Uitgave KIEZEBRINK Co.
Ho. 19 Eerste Blad
annex SNEEKER COURANT (81e Jaargang)
Uit onze Raadzaal.
Zaterdag 4 December 1987
Dit No. bestaat uit 3 bladen.
BSe Jaargang
a
llll
llll
1
llll
NIEUWSTIJDINGEN.
SNEEK, 12 October 1937.
Aan de Gemeenteraad.
11
toegezegd.
TW
lV
uitgaven vast, dat uit de vergoedingen over het volgend
met ingang van 1 Januari 1938 te wijzigen in die zin,
dat artikel 1 wordt gelezen als volgt:
VERORDENING, REGELENDE DE RANGEN,
HET AANTAL, DE SAMENSTELLING, DE
EISEN VAN BENOEMBAARHEID EN DE BE
ZOLDIGING VAN DE GEMEENTEPOLITIE TE
SNEEK,
vijfjarig tijdvak mag worden bestreden, indien althans de
uitgaven voor het openbaar onderwijs in het afgelopen
vijfjarig tijdvak ook de beschikbaar gestelde bedragen
hebben overschreden (zie ad 2).
Opgemerkt zij volledigheidshalve nog, dat vorenstaande
uiteenzetting alleen betreft de vergoeding van de zoge
naamde instandhoudingskosten der bijzondere scholen. De
afzonderlijke regeling voor de vergoeding van de kosten
van het vakonderwijs is, zij het belangrijk gewijzigd, ge
handhaafd.
B. en W. bieden de raad o.a. de volgende voorstellen aan
No. V 07(b).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot wijziging van de Verordening op de
gemeentepolitie.
1T
a.
b.
c.
1
H
,Sl
No. 1.855.3(8).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot verlenging van het tijdperk, waarvoor
aan de N.V. tot oprichting en instandhouding
van het sportpark „Sneek” te Sneek een
SNEEK, 12 October 1937.
Aan de Gemeenteraad.
Te beginnen met het dienstjaar 1938 zijn in de wettelijke
regeling nopens de vergoeding van de kosten van bijzon
dere scholen uit de gemeentelijke schatkist, ingrijpende
veranderingen aangebracht. Tot nog toe was maatstaf
voor de berekening dier vergoeding, het gemiddeld be
drag, dat in het betrokken dienstjaar per leerling voor
het openbaar gewoon c. q. uitgebreid lager onderwijs was
uitgegeven wegens in de Lager-onderwijswet 1920 nader
omschreven kosten. De vaststelling geschiedde na de slui
ting van de gemeenterekening door de Gedeputeerde Sta
ten. Om de drie jaren vond, in verband met de door de
schoolbesturen werklijk gedane uitgaven, een afrekening
No. 1.851.2 A.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders
tot vaststelling van het bedrag, dat per leer
ling voor de openbare scholen voor gewoon
en uitgebreid lager onderwijs in het jaar
1938 beschikbaar wordt gesteld ter bestrij
ding van de kosten, bedoeld in art. 55 der
Lager-onderwijswet 1920, onder e tot en met
h en o, alsmede die van instandhouding.
Bij de gemeente-politie geldt het drieploegenstelsel. In
het belang van de dienst is het gewenst dat bij elke ploeg
een hoofdagent wordt ingedeeld. Daar ingevolge de ver
ordening op de gemeente-politie bij het politiecorps slechts
twee hoofdagenten werkzaam zijn, is één der agenten
belast met werkzaamheden, welke tot de taak van een
hoofdagent behoren. De Commissaris van politie heeft op
grond van deze omstandigheid bij ons aangedrongen op
wijziging van art. 1 der verordening op de gemeentepolitie
in die zin, dat het aantal hoofdagenten met één wordt uit
gebreid en het aantal agenten met één wordt verminderd.
De sterkte van het corps zal dan geen verandering onder
gaan.
Ook wij achten het onjuist en voor den betrokken amb
tenaar van politie onbillijk, dat een agent in werkelijkheid
dienst doet als hoofdagent doch als agent wordt bezol
digd. Aangezien een regeling, waarbij bij elke ploeg e'en
hoofdagent wordt ingedeeld, die verantwoordelijk is voor
Je goede gang van zaken, ons juist voorkomt, stellen wij
U voor de verordening in de boven aangegeven zin te
wijzigen.
Met betrekking tot de financiële zijde van deze aan
gelegenheid merken wij op, dat de bezoldiging van een
agent met inbegrip van de diplomatoelage per week be-
draagt ƒ27.tot ƒ35.en die van een hoofdagent
ƒ35.tot ƒ41.Daar de periodieke verhogingen worden
oegekend na twee jaar dienst, zal de bevordering van een
agent, in het genot der maximum-bezoldiging, tot hoofd-
igent, de eerste twee jaren geen hogere uitgaven voor de
gemeente meebrengen.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het
volgend besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 12 October 1937, no. V 07(1);
BESLUIT:
behoudens Koninklijke goedkeuring, de
SNEEK, 12 October 1937.
Aan de Gemeenteraad.
Bij raadsbesluit van 8 November 1926, no. 15, gewijzigd
bij besluiten van 21 Mei 1928, no. 12 en 28 Juli 1930,
no. 9, werd onder punt 2 aan de voor de exploitatie van
het te stichten sportterrein op te richten Naamloze Ven
nootschap gedurende 10 achtereenvolgende jaren telken
jare een bijdrage in de exploitatiekosten van ƒ2000.-- roe-
gekend. De N.V. tot oprichting en instandhouding van het
sportpark „Sneek” heeft van 1 Januari 1928 af de jaar
lijkse bijdrage genoten, zodat op 1 Januari a.s. het tien
jarig tijdvak, waarvoor die bijdrage werd toegezegd, zal
eindigen. De exploitatie-uitkomsten van de N.V. zijn ech
ter van die aard, dat zonder de tot nog toe ontvangen uit
kering uit de gemeentelijke geldmiddelen geen sluitende
rekening kan worden verkregen. Over 1934 wees de reke
ning een winst aan van ƒ256.37 en over de jaren 1935
en 1936 een verlies van resp. 1090.45 en ƒ432.12. In het
gevormde reservefonds was op 31 December 1936
1028.21 aanwezig. De financiële moeilijkheden, waar
mede het bestuur der N.V. heeft te kampen, zijn in de
loop van dit jaar nog vergroot.
Uit deze gegevens blijkt, dat wanneer de gemeente de
tot nog toe verleende financiële steun aan de N.V. zou
onttrekken, deze instelling niet meer aan de op haar rus
tende verplichtingen zal kunnen voldoen. Het voortbestaan
van het sportterrein, dat indertijd met zoveel moeite is tot
stand gekomen en in een alhier bestaande behoefte voor
ziet, zal dan niet verzekerd zijn. Dit zouden wij in he^
belang der gemeente betreuren. De aan dit belang ont
leende overwegingen, welke er indertijd toe hebben geleid
voor dit doel geldelijke steun uit de gemeentekas te ver
lenen, gelden thans nog in dezelfde mate en rechtvaar
digen, naar onze mening, ook in de huidige voor de
gemeentefinanciën zo benarde omstandigheden, het voort
zetten van die steun.
Ook het door de N.V. gevoerde financiëel beheer, dat
door de in 1926 gestelde voorwaarde dat de exploitatie
rekening onze goedkeuring behoeft, jaarlijks aan ons oor
deel wordt onderworpen, is niet van die aard, dat het zien
tegen het handhaven van financiële steun van de zijde
der gemeente zou verzetten.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor, de
bepaling, dat de jaarlijkse bijdrage gedurende 10 jaren
wordt genoten, in die zin te wijzigen, dat de bijdrage to.
wederopzegging wordt toegekend. Uw raad heeft dan te
allen tijde de bevoedheid om, wanneer de omstandigheden
daartoe aanleiding mochten geven, de bijdrage óf geheel
in te trekken óf te verlagen.
Bij het in de aanhef aangehaald raadsbesluit werd
tevens besloten aan de N.V. toen nog in oprichting
een bedrag van ƒ20000.— te lenen tegen een rente van
4>/2 per jaar. Het onafgeloste bedrag dier lening zal
op 1 Januari 1938 zijn ƒ10318.98.
Voor het verkrijgen van de middelen voor deze kapitaal-
verstrekking werd indertijd een geldlening aangegaan,
welke dit jaar werd geconverteerd in een 3'/2 lening.
In verband hiermede geven wij U in overweging de rente
voet van de in 1927 aan de N.V. tot oprichting en instand
houding van het sportpark „Sneek” geleende gelden met
ingang van het volgend jaar nader te bepalen op 3%
Wij stellen U voor het volgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Aan de hand van de in de aan U ter vaststelling aan
geboden ontwerp-begroting voor het jaar 1938 voorko
mende ramingen van de kosten van het openbaar gewoon
en uitgebreid lager onderwijs, stellen wij U voor, het in
art. 55 bis, le lid, der Lager-onderwijswet 1920 bedoeld
bedrag per leerling te bepalen op 12.15 voor het gewoon
lager onderwijs en op 13.90 voor het uitgebreid lager
onderwijs. De wijze, waarop deze bedragen zijn berekend,
blijkt uit de ter inzage gelegde staat.
Daar de grondslagen voor het bepalen van de kosten
per leerling van het openbaar onderwijs bij de jongste
wetswijziging onaangetast zijn gebleven, is bij de becij
fering van bovenstaande bedragen rekening gehouden met
de administratieve jurisprudentie op dit gebigd.
Zo is, in overeenstemming met die jurisprudentie, daarin
wegens administratiekosten een som opgenomen, nl. ƒ0.50
per leerling. Ook de aftrek voor het gebruik van school
gebouwen enz. voor andere doeleinden dan het geven van
lager onderwijs is geschat met inachtneming van het te
dezen aanzien door de Kroon ingenomen standpunt.
Op grond van het vorenstaande stellen wij U voor het
volgend besluit te nemen:
De Raad der gemeente Sneek;
Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
van 12 October 1937, no. 1.851.2 A;
BESLUIT:
het bedrag, dat per leerling voor de openbare scholen
voor gewoon en voor uitgebreid lager onderwijs in het
jaar 1938 wordt beschikbaar gesteld ter bestrijding van
de kosten, bedoeld in artikel 55 der Lager-onderwijswet
1920, onder e tot en met h en o, alsmede die van instand
houding, overeenkomstig art. 55 bis dier wet, te bepalen
op 12.15 voor de scholen voor gewoon lager onderwijs
en op 13.90 voor de school voor uitgebreid lager onder
wijs.
Ad 3. De vergoeding wordt berekend over het gemiddeld
aantal leerlingen, dat bijzondere scholen bezocht in het
jaar, waarop de vergoeding betrekking heeft. Een voor
sommige schoolbesturen belangrijk voorschrift is de be
paling, dat, indien een instelling of vereniging meer dan
één school voor g.l.o. of u.l.o. in stand houdt, de vergoe
ding wordt berekend naar het gemiddeld aantal leerlingen
van alle tot een bepaalde soort behorende scholen geza
menlijk. De vaststelling van de vergoeding voor elke school
afzonderlijk behoort voor dergelijke instellingen en vereni
gingen dus tot het verleden.
Ad 4. Wanneer de raad, na. afloop van het dienstjaar
overgaat tot vaststelling van de vergoedingen voor de
bijzondere scholen (zie ad 1), moet hij tevens bepalen het
bedrag der door de schoolbesturen gedane en voor ver
goeding in aanmerking komende uitgaven. De schoolbe
sturen doen hun aanvrage om vergoeding daartoe ver
gezeld gaan van de nodige bescheiden. Het driejaarlijks
onderzoek der bescheiden, dat tot nog toe plaats had, is
dus door een jaarlijks onderzoek vervangen. Gevolgen
heeft de vaststelling der werkelijke uitgaven echter direct
niet. Zodra die uitgaven over een vijfjarig tijdvak bekend
zijn, wordt ook het bedrag daarvan door de gemeenteraad
vastgesteld. Blijkt dat een schoolbestuur aan vergoedingen
meer heeft genoten dan werd uitgegeven, dan moet terug
storting van het verschil in de gemeentekas geschieden.
Hebben de uitgaven de ontvangen vergoedingen over
troffen, dan stelt de gemeenteraad tevens het bedrag der
Sneeker Zeilclub.
De Sneeker Zeilclub kwam gisteravond in
de bovenzaal van café Onder de Linden in
buitengewone Aigemeene Vergadering bij
een ter behandeling van de agenda der ver
gadering van de Noord Nederl. Watersport
Bond, op 11 Dec. a.s. te Leeuwarden.
Na een kort openingswoord van den
Voorzitter, den heer S. J. Olij, en het vast
stellen van de notulen, werd met de agenda
van den N.N.W.B. een aanvang gemaakt.
In de plaats van den heer E. W. de Jong,
die periodiek aftreedt en zich niet weer her
kiesbaar stelt, zal gecandideerd worden de
heer A. ten Cate, voorzitter van de Kon.
Zeilvereeniging „Sneek”. Het wordt nl.
wenschelijk geacht dat het contact tusschen
den N.N.W.B. en de Kon. Ned. Watersport
Vereenigingen bestendigd blijft. Vroeger
bestond dit contact ook toen wijlen de heer
Hibma deel uitmaakte van het bestuur.
Voor lid van de Zeilraad zal het aftre
dend lid, de heer A. van Gooi, opnieuw
worden gecandideerd, terwijl de heer H. v.
d. Zee, die periodiek aftreedt als lid van
de Techn. Commissie, oo,< weer als zoo
danig gecandideerd zal worden.
Het bestuursvoorstel tot wijziging der
Statuten, in verband met de bij het Depar
tement van Justitie gerezen bezwaren tegen
goedkeuring der verleden jaar vastgestelde
statuten leidde tot zeer uitvoerige bespre
kingen.
Er rezen nl. verschillende bezwaren tegen
het voorstel, dat behelst tegemoet te komen
aan het bezwaar van het Departement, dat
als eisch stelt dat de bij den Bond aan
gesloten vereenigingen ook allen Koninklijk
goedgekeurd dienen te zijn. Na overleg
werd echter een tusschenweg gevonden, die
hierin bestaat, dat de leden van de bij den
Bond aangesloten vereenigingen lid moeten
zijn van den N.N.W.B., die deze leden dan
weer onderbrengt in afdeelingen. Volgens
het bestuur verandert daardoor aan de zaak
niets, daar iedere vereeniging haar eigen
bestuur, reglementen en statuten behoudt,
mits deze laatsten niet in strijd met die van
den N.N.W.B. zijn. Het is dus meer een
formeele kwestie.
Dit laatste werd evenwel door verschil
lende leden sterk betwijfeld, en men vreesde
in tegendeel, dat de vereenigingen een stuk
van hun zelfstandigheid zullen inboeten,
terwijl daarnaast de vrees naar voren kwam
dat vereenigingen, die thans Koninklijk
goedgekeurd zijn, na afloop van den vast-
gestelden termijn, die Koninklijke goedkeu
ring niet verlengd zullen krijgen als ze als
afdeelingen van een Koninklijk erkenden
Bond beschouwd kunnen worden.
Sterk kwam de wenschelijkheid naar vo
ren om een andere oplossing te vinden,
waarbij de voorkeur zou worden gegeven
aan Koninklijke goedkeuring van alle aan
gesloten vereenigingen.
Besloten wordt tenslotte aan het bestuur
van den N.N.W.B. te vragen of ook nog op
andere wijze de Koninklijke goedkeuring
kan worden verkregen, terwijl de opgewór-
pen bezwaren en de gestelde vragen ter
kennis van Mr. J. P. Hoogland, den rechts
kundigen adviseur van den Bond, gebracht
zullen worden.
De vergadering ging accoord met het
voorstel der Techn. Commissie, dat de bal
last van de 16 M2. jachten ook van gegoten
ijzer mag zijn.
Aan de afgevaardigden werd opdracht
gegeven te stemmen voor het voorstel van
het bestuur, dat de aangesloten vereenigin
gen in een open wedstrijd wil verplichten
mededingers in de gelegenheid te stellen
een route-omschrijving gratis in ontvangst
te nemen. De vergadering ging nl. accoord
met de meening van het bestuur dat het
voorstel van „De Meeuwen”, inhoudende de
verplichting om een routebriefje uit te rei
ken, te ver gaat.
Ook ging de vergadering accoord met het
afwijzend bestuursadvies op het voorstel
van „De Meeuwen” om alle B.M. klasse-
séheepjes, geregistreerd door den N.N.W.
B„ te laten hermeten. Hetzelfde was het
geval met het advies van het bestuur inzake
het laten varen van vracht- en beurtschepen
in open wedstrijden van N.N.W.B.-vereeni-
gingen, tegelijk met de andere klassen.
Het bestuursvoorstel betreffende de
klasse-indeeling in A en B van de 16 M2.
klasse werd zonder besprekingen aanvaard. Plaats. Aan deze regeling kleefde het nadeel dat de school-
Besloten werd aan te vragen het kam- u“i
pioenschap der 30 M2.-klasse tijdens de
wedstrijden van de S.Z.C. in de Sneek
week te laten verzeilen.
De heer Joh. Olij wenschte, dat de N.N.
W.B. zich met een adres tot den Minister
van Financiën zal wenden om aan te drin
gen op afschaffing van de Pers. Belasting
op pleiziervaartuigen. De Voorzitter ant
woordde dat zulks reeds geschied is.
Verder bepleitte de heer Joh. Olij de wen
schelijkheid om de Olympiajollen in de wed
strijden met 2 man te mogen bemannen; om
te bepalen dat de besturen van de Zeilver-
eenigingen verplicht zijn schriftelijk op in
gediende protesten te antwoorden, een stu-
dieprijsvraag uit te schrijven en méér N.N.
W.B.-mededeelingen in het officieel orgaan
„De Golfslag” te plaatsen.
Op deze laatste opmerkingen antwoordde
de Voorzitter, dat het bestuur van den N.N.
W.B. geen zeggenschap heeft in de Olym
piajollen, die tot een Internationale klasse
behooren; dat het bestuur van een zeilver
eeniging met onderling goedvinden de uit-
Ad 2. Jaarlijks vóór 1 September, voor het eerst in
1939, moet de gemeenteraad voor de openbare lagere
scholen voorlopig vaststellen, het bedrag dat in het voor
afgaand kalenderjaar voor die scholen werkelijk is uit
gegeven, het bedrag dat bij het vaststellen der begroting
beschikbaar was gesteld en eventueel het verschil tussen
d*e bedragen. jaarlijkse bijdrage uit de gemeentekas is
Om de 5 jaren, voor het eerst in 1943, stelt de raad bij
dit besluit tevens voorlopig vast het totaal van de uitgaven
voor de openbare scholen over de voorafgaande 5 jaren,
het totaal der in die jaren bij de begrotingen beschikbaar
gestelde bedragen en indien de uitgaven de beschikbaar
gestelde bedragen hebben overschreden, het bedrag dier
overschrijding per leerling.
Worden de gemeenterekeningen onveranderd door de
Gedeputeerde Staten gesloten, dan wordt de voorlopige
vaststelling daardoor definitief; in het andere geval moet
de gemeenteraad bij afzonderlijk besluit tot definitieve
vaststelling overgaan.
Indien de uitgaven over de 5 jaren de beschikbaar ge
stelde bedragen hebben overschreden, wordt de vergoeding
per leerling over het jaar, volgende op dat waarin de
definitieve vaststelling plaats vond, verhoogd met het
bedrag der overschrijding.
Zijn de uitgaven voor het openbaar onderwijs beneden
de beschikbaar gestelde bedragen gebleven, dan vindt uit
dien hoofde geen correctie op de vergoeding plaats.
Het kan voorkomen, dat een bijzondere school in bijzon
dere omstandigheden verkeert, waardoor het beschikbaar
gestelde bedrag per leerling voor haar redelijke behoefte
ontoereikend is. De Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen kan op verzoek van het schoolbestuur dan
bepalen, dat de vergoeding op een hoger bedrag per
leerling wordt vastgesteld. Een bepaling van gelijke strek
king kwam voor in de wet van 4 Augustus 1933, S. 414.
Op grond o. a. van het feit, dat de Willem Lodewijkschool
(Chr. schippersschool) per dag 3 schooltijden heeft, is de
laatste jaren door den Minister of in beroep door de
Kroon, met toepassing van de aangehaalde wet van 1933,
de vergoeding voor deze school vastgesteld op een bedrag,
dat ƒ3.per leerling hoger is dan volgens de gewone
maatstaf.
De in art. 55 onder e tot en met h en o bedoelde kosten
zijn:
e. die voor geringe en dagelijkse reparatiën van de
schoolgebouwen, als bedoeld in art. 1619 van het B. W.;
die voor het onderhouden van de schoolmeubelen en
voor het aanschaffen en onderhouden van de schoolboeken,
leermiddelen en schoolbehoeften;
g. die voor verlichting, verwarming en het schoonhou
den van de schoolgebouwen;
h. die voor de schoolbibliotheken;
o. andere uitgaven -ter verzekering van de goede gang
van het onderwijs.
Het door de gemeenteraad vastgestelde bedrag is niet
onaantastbaar. Het bestuur van elke in de gemeente ge
vestigde bijzondere lagere school en de hoofdinspecteur
van het lager onderwijs kunnen bij de Gedeputeerde Staten
verhoging vragen van dat bedrag. Gedeputeerde Staten
nemen bij hun beslissing tot maatstaf het bedrag per leer
ling, hetwelk voldoende kan worden geacht voor de rede
lijke behoeften van een normale school in de gemeente.
Indien de kosten van het openbaar onderwijs afwijken
van het bedrag, dat redelijk moet worden geacht, doordat
een openbare school in de gemeente in bijzondere omstan
digheden verkeert, kan de Minister van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen op verzoek van de gemeenteraad be
palen, dat deze school buiten aanmerking zal worden ge
laten voor de vaststelling van het beschikbaar te stellen
bedrag per leerling. Daar op dit ogenblik geen der open
bare scholen in deze gemeente in bijzondere omstandig
heden verkeert, als bedoeld in art. 55 quater der wet,
kunnen wij deze bepaling verder buiten beschouwing laten.
Het door de raad per leerling beschikbaar gestelde
bedrag vormt in eerste instantie de grondslag van de ver
goeding, waarop de besturen van bijzondere scholen aan
spraak kunnen maken. Het verband tussen de werkelijke
uitgaven ten’behoeve van het openbaar onderwijs en de
vergoeding voor het bijzonder onderwijs is, zoals aan
stonds zal blijken, hoewel niet geheel verbroken, toch ver
zwakt.
Vóór 1 December van het volgend jaar voor het eerst
dus in 1939 stelt de raad het bedrag van de vergoeding
vast. Zo nodig vindt dan verrekening plaats. In afwachting
van die vaststelling ontvangen de schoolbesturen een voor
schot ten belope van het beschikbaar gestelde bedrag per
leerling en berekend naar het aantal leerlingen in het
afgelopen jaar.
IS
Artikel 1.
Voor de dienst der gemeentepolitie zijn, behalve de
commissaris van politie, werkzaam:
drie hoofdagenten;
veertien agenten;
een klerk.
Aldus enz.
besturen zeer laat, soms pas na verloop van jaren, zeker
heid kregen omtrent het bedrag, dat zij over enig jaai
hadden kunnen besteden. Bij de wet van 22 Mei 1937,
S. no. 323, tot wijziging van de Lager-onderwijswet 1920,
is dit bezwaar ondergangen. De factoren, welke volgen»
de bij deze wet getroffen regeling omtrent de vergoeding
van de kosten van bijzondere scholen een rol spelen, zijn
de volgende:
1. het door de gemeenteraad bij de vaststelling van
de begroting beschikbaar gestelde bedrag per leerling
voor de openbare scholen;
2. de werkelijke kosten van het openbaar onderwijs pei
leerling;
3. het aantal leerlingen der bijzondere scholen;
4. de werkelijke uitgaven der schoolbesturen.
Ad 1. In gemeenten, waar één of meer openbare scholen
bestaan, moet de gemeenteraad jaarlijks, tegelijk met het
vaststellen van de gemeentebegroting, het bedrag bepalen,
dat per leerling voor de scholen voor gewoon en voor uit
gebreid lager onderwijs in het jaar, waarvoor de begroting
zal gelden, beschikbaar wordt gesteld ter bestrijding van
de kosten, bedoeld in art. 55 der Lager-onderwijswet 1920
onder e tot en met h en o, alsmede die van instandhouding.
&8R
NIEUWE SNEEKER COURANT
ui