1 Officieel Orgaan van de gemeenten SNEEK, WYMBRITSERADEEL en IJLST in Nijmegen Raadsel Ie JAARGANG No. 34 ontworstelen. Maar ook de band tus- brokenheel de cultuur vielen aan r r 6 H. d. V. FEU I L L ET O N 19 Wordt vervolgd. „Ja”, stemde Louis Mulders toe. „Hij ging eerder weg dan ik. Even later kwam er een hele troep rumoe rige lui. Ik ging daarom op de stoep staan om het broodje verder te eten. Ik zag den heer, waarover wij het hebben, aan de overkant wandelen. Hg was net de straat overgestoken en liep nog vlak bij den trottoirband. Toen kwam er een auto aan. Het was een Ford, geloof ik, in elk geval een vierpersoonswagen. Die reed lang zaam en hield toen stil. Er zat een heer in en die opende het portier. Hij zei wat tegen den heer, die verdwenen is. Ik was op dat ogenblik klaar met eten en ging naar de Slichtenhorst- straat. Maar ik had nog maar even gelopen, toen ik de deur van de auto hoorde dicht slaan. Ik liep toen naar de andere kant te kijken, maar on willekeurig keerde ik mg om. De auto reed juist weg, en ik bemerkte, dat de heer, die even tevoren in de automa tiek was geweest, niet meer op straat stond. Ik weet dus zeker, dat hg in de auto is gestapt. Waar die heen ging, weet ik natuurlijk niet. Alleen zag ik, dat de wagen de St. Anna- UITSTAPPEN INSTAPPEN Trein „46” stopt en staat Weer aan zijn eind-station, Trein „47” onder stoom Wacht langs het lang perron. Trein „46” heeft de reis Met lach èn zucht volbracht, Stagnatie werd op dit traject Zoo weinig nog verwacht... De passagiers zijn wat vermoeid, De reis viel dikwijls zwaar En links (hij reisde „achteruit”) Zat nog een mopperaar... Er was vertraging op de reis, Soms zat men in den mist Maar vijf jaar van „déraillement” Zijn zoo niet uitgewischt... Trein „47” onder stoom Rijdt rustig voor ons vóór, Wij wenschen trein en reizigers: Behoudt het goede spoor Vertraging en onveilig sein Zij nergens meer ontmoet; Rijdt veilig en voordeelig weer, De „lijn” zij: snel en goed. Geen noodrem, geen déraillement, Waar ook de reis zal gaan Laat niemand als een „wachtende” Op het perron meer staan Elfmerentocht. commissie voor de Elfmeren- deelde ons mede dat deze o.a. volbracht door den 14-jarigen De trein vertrekt. InstappenVlug Récht geeft Uw plaatsbewijs. De trein vertrekt. De chef zwaait al! Daar gaat-ie...! Goeie reis! (Nadruk verboden) PHILIA. n t e P is s d x n :t groote aardrijk. overleg met de familie had de heer Nabarescu besloten, het gelijktijdig met den anderen dode ter aarde te doen bestellen. Naast elkaar zouden de beide slachtoffers van de geheim zinnige moord op een der Nijmeegse kerkhoven aan de aarde worden toe vertrouwd. Het huis van de familie Nabarescu was eveneens donker. De gordijnen waren dichtgetrokken en geen straal tje lamplicht viel naar buiten. Maar plotseling hoorde Ohlquist uit de rich ting van dat huis geluiden. Het was, of iemand sluipend door de tuin ging in de hoop, dat zijn vertrek uit de wo ning onopgemerkt zou blgven. De on zichtbare was het hek genaderd, dat Ohlquist uit de tuin van de Verhagens kon onderscheiden, toen plotseling uit Villa Eikenheuvel een buitendeur werd geopend. De inspecteur ont dekte, dat de sluipende persoon, die dit geluid ook had gehoord, haastig over het hek begon te klauteren. Dat viel niet mee, want de afrastering was weliswaar niet hoog, maar bovenaan zat prikkeldraad. Het overklimmen gelukte echter en tot zgn verrassing bemerkte de inspecteur, dat een in donkere kleding gehulde gedaante, in het gras langs de weg rennend, in zijn richting kwam. Friesland echter nog niet vergeten zijn, blgkt uit de enthousiaste vragen, waarmee de pas-aangekomen jongens van de 7 December Divisie worden be stormd. De T December Divisie. Is het won der, dat de kerels, die hier een jaar lang het harde tropenbestaan hebben meegemaakt, glimlachten, toen ze de kersversche „totoks” zagen komen? En toen ze zagen, dat deze divisie keurig uitgerust en met veel muziek en vroolijke gezichten zijn intrek nam op de plaatsen, die zij met bloed en zweet hebben veroverd, toen vielen ef soms schampere woorden. Maar nu de nieuwelingen langza merhand thuisraken in deze nieuwe omgeving, groeit de wederzijdsche sympathie. Velen van hen zullen zich raad en daad van hun ervaren mak kers ten nutte maken, als zij het op Java straks „alleen” moeten doen. Want over enkele weken wellicht vertrekken de Friezen naar -Sumatra, nieuwe moeilijkheden tegemoet in een onbekend land. Zij weten echter, dat zij de pioniers zijn van ons leger, en dat later ook daarginds vele anderen zullen voortbouwen aan de verhoudin gen die zij hebben geschapen. Mienskip Snits. 20 December had de tweede bij eenkomst plaats van de Mienskip Snits waarin als spreker optrad ds. J. J. Bosman, Geref. predikant te Scharnegoutum, met het onderwerp: „Kerk en Cultuur”. De voorzitter, de heer R. Heeringa, opende met een kort woord van welkom en de mede- deeling, dat de tweede spreker, de heer H. Algra, wegens ongesteldheid, verhinderd was. Na een inleidend woord ving spr. zijn lezing aan met de opmerking dat wij de begrippen Kerk en Cultuur niet moeten zien als Te Utrecht slaagde voor zijn arts-examen onze vroegere stadge noot de heer C. H. van Rhijn Jr. De tocht werd Carl Peter Tilma-Hansen uit Senge- löse in Denemarken. „Jij bent hier gekomen in verband met een onderzoek”, merkte Mr. Ver hagen op die avond, toen hij met zijn zwager in de tuin zat. „En je vroeg me naar buitenlandse mensen. Onder tussen zijn we verzeild geraakt in een moordgeval. Daarbij is één vreemde ling betrokken en we zijn met diverse vreemdelingen in aanraking geko men”. „Maar of mgn zaak met deze moor den wat te maken heeft, is een grote vraag”, antwoordde Sven Ohlquist. „Voor het ogenblik is deze geschiede- De orkestleider’ verdween, een bui ging naar alle kanten makend en een nieuwe golf parfum verspreidend. De anderen keken elkaar aan. „Wat moeten we daarvan denken?” vroeg de Nijmeegse inspecteur aan niemand in het bjjzonder. „Een niet grote, kaalhoofdige man”, merkte Ohlquist op. „Zo lopen er duizenden rond”. „André heeft me heel wat van zijn kennissen beschreven”, zei Madeleine Uittenterpe, „maar zo iemand was er nooit bij”. „Dat zegt niet, dat hij niet zo iemand kent”, vond de Nijmeegse in specteur. „Waarheen is hij met de auto gegaan?” heei' stil hield en naar de auto keek, meneer Mulders?” „Dat heb ik nog gezien”, stemde de musicus toe. „Uit een gebaar valt soms veel op te maken”, ging Broekman voort. „Kreeg U soms de indruk, dat die twee elkaar kenden? Of hebt U mis schien een andere gedachte gehad bij het zien van die ontmoeting?” „Nee...”, aarzelde Louis Mulders. „Wat moet ik daar nu van zeggen? De verdwenen heer hield stil en hij keek naar de auto. Het ging net zoals je vaak ziet, wanneer een autorijder een voetganger de weg vraagt of iets dergelgks”. „Dank U. Naderhand hebt U den verdwenen heer niet meer gezien?” „Nooit meer. Als hg sindsdien in het concertgebouw was geweest, had ik hem zeker herkend”. „Van de auto weet U zeker ook niets naders te zeggen?” „Och nee, wat valt er te zeggen van een doodgewone auto, zoals ze bij tientallen langs de weg rijden? Er was niets bgzonders aan”. „We zgn dus in zoverre wgzer ge worden, dat we nu weten, dat de spoorloos verdwenen heer vlak bg het pension, waar hg woonde, in een auto is gestapt”, concludeerde Broekman. „Meneer Mulders, we hopen, dat Uw mededeling ons verder kan helpen”. OUD NIEUW Er zijn mensen, die den Oudejaars avond zo ongeveer den mooisten avond van het jaar en den nieuw jaarsmorgen het toppunt van narig heid vinden. Zij houden van den laat- sten avond van het jaar, die zij voor geen geld van de wereld elders dan in de familiekring zouden doorbrengen, met zijn gezellige sfeer, met zijn wee moed van het herdenken. Zij mogen nog graag eens al de gebeurtenissen, de droeve en de blijde, van het afge lopen jaar overdenken en maken zich moeilijk los van wat voorbij was. De nieuwjaarsmorgen is dan voor hen een akelig nuchtere geschiedenis. An deren daarentegen zijn juist op dezen morgen in hun element. Ook al we ten zij, dat nuchter bekeken, grenzen in den tijd al even denkbeeldig zijn als grenzen in de ruimte al ware hier over nog heel wat te zeggen zij hebben toch de vreugde van een nieuw begin. Een nieuw jaar ligt voor hen en nu zal alles anders en beter worden dan in het oude jaar, dat naar hun besef gelukkig afgesloten is, het geval was. Wij hebben beide nodig, herdenken en vooruitzien, de viering van den oudejaarsavond en die van den nieuwjaarsmorgen. Wie niet herdenkt, wordt een arm mens, wie niet vooruit durft te zien, toont gebrek aan le vensmoed. Wij moeten oud en nieuw beide kunnen en durven vieren. Wij zullen ook dezen Oudejaars avond veel te herdenken hebben. Dat zal niet altgd even vrolijk stemmen. Laten wg er maar rond voor uit ko men: er is een diepe teleurstelling en een grote ontevredenheid onder ons volk. De mensen zitten stikvol grie ven. Wie, als schrijver dezes, veel tijd in treincoupé’s doorbrengt, weet daar alles van. Men is ontevreden over den tragen gang van den wederopbouw, over het langzame herstel van het economische leven, over de regerings- politiek, over de oppositie, over den zwarten handel, over het gebrek aan textiel en rookgerei, over de zuivering en de berechting, over de te hoge lo nen, zegt de een. neen, over de te lage Jonen, zegt de ander, over de kerke lijke verhoudingen, enz., enz., enz. Het aantal klachten is legio en het erge daarbg is, dat het vertrouwen zoek is. Men vertrouwt elkaar niet meer; ons volk blijkt hopeloos verdeeld te zijn. Nu is het niet mijn bedoeling, te betogen, dat het allemaal wel meevalt en dat de grieven merendeels onge grond zgn en voor den Oudejaars avond een stemming van rozengeur en maneschijn op te dringen. Ik vraag slechts twee dingen. In de eerste plaats, dat men het goede, dat er ge weestis, niet over het oog ziet. Wij doen dat zo licht; een donkere vlek springt nu eenmaal eerder in het oog dan een lichte en het is ook wel een plezierig gevoel, zich tekortgedaan en verongelgkt te gevoelen. Wij beklagen onszelf graag en houden er van, het medelijden op te wekken. Ps. 103 zegt: Loof den Heer, mgn ziel, en ver geet geen van zijn weldaden en dat is een goed woord voor den Oudejaars avond. Laten wij de goede dingen, die er waren en die er nog zijn, niet ver- DINSDAG 31 DECEMBER 1946 RedacteurenL. KIEZEBRINK en C. SMIT Redactie-adresKLEINZAND 7 - SNEEK nis van de moorden op Van der Zuy- den en dr. Maroniu nog een raadsel. Ook de verdwijning van André Boor- neman is geheimzinnig”. „We weten nu, dat hij per auto is weggereden. Veronderstel je, dat Boorneman iets met de moorden te maken heeft?” Ohlquist wist het niet. Hg maakte een vragend gebaar met beide handen. „Laten we over wat anders pra ten”, zei Else Verhagen vermanend. „Het helpt je toch geen zier of je er over piekert”. Maar toen Sven tegen half twaalf, toen zgn zuster en zwager in huis wa ren gegaan, nog even in de tuin stond rond te kijken, genietend van de koelte na een hete dag, staarde hij onwille keurig naar de plaats, waar in de duisternis villa Estella stond. Er was geen spoor van licht te zien in die richting. Mevrouw Van der Zuyden had besloten de volgende dag, dade lijk na de begrafenis van haar man, op reis te gaan. De Zweedse juwelier Jörgensen zou dan naar zijn land te rugkeren, nadat hij den dode de laat ste eer had bewezen. Ook het stoffe lijk overschot van dr. Maroniu zou de volgende dag worden begraven. Zich dit herinnerend, keek Ohl quist in de richting van het huis der familie Nabarescu. Daar was het Igk van den Roemeen heen gebracht en in een span paarden dat de wagen der menschheid voorttrekt; ook niet als twee vijandelijke machten die steeds botsen en elkaar hun gebied be twisten. Veeleer moeten wij het zoo verstaan, dat de een voor de andere invloedrijke beteekenis heeft. Wij die nen het zóó te zien, dat in de Kerk de beginselen aanwezig zgn, waarvan de Cultuur een gezegenden invloed zal ondergaan. De stichting der Kerk biedt, door Jezus Christus, een waar borg voor gezonde Cultuur. De Keric alleen geeft het volle licht tot ver lichting van den menschelgken geest. Het behoud van de Cultuur zal afhan gen van de ééne voorwaarde, nl. dat de Kerk getrouw haar roeping ver vit. Maar zelfs, al zou de Kerk die roeping niet vervullen, dan nog zou God uiteindelijk ingrijpen en de be' lofte, die Hg heeft gegeven, zelf ver vullen. Dan zal Hij de Cultuur redden en de Cultuur-volken inbrengen in het nieuwe Jeruzalem. Spr. wil het dezen avond alleen hebben over de beginse len, die, als ze worden uitgewerkt, de cultuur zullen redden. Bij den aan vang der wereld werd de mensch ge schapen naar Gods beeld. God plaat ste hem in den Hof, in, een stuk weel de van Zijn geschapen natuur, met de opdracht om te bouwen en de schat ten, welke hij uit de aarde zou halen te bewaren. Dat vasthouden en be waren van die schatten was cultuur ontwikkeling. Het was Gods opdracht de wereld aan zijn vernuft en wils kracht te onderwerpen, koning te zgn over de geheele aarde. Hij zou hier door niet alleen de aarde, maar ook zijn eigen geest ontwikkelen, zich een levensbeschouwing vormen en een le venshouding bepalen. Hij zou genieten van God, die alles gemaakt had. Maar het bestek zou naar Zgn raad worden uitgewerkt. De mensch zou medewer ker mogen zijn. God schonk de mensch een vrouw, en in het daaruit voortkomende geslacht zouden alle schakeeringen in geestesaanleg zich ontwikkelen. Kunsten zouden bloeien, techniek en wetenschap. En de hoj- gere kunst zou het leven opheïfe.-. Sjof een ongekende hoogte. Zoo vonden we alle factoren aanwezig voor de Cul tuur, wat vertaald luidt bouwen. Hoe had zich alles in schoone harmonie kunnen ontwikkelen, als aan één ding was vastgehouden, nl. nooit de band te verbreken met God. Want dan wer den alle banden losgemaakt. En daar om stelde God bg de boom der kennis, des goeds en des kwaads het gebod in, dat de mensch daarvan niet zou eten. God zelf wilde de leiding houden. Dan alleen zou de mensch gelukkig kunnen zijn. Er kunnen schoone vormen zijn, maar als de inhoud daarvan niet deugt, is het niet meer schoon. En de cultuur kan alleen gaaf en goed zijn, als ze rust op deze zedelijke gebon- denheidshouding. Nu is de cultuur ontaard. De mensch heeft het funda ment verlaten. Toen hij naar de ver boden vrucht greep, schond hij de cul tuur. Mét zijn vrouw maakte hij de band met God los en brak daardoor ook de band met de aarde, die toen door God werd gevloekt. Met een ge weldige machts-inspanning heeft de mensch getracht, zich aan die vloek te straat af reed, dus in de richting van de buitenwijken”. „Zo, zo”, zei Broekman peinzend. „En U weet zeker, dat de heer, die nu zoek is, in die auto is gestapt?” „Kijkt U eens”, merkte Louis Mul ders op, „ik liep met mijn rug naar de auto toe. Ik heb hem dus niet zien in stappen. Maar als een auto wegrgdt en de heer, die even tevoren op straat stond en aangeroepen werd, staat er niet meer, dan is het toch zeker, dat hij meegereden is „Dat is vrij logisch”, stemde in specteur Broekman toe. „Maar nu iets anders, meneer Mulders. Kon U ook zien, wie er in de auto zat?” „Daar vraagt U me wat Het was al over twaalven en de auto stond niet onder een straatlantaarn. Ik zag, dat er een heer in zat. Ik kan me ver der niet veel herinneren. Ja, ik geloof, dat die man niet groot was en voorzo ver ik weet, had hij een kaal hoofd en ggen hoed. Maar verder kan ik U niets vertellen”. „U zag, dat de auto stopte en de inzittende het portier opendeed. U hoorde hem iets zeggen. Natuurlijk kon U dat niet verstaan?” „Ik stond te ver weg”, antwoordde de orkestleider. „Bovendien sprak die man niet hard. Net luid genoeg, dat de andere heer hem hoorde”. „Juist. Zag U, dat de verdwenen getenmisschien stemt de herdenking ons wel dankbaarder dan wij aanvan kelijk dachten. Dat zal gemakkelijker het geval zgn, als wij in de tweede plaats ons zelf op dezen avond eens de vraag voorleggen, hoe wij zelf geweest zijn en of wij wel al ons best gedaan heb ben, het afgelopen jaar goed te ma ken. Wie nog enige zelfkritiek bezit, zal moeten toestemmen, dat hij toch veel tekort geschoten is en dat het zijn schuld mede is, dat 1946 niet zo goed was, als wij gehoopt hadden. Misschien zullen wij dan ook erken nen, dat het ons niet past zo veel eisend te zijn jegens het leven en dat wij te gering zijn voor al de weldaden aan ons bewezen. Een dergelijke oudejaarsavondover- denking zal ons ook in staat stellen, het nieuwe jaar op de juiste wijze te gemoet te gaan. Ook voor den nieuw jaarsmorgen zou ik tweeërlei raad aan u en aan mijzelf willen geven. Laten wij het nieuwe jaar tegemoet gaan met het vaste voornemen, er uit te halen, wat er in zit. Gelukkig de mens, die met ogen vol verwachting het nieuwe jaar tegemoet gaat, be reid dankbaar te aanvaarden, wat het hem aan goeds brengt, ook al komt dat goede in een onaanzienlijk of zelfs afstotend uiterlijk. Het zijn immers niet steeds de grote dingen, die ons blij maken; het geluk bestaat ook en vooral hierin, dat men de vele kleine vreugden opmerkt. Het kan bovendien gebeuren, dat een pijnlgke ervaring ons toch geestelijke winst brengt, ons zegent. Laten wij bovendien het nieuwe jaar beginnen met het vaste voorne men, er van te maken, wat er van te maken valt. Ik weet, dat de weg naar de hel geplaveid is met goede voor nemens, maar zonder goede voorne mens komen wij er ook niet. Wie de moed van te voren al opgeeft, zal zeker niet overwinnen. Wanneer wij zo het nieuwe jaar te gemoet gaan, dan mogen wij ons ge dragen weten. Wij hebben pas Kerst mis gevierd, het feest van de liefde. Wij hebben de liefde wel nodig, op den Oudejaarsavond en op den Nieuw jaarsmorgen. De liefde die troost, be moedigt, vergeeft. Die vertrouwen schenkt en het leven mogelijk, en ondanks alles, heerlijk maakt. Die liefde is er; het licht schijnt in de duisternis; Christus is geboren. En dus: een zalig uiteinde en veel zegen in het nieuwe jaar. HET FRIESCHE BATALJON IN BANDOENG. „Commandant 2e peloton vraagt mortiervuur aan”. Het codebericht van den radioman wordt ontcijferd, en er is opeens volle bedrijvigheid in het stafkwar- tier. „Van de patrouille in de kampong hier recht voor”, wijst ons de com- piescommandant. Vragen klinken door elkaar: „Wat is er aan de hand?” Dan klinkt het rustige antwoord: „Geen actie binnen de 2-km. grens Vragen naar situatie”. De commandant gaat weer in den kring zitten en licht een en ander toe „Het gebeurt vaak dat onze pa trouilles in die kampong tegenstan ders ontmoeten. De bevolking, die er voor een deel in is teruggekeerd houdt ons geregeld op de hoogte van de aan wezigheid van terroristen. Enkele da gen geleden werd het huis van een ge ëvacueerde geplunderd en in brand gestoken. Wij moeten ons echter strikt houden aan de vastgestelde pa- trouillegrens. Het is soms wel moei lijk voor ons, niet in te mogen grijpen in het gebied daarbuiten”. Hij wijst ons op de huiswaarts kee- rende patrouillelangzaam naderen de jongens het kamp. Even later komt het verslag van den pelotons-comman- dant: „Weer aan de Oostkant. On geveer 20 man en een carrier. Sni- per-vuur van ongeveer dertig meter”. Zoo is er iederen dag iets, dat de spanning er in houdt, en dé taak valt vaak zwaar. Maar de moeilijkheden die de jongens samen hebben over wonnen,. hebben hen sterk gemaakt, om ook het zwaarste te trotseeren. Het Friesche bataljon, I-9-R.I. kent de verstandhouding, die in de B.S. is geboren en die is gebleven in alle moeilijke omstandigheden. Niet alleen te velde, ook in de weken van rust, en op de vrije avon den blijkt wat deze mannen waard zijn. Door eigen initiatief is een vor mingscursus tot stand gekomen, die velen de gelegenheid opent, behalve een goed soldaat, later ook een goed burger te worden. Er worden lessen gegeven in Maleisch, Economie, Mo- tortechniek en Indischen landbouw, die door bijna 700 jongens worden ge volgd. De leerkrachten zelf komen uit den troep, zg vinden een enthousi ast publiek in de makkers, waarmee ze gisteren wellicht nog op actie zgn geweest. Maleisch. De jongens doen veel om zich vertrouwd te maken met land en volk van Indonesië. Veel rasechte Friezen zijn betooverd door het land en willen hier ook na hun diensttgd blijven. Zij zien wat men hier met werken vermag: er ligt voor velen een toekomst. Dat zij ten, die gebracht zullen worden in het schen mensch en mensch was nu ge- Nieuw Jeruzalem. Daarin zullen allen komen, die meegewerkt hebben aan zijn macht en willekeur. Spr. haalt als de groote cultuur-arbeid op Gods voorbeeld aan de geschiedenis van Lamech, een krachtmensch, die zich-1 zelf de wet stelde. Hij bracht bij twee vrouwen een nakomelingschap van ge nieën: één zoon als wereld-ontdekker door zijn groote kudden, de tweede die de geluiden in de atmosfeer wist sa men te bundelen tot een ontroerende harmonie, de toonkunstenaar en de derde die uit het erts der aarde de hamer smeedde voor zwaren arbeid. Maar ook het zwaard smeedde hij, om het leven van zijn medemensch te schenden. Uit de uitvinding van Tubal Kaïn is heel de moderne industrie voortgekomen, maar ook de oorlog Bij de opwerking van de cultuur heeft de zondige mensch naar schatten ge grepen om vernietiger van de cultuur te worden en een aanslag gepleegd op Gods heerlijke schepsels: de mensch heid. Dat was de emancipatie van de cultuur, daarna kwam alle ongeluk. We kunnen het zien en hooren. Wat is de muziek geworden? Een wanklank, een schreeuw, een ont-adeling van de menschelijke stem. En de schilder kunst Soms is zij vervallen tot waan zin. En de heerlijke uitvinding als de bioscoop staat in dienst van de per- verste zonde. Tenzij God in Zijn gena de niet had ingegrepen, was de cul tuur en de cultuur-mensch volkomen tot verderf opgeschreven geweest. God gaf twee dingen: het besef van goed en kwaad en de Overheid tot be scherming van het menschenleven. Maar de overheids-p e r s o n e n, in hun zonde gericht, weten die groote gave Gods weer om te draaien en door machtswellust volken en cultuur tot ondergang te voeren. Tenzij God in Zijn genade niet anders had beschikt, zou de geheele cultuur er onder zijn gegaan. In Jezus Christus heeft God de band tusschen Hem en de mensch weer aangehecht en die band zal nooit weer verbroken kunnen worden. Deze mensch is door den dood heen gegaan ^3 daarmee God tc verzoenen en de cultuur te redden. Hij heeft nóg een band tusschen God en menschen ge legd. Het Pinksteren. Dan komt de Geest het menschenhart vernieuwen. Dan kan de mensch de oude cultuur- opdracht weer vervullen in gave ver houdingen tot God. Het fundament van de cultuur-arbeid wordt een een heid met God. Helaas, in mensch en Kerk leeft nog altgd de zonde. God herstelt echter niet in éénmaal. De Kerk-mensch vindt tegenover zich een andere cultuur, die van God niet we ten wil. Hij luistert slecht naar de boodschap der Kerk en wij zullen het beleven, dat die Kerk meer en meer teruggeschoven wordt en haar de medewerking aan de cultuur ónmo gelijk gemaakt wordt. Maar als bijna alles verloren is, grijpt Hij in. Dan zal de wereld-cultuur in vlammen opgaan en bouwt Hij een nieuwe stad, met rondom de tuin met de levensstroom en het geboomte des Levens. Is al die cultuur-arbeid dan te vergeefs ge weest? Neen. In Gods stad zullen de vol kei en der aarde al die heerlijkhe den morengen. Het zijn Gods schat- Na de pauze beantwoordde spr. verschillende vragen, waarna de voor zitter met dank aan den spr. sloot. I -X- Ab -prijs 12.50 per half jaar Franco per post f3.75 per half jaar I I Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS Bureau voor Advertenties Fa. DRIJFHOUT GROOTZAND 55 fel. 3005 SNEEKER NIEUWSBLAD O -X- Kantoor voor Abonnementen: Fa. KIEZEBRINK Co. KLEINZAND 7 - Tel. 2872

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1946 | | pagina 1