortbestaan van het sportterrein, dat indertijd met zoveel moeite is tot stand gekomen en in een alhier bestaande behoefte voor ziet, zal dan niet verzekerd zijn. Dit zouden wij in he^ belang der gemeente betreuren. De aan dit belang ont leende overwegingen, welke er indertijd toe hebben geleid voor dit doel geldelijke steun uit de gemeentekas te ver lenen, gelden thans nog in dezelfde mate en rechtvaar digen, naar onze mening, ook in de huidige voor de gemeentefinanciën zo benarde omstandigheden, het voort zetten van die steun. Ook het door de N.V. gevoerde financiëel beheer, dat door de in 1926 gestelde voorwaarde dat de exploitatie rekening onze goedkeuring behoeft, jaarlijks aan ons oor deel wordt onderworpen, is niet van die aard, dat het zien tegen het handhaven van financiële steun van de zijde der gemeente zou verzetten. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor, de bepaling, dat de jaarlijkse bijdrage gedurende 10 jaren wordt genoten, in die zin te wijzigen, dat de bijdrage to. wederopzegging wordt toegekend. Uw raad heeft dan te allen tijde de bevoedheid om, wanneer de omstandigheden daartoe aanleiding mochten geven, de bijdrage óf geheel in te trekken óf te verlagen. Bij het in de aanhef aangehaald raadsbesluit werd tevens besloten aan de N.V. toen nog in oprichting een bedrag van ƒ20000.— te lenen tegen een rente van 4>/2 per jaar. Het onafgeloste bedrag dier lening zal op 1 Januari 1938 zijn ƒ10318.98. Voor het verkrijgen van de middelen voor deze kapitaal- verstrekking werd indertijd een geldlening aangegaan, welke dit jaar werd geconverteerd in een 3'/2 lening. In verband hiermede geven wij U in overweging de rente voet van de in 1927 aan de N.V. tot oprichting en instand houding van het sportpark „Sneek” geleende gelden met ingang van het volgend jaar nader te bepalen op 3% Wij stellen U voor het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Sneek; Aan de hand van de in de aan U ter vaststelling aan geboden ontwerp-begroting voor het jaar 1938 voorko mende ramingen van de kosten van het openbaar gewoon en uitgebreid lager onderwijs, stellen wij U voor, het in art. 55 bis, le lid, der Lager-onderwijswet 1920 bedoeld bedrag per leerling te bepalen op 12.15 voor het gewoon lager onderwijs en op 13.90 voor het uitgebreid lager onderwijs. De wijze, waarop deze bedragen zijn berekend, blijkt uit de ter inzage gelegde staat. Daar de grondslagen voor het bepalen van de kosten per leerling van het openbaar onderwijs bij de jongste wetswijziging onaangetast zijn gebleven, is bij de becij fering van bovenstaande bedragen rekening gehouden met de administratieve jurisprudentie op dit gebigd. Zo is, in overeenstemming met die jurisprudentie, daarin wegens administratiekosten een som opgenomen, nl. ƒ0.50 per leerling. Ook de aftrek voor het gebruik van school gebouwen enz. voor andere doeleinden dan het geven van lager onderwijs is geschat met inachtneming van het te dezen aanzien door de Kroon ingenomen standpunt. Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het volgend besluit te nemen: De Raad der gemeente Sneek; Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 12 October 1937, no. 1.851.2 A; BESLUIT: het bedrag, dat per leerling voor de openbare scholen voor gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs in het jaar 1938 wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 55 der Lager-onderwijswet 1920, onder e tot en met h en o, alsmede die van instand houding, overeenkomstig art. 55 bis dier wet, te bepalen op 12.15 voor de scholen voor gewoon lager onderwijs en op 13.90 voor de school voor uitgebreid lager onder wijs. Ad 3. De vergoeding wordt berekend over het gemiddeld aantal leerlingen, dat bijzondere scholen bezocht in het jaar, waarop de vergoeding betrekking heeft. Een voor sommige schoolbesturen belangrijk voorschrift is de be paling, dat, indien een instelling of vereniging meer dan één school voor g.l.o. of u.l.o. in stand houdt, de vergoe ding wordt berekend naar het gemiddeld aantal leerlingen van alle tot een bepaalde soort behorende scholen geza menlijk. De vaststelling van de vergoeding voor elke school afzonderlijk behoort voor dergelijke instellingen en vereni gingen dus tot het verleden. Ad 4. Wanneer de raad, na. afloop van het dienstjaar overgaat tot vaststelling van de vergoedingen voor de bijzondere scholen (zie ad 1), moet hij tevens bepalen het bedrag der door de schoolbesturen gedane en voor ver goeding in aanmerking komende uitgaven. De schoolbe sturen doen hun aanvrage om vergoeding daartoe ver gezeld gaan van de nodige bescheiden. Het driejaarlijks onderzoek der bescheiden, dat tot nog toe plaats had, is dus door een jaarlijks onderzoek vervangen. Gevolgen heeft de vaststelling der werkelijke uitgaven echter direct niet. Zodra die uitgaven over een vijfjarig tijdvak bekend zijn, wordt ook het bedrag daarvan door de gemeenteraad vastgesteld. Blijkt dat een schoolbestuur aan vergoedingen meer heeft genoten dan werd uitgegeven, dan moet terug storting van het verschil in de gemeentekas geschieden. Hebben de uitgaven de ontvangen vergoedingen over troffen, dan stelt de gemeenteraad tevens het bedrag der Sneeker Zeilclub. De Sneeker Zeilclub kwam gisteravond in de bovenzaal van café Onder de Linden in buitengewone Aigemeene Vergadering bij een ter behandeling van de agenda der ver gadering van de Noord Nederl. Watersport Bond, op 11 Dec. a.s. te Leeuwarden. Na een kort openingswoord van den Voorzitter, den heer S. J. Olij, en het vast stellen van de notulen, werd met de agenda van den N.N.W.B. een aanvang gemaakt. In de plaats van den heer E. W. de Jong, die periodiek aftreedt en zich niet weer her kiesbaar stelt, zal gecandideerd worden de heer A. ten Cate, voorzitter van de Kon. Zeilvereeniging „Sneek”. Het wordt nl. wenschelijk geacht dat het contact tusschen den N.N.W.B. en de Kon. Ned. Watersport Vereenigingen bestendigd blijft. Vroeger bestond dit contact ook toen wijlen de heer Hibma deel uitmaakte van het bestuur. Voor lid van de Zeilraad zal het aftre dend lid, de heer A. van Gooi, opnieuw worden gecandideerd, terwijl de heer H. v. d. Zee, die periodiek aftreedt als lid van de Techn. Commissie, oo,< weer als zoo danig gecandideerd zal worden. Het bestuursvoorstel tot wijziging der Statuten, in verband met de bij het Depar tement van Justitie gerezen bezwaren tegen goedkeuring der verleden jaar vastgestelde statuten leidde tot zeer uitvoerige bespre kingen. Er rezen nl. verschillende bezwaren tegen het voorstel, dat behelst tegemoet te komen aan het bezwaar van het Departement, dat als eisch stelt dat de bij den Bond aan gesloten vereenigingen ook allen Koninklijk goedgekeurd dienen te zijn. Na overleg werd echter een tusschenweg gevonden, die hierin bestaat, dat de leden van de bij den Bond aangesloten vereenigingen lid moeten zijn van den N.N.W.B., die deze leden dan weer onderbrengt in afdeelingen. Volgens het bestuur verandert daardoor aan de zaak niets, daar iedere vereeniging haar eigen bestuur, reglementen en statuten behoudt, mits deze laatsten niet in strijd met die van den N.N.W.B. zijn. Het is dus meer een formeele kwestie. Dit laatste werd evenwel door verschil lende leden sterk betwijfeld, en men vreesde in tegendeel, dat de vereenigingen een stuk van hun zelfstandigheid zullen inboeten, terwijl daarnaast de vrees naar voren kwam dat vereenigingen, die thans Koninklijk goedgekeurd zijn, na afloop van den vast- gestelden termijn, die Koninklijke goedkeu ring niet verlengd zullen krijgen als ze als afdeelingen van een Koninklijk erkenden Bond beschouwd kunnen worden. Sterk kwam de wenschelijkheid naar vo ren om een andere oplossing te vinden, waarbij de voorkeur zou worden gegeven aan Koninklijke goedkeuring van alle aan gesloten vereenigingen. Besloten wordt tenslotte aan het bestuur van den N.N.W.B. te vragen of ook nog op andere wijze de Koninklijke goedkeuring kan worden verkregen, terwijl de opgewór- pen bezwaren en de gestelde vragen ter kennis van Mr. J. P. Hoogland, den rechts kundigen adviseur van den Bond, gebracht zullen worden. De vergadering ging accoord met het voorstel der Techn. Commissie, dat de bal last van de 16 M2. jachten ook van gegoten ijzer mag zijn. Aan de afgevaardigden werd opdracht gegeven te stemmen voor het voorstel van het bestuur, dat de aangesloten vereenigin gen in een open wedstrijd wil verplichten mededingers in de gelegenheid te stellen een route-omschrijving gratis in ontvangst te nemen. De vergadering ging nl. accoord met de meening van het bestuur dat het voorstel van „De Meeuwen”, inhoudende de verplichting om een routebriefje uit te rei ken, te ver gaat. Ook ging de vergadering accoord met het afwijzend bestuursadvies op het voorstel van „De Meeuwen” om alle B.M. klasse- séheepjes, geregistreerd door den N.N.W. B„ te laten hermeten. Hetzelfde was het geval met het advies van het bestuur inzake het laten varen van vracht- en beurtschepen in open wedstrijden van N.N.W.B.-vereeni- gingen, tegelijk met de andere klassen. Het bestuursvoorstel betreffende de klasse-indeeling in A en B van de 16 M2. klasse werd zonder besprekingen aanvaard. Plaats. Aan deze regeling kleefde het nadeel dat de school- Besloten werd aan te vragen het kam- u“i pioenschap der 30 M2.-klasse tijdens de wedstrijden van de S.Z.C. in de Sneek week te laten verzeilen. De heer Joh. Olij wenschte, dat de N.N. W.B. zich met een adres tot den Minister van Financiën zal wenden om aan te drin gen op afschaffing van de Pers. Belasting op pleiziervaartuigen. De Voorzitter ant woordde dat zulks reeds geschied is. Verder bepleitte de heer Joh. Olij de wen schelijkheid om de Olympiajollen in de wed strijden met 2 man te mogen bemannen; om te bepalen dat de besturen van de Zeilver- eenigingen verplicht zijn schriftelijk op in gediende protesten te antwoorden, een stu- dieprijsvraag uit te schrijven en méér N.N. W.B.-mededeelingen in het officieel orgaan „De Golfslag” te plaatsen. Op deze laatste opmerkingen antwoordde de Voorzitter, dat het bestuur van den N.N. W.B. geen zeggenschap heeft in de Olym piajollen, die tot een Internationale klasse behooren; dat het bestuur van een zeilver eeniging met onderling goedvinden de uit- Ad 2. Jaarlijks vóór 1 September, voor het eerst in 1939, moet de gemeenteraad voor de openbare lagere scholen voorlopig vaststellen, het bedrag dat in het voor afgaand kalenderjaar voor die scholen werkelijk is uit gegeven, het bedrag dat bij het vaststellen der begroting beschikbaar was gesteld en eventueel het verschil tussen d*e bedragen. jaarlijkse bijdrage uit de gemeentekas is Om de 5 jaren, voor het eerst in 1943, stelt de raad bij dit besluit tevens voorlopig vast het totaal van de uitgaven voor de openbare scholen over de voorafgaande 5 jaren, het totaal der in die jaren bij de begrotingen beschikbaar gestelde bedragen en indien de uitgaven de beschikbaar gestelde bedragen hebben overschreden, het bedrag dier overschrijding per leerling. Worden de gemeenterekeningen onveranderd door de Gedeputeerde Staten gesloten, dan wordt de voorlopige vaststelling daardoor definitief; in het andere geval moet de gemeenteraad bij afzonderlijk besluit tot definitieve vaststelling overgaan. Indien de uitgaven over de 5 jaren de beschikbaar ge stelde bedragen hebben overschreden, wordt de vergoeding per leerling over het jaar, volgende op dat waarin de definitieve vaststelling plaats vond, verhoogd met het bedrag der overschrijding. Zijn de uitgaven voor het openbaar onderwijs beneden de beschikbaar gestelde bedragen gebleven, dan vindt uit dien hoofde geen correctie op de vergoeding plaats. Het kan voorkomen, dat een bijzondere school in bijzon dere omstandigheden verkeert, waardoor het beschikbaar gestelde bedrag per leerling voor haar redelijke behoefte ontoereikend is. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen kan op verzoek van het schoolbestuur dan bepalen, dat de vergoeding op een hoger bedrag per leerling wordt vastgesteld. Een bepaling van gelijke strek king kwam voor in de wet van 4 Augustus 1933, S. 414. Op grond o. a. van het feit, dat de Willem Lodewijkschool (Chr. schippersschool) per dag 3 schooltijden heeft, is de laatste jaren door den Minister of in beroep door de Kroon, met toepassing van de aangehaalde wet van 1933, de vergoeding voor deze school vastgesteld op een bedrag, dat ƒ3.per leerling hoger is dan volgens de gewone maatstaf. De in art. 55 onder e tot en met h en o bedoelde kosten zijn: e. die voor geringe en dagelijkse reparatiën van de schoolgebouwen, als bedoeld in art. 1619 van het B. W.; die voor het onderhouden van de schoolmeubelen en voor het aanschaffen en onderhouden van de schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften; g. die voor verlichting, verwarming en het schoonhou den van de schoolgebouwen; h. die voor de schoolbibliotheken; o. andere uitgaven -ter verzekering van de goede gang van het onderwijs. Het door de gemeenteraad vastgestelde bedrag is niet onaantastbaar. Het bestuur van elke in de gemeente ge vestigde bijzondere lagere school en de hoofdinspecteur van het lager onderwijs kunnen bij de Gedeputeerde Staten verhoging vragen van dat bedrag. Gedeputeerde Staten nemen bij hun beslissing tot maatstaf het bedrag per leer ling, hetwelk voldoende kan worden geacht voor de rede lijke behoeften van een normale school in de gemeente. Indien de kosten van het openbaar onderwijs afwijken van het bedrag, dat redelijk moet worden geacht, doordat een openbare school in de gemeente in bijzondere omstan digheden verkeert, kan de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op verzoek van de gemeenteraad be palen, dat deze school buiten aanmerking zal worden ge laten voor de vaststelling van het beschikbaar te stellen bedrag per leerling. Daar op dit ogenblik geen der open bare scholen in deze gemeente in bijzondere omstandig heden verkeert, als bedoeld in art. 55 quater der wet, kunnen wij deze bepaling verder buiten beschouwing laten. Het door de raad per leerling beschikbaar gestelde bedrag vormt in eerste instantie de grondslag van de ver goeding, waarop de besturen van bijzondere scholen aan spraak kunnen maken. Het verband tussen de werkelijke uitgaven ten’behoeve van het openbaar onderwijs en de vergoeding voor het bijzonder onderwijs is, zoals aan stonds zal blijken, hoewel niet geheel verbroken, toch ver zwakt. Vóór 1 December van het volgend jaar voor het eerst dus in 1939 stelt de raad het bedrag van de vergoeding vast. Zo nodig vindt dan verrekening plaats. In afwachting van die vaststelling ontvangen de schoolbesturen een voor schot ten belope van het beschikbaar gestelde bedrag per leerling en berekend naar het aantal leerlingen in het afgelopen jaar. IS Artikel 1. Voor de dienst der gemeentepolitie zijn, behalve de commissaris van politie, werkzaam: drie hoofdagenten; veertien agenten; een klerk. Aldus enz. besturen zeer laat, soms pas na verloop van jaren, zeker heid kregen omtrent het bedrag, dat zij over enig jaai hadden kunnen besteden. Bij de wet van 22 Mei 1937, S. no. 323, tot wijziging van de Lager-onderwijswet 1920, is dit bezwaar ondergangen. De factoren, welke volgen» de bij deze wet getroffen regeling omtrent de vergoeding van de kosten van bijzondere scholen een rol spelen, zijn de volgende: 1. het door de gemeenteraad bij de vaststelling van de begroting beschikbaar gestelde bedrag per leerling voor de openbare scholen; 2. de werkelijke kosten van het openbaar onderwijs pei leerling; 3. het aantal leerlingen der bijzondere scholen; 4. de werkelijke uitgaven der schoolbesturen. Ad 1. In gemeenten, waar één of meer openbare scholen bestaan, moet de gemeenteraad jaarlijks, tegelijk met het vaststellen van de gemeentebegroting, het bedrag bepalen, dat per leerling voor de scholen voor gewoon en voor uit gebreid lager onderwijs in het jaar, waarvoor de begroting zal gelden, beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van de kosten, bedoeld in art. 55 der Lager-onderwijswet 1920 onder e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding. &8R NIEUWE SNEEKER COURANT ui

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1937 | | pagina 1