Natuurkundig Genootschap
St. Nicolaas is aangekomen
Sit it waeryn 'e Spegel?
Franks Race naar het Geluk
Tramlijn Begeerte
Officieel Orgaan van de gemeenten SNEEK, WYMBRITSERADEEL en IJLST
1 I
3e JAARGANG No. 93
door STAN VAN KAMPEN.
Een roman uit de automobie'wereld
Departement Sneek Mij. tot
Nut van ’t Algemeen
„Hoelang hebben we nog nodig?”
DINSDAG 30 NOVEMBER 1948
Redacteur L. KIEZEBRINK Redactie-adresKLEINZAND 7 SNEEK
Het Sneeker Nieuwsblad is een gecombineerde uitgave van Nieuwe Sneeker Courant, Sneeker Courant en Drijfhouts Nieuwsblad
t
en
,Ook een standpunt”, lachte Evelyne.
FEUILLETON.
8
oor een luilak, Antonio.
HOOFDSTUK III.
Evelyne.
Ab.prijs 2.50 per half jaar
Franco per post
3.75 per half jaar
Een diepblauwe lentehemel straalt boven de in rusti
ge zonneglans liggende Middellandse Zee. Te midden
van de geur en de lieflijk zachte kleuren van ontelbare
bloemen, ligt tegen de steile heuvel Bordighera. Om de
rotsen aan het strand speelt een licht schuimende
branding. De lucht is doorzichtig en het oog reikt tot
ver in de omtrek. Aan beide zijden van de stad steken
de landtongen in zee uit en van af de hoge rotsen groe-
„Ja Duncker, het is waar. Uw vriend, onze beste
Pradly, is dood! Houdt U flink!”
Peacetown wendde zich tot de renner: „U was een
vriend van de overledene, mijnheer?”
„Ja Duncker was doodsbleek van opwinding.
„Dan mag ik U wel verzoeken indien U de slag
intussen enigszins te boven gekomen bent ons enige
inlichtingen te verstrekken over de gewoonten van Uw
overleden vriend”.
„Zeker, natuurlijk”, stamelde de nog steeds door aan
doening overmande Duncker. Dr. Woodley nam hem
onder de arm en leidde hem voorzichtig weg.
Ynteressante lezing fan Tsjebbe
de Jong en koartswilige dich
ten fan Wybren Altena.
PRIJZENSTOP HUIZEN
OPGEHEVEN.
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGS
Bureau voor Advertenties:
Fa. DRIJFHOUT
GROOTZAND 55
Telefoon 3005
Advertentieprijs 15 ct. per
m.m. Bij contract (handels-
adv.) lager.
Georgette Hagedoom
Pierre Verdonck in
Amicitia.
Kantoor voor Abonnementen
Fa. KIEZEBRINK Co.
KLEINZAND 7 Tel. 2872
Waarschijnlijk na 5 December wordt
de prijzenstop voor gebouwd onroerend
voor onbebouwd on
slotte ook geen melodramatische saus
genieten, welke een Nederlands publiek
nauwelijks kan waarderen? Johan de
Meester, die de regie had, ontwierp ook
de décors, en maakte er iets zeer kunst
zinnigs van in een voortreffelijke belich
ting. De jazzmuziek tenslotte vormde
een illustratieve achtergrond, welke
volkomen bij het stuk paste. Al met al
heeft het publiek, dat de zaal geheel
vulde, in deze eerste toneeluitvoering
van Kunst aan Allen iets bijzonders
meegemaakt en spel aanschouwd, dat
het aan het slot met een ovationeel
applaus beloonde.
met stenen, het zg. keileemgebied aan.
De dikke keileemlagen (morene) bij Vol-
lenhove, Oudemirdumer en Rode Klif
herinneren aan de tijd dat het landijs
hier was, al is door maatregelen van de
mens het juiste beeld ook hier verloren
ten diepgroene heesters en fel-witte huizen. Als coulis
sen liggen de heuvels achter elkaar in steeds bleker
wordend blauw en in de richting van Menton en Pto.
Maurizio verwazen zij in de lichtende Riviera-hemel.
Door de zachte, warme wind slechts langzaam voort
gedreven, stuurde een slank zeiljacht op de rustige
baai aan, waar, in de meest beschutte hoek tussen de
bomen van een groot park, halverwege de helling, een
sneeuwwitte villa lag. Op het dek van het jacht lag, lui
uitgestrekt een jonge vrouw met blauwe ogen en
lichtblond haar in badpak. Voor haar zat een zwart
harige, bruingebrande jongen, nonchalant gekleed in
een sporthemd met opgestroopte mouwen. Een andere
jonge Italiaan leunde tegen de mast en staarde verveeld
over de baai. Op het eerste gezicht zag men, dat de
beide jongens broers waren.
Plotseling richtte de jongste zich op en staarde, met
de hand boven de ogen, naar de witte villa.
„Signorita, de witte vlag is gehesen”, zei hij, terwijl
hij zich omdraaide.
De jonge vrouw richtte zich op. Groot en slank stond
zij in de schaduw van het zeil en de zachte rondingen
van haar lichaam tekenden zich scherp afzegen het wit
van het even gespannen linnen. Turend keek zij naar
het huis, waarboven op het platte dak een kleine, witte
vlek zichtbaar was. Deze kleine vlek, in werkelijkheid
een vlag van bijna zes meter in het vierkant, was het
teken, dat Evelyne Woodley, de eigenares van de witte
villa, verzocht werd thuis te komen, als er iets ge
wichtigs, dat haar aanwezigheid noodzakelijk maakte,
was voorgevallen. Evelyne wendde zich tot de oudste
jongen.
„Antonio, we kunnen toch onmogelijk sneller varen
„Met geen mogelijkheid, Signorita, de wind wordt
steeds zwakker”.
De Italiaan antwoordde schouderophalend: „Een
half uur, als de wind zo blijft”.
Evelyne ging weer tegenover Antonio zitten. Het liet
haar eigenlijk koud, of ze snel of langzaam vooruit
kwamen. Zij kon zich niets heerlijkers denken, dan met
deze twee filosofen der luiheid, Martino en Antonio
over de wijde, blauwe watervlakte te zeilen.
Ondanks haar jonge jaren en een leger van aan
bidders, was Evelyne reeds blasé en wars van alle
cultuur. Daarom was zij mar fc>< rdighera gegaan, waar
de beide jongens haar villa en het park verzorgden.
Dat deed zij steeds, als in Engeland het mistige, kille
voorjaar met natte sneeuw en ijskoude regens over het
land kwam en het einde van een doorgedanst en door
geflirt winterseizoen aankondigde.
Dromerig keek zij langs de Italiaan naar de eeuwig
rustig golvende lijnen van het water.
„Dit land is veel te mooi
Als bij ons in het Noorden alles mot vuil en nattigheid
is bedekt, bloeien bij jullie de violiers”.
„God heeft het goed gemeend met dit land, toen Hij
het ons gaf, Signorita”, antwoordde de knaap glim
lachend, „wie dit land bezit, moet het leven begrjjpen.
Waarom zouden we werken, als onze bodem alles
schenkt, wat we nodig hebben. Het is goed, dat U En-
gelsen dit land niet beheerst. U zoudt uw nijverheid er
op los laten en de rook van uw schoorstenen zou de
geur van onze bloemen verstikken”.
„Waar haal je die ideeën vandaan, Antonio? Voor
zover ik weet, lees je toch nooit een boek?” vroeg
Evelyne.
„Nooit, Signorita! Daarvoor heeft hij het lezen toch
te slecht geleerd!” riep Martino van af de mast. ..Maar
wie niet werkt, moet denken en als men zoveel denkt,
komt men tot allerlei interessante gedachten. Werken
verhindert het denken”.
men er sterk gestoorde lagen vindt, een
dunne laag leem herinnert aan het pas
seren van het ijs. In Limburg is dit ijs
niet geweest, toch vindt men er keien,
die waarschijnlijk op ijsschotsen door de
rivieren zijn aangevoerd uit de Arden
nen enz. Wat het zand betreft wijst
spr. er op dat het zand door onze rivie
ren aangevoerd niet meer aan zee toe
komt, doordat het land daalde werd het
verval minder en het zand werd hoger
op afgezet. Dat zand in de rivieren bleef
een probleem, tot het betonwerk enorme
hoeveelheden vroeg, zodat men nu weer
maatregelen moest nemen om te voor
komen dat men te veel wegbaggert en
de rivieren te diep maakt. Begrijpelijk
is het dat als men de rivieren hun gang
liet gaan, ze een zeer grillige loop zou
den hebben. Luchtfoto’s onthullen ons
thans veel omtrent vroegere riviergeu-
len. Tenslotte deelde spr. nog iets mede
over de duinvorming en de verplaatsing
van de duinen, als men die niet belet
door plantengroei en over geologische
verschijnselen in cultuurland (de diepe
gaten achter de dijken overblijvend van
doorbraken) en wijzigingen in de geolo
gische gesteldheid door de mens, die
bijv, door turfgraving enz. meren deed
ontstaan.
Nadat spr. enkele vragen had beant
woord, dankte de voorz. d r. P. J.
Nieuwkamp spr. voor zijn causerie,
welke werd toegelicht met een uitge
breide serie zeer mooie lichtbeelden.
Bij de aanvang der vergadering wa
ren enkele huishoudelijke zaken behan
deld, de 2e secretaris, de heer Wiegman
bracht het jaarverslag uit, waaruit o.a.
bleek dat er 83 leden zijn. De penning
meester dr. Otto werd op advies der
kascommissie gedechargeerd, dr. P. J.
Nieuwkamp werd als bestuurslid her
kozen en 3 nieuwe leden werden aange
nomen.
De aandacht van de leden van Het
Nut wordt nog eens gevestigd op het
optreden van Georgette Hagedoorn en
Pierre Verdonck op Vrijdag 3 December
Ze geven Nederlandse, Engelse en Fran
se chansons. Hun optreden elders was
overal een groot succes en oogstte de
hoogste lof van de pers, zodat een ver
dere aanbeveling welhaast overbodig
lijkt. Zoals in een advertentie, in een
onzer vorige nrs. werd aangekondigd,
kunnen alle leden bij de bode 2 kaarten
2 per stuk kopen tegen inwisseling
van strook 3 van het hun destijds ver
strekte programma voor dit seizoen.
Freedtojoun is, ütgeande fan Prov.
Underwiis-Rie yn Fryslan en Snitser
Frysk Forban, by Piso in bütengewoane
gearkomste hélden.
Foarsitter Douwe Tamminga, dy’t de
gearkomste iepene, wier tige bliid dat
sa machtich folie minsken opkommen
wiene op dizze earste iepenbiere joun
fan winterlêzingen.
Neidat de oanwêzigen steande it earste
kouplet fan it Fryske Folksliet songen
hiene, krieg de hear Tsjebbe de Jong
fan Boalsert it wurd om syn lêzing „Sit
it waer yn ’e spegel?” oer de nije Fryske
romankunst to hélden.
De siel fan in folk, sa fong de hear
de Jong oan, it libben fan dat folk, syn
aerd en oanliz, syn deugden en tokoar-
ten, syn driuwfearen en bigearten kom-
me ta üs yn de literatuer. Se sprekke ta
üs yn it boek, yn proaza en poëzij, yn
dicht en novelle, yn sangen en toaniel,
yn essay en roman. Sa is it Fryske boek
in spegel fan it Fryske folk. It sprekt
wol fanseis, hoe greater it oeuvre is,
hwat in folk skepen hat, hoe greater de
kdnsen binne, dat alle fasetten fan dat 1 moedich ütsprutsen, sei de hear de Jong
libben yn wurde., stél en foarm krije.
Alhiel folslein wurdt dat byld nea. It
forskaet en de rykdom fan de siele-
skatten bliuwe in boarne, hwerfan men
de boaijum nea to sjen kriget.
Mar ek üt de aerd fan de spegel bliu
we der pynlike tokoarten. De spegel,
dy’t it libbensbyld opheint is net it Al-
sjend Each; it is in bünte rige fan sub
jective momintopnimmers, elts mei in 1
eigen apparaet. Hja nimme dat üt it lib
ben hwat by harren refleksen opropt,
hja drinke mei hert en siel yn, hwat
harren bilangstelling en leafde hat en
hja jowe it wer mei eigen pinsiel en seis
ütkarde kleuren.
Hoe sterk moat dit dan wol sprekke
foar in tige biheinde boekeskat, gear-
stald fan in pear hanfollen skriuwers.
It Fryske boek, üs novellen en romans
en geleidde zijn toehoorders eerst naar
Zuid-Limburg, waar we de kolenlagen
aantreffen in het Carboon, voor 250
millioen jaren uit veen door chemische
omstandigheden, waardoor het koolstof
gehalte toenam, gevormd. Deze lagen,
die toch op de hoogte van de zeespiegel
moeten zijn ontstaan, liggen nu op zijn
minst 300 tot 600 M. en dieper onder de
aardoppervlakte. De aardkorst moet
dus sedertdien enige kilometers zijn
gedaald; ja meer want het carboon is
zelf een 3 k.m. dikke zand- en leemlaag
met enkele percenten kool, die dus oor
spronkelijk enige kilometers boven de
zeespiegel moet hebben gelegen, zodat
de daling totaal wel 5 a 6 k.m. moet
hebben bedragen. Dat is tenslotte
slechts enkele c.m. per 1000 jaar. Ligt
in Noord-Limburg het carboon zeer
diep, zuidelijker komt het hoger, tot het
zelfs de aardoppervlakte bereikt, waar
men er echter niets van aantreft, omdat
het door uitslijping door rivieren geheel
is verdwenen. Aan de hand nu van de
ligging van het carboon op uiteenlopen
de diepten, en van de verschuivingen
welke in de lagen in de loop van de tijd
zijn opgetreden, concludeert spr. dat
Nederland, geologisch gesproken, feite-
lijk in een schotel ligt, de randen van
die schotel gevormd door oudere lagen
komen over de grenzen van Nederland,
doch niet zo ver daarvan verwijderd nog
te voorschijn, doch ons land zelf is be
dekt door zeer jonge afzettingen.
Nadat spr. nog had betoogd hoe aan
fossielen van gevonden planten en die
ren de ouderdom van de verschillende
lagen is te bepalen in het carboon
komen alleen fossielen van levende we
zens voor, welke thans zijn uitgestorven
behandelt hij de na het carboon ko
mende, dus jongere afzettingen, het
perm met z’n zoutlagen, de muschelkalk,
welke bij Winterswijk nog aan het licht
komt, de jura, welke weer gevolgd
wordt door het krijt; aan de Engelse
Zuidkust treedt dat aan de oppervlakte,
hier in Nederland werd het bij borin
gen in Emmen aangetroffen. Deze krijt-
afzettingen, welke niet alleen uit krijt
bestaan, verwarre men echter niet met
het krijt van de St. Pietersberg, dat
mergel is. Spr. staat vervolgens stil bij
het bodemkundig onderzoek; dat van
Waterschoot v. d. Gracht door middel
van boringen leverde een schat van ge
gevens, later werd van zwaartekrachts-
metingen (Vening Meines) en seismi
sche trillingen (B.P.M.) gebruik ge
maakt. Het laatste onderzoek vooral
heeft schatten gekost, doch men kent
nu ook de plaatsen, welke de beste kan
sen bieden. Expoitatie-mogelijkheden
voor kool biedt in Nederland ook de
Peel. De dalingen en rijzingen van de
aardkorst hebben tot gevolg gehad dat
over millioenen jaren gerekend, hier nu
eens zee, dan weer land was. Na het
krijt, dat een 60 millioen jaren terug
ligt, volgde het tertiair, met afwisselend
zee en geen zee, tot deze zich geheel
terugtrekt en we in het quartair komen,
het tijdperk van het oudste diluvium.
Ook dan is de zee er nu eens (Eemzee),
dan weer niet. En als de mens er zich
niet had mee bemoeid zou ons land zelfs
in de jongste tijd voor het grootste deel
zee zijn. In de periode van het diluvium,
dat ongeveer 600000 jaar geleden begon,
moet het klimaat herhaaldelijk zeer
koud geweest zijn, zodat Nederland dan
voor een groot deel bedekt was met het
landijs, dat uit Scandinavië veel ge
steente meevoerde. Deze stenen zjjn la
ter door de mens opgeruimd en voor
trein in onze stad aangekomen.
j Toen de goede Sint het station ver-
l liet nadat hij op het perron door het
bestuur van de Ver. v. Sneker Zaken
lieden begroet was stond een grote
schare kinderen en ouderen hem op te
wachten, die hem luide toejuichten.
Sinterklaas besteeg zijn witte paard
en met het Stedelijk Muziekcorps voorop
reed hij onder grote belangstelling naar
het Stadhuis waar hij en Zwarte Piet
door de Burgemeester en de beide Wet
houders ontvangen werden.
De Sint sprak de burgemeester vrien
delijk toe en overhandigde hem, omdat
hij het gehele jaar zo goed op de stad
gepast heeft, een doosje heerlijke siga
ren, die hij helemaal uit het verre
Spanje voor hem had meegenomen. De
burgemeester was daar natuurlijk erg
big mee en heette de hoge bezoekers
hartelijk welkom in onze stad.
Toen begaven Sinterklaas en Piet zich
met hun gevolg en de burgemeester en
de wethouders naar het bordes om
te luisteren naar de mooie Sinterklaas
liedjes die de leerlingen van de lagere
scholen onder leiding van meester
Doodkorte voor hen zongen, en waarbij
de muzikanten weer dapper meehielpen.
Ze vonden het allemaal heel mooi, en
Sint en Piet hadden haast geen handen
genoeg om al die kinderen en hun
meesters en juffrouwen toe te wuiven,
zó blij waren ze dat ze weer zo harte
lijk door de Sneker kinderen waren ont
vangen.
Toen alle mooie liedjes gezongen wa
ren hebben Sint en Piet nog even een
lekker kopje thee meegedronken in het
Stadhuis, en daarna is de grote kinder
vriend weer te paard gestegen om nog
een tocht door de stad te maken. Ook
nu liepen de muzikanten weer voorop
en natuurlijk werden Sinterklaas en zijn
knecht overal waar ze langs kwamen
.hartelijk toegejuicht.
verschillende doeleinden gebruikt, maar i gemeenschap, welke op alle kringen een
in de N.O. polder treft men hele velden beroep moet doen, wil men er goede to-
neelkunst blijven brengen. Het is ons
1 bekend, dat de heer Miedema, die zijn
I Pappenheimers kent, voor hij zelf hier
een stuk brengt, elders een voorstelling
brjwoont ter beoordeling of het geschikt
is voor een gemengd publiek als we hier
hebben, ’n Goede gewoonte welke we
ook ’t bestuur van Kunst aan Allen aan
bevelen, dat de keuze ditmaal maakte
en dat waarschijnlijk nü dit stuk kers
vers in Nederland kwam en snel moest
worden beslist daartoe niet kwam. Had
men het te voren gezien dan twijfelen
we er aan of men het hier zou hebben
gebracht, zo min als men b.v. zijn keus
zou laten vallen op een stuk van Sartre.
Johan de Meester moge in zijn toelich
ting op het programma schrijven dat
Tramlijn Begeerte is „als een gedicht,
waarvan geen regel gemist mag worden,
waarvan ieder woord, elke kleinste nu
ance kostbaar is”, wij zijn geneigd daar
achter ’n „Nou Moe!” te zetten. Er had
o.i. best wat af gekund, ook van de dia
loog, soms de monologen voor de pauze
van de hoofdfiguur Blanche die lang en
zeer vermoeiend waren. Na de pauze
werd dat beter en was er meer hande
ling. Dat desondanks ook voor de pauze
de aandacht van het publiek geboeid
bleef, danken we aan het fenomenale
spel van Ank v. d. Moer, die de Blanche-
rol vertolkte; dat was buitengewoon,
adembenemend, ook in het „stille” spel.
Physiek was het al een geweldige pres
tatie bijna vier uur op het toneel te
zijn, artistiek was het boven alle lof
verheven, dit geladen spel, dat af en
toe een zelfs bijna ondraaglijke span
ning in de zaal bracht. Als we alle
symbolische franje, welke trouwens
minder op de voorgrond trad dan we
verwachtten en ook niet zoveel om het
lijf had, laten varen komt de inhoud
van het stuk hierop neer: Blanche,
dochter van een verarmde planters-
familie uit het Zuiden der Ver. Staten,
is door het leven in deze omgeving van
aftakeling en door een ervaring in haar
op zeer jeugdige leeftijd gesloten hu
welijk, na de zelfmoord van haar jeug
dige echtgenoot, in een hysterische toe
stand geraakt en leidt een dusdanig
lichtzinnig leven dat de wereld haar niet
meer accepteert. Zij zoekt dan haar toe
vlucht bij haar zuster Stella, die de con
sequentie uit de maatschappelijke ach
teruitgang van haar familie heeft aan
vaard, getrouwd is met een primitieve,
min of meer brute volksjongen Stanley
en woont in de oude binnenstad van
New Orleans, het kleurige French
Quarter. Blanche is op een man uit, zij,
ten prooi aan een lawine van gevoels-
conflicten, zoekt rust. Bijna komt het
tot een huwelijk met Mitch, een vriend
van Stanley, die in haar een deugdzame,
zelfs preutse vrouw ziet. Maar Stanley,
die gaandeweg de waarheid omtrent
Blanche’s leven is te weten gekomen,
rukt meedogenloos de sluier der on
schuld van Blanche af, Mitch keert haar
de rug toe en Blanche vervalt tot waan
zin. Men zou eigenlijk psychiater moe
ten zijn om een figuur als Blanche te
beoordelen, ons leek ze acceptabel, le
vensecht waren ook Stella, al heeft deze
telg van een patricisch geslacht zich
wel heel snel aan het primitieve volks
leven aangepast, Stanley en Mitch, resp.
voortreffelijk gespeeld door Lous Hen
sen, Guus Hermus en Henk Rigters;
ook de kleinere rollen vielen niet uit de
toon: een gave voorstelling dus.
Het melodramatische slot had men
ons kunnen besparen, in ieder geval de
caricatuur van de psychiater en zijn ge-
uniformde helpster, het staat lang niet
op het peil van de andere tafrelen, die
onmiskenbaar het grote talent van
deze toneelschrijver bewijzen. Maar de
Amerikanen hebben geen zwaar te
gen een sandwich met tegelijkertijd een
laag jam en een „hot dog”, waarom
zouden ze over een realistisch spel ten-
DOODSTRAF GE-EIST TEGEN DE
BEULEN VAN AMERSFOORT.
Tegen alle 7 kampbewakers van
Amersfoort is de doodstraf geëist.
„Greate Pier” yn in modern kleedtsje,
om syn „Kouke-Dei yn Ljouwert”, in
ode oan ’e Fryske kou en tagelyk it
byld fan in feestdei, dy’t neffens
Wybren Altena yn ’e takomst elts
jier yn Fryslan halden wurde sil om it
wichtichste objekt fan üs heitelén de
kou! to ear jen. En forjitte meije wy
ek net dat kostlike stikje „It Duvel-
tsje”: „Leaf lyts hikjekacheldinkje
duveltsje, feninich krinkje branje-
swolger, stik geraes izerbealgje,
fjüroansetter houtsjebiter, stienkoal-
fretter braef, bést bistke fan ie
baes!” Wybren Altena is in foardrager
fan it suverste wetter, syn wurk is in
soarte op himsels. De tahearders ha
hjar gans formakke. Wy slute üs by
foarsitter Douwe Tamminga yn syn
tankwurd oan en hoopje, dat Altena sa
trochgean mei, hwant soks smakket nei
mear.
De gearkomste waerd sletten mei it
sjongen fan it earste en léste kouplet
fan „Hwer’t de dyk it lan omklammet”.
kJ LCXllUp uil V f
„Ik heb gelijk, Italië heeft gelijk, want wie in Enge
land iets gepresteerd heeft, komt bij ons, omdat hij
weet, dat men in Engeland alleen kan werken, doch bij
ons kan leven”.
„Dan heb je ons toch nodig, al kom je niet zo dik
wijls naar ons toe, als wij naar jullie”.
„Wij hebben U nodig. De wereld heeft U nodig, want
U werkt voor de wereld. Maar wij zijn ook voor u on
ontbeerlijk, want wat is werken zonder levensgenot
en dat vindt u in zijn meest volkomen gedaante
slechts bij ons”, antwoordde Antonio.
Trots keek hij Evelyne aan. Deze lachte.
„Goed Antonio. Ik ben tevreden, ook al ben ik het
er niet mee eens. Maar laten wij op dit principe nu
maar vrede sluiten”.
Na een half uur de wind was intussen nog meer
afgenomen kwamen zij bij de landingsplaats aan.
Aan de oever wachtte Evelyne’s kamermeisje Giulia.
„Een telegram uit Londen, Signorita”.
„Geef eens hier!”
Met nieuwsgierige haast opende Evelyne het tele
gram en las:
„Kom zo spoedig mogelijk terug. De Evelyne
komt deze week klaar. Papa”.
Met een zachte kreet van vrolijke verrassing liep ze
over het grasveld, de gemetselde trappen van de villa
op. Giulia en de beide Italianen keken haar lachend na.
De chauffeur John Head, een gedrongen, brede
jongeman, die met Italië en zijn bewoners voortdurend
overhoop lag, daar hem hun slordigheid en aangeboren
angst voor, werken tegenstond, was niet weinig ver
baasd zijn meesteres met wapperende haren en nog
steeds in badcostuum de garage te zien binnenstormen,
waar hij juist bezig was de limousine schoon te maken.
- Wordt vervolgd.
SNEEKER NIEUWSBLAD
St. Nicolaas moet vóór z’n verjaardag
op 5 December nog heel veel cadeaux
bij de Sneker Zakenlieden kopen, en
daarom is hij Zaterdagmiddag al met de
Een der voornaamste onderwerpen
van bespreking is tegenwoordig de
duurte van alles. Zelfs het uitgaans
leven is een tamelijk kostbare geschie
denis geworden. Maar Donderdagavond
kregen de kunstminnaars, die naar
Amicitia gekomen waren om de Ne
derlandse bewerking van Tenessee Wil
liams’ toneelspel in elf tafrelen „A
Streetcar named Desire” te zien vertol
ken door de Toneelgroep „Comedia”,
directeur Cor Hermus, waar voor hun
geld.
Tenminste qua lengte van het stuk,
want de voorstelling duurde vier uur.
Of de bezoekers ook overigens waar
voor hun geld hebben gekregen Het
antwoord op die vraag is minder ge
makkelijk te geven. Want als we zeg
gen, dat het stuk met zeer gemengde
gevoelens is ontvangen, dan geldt dat
niet alleen voor ieder bezoeker indivi
dueel, omdat Tramlijn Begeerte zoveel
vragen opwerpt en zo’n mengsel van
realisme, impressionisme, symboliek en
melodramatiek is dat men er een hele
kluif aan heeft er zijn houding tegen
over te bepalen, maar hier komt ook
een kwestie van levensbeschouwing om
de hoek kijken. En zo zal de ene groep
bezoekers veel minder voldaan, naar
huis zijn gegaan dan een andere. En
hier doemt de vraag op of dit stuk dan
wel een goede keus was voor toneellie-
vend Sneek, een betrekkelijk kleine
op ’t eintsjebislüt, net om leech to lizzen
of sear to dwaen, mar om utering to
jaen oan it tinken en fielen fan in trou
we lêzer fan it Fryske boek.
Neidat de foarsitter de sprekker tank
brocht hie foar syn lêzing en inkele ta-
hearders noch fragen stelt hiene, barre
I de eare de dichter Wybren Altena fan
Makkum om foar to dragen üt eigen
wurk.
Publisearre is der net folie fan it
wurk fan Altena, hwat oan ’e iene kant
ek mar goed is, hwant it is stikken bet
ter as hy seis komt om it op to sizzen.
Men moat him sjen, syn gebaren, syn
mimyk, as hy droechwei, üt syn holle,
syn koartswilige, satiryske en ironyske
dichten foardraget. Syn antlit moat
men derby ha, dan kin men skatterje goed opgeheven,
om syn „Froutsje fan Starum” en syn roerend goed blijft hij gehandhaafd.
Voor het Natuurkundig Genootschap
trad Woensdagavond in zaal-Piso op
prof, d r. J. F a b e r uit Delft met een
causerie over de geologie van Neder
land. Spr. beperkte zjjn grepen uit de gegaan. Over de heuvels van de Veluwe
aardkunde van ons land tot de uiterste j en jn het Gooi ging het ijs heen, ze wer-
korst nl. tot een diepte van 10 20 K.M. i den door dat jjs samengedrukt zodat
r? a! r,l’rl <1 z, rrï-ïv-t O O - J
fan de léste tritich jier, kinne net oars
as in tige fragmentarysk byld jaen fan
alles, hwat yn it Fryske lén oan lok en
lijen, oan wille en smert, oan goed en
tsjoed bilibbe wurdt. Wy kinne wiis
wêze mei it wurk fan Simke Klooster
man, Reinder Brolsma, Ulbe fan Hou
ten, Marten Baersma, Rintsje Sybesma,
Pollema, Nycle Haisma, Couperus en
Douwe Kiestra, om de produktyfsten
mar to neamen. Hwat hja üs jown haw-
we is djür bisit fan eigen lan en
minsken. Oer dejingen, sa sei de hear
de Jong, dy’t yn en nei de oarloch nije
boeken ütkomme lieten, foldocht P.
Akkerman my it béste. De boeken fan
dizze skriuwers ha my troffen troch
har earlik Frysk wêzen.
Mar, hat Jan Piebenga ris sein oer
forskate Fryske skriuwers, „der rint
sa’n düdlik tragyske tried troch dy
libbens, dat it moed soe jin fol wurde”.
Dizze visy oer de libbens- en lijens-
skiednis fan partij Fryske skriuwers
fynt tige steun yn it Fryske boek. Sy
rinne de tragyk net üt ’e wei, de meas-
ten; hja binne der in tankbere klank-
boarne foar.
En dochs, neist de lytse, nearzige, su-
terige en tsierende minsken bistiet in
oare wrald. Hwer leit it dan oan, dat it
Fryske boek sa’n bytsje plak hat foar
de netuerlike en mear dan natuerlike
freugden, dy’t de minsken jown wurde.
Hwerom is it measte Fryske proaza sa
swier fan toan, sa earm oan sinneskyn,
sa ryk oan earmoede. De blidens, de
fleur, de wille, mar binammen de djip-
taestende sielefreugde binne sa’n bytsje
yn it Fryske boek to finen. Dermei mien
ik net, dat Brolsma of Tuinstra nou ek
ris in fleurich boek skriuwe moatte, as
it sin der harren nei stiet. Dat is dwyl-
sin. Né, it boek of de boeken, hwer’t
wy nei ütsjugge, kin allinnich ünt-
stean yn in siel, dy’t it libben sa ünder-
giet en dêrom sa sjocht en neipriuwt.
De himel biwarje üs foar tendenzlitera-
tuer, dy’t net üt de djippe oandrift fan
in wier talint skepen is. En llbbet it
famyljelibben yn it Fryske boek? Komt
jin üt it wurk fan Brolsma of Akker
man, Burgy of Couperus, de meldy to-
mjitte, dy’t yn it rike famyljelibben
opklinkt? Ik hear him hast nea. Der-
neist binne hünderten blêdkanten fol-
skreaun oer earme, lytse, egoistyske,
droege, toarre libens. Mei folie talint,
krekt en yngeand, earlik en wier. Ik soe
it net misse wolle. It jowt üs yndied
Fryslan Fryslan mei syn sombere,
driigjende loften boppe keale forlitten-
heit. Mar üs folk hat figueren, dy’t yn
de spegel üntbrekke. It jonge, suvere
lok, mar binammen de antlitten fan
Heit en Mem, mei de tearen en rimpels
fan soarch en leed, mar dertroch net
forhurde of forslein, dochs opheve en
lottere, fordjipt en forstild ta mylde
goedens en wrachtige leafde.
Literatuer wurdt net makke, wurdt
net levere op bistel, hja wurdt beme yn
’e djipten fan it moed. Alles hwat echt
en wier ta üs komt, is üs djür, as it it
kwea net priizget of de sünde leidich
biskriuwt. Us langstme ha wy hjir frrj-