Franks Race naar het Geluk
Nieuwjaarswensen
Sneker Historiebladen
Officieel Orgaan van de gemeenten SNEEK, WYMBRITSERADEEL en IJLST
MIENSKIP SNITS
Geen Onderhandelingen
meer met de Republiek
3e JAARGANG No. 91
1.
2.
3.
4.
5.
Wordt vervolgd.
Een roman uit de automobieiwereld
door STAN VAN KAMPEN.
I
DINSDAG 14 DECEMBFF 1948
In ons nr. dat Oudejaarsdag
31 December a s. verschijnt,
bestaat gelegenheid tot het
plaatsen van een
NIEUWJAARSGROET
van 4 regels voor f 1.50
Inzendingen gaarne vóór 27
December a s.,
Bureau Grootzand 55
BON VOOR BRANDSTOFFEN
ONGELDIG.
Het Sneeker Nieuwsblad is een gecombineerde uitgave van Nieuwe Sneeker Courant, Sneeker Courant en Drijfhouts Nieuwsblad
i
FEUILLETON.
..eer
12
I
en
van
Kantoor voor Abonnementen
Fa. KIEZEBRINK Co.
KLEINZAND 7 Tel. 2872
Ab.prijs 2.50 per half jaar
Franco per post
ƒ3.75 per half jèar
Verschijnt
DINSDAGS en VRIJDAGS
Bureau voor Advertenties:
Fa. DRIJFHOUT
GROOTZAND 55
Telefoon 3005
Advertentieprijs 15 ct. per
m.m. Bij contract (handels-
adv.) lager.
V.
Bcdemvondsten uit het hart
„U bedoelt, dat ik een angstige natuur ben? En
’s nachts graag spoken zie? Ik ben niet bang. Ik leg
deze weg dagelijks af en heb nog nooit aan hallucina
ties geleden. Aan geesten geloof ik ook niet en daarom
is uw vermoeden, dat aan mijn verklaringen iets niet
zou moeten kloppen niet juist. Draait u de zaak ge
rust om. Aan het getraliede raam moet iets niet in
orde zjjn, daar er een man doorheen kan klimmen”.
Dr. Woodley knikte toestemmend. Frank beviel hem
steeds beter.
De criminalist onderzocht het venster en zijn afslui
ting. Hij rammelde aan elke dwarsstang, maar daar
het raam tamelijk hoog was aangebracht zonder
succes. Nadat er een ladder was bijgehaald, begon hij
zijn werk opnieuw. Doch de staven hielden goed stand.
Zijn blik viel nu op de plaats, waar de tralies links in
de muur waren bevestigd. Snel keek hij naar rechts.
Toen klom hij van de ladder. Woodley en Frank keken
hem vol verwachting aan.
„Mr. Woodley, uw concurrent heeft schrandere
mensen in zijn dienst, mensen zeg ik, want dat dit alles
door één man gedaan -zou zijn, kan ik niet aannemen.
En de mensen van uw concurrent werken voorzichtig
en nemen de tijd. Past u op. U zult verbaasd staan.
Mijnheer Horn had gelijk”.
Spr. gelooft dat Ijier ook een stuk po
litiek inzit, het ambtelijk apparaat
bemoeit zich nog te veel met de zui
vel. De onbevredigende gang van za
ken in de agrarische sector leidt er
toe dat ondernemer en werknemer er uit de vondsten, opdat het Museum deze
uit vluchten, omdat men er niet be-
hobrlijk beloond wordt. Daarom dient
de arbeider in de landbouw even hoog
beloond en dezelfde sociale voorzie
ningen te genieten als andere arbei
ders in eenzelfde gemeente en dient
de prijs der agrarische producten zo
te zijn dat de boer dit alles kan geven.
sche sector. Ten slotte staat spr. nog
stil bij enige punten elders in het C.H.
program behandeld, zoals de werk
loosheid, welke al weer toeneemt.
Spr. meent dat soms de geleide eco-
nomie daartoe ook aanleiding geeft,
deze moet alleen voor abnormale om
standigheden gehandhaafd. De boer j grond was aangeland. En daar
al weer gedwongen het kostencijfer
te drukken, nu de regering een cent
van de melk afnam, het gedwongen
transport van melk naar Holland,
schept hier ook een tekort van melk
aan de fabrieken. Er komt daar in
Holland genoeg consumptiemelk los
als men het voordeliger maakt deze
melk te leveren dan het zelf verkazen
van de melk door de boeren daar. Wat
de grondpolitiek betreft dient de
agrarische bevolking in staat gesteld
zelf een stuk gfond te bezitten. Onze
bevolking is sterk gestegen, maar
stadsuitbreiding, wegenaanleg, vlieg
velden, natuurbescherming onttrek
ken heel wat H.A. aan de cultuur. Er
is door de Wieringermeer en N.O.Pol-
der wel grond gewonnen, maar de re
gering zegt dat aanleg van de Zuid
en Z.O.Polder te duur is. Maar nieuw
gewonnen land heeft ook een niet te
schatten sociale waarde, als een gezin
er zijn brood kan verdienen. Nu is het
zo dat velen moeten emigreren, maar
er zijn hier nog duizenden H.A. grond
niet alleen in het IJselmeer doch bijv,
ook in Zeeland te winnen. Wij willen
dan ook dat men deze zaak zo snel
mogelijk aanpakt, opdat een groot
deel van het bevolkingsoverschot in
de agrarische sector hier kan blijven,
terwijl als er oorlog komt, we ook
groter kans hebben dat onze bevolking
zich zelf kan redden. Ook dient ge
protesteerd tegen het feit dat de re
gering in de N.O.Polder 3000 H.A.
in staatsexploitatie wil houden, wij
willen geen staatssocialisme, dit land
dient uitgegeven aan particulieren.
Na deze rede kwam een stroom van
vragen los, welke spr. uitvoerig en
vaak snedig en geestig beantwoordde.
SNEEKER NIEUWSBLAD
van Sneek.
Het zal de ingezetenen van Sneek wel
niet ontgaan zijn, dat onlangs diepe
sleuven werden gegraven in de Markt-
i straat en Groote Kerkstraat, ten be
hoeve van rioleringswerken. Daar tot
2% meter beneden het straatoppervlak
gegraven werd, in de oudste delen van
de stad, kan men zich voorstellen dat
oudheidkundige bodemvondsten ver
wacht werden. Dank zij het nauwlettend
toezicht van de heer B. Heins, en de be
langstelling van de uitvoerders is in
derdaad het eén en ander verzameld dat
een bijdrage leveren kan tot de kennis
van de oudste geschiedenis van Sneek.
De burgemeester van Sneek was zo
vriendelijk ons een keuze te laten doen
zaak tenminste een goed stuk verder gebracht. En nu
ter zake. U zoekt een werkkring? Nu, hoe staat het
met uw kennis van boekhouden?”
„Ik hoop aan uw eisen, als zij niet direct te hoog
worden gesteld, te kunnen voldoen”, antwoordde
Frank zonder na te denken. Hij had vroeger eens boek
houden gestudeerd, toen hij er nog aan dacht in de
handel te gaan.
„Best, u bevalt me en ik geloof, dat u zich spoedig
zult hebben ingewerkt. Vanaf de volgende week werkt
u bij ons”.
Frank antwoordde aangenaam verrast: „Mijnheer
Woodley, u kunt u niet voorstellen, hoezeer u zich aan
mij verplicht. Ik hoop het vertrouwen, dat u in mij
stelt, niet te zullen beschamen”.
Woodley wilde van geen dank weten. Hij had er wer
kelijk geen idee van, welk een grote dienst hij deze
jongeman bewees, dat hij de mogelijkheid voor hem
opende, in de wereld van de arbeid terug te keren. De
deur ging open en Duncker verscheen in de deur
opening.
„We krijgen bezoek, mr. Woodley”.
Hij trad binnen en achter hem stond Evelyne op de
drempel. Zij rende op haar vader, die was opgespron
gen, toe en kuste hem op beide wangen. „Maar, Eve
lyne, ik ben toch niet alleen”.
Ze keek verwonderd op. Ook Frank was opgestaan
en maakte een lichte buiging.
Vlug stelde hij zich voor. Dr. Woodley maakte hem
bekend met de aangekomenen.
„Mijn dochter, onze renner Duncker. Misschien hebt
u wel eens van hem gehoord?”
„Ja zeker. Het is mij een groot genoegen Engelr t
beroemdste renner persoonlijk te leren kennen. Doch
ik wil niet langer storen en wens u goedendag*.
Met een lichte handdruk liet Dr. Woodley hem uit.
Bon 02 van de brandstoffenkaarten
zal na 18 December niet meer geldig
zijn voor het kopen van brandstoffen.
Men moet die bon dus uiterlijk op 18
December bij een brandstoffenhande
laar inleveren.
AUTO-RIJVERBOD OP ZONDAG.
Voor 26 December en
2 Januari ontheffing
verleend.
De minister van Verkeer en Water
staat heeft toegestaan, dat personen
auto’s en motorrijwielen op Tweede
Kerstdag en op Zondag 2 Januari mo
gen rijden.
NIEUWE VAKGROEP.
Blijkens publicatie in de Ned.
Staatscourant van 4 November 1948
is door de Minister van Financiën in
gesteld de Vakgroep „Assurantie-
agenten”. Na overleg met de agenten
organisaties in het verzekeringsbe
drijf zijn door b.g. Minister als be
stuurders benoemd de heren: H.
Posthuma te Leeuwarden (voorzit
ter), Th. Drost, te Voorburg (secre
taris), W. Benda te Nijmegen, J. W.
F. Visser te Amsterdam en H. Buiten
te Utrecht. Kantooradres: Prinsevin-
kenpark 16, ’s-Gravenhage, telef.
553507.
Kerkstraat. Zo moet er een huis gestaan
hebben midden in de straat tussen het
pand van Geertsema’s Ijzerhandel en
het laatste huis van het streekje, Noord
van de Groté Kerk. De steensoort wees
er op een 16e eeuws gebouw. Het zal dus
na de demping van de gracht zijn gezet.
Dat inderdaad de gedempte gracht niet
tot straat werd aangelegd, blijkt ook
uit het andere huisfundament, dat stond
op de plaats waar de Grote Kerkstraat
uitkomt op de Marktstraat. Wij weten
vrij nauwkeurig, hoe in het begin der
17e eeuw eerst het plan opkwam, de
Oude Koemarkt te verbinden met de
Marktstraat. Daartoe heeft de Sneker
Magistraat het pand aangekocht, waar
van nu de fundamenten werden gevon
den. Het huis werd na aankoop afgebro
ken, en zo kon dan de Grote Kerkstraat
worden aangelegd. Wij zullen dit alles
nog eens nader toelichten, wanneer wij
gekomen zijn aan een serie bijdragen
over de Sneker straatnamen. Wij laten
het hierbij vooreerst, en hopen duidelijk
gemaakt te hebben, hoezeer het aanbe
veling verdient bij graafwerk tot enige
diepte van belang ook op ogenschijnlijk
onbelangrijke vondsten te letten, en zo
mogelijk tijdig bevoegde personen of in
stanties op de hoogte te stellen. Het
Museum zal zich gaarne belasten met
het bewaren en toelichten van hetgeen
dan aan de oppervlakte mocht komen en
voor de kennis van Sneek's geschiedenis
van belang blijkt.
H. Halbertsma.
Redacteur L. KIEZEBRINK Redactie-adres KLEINZAND 7 SNEEK
In hotel Hanenburg werd Vrijdag
avond de eerste van de aangekondig-
de cursussen gehouden door de
Mienskip Snits, waar het Kamerlid de
heer J. de Ruiter sprak over „It lan-
bouprogram fan ’e C.H.U.”. Voorzit
ter Heeringa heette de talrijke aan
wezigen welkom, deed tal van mede
delingen en wijdde ook een woord van
hulde aan de nagedachtenis van de
heer C. Smit, die zo vaak in deze ver
gaderingen aanwezig was als verslag
gever.
De heer de Ruiter wijst er op dat j
dit program uiterst sober is gehou- Dat zal de vlucht naar de stad belem-
den. Het wil dat de landbouwende be- meren. De sociale rechtvaardigheid
volking op gelijke wijze wordt beloond moet dus doorgetrokken in de agrari-
Hij liep weer naar het raam toe, klom op de ladder
en deed iets aan de rechterkant van de tralies. Plotse
ling bewoog het gehele traliewerk als een openslaand
raam. Peacetown draaide zich om en zijn gezicht was
vuurrood.
„Daar, twee scharnieren”. Hij wees naar de linker
kant van het venster, „daar een haak en alle verbin
dingen met de muur doorgezaagd, dat is de oplossing
van het raadsel. Open en dichtgaande tralies. U zult
wel de eerste zijn, mr. Woodley, die in het bezit is van
een dergelijke luxe”.
Woodley hapte naar adem. Ook Frank was zeer ver
rast. Zo had hij zich de zaak niet voorgesteld. Hij was
er van overtuigd, dat er een^staaf had kunnen worden
uitgenomen.
„De man, die dergelijke kunstwerken bedenkt, moet
met de situatie vrij goed bekend zijn. Hij heeft hier
voor heel wat nachten nodig gehad. Hebt u nooit iets
verdachts opgemerkt?” vroeg de ambtenaar.
„Nooit. Wie zou ook de tralies gaan controleren?”
antwoordde Woodley.
„Nu, dan is dit voor vandaag genoeg. We zijn weer
een stukje verder. Ik verzoek u nu niet direct deze
tralies te laten repareren. Het zou kunnen zijn, dat de
indringer terugkomt. Waarschijnlijk niet op dit mo
ment; Pradly is dood en de plannen heeft hij. Maar we
zullen voorlopig deze kwestie laten zoals ze is”.
Hij stapte in zijn wagen en reed weg.
Woodley vroeg Frank: „Komt u nog eens met me
mee, mijnheer Horn?”
Hij liep in gedacht on vooruit.
Toen ze in de werkkamer van dr. Woodley waren ge
komen, bood de directeur zijn gast een stoel en een
dikke sigaar aan.
„Zo, dat hebben we gehad. Ik dank u, mr. Horn.
Uw opmerkzaamheid heeft ons in deze raadselachtige
voor de diensten welke zij de maat-1
schappij bewijst als andere takken
van het nationale economisch leven1
beloond worden voor de diensten wel
ke zij de landbouwende bevolking be
wijzen. Het wenst dus een gelijkstel
ling van boer en tuinder en de arbei
ders in de agrarische sector met allen
werkzaam in andere sectoren, de bin
ding der lonen van de landbouwarbei-
ders aan die in de industrie, en voor
«de boer en tuinder een zekere rente
van het geïnvesteerde kapitaal, plus
een redelijke ondernemerswinst. En
daaraan hapert nog wel wat. Zoals
bekend stelt de regering de prezen
der landbouwproducten vast,» reke
ning houdende met de door het Land
bouwkundig Ec. Instituut verzamelde
gegevens. Dat instituut heeft over het
algemeen goed werk verricht en had
de regering steeds met zijn gegevens
rekening gehouden dan zou er in
landbouwkringen niet zoveel ontevre
denheid zjjn als er is. Maar alleen
mag gevraagd waar blijft een derge
lijk instituut ovor de industrie bijv,
de textielindustrie. Het is bekend dat
men deze schatten heeft laten verdie
nen. Daar zit voor een deel ook be-
lastingpolitiek achter. Minister Lief-
tinck haalt van deze winsten bin
nen en dus veel meer dan als deze
winsten dun worden uitgesmeerd. Men
weet dat er een landbouwegalisatie-
fonds is waaruit subsidies aan de con
sumenten worden verleend voor tal
van levensbehoeften; spr. acht de
naam niet gelukkig, het is een consu
mentenfonds, dat alleen in overgangs
tijd te verdedigen is; is die achter de
rug dan moet men weer met beide
benen op de grond komen en dienen
de verbruikers de kostprijs plus een
redelijke ondernemerswinst voor de
producten te betalen. De regering is
bezig met de afschaffing van dit
fonds, dat verleden jaar nog ruim 600
millioen, nu 212 eist, waarvan de
grootste helft ten laste van de zuivel
komt. Spr. ziet echter niet in waarom
de gegoede die nu al 2.20 per pond
boter moet betalen, ook niet 2.40
kan betalen, waardoor men aan de
kostprijs van 4.80 per kg. toe was.
Men zegt wel dat men door alle sub
sidies af te schaffen bij een derde
loonronde zou komen. Maar spr. ge
looft niet dat men anders ooit aan
een behoorlijke beloning in de agra
rische sector zal toekomen. De re
gering heeft toch ook nooit egalisatie-
subsidies voor kleding of schoeisel ge
geven hoewel de prijzen ook daarvan
hoog zijn. En opmerkelijk is dat in
Nederland bijna alle prijzen aanzien
lijk lager liggen dan elders. In Dene
marken betaalt men in de landbouw
hogere lonen en kan men toch expor
teren, terwijl wij wegens de hoge prijs
geen boter heten te kunnen uitvoeren.
als bruikleen van de gemeente kon be
waren en tentoonstellen. Men kan ze
daar dus zien, als het lezen van de nu
volgende uiteenzettingen daartoe wel
licht de nieuwsgierigheid heeft opge
wekt.
Nu de graafwerken zijn afgesloten,
wij ons een indruk hebben gevormd
hetgeen in de sleuven op te merken viel, grond stonden, werd gedacht
De Nederlandse regering heeft
haar standpunt inzake de onmogelijk
heid om een overeenkomst met de
Indonesische republiek te bereiken in
een officieel communiqué kenbaar ge
maakt, waarin zij mededeelt:
bij de jongste besprekingen van
de kabinetsdelegatie met de Re
publiek is duidelijk gebleken, dat
geen daadwerkelijk ingrijpen van
de Republiek tegen de bestands-
schendingen kan worden ver
wacht, omdat de Republikeinse re
gering haar wil niet aan de sol-
dateska kan opleggen;
de heer Hatta heeft bij zijn eerste
besprekingen met de heer Stikker
uitdrukkelijk de Nederlandse sou-
vereiniteiL in de interim-periode
erkend en de Nederlandse mede
verantwoordelijkheid voor het be
wind in Indonesië in die tijd en de
daaruit voortvloeiende bevoegd
heden van de Hoge Vertegenwoor
diger van de Kroon;
op grond van de daardoor ge
opende mogelijkheden is de kabi
netsdelegatie afgevaardigd;
de Republiek handhaafde haar
vroegere inzichten niet en wilde
nu slechts een formele Nederland
se souvereiniteit, zonder practi-
sche consequenties, erkennen; de
Hoge Vertegenwoordiger zou o.a.
alleen in theorie het oppergezag
over de gewapende macht hebben,
de Nederlandse troepen zouden
geleidelijk het bezette gebied ont
ruimen, maar de Republikeinse
strijdkrachten zouden in stand
blijven en haar politie zou eerst
later worden geregeld. Er zouden
dus twee legers onder verschillend
commando zijn. Zo kan Nederland
geen verantwoordelijkheid voor ’t
bewind in overgangstijd dragen;
overeenstemming met de Repu
bliek blijkt onmogelijk te zijn en
zij blijkt de overeenkomst van de
Renville niet te willen naleven.
Daarom is het nu tijd om het be
sluit „bewind Indonesië in over
gangstijd” af te kondigen, waarbij
gezorgd zal worden, dat de Repu
blikeinse gebieden nog in het pre-
federale bestel kunnen worden op
genomen.
Weer voor de Veiligheidsraad.
Naar aanleiding van dit besluit der
Ned. regering zal de Veiligheidsraad
de Indonesische kwestie weer behan
delen.
pentrjd voor het licht kwamen, hoewel
men toch tamelijk diep in de ondergrond
heeft gewerkt. Maar dit feit is nog geen
bewijs, dat Sneek niet al reeds in de
terpentijd bestond. Immers, Sneek’s
hoogste punt, het Oud Kerkhof met om
geving, ligt nog zo hoog, dat men op
2% meter diepte nog niet in de vaste
er nu
is door de maatregelen der regering wel een benen „schaats” gevonden werd
in de Grote Kerkstraat, en bij vroegere
gelegenheden enkele Romeinse munten
uit Sneek’s bodem voor het licht kwa
men, zou dieper graven stellig meer be
wijzen van Sneek’s bestaan al in de
Terpentijd opleveren. Hopelijk doet zich
de gelegenheid nog eens voor, deze be
wijsstukken te verzamelen bij het gra
ven van putten en andere graafwerken
in Sneek’s oudste kern, rond of op het
Oud Kerkhof.
In ouderdom volgend op de benen
schaats is een fragment van een benen
haarkam. Dat de tanden hiervan alle
zijn afgebroken is een aanwijzing,- dat
men vroeger ook al zelden iets weg
wierp, wat nog te gebruiken was. Toch
is het nog een mooie vondst. Hoewel er
ons geen exemplaar van elders bekend
is, dat hiermede onmiddellijk te verge
lijken is, lijkt het ons toe, daarbij andere
wél dateerbare kammen in de vergelij
king betrekkend, dat deze kam waar
schijnlijk uit de 12e eeuw stamt, hoewel
men op het eerste gezicht een oudere
leeftijd zou vermoeden. De kam is als
volgt gemaakt
Men nam een been van een koe of een
paard en spleet dit in tweeën. Vervol
gens fatsoeneerde men de twee helften
tot twee, 20 cm. lange, en 1% cm. brede,
platen, die, tegenelkaar gelegd, op door
snede regelmatig zeshoekig zijn. De bui
tenzijden werden daarna glad gepo
lijst, en versierd met ingekraste, een
eenvoudig driehoekspatroon vormende,
lijntjes. Dan nam men een ander stuk
been, en versneed dit tot een tiental
3 m.m. dikke plaatjes. Deze werden
tussen de twee reeds beschreven
dekplaten geklemd met behulp van
ijzeren nagels. Tenslotte restte de
kammenmaker nog de onder de dekpla
ten uitstekende gedeelten van de plaat
jes uit te zagen tot „tinen” of tanden,
en het boven uitstekende gedeelte bij te
snijden, zodat de kamrug een driehoeks-
vorm kreeg, nog verder versierd met
ingeboorde ronde gaatjes.
Hoe ook beschadigd, nu de kam is
schoongemaakt en het been als vanouds
weer glimt, geeft zij duidelijk getuige
nis dat een man van smaak deze ge
maakt heeft. Stellig een mooie aanwinst
voor de Oudheidkamer
Wat nu de andere vondsten betreft,
de aardigste is een gaaf potje, behoren
de tot de groep van z.g. bol- of kogel-
potten, waarvan het Museum al reeds
enige bezat, zij het niet uit Sneek zelf
maar uit de omtrek. Het nu gevonden
potje moet eveneens toe te schrijven
zijn aan de 12e, mogelijk nog 11e eeuw.
De vondst stond niet op zichzelf, want
meerdere sche’rven van gelrjkwaardig
aardewerk kwamen voor
deze groep behoort ook een eikenhouten
„marlspijker” of splitpen. Althans, daar
heeft het voorwerp nog het meeste van.
Het kan echter ook een ander voorwerp
zijn, eens op een schip gebruikt bij het
behandelen van het tuig.
En met dit voorwerp hebben we met
een ook de aansluiting met de andere
vondsten, die uit later tijd zijn. De nu
beschreven vondsten werden namelijk
alle gevonden op een diepte, grotér dan
1% meter. En in deze lagen staken nu
in de Grote Kerkstraat vele eikenhou
ten palen. Eén ervan werd met veel
moeite uit de grond getrokken, en bleek
aan de bovenkant een rond gat te heb
ben. Daar al deze palen recht op in de
r I aan een
is het aanstonds duidelijk, dat zowel in walbeschoeïïng, en niet ten onrechte,
de Marktstraat als in de Grote Kerk- Deze beschoeiing moet dan in de lengte-
straat vrijwel geen vondsten uit de ter- richting van de Grote Kerkstraat ge
lopen hebben. Natuurlijk was de gegra
ven sleuf te smal, om ook kans te heb
ben de tegenovergestelde wal terug te
vinden. Maar nu was de uitgetrokken
paal bij nader toezien rechthoekig in
doorsnede, terwijl het ene uiteinde veel
breder was dan het andere. Dit bracht
anderen op de gedachte te denken aan
een scheepsonderdeel, een steven, of een
kielbalk van een klein vaartuig, dat dan
op de een of andere wijze in de grond
moet zijn gestoken. Jammer, dat ons de
gelegenheid ontbrak opzettelijk eens een
nagraving te verrichten, om zekerheid
omtrent dit verdwenen grachtje te ver
krijgen.
Over het tijdstip, waarop dit grachtje
moet zijn toegeworpen, behoeft geen
twijfel te bestaan de bovenste ander
halve meter van de sleuven bevatte
niets dan puin en aardewerkscherven
uit de 15e eeuw Men vond dit zowel in
de Grote Kerkstraat, als op de Markt
straat. Op de Markstraat werden zelfs
hele puinmassa’s aangetroffen, die er in
één keer moeten zijn neergestort. Ook
hier schijnt dus water te zijn geweest,
wat heel niet onwaarschijnlijk is, omdat
de aloude stinsen aan de Marktstraat
eenmaal op de dijk zijn gebouwd, die via
Oosterdijk, Peperstraat en Nauwe Noor-
derhorne door Sneek liep en de stad tot
in de 17e eeuw verdeelde in twee delen
Sneek binnen- en buitendijks. De namen
Potterzijlen (niet Poortezijlen, dat
heeft men er later van gemaakt en
Neltsjeszijl herinneren nog aan de tijden,
dat de dijk nog een waterkerende func
tie bezat. De Marktstraat zal dus zijn
ontstaan door demping van de dijkvaart
en aanaarding tegen de dijk en de daar
op gebouwde sterkten.
En wat het gr-"htje achter de Grote
Kerk betreft, ook dit behoeft niet’ al te
zeer verbazing te wekken. Wij weten na
melijk -vrijwel zeker later hopen wij
hier nog eens nader op in te gaan dat
de Oude Koemarkt, of, vanouds het
,.Groot-Zuidend”, tot in de 15e eeuw een
gracht was, tegenhanger van de Singel,
en oorspronkelijk stadsgracht. Na de
demping heette het lange tijd nog „Nije
Straet”. Als men het weet, ziet men het
nu nog wel, die brede, wat saaie straat
met het gebogen beloop Omdat nu ook
het Oud Kerkhof oorspronkelijk om
geven was met een muur en een gracht,
ligt het voor de hand, dat er verbinding
bestond tussen deze beide grachten. En
zo zullen wij dus in de Grote Kerkstraat
de beschoeiing hebben terug gevonden
van de oude kerkhofsgracht, die dan in
verbinding stond met het buitenwater en
een doorverbinding had met de dijkvaart,
lopend waar nu de Marktstraat te vin
den is. Dat deze gracht inderdaad het
kerkhof begrensde, is gebleken uit het
feit, dat men in de Grote Kerkstraat
geen enkel menselijk skelet heeft ge
vonden. Die zou men daar anders tocii
wel mogen verwachten, gezien de vond
sten op andere plaatsen in de omgeving
van de Grote Kerk Tot aan het ge
meentehuis van Wymbritseradeel kan
men de opgetaste doodsbeenderen vin-
het licht. Tot 1 den, zo was men verlegen met de ruim-
-I te. Dat men zo vlak achter de kerk niet
meer begroef, moet wel een zeer geldige
reden hebben gehad.
Tenslotte melden wij nog de vondst
van enige herinneringen aan de oude ge
daante van de Grote Kerk. Zo werden er
gevonden twee fragmenten van middel
eeuwse dakpannen, bij de demping in de
kerkhofgracht geraakt, of misschien ook
wel daarin gewaaid van het kerkedak.
Een ervan, bijna gaaf, is nu in het Mu
seum opgesteld. Ook werd nog gevon
den een bakstenen profielsteen, die niet
afkomstig kan zijn van de huidige kerk,
maar van een ander middeleeuws ge
bouw, of, mogelijk van de kerk zoals
deze er stond vóór de bouw van de hui
dige, waaraan in het jaar 1492 werd be
gonnen.
Eindelijk rest ons nog te vermelden
het vinden van fundamenten in de Grote
Het was teveel voor hem. Eerst de geschiedenis met
het raam, dan deze Hom, en nu kwamen Evel- n en
Duncker er nog bij.
„Wat een geschiedenis”, zuchtte hij.
Evelyne lachte.
„U schijnt niet in uw beste bui. Wie was u
Horn?” vroeg ze, terwijl ze haar hoed afzette.
„Wat? O, ja. Och, niets bijzonders, een nieuwe
bediende. Kantoormens. Aan lager wal geraakt.
Heeft tot nu toe in een of andere kroeg piano of wat
anders gespeeld”.
„Waarom hebt u op kantoor dan een aan lager wal
geraakte pianist nodig?” vroeg Duncker laconiek.
„Och, hij beviel me en heeft ons een gewichtige aan
wijzing in de moordzaak gegeven”
„Hoe staat de zaak met Pradly?” onderbrak Duncker
hem geïnteresseerd.
„Ja, weet u misschien, dat wij tralies aan onze kan-
toorvensters hebben, die men als een deur open en
dicht kan maken? Het is belachelijk!”
„Wat? Wat bedoelt u daarmee? Welke tralies?”
„Ja, Duncker! Laat u dat maar eens door onze con
cierge uitleggen, hoe de mensen van Sinnisfaere wer
ken. Verder heeft deze Horn de moordenaar gade
geslagen, toen hij uit het venster klom”.
„Uit welk venster?”
„Uit dat met die zware tralies!”
„Dat moet ik eens zien. Uit de voorstelling, die u er
van geeft, kan ik niet wij" worden!” riep Duncker,
naar buiten rennend.
„De arme kerel! Ik heb Duncker nog nooit zo opge
wonden gezien, als in de laatste dagen”, zei Woodley,
hem nr kijkend. „Pradly was zjjn vriend”.