Natuurkundig Genootschap St. Nicolaas is aangekomen Sit it waeryn 'e Spegel? Franks Race naar het Geluk Tramlijn Begeerte Officieel Orgaan van de gemeenten SNEEK, WYMBRITSERADEEL en IJLST 1 I 3e JAARGANG No. 93 door STAN VAN KAMPEN. Een roman uit de automobie'wereld Departement Sneek Mij. tot Nut van ’t Algemeen „Hoelang hebben we nog nodig?” DINSDAG 30 NOVEMBER 1948 Redacteur L. KIEZEBRINK Redactie-adresKLEINZAND 7 SNEEK Het Sneeker Nieuwsblad is een gecombineerde uitgave van Nieuwe Sneeker Courant, Sneeker Courant en Drijfhouts Nieuwsblad t en ,Ook een standpunt”, lachte Evelyne. FEUILLETON. 8 oor een luilak, Antonio. HOOFDSTUK III. Evelyne. Ab.prijs 2.50 per half jaar Franco per post 3.75 per half jaar Een diepblauwe lentehemel straalt boven de in rusti ge zonneglans liggende Middellandse Zee. Te midden van de geur en de lieflijk zachte kleuren van ontelbare bloemen, ligt tegen de steile heuvel Bordighera. Om de rotsen aan het strand speelt een licht schuimende branding. De lucht is doorzichtig en het oog reikt tot ver in de omtrek. Aan beide zijden van de stad steken de landtongen in zee uit en van af de hoge rotsen groe- „Ja Duncker, het is waar. Uw vriend, onze beste Pradly, is dood! Houdt U flink!” Peacetown wendde zich tot de renner: „U was een vriend van de overledene, mijnheer?” „Ja Duncker was doodsbleek van opwinding. „Dan mag ik U wel verzoeken indien U de slag intussen enigszins te boven gekomen bent ons enige inlichtingen te verstrekken over de gewoonten van Uw overleden vriend”. „Zeker, natuurlijk”, stamelde de nog steeds door aan doening overmande Duncker. Dr. Woodley nam hem onder de arm en leidde hem voorzichtig weg. Ynteressante lezing fan Tsjebbe de Jong en koartswilige dich ten fan Wybren Altena. PRIJZENSTOP HUIZEN OPGEHEVEN. Verschijnt DINSDAGS en VRIJDAGS Bureau voor Advertenties: Fa. DRIJFHOUT GROOTZAND 55 Telefoon 3005 Advertentieprijs 15 ct. per m.m. Bij contract (handels- adv.) lager. Georgette Hagedoom Pierre Verdonck in Amicitia. Kantoor voor Abonnementen Fa. KIEZEBRINK Co. KLEINZAND 7 Tel. 2872 Waarschijnlijk na 5 December wordt de prijzenstop voor gebouwd onroerend voor onbebouwd on slotte ook geen melodramatische saus genieten, welke een Nederlands publiek nauwelijks kan waarderen? Johan de Meester, die de regie had, ontwierp ook de décors, en maakte er iets zeer kunst zinnigs van in een voortreffelijke belich ting. De jazzmuziek tenslotte vormde een illustratieve achtergrond, welke volkomen bij het stuk paste. Al met al heeft het publiek, dat de zaal geheel vulde, in deze eerste toneeluitvoering van Kunst aan Allen iets bijzonders meegemaakt en spel aanschouwd, dat het aan het slot met een ovationeel applaus beloonde. met stenen, het zg. keileemgebied aan. De dikke keileemlagen (morene) bij Vol- lenhove, Oudemirdumer en Rode Klif herinneren aan de tijd dat het landijs hier was, al is door maatregelen van de mens het juiste beeld ook hier verloren ten diepgroene heesters en fel-witte huizen. Als coulis sen liggen de heuvels achter elkaar in steeds bleker wordend blauw en in de richting van Menton en Pto. Maurizio verwazen zij in de lichtende Riviera-hemel. Door de zachte, warme wind slechts langzaam voort gedreven, stuurde een slank zeiljacht op de rustige baai aan, waar, in de meest beschutte hoek tussen de bomen van een groot park, halverwege de helling, een sneeuwwitte villa lag. Op het dek van het jacht lag, lui uitgestrekt een jonge vrouw met blauwe ogen en lichtblond haar in badpak. Voor haar zat een zwart harige, bruingebrande jongen, nonchalant gekleed in een sporthemd met opgestroopte mouwen. Een andere jonge Italiaan leunde tegen de mast en staarde verveeld over de baai. Op het eerste gezicht zag men, dat de beide jongens broers waren. Plotseling richtte de jongste zich op en staarde, met de hand boven de ogen, naar de witte villa. „Signorita, de witte vlag is gehesen”, zei hij, terwijl hij zich omdraaide. De jonge vrouw richtte zich op. Groot en slank stond zij in de schaduw van het zeil en de zachte rondingen van haar lichaam tekenden zich scherp afzegen het wit van het even gespannen linnen. Turend keek zij naar het huis, waarboven op het platte dak een kleine, witte vlek zichtbaar was. Deze kleine vlek, in werkelijkheid een vlag van bijna zes meter in het vierkant, was het teken, dat Evelyne Woodley, de eigenares van de witte villa, verzocht werd thuis te komen, als er iets ge wichtigs, dat haar aanwezigheid noodzakelijk maakte, was voorgevallen. Evelyne wendde zich tot de oudste jongen. „Antonio, we kunnen toch onmogelijk sneller varen „Met geen mogelijkheid, Signorita, de wind wordt steeds zwakker”. De Italiaan antwoordde schouderophalend: „Een half uur, als de wind zo blijft”. Evelyne ging weer tegenover Antonio zitten. Het liet haar eigenlijk koud, of ze snel of langzaam vooruit kwamen. Zij kon zich niets heerlijkers denken, dan met deze twee filosofen der luiheid, Martino en Antonio over de wijde, blauwe watervlakte te zeilen. Ondanks haar jonge jaren en een leger van aan bidders, was Evelyne reeds blasé en wars van alle cultuur. Daarom was zij mar fc>< rdighera gegaan, waar de beide jongens haar villa en het park verzorgden. Dat deed zij steeds, als in Engeland het mistige, kille voorjaar met natte sneeuw en ijskoude regens over het land kwam en het einde van een doorgedanst en door geflirt winterseizoen aankondigde. Dromerig keek zij langs de Italiaan naar de eeuwig rustig golvende lijnen van het water. „Dit land is veel te mooi Als bij ons in het Noorden alles mot vuil en nattigheid is bedekt, bloeien bij jullie de violiers”. „God heeft het goed gemeend met dit land, toen Hij het ons gaf, Signorita”, antwoordde de knaap glim lachend, „wie dit land bezit, moet het leven begrjjpen. Waarom zouden we werken, als onze bodem alles schenkt, wat we nodig hebben. Het is goed, dat U En- gelsen dit land niet beheerst. U zoudt uw nijverheid er op los laten en de rook van uw schoorstenen zou de geur van onze bloemen verstikken”. „Waar haal je die ideeën vandaan, Antonio? Voor zover ik weet, lees je toch nooit een boek?” vroeg Evelyne. „Nooit, Signorita! Daarvoor heeft hij het lezen toch te slecht geleerd!” riep Martino van af de mast. ..Maar wie niet werkt, moet denken en als men zoveel denkt, komt men tot allerlei interessante gedachten. Werken verhindert het denken”. men er sterk gestoorde lagen vindt, een dunne laag leem herinnert aan het pas seren van het ijs. In Limburg is dit ijs niet geweest, toch vindt men er keien, die waarschijnlijk op ijsschotsen door de rivieren zijn aangevoerd uit de Arden nen enz. Wat het zand betreft wijst spr. er op dat het zand door onze rivie ren aangevoerd niet meer aan zee toe komt, doordat het land daalde werd het verval minder en het zand werd hoger op afgezet. Dat zand in de rivieren bleef een probleem, tot het betonwerk enorme hoeveelheden vroeg, zodat men nu weer maatregelen moest nemen om te voor komen dat men te veel wegbaggert en de rivieren te diep maakt. Begrijpelijk is het dat als men de rivieren hun gang liet gaan, ze een zeer grillige loop zou den hebben. Luchtfoto’s onthullen ons thans veel omtrent vroegere riviergeu- len. Tenslotte deelde spr. nog iets mede over de duinvorming en de verplaatsing van de duinen, als men die niet belet door plantengroei en over geologische verschijnselen in cultuurland (de diepe gaten achter de dijken overblijvend van doorbraken) en wijzigingen in de geolo gische gesteldheid door de mens, die bijv, door turfgraving enz. meren deed ontstaan. Nadat spr. enkele vragen had beant woord, dankte de voorz. d r. P. J. Nieuwkamp spr. voor zijn causerie, welke werd toegelicht met een uitge breide serie zeer mooie lichtbeelden. Bij de aanvang der vergadering wa ren enkele huishoudelijke zaken behan deld, de 2e secretaris, de heer Wiegman bracht het jaarverslag uit, waaruit o.a. bleek dat er 83 leden zijn. De penning meester dr. Otto werd op advies der kascommissie gedechargeerd, dr. P. J. Nieuwkamp werd als bestuurslid her kozen en 3 nieuwe leden werden aange nomen. De aandacht van de leden van Het Nut wordt nog eens gevestigd op het optreden van Georgette Hagedoorn en Pierre Verdonck op Vrijdag 3 December Ze geven Nederlandse, Engelse en Fran se chansons. Hun optreden elders was overal een groot succes en oogstte de hoogste lof van de pers, zodat een ver dere aanbeveling welhaast overbodig lijkt. Zoals in een advertentie, in een onzer vorige nrs. werd aangekondigd, kunnen alle leden bij de bode 2 kaarten 2 per stuk kopen tegen inwisseling van strook 3 van het hun destijds ver strekte programma voor dit seizoen. Freedtojoun is, ütgeande fan Prov. Underwiis-Rie yn Fryslan en Snitser Frysk Forban, by Piso in bütengewoane gearkomste hélden. Foarsitter Douwe Tamminga, dy’t de gearkomste iepene, wier tige bliid dat sa machtich folie minsken opkommen wiene op dizze earste iepenbiere joun fan winterlêzingen. Neidat de oanwêzigen steande it earste kouplet fan it Fryske Folksliet songen hiene, krieg de hear Tsjebbe de Jong fan Boalsert it wurd om syn lêzing „Sit it waer yn ’e spegel?” oer de nije Fryske romankunst to hélden. De siel fan in folk, sa fong de hear de Jong oan, it libben fan dat folk, syn aerd en oanliz, syn deugden en tokoar- ten, syn driuwfearen en bigearten kom- me ta üs yn de literatuer. Se sprekke ta üs yn it boek, yn proaza en poëzij, yn dicht en novelle, yn sangen en toaniel, yn essay en roman. Sa is it Fryske boek in spegel fan it Fryske folk. It sprekt wol fanseis, hoe greater it oeuvre is, hwat in folk skepen hat, hoe greater de kdnsen binne, dat alle fasetten fan dat 1 moedich ütsprutsen, sei de hear de Jong libben yn wurde., stél en foarm krije. Alhiel folslein wurdt dat byld nea. It forskaet en de rykdom fan de siele- skatten bliuwe in boarne, hwerfan men de boaijum nea to sjen kriget. Mar ek üt de aerd fan de spegel bliu we der pynlike tokoarten. De spegel, dy’t it libbensbyld opheint is net it Al- sjend Each; it is in bünte rige fan sub jective momintopnimmers, elts mei in 1 eigen apparaet. Hja nimme dat üt it lib ben hwat by harren refleksen opropt, hja drinke mei hert en siel yn, hwat harren bilangstelling en leafde hat en hja jowe it wer mei eigen pinsiel en seis ütkarde kleuren. Hoe sterk moat dit dan wol sprekke foar in tige biheinde boekeskat, gear- stald fan in pear hanfollen skriuwers. It Fryske boek, üs novellen en romans en geleidde zijn toehoorders eerst naar Zuid-Limburg, waar we de kolenlagen aantreffen in het Carboon, voor 250 millioen jaren uit veen door chemische omstandigheden, waardoor het koolstof gehalte toenam, gevormd. Deze lagen, die toch op de hoogte van de zeespiegel moeten zijn ontstaan, liggen nu op zijn minst 300 tot 600 M. en dieper onder de aardoppervlakte. De aardkorst moet dus sedertdien enige kilometers zijn gedaald; ja meer want het carboon is zelf een 3 k.m. dikke zand- en leemlaag met enkele percenten kool, die dus oor spronkelijk enige kilometers boven de zeespiegel moet hebben gelegen, zodat de daling totaal wel 5 a 6 k.m. moet hebben bedragen. Dat is tenslotte slechts enkele c.m. per 1000 jaar. Ligt in Noord-Limburg het carboon zeer diep, zuidelijker komt het hoger, tot het zelfs de aardoppervlakte bereikt, waar men er echter niets van aantreft, omdat het door uitslijping door rivieren geheel is verdwenen. Aan de hand nu van de ligging van het carboon op uiteenlopen de diepten, en van de verschuivingen welke in de lagen in de loop van de tijd zijn opgetreden, concludeert spr. dat Nederland, geologisch gesproken, feite- lijk in een schotel ligt, de randen van die schotel gevormd door oudere lagen komen over de grenzen van Nederland, doch niet zo ver daarvan verwijderd nog te voorschijn, doch ons land zelf is be dekt door zeer jonge afzettingen. Nadat spr. nog had betoogd hoe aan fossielen van gevonden planten en die ren de ouderdom van de verschillende lagen is te bepalen in het carboon komen alleen fossielen van levende we zens voor, welke thans zijn uitgestorven behandelt hij de na het carboon ko mende, dus jongere afzettingen, het perm met z’n zoutlagen, de muschelkalk, welke bij Winterswijk nog aan het licht komt, de jura, welke weer gevolgd wordt door het krijt; aan de Engelse Zuidkust treedt dat aan de oppervlakte, hier in Nederland werd het bij borin gen in Emmen aangetroffen. Deze krijt- afzettingen, welke niet alleen uit krijt bestaan, verwarre men echter niet met het krijt van de St. Pietersberg, dat mergel is. Spr. staat vervolgens stil bij het bodemkundig onderzoek; dat van Waterschoot v. d. Gracht door middel van boringen leverde een schat van ge gevens, later werd van zwaartekrachts- metingen (Vening Meines) en seismi sche trillingen (B.P.M.) gebruik ge maakt. Het laatste onderzoek vooral heeft schatten gekost, doch men kent nu ook de plaatsen, welke de beste kan sen bieden. Expoitatie-mogelijkheden voor kool biedt in Nederland ook de Peel. De dalingen en rijzingen van de aardkorst hebben tot gevolg gehad dat over millioenen jaren gerekend, hier nu eens zee, dan weer land was. Na het krijt, dat een 60 millioen jaren terug ligt, volgde het tertiair, met afwisselend zee en geen zee, tot deze zich geheel terugtrekt en we in het quartair komen, het tijdperk van het oudste diluvium. Ook dan is de zee er nu eens (Eemzee), dan weer niet. En als de mens er zich niet had mee bemoeid zou ons land zelfs in de jongste tijd voor het grootste deel zee zijn. In de periode van het diluvium, dat ongeveer 600000 jaar geleden begon, moet het klimaat herhaaldelijk zeer koud geweest zijn, zodat Nederland dan voor een groot deel bedekt was met het landijs, dat uit Scandinavië veel ge steente meevoerde. Deze stenen zjjn la ter door de mens opgeruimd en voor trein in onze stad aangekomen. j Toen de goede Sint het station ver- l liet nadat hij op het perron door het bestuur van de Ver. v. Sneker Zaken lieden begroet was stond een grote schare kinderen en ouderen hem op te wachten, die hem luide toejuichten. Sinterklaas besteeg zijn witte paard en met het Stedelijk Muziekcorps voorop reed hij onder grote belangstelling naar het Stadhuis waar hij en Zwarte Piet door de Burgemeester en de beide Wet houders ontvangen werden. De Sint sprak de burgemeester vrien delijk toe en overhandigde hem, omdat hij het gehele jaar zo goed op de stad gepast heeft, een doosje heerlijke siga ren, die hij helemaal uit het verre Spanje voor hem had meegenomen. De burgemeester was daar natuurlijk erg big mee en heette de hoge bezoekers hartelijk welkom in onze stad. Toen begaven Sinterklaas en Piet zich met hun gevolg en de burgemeester en de wethouders naar het bordes om te luisteren naar de mooie Sinterklaas liedjes die de leerlingen van de lagere scholen onder leiding van meester Doodkorte voor hen zongen, en waarbij de muzikanten weer dapper meehielpen. Ze vonden het allemaal heel mooi, en Sint en Piet hadden haast geen handen genoeg om al die kinderen en hun meesters en juffrouwen toe te wuiven, zó blij waren ze dat ze weer zo harte lijk door de Sneker kinderen waren ont vangen. Toen alle mooie liedjes gezongen wa ren hebben Sint en Piet nog even een lekker kopje thee meegedronken in het Stadhuis, en daarna is de grote kinder vriend weer te paard gestegen om nog een tocht door de stad te maken. Ook nu liepen de muzikanten weer voorop en natuurlijk werden Sinterklaas en zijn knecht overal waar ze langs kwamen .hartelijk toegejuicht. verschillende doeleinden gebruikt, maar i gemeenschap, welke op alle kringen een in de N.O. polder treft men hele velden beroep moet doen, wil men er goede to- neelkunst blijven brengen. Het is ons 1 bekend, dat de heer Miedema, die zijn I Pappenheimers kent, voor hij zelf hier een stuk brengt, elders een voorstelling brjwoont ter beoordeling of het geschikt is voor een gemengd publiek als we hier hebben, ’n Goede gewoonte welke we ook ’t bestuur van Kunst aan Allen aan bevelen, dat de keuze ditmaal maakte en dat waarschijnlijk nü dit stuk kers vers in Nederland kwam en snel moest worden beslist daartoe niet kwam. Had men het te voren gezien dan twijfelen we er aan of men het hier zou hebben gebracht, zo min als men b.v. zijn keus zou laten vallen op een stuk van Sartre. Johan de Meester moge in zijn toelich ting op het programma schrijven dat Tramlijn Begeerte is „als een gedicht, waarvan geen regel gemist mag worden, waarvan ieder woord, elke kleinste nu ance kostbaar is”, wij zijn geneigd daar achter ’n „Nou Moe!” te zetten. Er had o.i. best wat af gekund, ook van de dia loog, soms de monologen voor de pauze van de hoofdfiguur Blanche die lang en zeer vermoeiend waren. Na de pauze werd dat beter en was er meer hande ling. Dat desondanks ook voor de pauze de aandacht van het publiek geboeid bleef, danken we aan het fenomenale spel van Ank v. d. Moer, die de Blanche- rol vertolkte; dat was buitengewoon, adembenemend, ook in het „stille” spel. Physiek was het al een geweldige pres tatie bijna vier uur op het toneel te zijn, artistiek was het boven alle lof verheven, dit geladen spel, dat af en toe een zelfs bijna ondraaglijke span ning in de zaal bracht. Als we alle symbolische franje, welke trouwens minder op de voorgrond trad dan we verwachtten en ook niet zoveel om het lijf had, laten varen komt de inhoud van het stuk hierop neer: Blanche, dochter van een verarmde planters- familie uit het Zuiden der Ver. Staten, is door het leven in deze omgeving van aftakeling en door een ervaring in haar op zeer jeugdige leeftijd gesloten hu welijk, na de zelfmoord van haar jeug dige echtgenoot, in een hysterische toe stand geraakt en leidt een dusdanig lichtzinnig leven dat de wereld haar niet meer accepteert. Zij zoekt dan haar toe vlucht bij haar zuster Stella, die de con sequentie uit de maatschappelijke ach teruitgang van haar familie heeft aan vaard, getrouwd is met een primitieve, min of meer brute volksjongen Stanley en woont in de oude binnenstad van New Orleans, het kleurige French Quarter. Blanche is op een man uit, zij, ten prooi aan een lawine van gevoels- conflicten, zoekt rust. Bijna komt het tot een huwelijk met Mitch, een vriend van Stanley, die in haar een deugdzame, zelfs preutse vrouw ziet. Maar Stanley, die gaandeweg de waarheid omtrent Blanche’s leven is te weten gekomen, rukt meedogenloos de sluier der on schuld van Blanche af, Mitch keert haar de rug toe en Blanche vervalt tot waan zin. Men zou eigenlijk psychiater moe ten zijn om een figuur als Blanche te beoordelen, ons leek ze acceptabel, le vensecht waren ook Stella, al heeft deze telg van een patricisch geslacht zich wel heel snel aan het primitieve volks leven aangepast, Stanley en Mitch, resp. voortreffelijk gespeeld door Lous Hen sen, Guus Hermus en Henk Rigters; ook de kleinere rollen vielen niet uit de toon: een gave voorstelling dus. Het melodramatische slot had men ons kunnen besparen, in ieder geval de caricatuur van de psychiater en zijn ge- uniformde helpster, het staat lang niet op het peil van de andere tafrelen, die onmiskenbaar het grote talent van deze toneelschrijver bewijzen. Maar de Amerikanen hebben geen zwaar te gen een sandwich met tegelijkertijd een laag jam en een „hot dog”, waarom zouden ze over een realistisch spel ten- DOODSTRAF GE-EIST TEGEN DE BEULEN VAN AMERSFOORT. Tegen alle 7 kampbewakers van Amersfoort is de doodstraf geëist. „Greate Pier” yn in modern kleedtsje, om syn „Kouke-Dei yn Ljouwert”, in ode oan ’e Fryske kou en tagelyk it byld fan in feestdei, dy’t neffens Wybren Altena yn ’e takomst elts jier yn Fryslan halden wurde sil om it wichtichste objekt fan üs heitelén de kou! to ear jen. En forjitte meije wy ek net dat kostlike stikje „It Duvel- tsje”: „Leaf lyts hikjekacheldinkje duveltsje, feninich krinkje branje- swolger, stik geraes izerbealgje, fjüroansetter houtsjebiter, stienkoal- fretter braef, bést bistke fan ie baes!” Wybren Altena is in foardrager fan it suverste wetter, syn wurk is in soarte op himsels. De tahearders ha hjar gans formakke. Wy slute üs by foarsitter Douwe Tamminga yn syn tankwurd oan en hoopje, dat Altena sa trochgean mei, hwant soks smakket nei mear. De gearkomste waerd sletten mei it sjongen fan it earste en léste kouplet fan „Hwer’t de dyk it lan omklammet”. kJ LCXllUp uil V f „Ik heb gelijk, Italië heeft gelijk, want wie in Enge land iets gepresteerd heeft, komt bij ons, omdat hij weet, dat men in Engeland alleen kan werken, doch bij ons kan leven”. „Dan heb je ons toch nodig, al kom je niet zo dik wijls naar ons toe, als wij naar jullie”. „Wij hebben U nodig. De wereld heeft U nodig, want U werkt voor de wereld. Maar wij zijn ook voor u on ontbeerlijk, want wat is werken zonder levensgenot en dat vindt u in zijn meest volkomen gedaante slechts bij ons”, antwoordde Antonio. Trots keek hij Evelyne aan. Deze lachte. „Goed Antonio. Ik ben tevreden, ook al ben ik het er niet mee eens. Maar laten wij op dit principe nu maar vrede sluiten”. Na een half uur de wind was intussen nog meer afgenomen kwamen zij bij de landingsplaats aan. Aan de oever wachtte Evelyne’s kamermeisje Giulia. „Een telegram uit Londen, Signorita”. „Geef eens hier!” Met nieuwsgierige haast opende Evelyne het tele gram en las: „Kom zo spoedig mogelijk terug. De Evelyne komt deze week klaar. Papa”. Met een zachte kreet van vrolijke verrassing liep ze over het grasveld, de gemetselde trappen van de villa op. Giulia en de beide Italianen keken haar lachend na. De chauffeur John Head, een gedrongen, brede jongeman, die met Italië en zijn bewoners voortdurend overhoop lag, daar hem hun slordigheid en aangeboren angst voor, werken tegenstond, was niet weinig ver baasd zijn meesteres met wapperende haren en nog steeds in badcostuum de garage te zien binnenstormen, waar hij juist bezig was de limousine schoon te maken. - Wordt vervolgd. SNEEKER NIEUWSBLAD St. Nicolaas moet vóór z’n verjaardag op 5 December nog heel veel cadeaux bij de Sneker Zakenlieden kopen, en daarom is hij Zaterdagmiddag al met de Een der voornaamste onderwerpen van bespreking is tegenwoordig de duurte van alles. Zelfs het uitgaans leven is een tamelijk kostbare geschie denis geworden. Maar Donderdagavond kregen de kunstminnaars, die naar Amicitia gekomen waren om de Ne derlandse bewerking van Tenessee Wil liams’ toneelspel in elf tafrelen „A Streetcar named Desire” te zien vertol ken door de Toneelgroep „Comedia”, directeur Cor Hermus, waar voor hun geld. Tenminste qua lengte van het stuk, want de voorstelling duurde vier uur. Of de bezoekers ook overigens waar voor hun geld hebben gekregen Het antwoord op die vraag is minder ge makkelijk te geven. Want als we zeg gen, dat het stuk met zeer gemengde gevoelens is ontvangen, dan geldt dat niet alleen voor ieder bezoeker indivi dueel, omdat Tramlijn Begeerte zoveel vragen opwerpt en zo’n mengsel van realisme, impressionisme, symboliek en melodramatiek is dat men er een hele kluif aan heeft er zijn houding tegen over te bepalen, maar hier komt ook een kwestie van levensbeschouwing om de hoek kijken. En zo zal de ene groep bezoekers veel minder voldaan, naar huis zijn gegaan dan een andere. En hier doemt de vraag op of dit stuk dan wel een goede keus was voor toneellie- vend Sneek, een betrekkelijk kleine op ’t eintsjebislüt, net om leech to lizzen of sear to dwaen, mar om utering to jaen oan it tinken en fielen fan in trou we lêzer fan it Fryske boek. Neidat de foarsitter de sprekker tank brocht hie foar syn lêzing en inkele ta- hearders noch fragen stelt hiene, barre I de eare de dichter Wybren Altena fan Makkum om foar to dragen üt eigen wurk. Publisearre is der net folie fan it wurk fan Altena, hwat oan ’e iene kant ek mar goed is, hwant it is stikken bet ter as hy seis komt om it op to sizzen. Men moat him sjen, syn gebaren, syn mimyk, as hy droechwei, üt syn holle, syn koartswilige, satiryske en ironyske dichten foardraget. Syn antlit moat men derby ha, dan kin men skatterje goed opgeheven, om syn „Froutsje fan Starum” en syn roerend goed blijft hij gehandhaafd. Voor het Natuurkundig Genootschap trad Woensdagavond in zaal-Piso op prof, d r. J. F a b e r uit Delft met een causerie over de geologie van Neder land. Spr. beperkte zjjn grepen uit de gegaan. Over de heuvels van de Veluwe aardkunde van ons land tot de uiterste j en jn het Gooi ging het ijs heen, ze wer- korst nl. tot een diepte van 10 20 K.M. i den door dat jjs samengedrukt zodat r? a! r,l’rl <1 z, rrï-ïv-t O O - J fan de léste tritich jier, kinne net oars as in tige fragmentarysk byld jaen fan alles, hwat yn it Fryske lén oan lok en lijen, oan wille en smert, oan goed en tsjoed bilibbe wurdt. Wy kinne wiis wêze mei it wurk fan Simke Klooster man, Reinder Brolsma, Ulbe fan Hou ten, Marten Baersma, Rintsje Sybesma, Pollema, Nycle Haisma, Couperus en Douwe Kiestra, om de produktyfsten mar to neamen. Hwat hja üs jown haw- we is djür bisit fan eigen lan en minsken. Oer dejingen, sa sei de hear de Jong, dy’t yn en nei de oarloch nije boeken ütkomme lieten, foldocht P. Akkerman my it béste. De boeken fan dizze skriuwers ha my troffen troch har earlik Frysk wêzen. Mar, hat Jan Piebenga ris sein oer forskate Fryske skriuwers, „der rint sa’n düdlik tragyske tried troch dy libbens, dat it moed soe jin fol wurde”. Dizze visy oer de libbens- en lijens- skiednis fan partij Fryske skriuwers fynt tige steun yn it Fryske boek. Sy rinne de tragyk net üt ’e wei, de meas- ten; hja binne der in tankbere klank- boarne foar. En dochs, neist de lytse, nearzige, su- terige en tsierende minsken bistiet in oare wrald. Hwer leit it dan oan, dat it Fryske boek sa’n bytsje plak hat foar de netuerlike en mear dan natuerlike freugden, dy’t de minsken jown wurde. Hwerom is it measte Fryske proaza sa swier fan toan, sa earm oan sinneskyn, sa ryk oan earmoede. De blidens, de fleur, de wille, mar binammen de djip- taestende sielefreugde binne sa’n bytsje yn it Fryske boek to finen. Dermei mien ik net, dat Brolsma of Tuinstra nou ek ris in fleurich boek skriuwe moatte, as it sin der harren nei stiet. Dat is dwyl- sin. Né, it boek of de boeken, hwer’t wy nei ütsjugge, kin allinnich ünt- stean yn in siel, dy’t it libben sa ünder- giet en dêrom sa sjocht en neipriuwt. De himel biwarje üs foar tendenzlitera- tuer, dy’t net üt de djippe oandrift fan in wier talint skepen is. En llbbet it famyljelibben yn it Fryske boek? Komt jin üt it wurk fan Brolsma of Akker man, Burgy of Couperus, de meldy to- mjitte, dy’t yn it rike famyljelibben opklinkt? Ik hear him hast nea. Der- neist binne hünderten blêdkanten fol- skreaun oer earme, lytse, egoistyske, droege, toarre libens. Mei folie talint, krekt en yngeand, earlik en wier. Ik soe it net misse wolle. It jowt üs yndied Fryslan Fryslan mei syn sombere, driigjende loften boppe keale forlitten- heit. Mar üs folk hat figueren, dy’t yn de spegel üntbrekke. It jonge, suvere lok, mar binammen de antlitten fan Heit en Mem, mei de tearen en rimpels fan soarch en leed, mar dertroch net forhurde of forslein, dochs opheve en lottere, fordjipt en forstild ta mylde goedens en wrachtige leafde. Literatuer wurdt net makke, wurdt net levere op bistel, hja wurdt beme yn ’e djipten fan it moed. Alles hwat echt en wier ta üs komt, is üs djür, as it it kwea net priizget of de sünde leidich biskriuwt. Us langstme ha wy hjir frrj-

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1948 | | pagina 1