1
Officieel Orgaan van de gemeenten SNEEK, WYMBRITSERADEEL en IJLST
in
Nijmegen
Raadsel
Ie JAARGANG No. 34
ontworstelen. Maar ook de band tus-
brokenheel de cultuur vielen aan
r
r
6
H. d. V.
FEU I L L ET O N
19
Wordt vervolgd.
„Ja”, stemde Louis Mulders toe.
„Hij ging eerder weg dan ik. Even
later kwam er een hele troep rumoe
rige lui. Ik ging daarom op de stoep
staan om het broodje verder te eten.
Ik zag den heer, waarover wij het
hebben, aan de overkant wandelen.
Hg was net de straat overgestoken en
liep nog vlak bij den trottoirband.
Toen kwam er een auto aan. Het was
een Ford, geloof ik, in elk geval een
vierpersoonswagen. Die reed lang
zaam en hield toen stil. Er zat een
heer in en die opende het portier. Hij
zei wat tegen den heer, die verdwenen
is. Ik was op dat ogenblik klaar met
eten en ging naar de Slichtenhorst-
straat. Maar ik had nog maar even
gelopen, toen ik de deur van de auto
hoorde dicht slaan. Ik liep toen naar
de andere kant te kijken, maar on
willekeurig keerde ik mg om. De auto
reed juist weg, en ik bemerkte, dat de
heer, die even tevoren in de automa
tiek was geweest, niet meer op straat
stond. Ik weet dus zeker, dat hg in
de auto is gestapt. Waar die heen
ging, weet ik natuurlijk niet. Alleen
zag ik, dat de wagen de St. Anna-
UITSTAPPEN INSTAPPEN
Trein „46” stopt en staat
Weer aan zijn eind-station,
Trein „47” onder stoom
Wacht langs het lang perron.
Trein „46” heeft de reis
Met lach èn zucht volbracht,
Stagnatie werd op dit traject
Zoo weinig nog verwacht...
De passagiers zijn wat vermoeid,
De reis viel dikwijls zwaar
En links (hij reisde „achteruit”)
Zat nog een mopperaar...
Er was vertraging op de reis,
Soms zat men in den mist
Maar vijf jaar van „déraillement”
Zijn zoo niet uitgewischt...
Trein „47” onder stoom
Rijdt rustig voor ons vóór,
Wij wenschen trein en reizigers:
Behoudt het goede spoor
Vertraging en onveilig sein
Zij nergens meer ontmoet;
Rijdt veilig en voordeelig weer,
De „lijn” zij: snel en goed.
Geen noodrem, geen déraillement,
Waar ook de reis zal gaan
Laat niemand als een „wachtende”
Op het perron meer staan
Elfmerentocht.
commissie voor de Elfmeren-
deelde ons mede dat deze o.a.
volbracht door den 14-jarigen
De trein vertrekt. InstappenVlug
Récht geeft Uw plaatsbewijs.
De trein vertrekt. De chef
zwaait al!
Daar gaat-ie...! Goeie reis!
(Nadruk verboden) PHILIA.
n
t
e
P
is
s
d
x
n
:t
groote aardrijk.
overleg met de familie had de heer
Nabarescu besloten, het gelijktijdig
met den anderen dode ter aarde te
doen bestellen. Naast elkaar zouden
de beide slachtoffers van de geheim
zinnige moord op een der Nijmeegse
kerkhoven aan de aarde worden toe
vertrouwd.
Het huis van de familie Nabarescu
was eveneens donker. De gordijnen
waren dichtgetrokken en geen straal
tje lamplicht viel naar buiten. Maar
plotseling hoorde Ohlquist uit de rich
ting van dat huis geluiden. Het was,
of iemand sluipend door de tuin ging
in de hoop, dat zijn vertrek uit de wo
ning onopgemerkt zou blgven. De on
zichtbare was het hek genaderd, dat
Ohlquist uit de tuin van de Verhagens
kon onderscheiden, toen plotseling uit
Villa Eikenheuvel een buitendeur
werd geopend. De inspecteur ont
dekte, dat de sluipende persoon, die
dit geluid ook had gehoord, haastig
over het hek begon te klauteren. Dat
viel niet mee, want de afrastering was
weliswaar niet hoog, maar bovenaan
zat prikkeldraad. Het overklimmen
gelukte echter en tot zgn verrassing
bemerkte de inspecteur, dat een in
donkere kleding gehulde gedaante, in
het gras langs de weg rennend, in zijn
richting kwam.
Friesland echter nog niet vergeten
zijn, blgkt uit de enthousiaste vragen,
waarmee de pas-aangekomen jongens
van de 7 December Divisie worden be
stormd.
De T December Divisie. Is het won
der, dat de kerels, die hier een jaar
lang het harde tropenbestaan hebben
meegemaakt, glimlachten, toen ze de
kersversche „totoks” zagen komen?
En toen ze zagen, dat deze divisie
keurig uitgerust en met veel muziek
en vroolijke gezichten zijn intrek nam
op de plaatsen, die zij met bloed en
zweet hebben veroverd, toen vielen ef
soms schampere woorden.
Maar nu de nieuwelingen langza
merhand thuisraken in deze nieuwe
omgeving, groeit de wederzijdsche
sympathie. Velen van hen zullen zich
raad en daad van hun ervaren mak
kers ten nutte maken, als zij het op
Java straks „alleen” moeten doen.
Want over enkele weken wellicht
vertrekken de Friezen naar -Sumatra,
nieuwe moeilijkheden tegemoet in een
onbekend land. Zij weten echter, dat
zij de pioniers zijn van ons leger, en
dat later ook daarginds vele anderen
zullen voortbouwen aan de verhoudin
gen die zij hebben geschapen.
Mienskip Snits.
20 December had de tweede bij
eenkomst plaats van de Mienskip
Snits waarin als spreker optrad ds. J.
J. Bosman, Geref. predikant te
Scharnegoutum, met het onderwerp:
„Kerk en Cultuur”. De voorzitter, de
heer R. Heeringa, opende met een
kort woord van welkom en de mede-
deeling, dat de tweede spreker, de
heer H. Algra, wegens ongesteldheid,
verhinderd was. Na een inleidend
woord ving spr. zijn lezing aan met
de opmerking dat wij de begrippen
Kerk en Cultuur niet moeten zien als
Te Utrecht slaagde voor zijn
arts-examen onze vroegere stadge
noot de heer C. H. van Rhijn Jr.
De
tocht
werd
Carl Peter Tilma-Hansen uit Senge-
löse in Denemarken.
„Jij bent hier gekomen in verband
met een onderzoek”, merkte Mr. Ver
hagen op die avond, toen hij met zijn
zwager in de tuin zat. „En je vroeg
me naar buitenlandse mensen. Onder
tussen zijn we verzeild geraakt in een
moordgeval. Daarbij is één vreemde
ling betrokken en we zijn met diverse
vreemdelingen in aanraking geko
men”.
„Maar of mgn zaak met deze moor
den wat te maken heeft, is een grote
vraag”, antwoordde Sven Ohlquist.
„Voor het ogenblik is deze geschiede-
De orkestleider’ verdween, een bui
ging naar alle kanten makend en een
nieuwe golf parfum verspreidend. De
anderen keken elkaar aan.
„Wat moeten we daarvan denken?”
vroeg de Nijmeegse inspecteur aan
niemand in het bjjzonder.
„Een niet grote, kaalhoofdige
man”, merkte Ohlquist op. „Zo lopen
er duizenden rond”.
„André heeft me heel wat van zijn
kennissen beschreven”, zei Madeleine
Uittenterpe, „maar zo iemand was er
nooit bij”.
„Dat zegt niet, dat hij niet zo
iemand kent”, vond de Nijmeegse in
specteur. „Waarheen is hij met de
auto gegaan?”
heei' stil hield en naar de auto keek,
meneer Mulders?”
„Dat heb ik nog gezien”, stemde de
musicus toe.
„Uit een gebaar valt soms veel op
te maken”, ging Broekman voort.
„Kreeg U soms de indruk, dat die
twee elkaar kenden? Of hebt U mis
schien een andere gedachte gehad bij
het zien van die ontmoeting?”
„Nee...”, aarzelde Louis Mulders.
„Wat moet ik daar nu van zeggen?
De verdwenen heer hield stil en hij
keek naar de auto. Het ging net zoals
je vaak ziet, wanneer een autorijder
een voetganger de weg vraagt of iets
dergelgks”.
„Dank U. Naderhand hebt U den
verdwenen heer niet meer gezien?”
„Nooit meer. Als hg sindsdien in
het concertgebouw was geweest, had
ik hem zeker herkend”.
„Van de auto weet U zeker ook
niets naders te zeggen?”
„Och nee, wat valt er te zeggen van
een doodgewone auto, zoals ze bij
tientallen langs de weg rijden? Er
was niets bgzonders aan”.
„We zgn dus in zoverre wgzer ge
worden, dat we nu weten, dat de
spoorloos verdwenen heer vlak bg het
pension, waar hg woonde, in een auto
is gestapt”, concludeerde Broekman.
„Meneer Mulders, we hopen, dat Uw
mededeling ons verder kan helpen”.
OUD NIEUW
Er zijn mensen, die den Oudejaars
avond zo ongeveer den mooisten
avond van het jaar en den nieuw
jaarsmorgen het toppunt van narig
heid vinden. Zij houden van den laat-
sten avond van het jaar, die zij voor
geen geld van de wereld elders dan in
de familiekring zouden doorbrengen,
met zijn gezellige sfeer, met zijn wee
moed van het herdenken. Zij mogen
nog graag eens al de gebeurtenissen,
de droeve en de blijde, van het afge
lopen jaar overdenken en maken zich
moeilijk los van wat voorbij was. De
nieuwjaarsmorgen is dan voor hen
een akelig nuchtere geschiedenis. An
deren daarentegen zijn juist op dezen
morgen in hun element. Ook al we
ten zij, dat nuchter bekeken, grenzen
in den tijd al even denkbeeldig zijn als
grenzen in de ruimte al ware hier
over nog heel wat te zeggen zij
hebben toch de vreugde van een
nieuw begin. Een nieuw jaar ligt voor
hen en nu zal alles anders en beter
worden dan in het oude jaar, dat naar
hun besef gelukkig afgesloten is, het
geval was.
Wij hebben beide nodig, herdenken
en vooruitzien, de viering van den
oudejaarsavond en die van den
nieuwjaarsmorgen. Wie niet herdenkt,
wordt een arm mens, wie niet vooruit
durft te zien, toont gebrek aan le
vensmoed. Wij moeten oud en nieuw
beide kunnen en durven vieren.
Wij zullen ook dezen Oudejaars
avond veel te herdenken hebben. Dat
zal niet altgd even vrolijk stemmen.
Laten wg er maar rond voor uit ko
men: er is een diepe teleurstelling en
een grote ontevredenheid onder ons
volk. De mensen zitten stikvol grie
ven. Wie, als schrijver dezes, veel tijd
in treincoupé’s doorbrengt, weet daar
alles van. Men is ontevreden over den
tragen gang van den wederopbouw,
over het langzame herstel van het
economische leven, over de regerings-
politiek, over de oppositie, over den
zwarten handel, over het gebrek aan
textiel en rookgerei, over de zuivering
en de berechting, over de te hoge lo
nen, zegt de een. neen, over de te lage
Jonen, zegt de ander, over de kerke
lijke verhoudingen, enz., enz., enz. Het
aantal klachten is legio en het erge
daarbg is, dat het vertrouwen zoek is.
Men vertrouwt elkaar niet meer; ons
volk blijkt hopeloos verdeeld te zijn.
Nu is het niet mijn bedoeling, te
betogen, dat het allemaal wel meevalt
en dat de grieven merendeels onge
grond zgn en voor den Oudejaars
avond een stemming van rozengeur
en maneschijn op te dringen. Ik vraag
slechts twee dingen. In de eerste
plaats, dat men het goede, dat er ge
weestis, niet over het oog ziet. Wij
doen dat zo licht; een donkere vlek
springt nu eenmaal eerder in het oog
dan een lichte en het is ook wel een
plezierig gevoel, zich tekortgedaan en
verongelgkt te gevoelen. Wij beklagen
onszelf graag en houden er van, het
medelijden op te wekken. Ps. 103
zegt: Loof den Heer, mgn ziel, en ver
geet geen van zijn weldaden en dat is
een goed woord voor den Oudejaars
avond. Laten wij de goede dingen, die
er waren en die er nog zijn, niet ver-
DINSDAG 31 DECEMBER 1946
RedacteurenL. KIEZEBRINK en C. SMIT Redactie-adresKLEINZAND 7 - SNEEK
nis van de moorden op Van der Zuy-
den en dr. Maroniu nog een raadsel.
Ook de verdwijning van André Boor-
neman is geheimzinnig”.
„We weten nu, dat hij per auto is
weggereden. Veronderstel je, dat
Boorneman iets met de moorden te
maken heeft?”
Ohlquist wist het niet. Hg maakte
een vragend gebaar met beide handen.
„Laten we over wat anders pra
ten”, zei Else Verhagen vermanend.
„Het helpt je toch geen zier of je er
over piekert”.
Maar toen Sven tegen half twaalf,
toen zgn zuster en zwager in huis wa
ren gegaan, nog even in de tuin stond
rond te kijken, genietend van de koelte
na een hete dag, staarde hij onwille
keurig naar de plaats, waar in de
duisternis villa Estella stond. Er was
geen spoor van licht te zien in die
richting. Mevrouw Van der Zuyden
had besloten de volgende dag, dade
lijk na de begrafenis van haar man,
op reis te gaan. De Zweedse juwelier
Jörgensen zou dan naar zijn land te
rugkeren, nadat hij den dode de laat
ste eer had bewezen. Ook het stoffe
lijk overschot van dr. Maroniu zou de
volgende dag worden begraven.
Zich dit herinnerend, keek Ohl
quist in de richting van het huis der
familie Nabarescu. Daar was het Igk
van den Roemeen heen gebracht en in
een span paarden dat de wagen der
menschheid voorttrekt; ook niet
als twee vijandelijke machten die
steeds botsen en elkaar hun gebied be
twisten. Veeleer moeten wij het zoo
verstaan, dat de een voor de andere
invloedrijke beteekenis heeft. Wij die
nen het zóó te zien, dat in de Kerk de
beginselen aanwezig zgn, waarvan de
Cultuur een gezegenden invloed zal
ondergaan. De stichting der Kerk
biedt, door Jezus Christus, een waar
borg voor gezonde Cultuur. De Keric
alleen geeft het volle licht tot ver
lichting van den menschelgken geest.
Het behoud van de Cultuur zal afhan
gen van de ééne voorwaarde, nl. dat
de Kerk getrouw haar roeping ver
vit. Maar zelfs, al zou de Kerk die
roeping niet vervullen, dan nog zou
God uiteindelijk ingrijpen en de be'
lofte, die Hg heeft gegeven, zelf ver
vullen. Dan zal Hij de Cultuur redden
en de Cultuur-volken inbrengen in het
nieuwe Jeruzalem. Spr. wil het dezen
avond alleen hebben over de beginse
len, die, als ze worden uitgewerkt, de
cultuur zullen redden. Bij den aan
vang der wereld werd de mensch ge
schapen naar Gods beeld. God plaat
ste hem in den Hof, in, een stuk weel
de van Zijn geschapen natuur, met de
opdracht om te bouwen en de schat
ten, welke hij uit de aarde zou halen
te bewaren. Dat vasthouden en be
waren van die schatten was cultuur
ontwikkeling. Het was Gods opdracht
de wereld aan zijn vernuft en wils
kracht te onderwerpen, koning te zgn
over de geheele aarde. Hij zou hier
door niet alleen de aarde, maar ook
zijn eigen geest ontwikkelen, zich een
levensbeschouwing vormen en een le
venshouding bepalen. Hij zou genieten
van God, die alles gemaakt had. Maar
het bestek zou naar Zgn raad worden
uitgewerkt. De mensch zou medewer
ker mogen zijn. God schonk de
mensch een vrouw, en in het daaruit
voortkomende geslacht zouden alle
schakeeringen in geestesaanleg zich
ontwikkelen. Kunsten zouden bloeien,
techniek en wetenschap. En de hoj-
gere kunst zou het leven opheïfe.-. Sjof
een ongekende hoogte. Zoo vonden we
alle factoren aanwezig voor de Cul
tuur, wat vertaald luidt bouwen. Hoe
had zich alles in schoone harmonie
kunnen ontwikkelen, als aan één ding
was vastgehouden, nl. nooit de band
te verbreken met God. Want dan wer
den alle banden losgemaakt. En daar
om stelde God bg de boom der kennis,
des goeds en des kwaads het gebod in,
dat de mensch daarvan niet zou eten.
God zelf wilde de leiding houden. Dan
alleen zou de mensch gelukkig kunnen
zijn. Er kunnen schoone vormen zijn,
maar als de inhoud daarvan niet
deugt, is het niet meer schoon. En de
cultuur kan alleen gaaf en goed zijn,
als ze rust op deze zedelijke gebon-
denheidshouding. Nu is de cultuur
ontaard. De mensch heeft het funda
ment verlaten. Toen hij naar de ver
boden vrucht greep, schond hij de cul
tuur. Mét zijn vrouw maakte hij de
band met God los en brak daardoor
ook de band met de aarde, die toen
door God werd gevloekt. Met een ge
weldige machts-inspanning heeft de
mensch getracht, zich aan die vloek te
straat af reed, dus in de richting van
de buitenwijken”.
„Zo, zo”, zei Broekman peinzend.
„En U weet zeker, dat de heer, die nu
zoek is, in die auto is gestapt?”
„Kijkt U eens”, merkte Louis Mul
ders op, „ik liep met mijn rug naar de
auto toe. Ik heb hem dus niet zien in
stappen. Maar als een auto wegrgdt
en de heer, die even tevoren op straat
stond en aangeroepen werd, staat er
niet meer, dan is het toch zeker, dat
hij meegereden is
„Dat is vrij logisch”, stemde in
specteur Broekman toe. „Maar nu iets
anders, meneer Mulders. Kon U ook
zien, wie er in de auto zat?”
„Daar vraagt U me wat Het was
al over twaalven en de auto stond
niet onder een straatlantaarn. Ik zag,
dat er een heer in zat. Ik kan me ver
der niet veel herinneren. Ja, ik geloof,
dat die man niet groot was en voorzo
ver ik weet, had hij een kaal hoofd en
ggen hoed. Maar verder kan ik U
niets vertellen”.
„U zag, dat de auto stopte en de
inzittende het portier opendeed. U
hoorde hem iets zeggen. Natuurlijk
kon U dat niet verstaan?”
„Ik stond te ver weg”, antwoordde
de orkestleider. „Bovendien sprak die
man niet hard. Net luid genoeg, dat
de andere heer hem hoorde”.
„Juist. Zag U, dat de verdwenen
getenmisschien stemt de herdenking
ons wel dankbaarder dan wij aanvan
kelijk dachten.
Dat zal gemakkelijker het geval
zgn, als wij in de tweede plaats ons
zelf op dezen avond eens de vraag
voorleggen, hoe wij zelf geweest zijn
en of wij wel al ons best gedaan heb
ben, het afgelopen jaar goed te ma
ken. Wie nog enige zelfkritiek bezit,
zal moeten toestemmen, dat hij toch
veel tekort geschoten is en dat het
zijn schuld mede is, dat 1946 niet zo
goed was, als wij gehoopt hadden.
Misschien zullen wij dan ook erken
nen, dat het ons niet past zo veel
eisend te zijn jegens het leven en dat
wij te gering zijn voor al de weldaden
aan ons bewezen.
Een dergelijke oudejaarsavondover-
denking zal ons ook in staat stellen,
het nieuwe jaar op de juiste wijze te
gemoet te gaan. Ook voor den nieuw
jaarsmorgen zou ik tweeërlei raad
aan u en aan mijzelf willen geven.
Laten wij het nieuwe jaar tegemoet
gaan met het vaste voornemen, er uit
te halen, wat er in zit. Gelukkig de
mens, die met ogen vol verwachting
het nieuwe jaar tegemoet gaat, be
reid dankbaar te aanvaarden, wat het
hem aan goeds brengt, ook al komt
dat goede in een onaanzienlijk of zelfs
afstotend uiterlijk. Het zijn immers
niet steeds de grote dingen, die ons
blij maken; het geluk bestaat ook en
vooral hierin, dat men de vele kleine
vreugden opmerkt. Het kan bovendien
gebeuren, dat een pijnlgke ervaring
ons toch geestelijke winst brengt, ons
zegent.
Laten wij bovendien het nieuwe
jaar beginnen met het vaste voorne
men, er van te maken, wat er van te
maken valt. Ik weet, dat de weg naar
de hel geplaveid is met goede voor
nemens, maar zonder goede voorne
mens komen wij er ook niet. Wie de
moed van te voren al opgeeft, zal
zeker niet overwinnen.
Wanneer wij zo het nieuwe jaar te
gemoet gaan, dan mogen wij ons ge
dragen weten. Wij hebben pas Kerst
mis gevierd, het feest van de liefde.
Wij hebben de liefde wel nodig, op den
Oudejaarsavond en op den Nieuw
jaarsmorgen. De liefde die troost, be
moedigt, vergeeft. Die vertrouwen
schenkt en het leven mogelijk, en
ondanks alles, heerlijk maakt. Die
liefde is er; het licht schijnt in de
duisternis; Christus is geboren.
En dus: een zalig uiteinde en veel
zegen in het nieuwe jaar.
HET FRIESCHE BATALJON
IN BANDOENG.
„Commandant 2e peloton vraagt
mortiervuur aan”.
Het codebericht van den radioman
wordt ontcijferd, en er is opeens
volle bedrijvigheid in het stafkwar-
tier.
„Van de patrouille in de kampong
hier recht voor”, wijst ons de com-
piescommandant. Vragen klinken
door elkaar: „Wat is er aan de
hand?”
Dan klinkt het rustige antwoord:
„Geen actie binnen de 2-km. grens
Vragen naar situatie”.
De commandant gaat weer in den
kring zitten en licht een en ander toe
„Het gebeurt vaak dat onze pa
trouilles in die kampong tegenstan
ders ontmoeten. De bevolking, die er
voor een deel in is teruggekeerd houdt
ons geregeld op de hoogte van de aan
wezigheid van terroristen. Enkele da
gen geleden werd het huis van een ge
ëvacueerde geplunderd en in brand
gestoken. Wij moeten ons echter
strikt houden aan de vastgestelde pa-
trouillegrens. Het is soms wel moei
lijk voor ons, niet in te mogen grijpen
in het gebied daarbuiten”.
Hij wijst ons op de huiswaarts kee-
rende patrouillelangzaam naderen
de jongens het kamp. Even later komt
het verslag van den pelotons-comman-
dant: „Weer aan de Oostkant. On
geveer 20 man en een carrier. Sni-
per-vuur van ongeveer dertig meter”.
Zoo is er iederen dag iets, dat de
spanning er in houdt, en dé taak valt
vaak zwaar. Maar de moeilijkheden
die de jongens samen hebben over
wonnen,. hebben hen sterk gemaakt,
om ook het zwaarste te trotseeren.
Het Friesche bataljon, I-9-R.I. kent
de verstandhouding, die in de B.S. is
geboren en die is gebleven in alle
moeilijke omstandigheden.
Niet alleen te velde, ook in de
weken van rust, en op de vrije avon
den blijkt wat deze mannen waard
zijn. Door eigen initiatief is een vor
mingscursus tot stand gekomen, die
velen de gelegenheid opent, behalve
een goed soldaat, later ook een goed
burger te worden. Er worden lessen
gegeven in Maleisch, Economie, Mo-
tortechniek en Indischen landbouw,
die door bijna 700 jongens worden ge
volgd. De leerkrachten zelf komen uit
den troep, zg vinden een enthousi
ast publiek in de makkers, waarmee
ze gisteren wellicht nog op actie zgn
geweest. Maleisch. De jongens doen
veel om zich vertrouwd te maken met
land en volk van Indonesië.
Veel rasechte Friezen zijn betooverd
door het land en willen hier ook na
hun diensttgd blijven. Zij zien wat
men hier met werken vermag: er ligt
voor velen een toekomst. Dat zij
ten, die gebracht zullen worden in het
schen mensch en mensch was nu ge- Nieuw Jeruzalem. Daarin zullen allen
komen, die meegewerkt hebben aan
zijn macht en willekeur. Spr. haalt als de groote cultuur-arbeid op Gods
voorbeeld aan de geschiedenis van
Lamech, een krachtmensch, die zich-1
zelf de wet stelde. Hij bracht bij twee
vrouwen een nakomelingschap van ge
nieën: één zoon als wereld-ontdekker
door zijn groote kudden, de tweede die
de geluiden in de atmosfeer wist sa
men te bundelen tot een ontroerende
harmonie, de toonkunstenaar en de
derde die uit het erts der aarde de
hamer smeedde voor zwaren arbeid.
Maar ook het zwaard smeedde hij, om
het leven van zijn medemensch te
schenden. Uit de uitvinding van Tubal
Kaïn is heel de moderne industrie
voortgekomen, maar ook de oorlog
Bij de opwerking van de cultuur heeft
de zondige mensch naar schatten ge
grepen om vernietiger van de cultuur
te worden en een aanslag gepleegd op
Gods heerlijke schepsels: de mensch
heid. Dat was de emancipatie van de
cultuur, daarna kwam alle ongeluk.
We kunnen het zien en hooren. Wat is
de muziek geworden? Een wanklank,
een schreeuw, een ont-adeling van de
menschelijke stem. En de schilder
kunst Soms is zij vervallen tot waan
zin. En de heerlijke uitvinding als de
bioscoop staat in dienst van de per-
verste zonde. Tenzij God in Zijn gena
de niet had ingegrepen, was de cul
tuur en de cultuur-mensch volkomen
tot verderf opgeschreven geweest.
God gaf twee dingen: het besef van
goed en kwaad en de Overheid tot be
scherming van het menschenleven.
Maar de overheids-p e r s o n e n, in
hun zonde gericht, weten die groote
gave Gods weer om te draaien en door
machtswellust volken en cultuur tot
ondergang te voeren. Tenzij God in
Zijn genade niet anders had beschikt,
zou de geheele cultuur er onder zijn
gegaan. In Jezus Christus heeft God
de band tusschen Hem en de mensch
weer aangehecht en die band zal nooit
weer verbroken kunnen worden. Deze
mensch is door den dood heen gegaan
^3 daarmee God tc verzoenen en de
cultuur te redden. Hij heeft nóg een
band tusschen God en menschen ge
legd. Het Pinksteren. Dan komt de
Geest het menschenhart vernieuwen.
Dan kan de mensch de oude cultuur-
opdracht weer vervullen in gave ver
houdingen tot God. Het fundament
van de cultuur-arbeid wordt een een
heid met God. Helaas, in mensch en
Kerk leeft nog altgd de zonde. God
herstelt echter niet in éénmaal. De
Kerk-mensch vindt tegenover zich een
andere cultuur, die van God niet we
ten wil. Hij luistert slecht naar de
boodschap der Kerk en wij zullen het
beleven, dat die Kerk meer en meer
teruggeschoven wordt en haar de
medewerking aan de cultuur ónmo
gelijk gemaakt wordt. Maar als bijna
alles verloren is, grijpt Hij in. Dan zal
de wereld-cultuur in vlammen opgaan
en bouwt Hij een nieuwe stad, met
rondom de tuin met de levensstroom
en het geboomte des Levens. Is al die
cultuur-arbeid dan te vergeefs ge
weest? Neen. In Gods stad zullen de
vol kei en der aarde al die heerlijkhe
den morengen. Het zijn Gods schat-
Na de pauze beantwoordde spr.
verschillende vragen, waarna de voor
zitter met dank aan den spr. sloot.
I
-X-
Ab -prijs 12.50 per half jaar
Franco per post
f3.75 per half jaar
I
I
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGS
Bureau voor Advertenties
Fa. DRIJFHOUT
GROOTZAND 55
fel. 3005
SNEEKER NIEUWSBLAD
O
-X-
Kantoor voor Abonnementen:
Fa. KIEZEBRINK Co.
KLEINZAND 7 - Tel. 2872