Kappie en het eiland Koeterwaal
Dit foarjier trije kear inte
tsjin tongsykte
KING
ABDIJSIROOP
Fan de
H
Brieven uit Canada
r i
MET N KUCHJE
®iShllTSER FEMERK
Tsjin it A-, O- en C-Virus
I
-«
Amer ka
Beiaard
voor
Het Schoo systeem is niet Nationaal
we
.r
FEUILLETON
Uitgeverij
Wordt vervolgd
r
v
Mijnha^V’
dooi NIEK VAN DER ZWAAN
Feestavond Ver. van Melk-
handelaren „Ons Belang”
dat verwaarloosd wordt
beginnen soms ernstige
aandoeningen der lucht
wegen. Bestrijdt het
voortwoekeren van de
besmetting met de zui
verende, slijmoplossen-
de en geneeskrachtige
PEPERMUNT
Hel beste
dagelijkse middel
ter opwekking
en verkwikking
'C.l
De natuurzuivere
Weerspannige Duitsers
getemd
Geslaagd
Onze kolenproductie
Kou, koorts, griep,
Als ge U hangerig en luste- I
loos voelt, kruip dan vroeg I
onder de wol, maar neem I
l eerst een glas hete melk f
of thee en een paar f
AKKERTJES'
...die helpen direct! j
F ’IBOs
W 1
07
A
1
V
53
JOHN BOSGRA.
ABE BROUWER.
stemmen t-
AKKER’S
.’s Werelds beste hoestsiroop -
verre de provinciale autoriteiten gene
gen zijn in de kosten van dit onderwas
bij te dragen, hebben we nog niet na
kunnen gaan.
Technische en Ambacht
scholen.
BENOEMD.
GAASTMEER. Tot onderwijzeres aan
de Chr. Nationale School te Nijemlrdum
is benoemd mej. H. Berghuis, thans
tijdelijk alhier.
nada het onderwijs aan volwassenen zeer
goed geregeld en ontwikkeld. De pers en
de radio blijven in dit opzicht niet
i achter.
De maat en de meester liepen sa
men op de kade van Porto-Nova.
„Het is warm”, zei de meester. En
als ik me niet vergis, heb ik dorst, ont
zettende dorst!”
„Nou je het zegt!” zei de maat. „Ik heb
een razende dorst. Laten we ergens een
koud glas bier gaan drinken!”
„Dat zullen we doen, maat!” zei de
meester. „Daar is een café! Kom mee
naar binnen”.
Ze stapten naar binnen en gingen samen
aan een tafeltje zitten en bestelden een
glas bier. „Dat zal smaken!” zei de
meester.
„En of”, vond de maat. „Wat is het
warm in dit land. Wil je geloven dat ik
blij zal zijn, als we morgen weer varen.
Ik voel me toch maar het beste thuis op
zee, tenminste als er geen narigheid of
ellende is en als we een rustige reis
hebben. Geen negers, Chinezen of pro-
Hommels lykwols kaem nést tipe A
ek tipe C op. yn Fryslan noch wol net
sa slim, mar it forrin wie yn alle ge
tallen tige slim. Yn Fryslün jowt it wol
gjin oanlieding ta snelle ütwreiding,
mar sa is ’t net oeral. Binammen yn
Süd-Hollan en N.Brabant binne der de
léste wiken frij hwat mear gefallen by-
kommen. Dit nije C-tipe brocht in nije
konsekwinsje mei, ntl. it meitsjen fan
intstof dertsjin. Straks moatte de bis
ten dus net allinnich inte wurde mei A
en O mar ek mei C. Bisocht wurdt dit
yn ’e earste seis moanne nei 1 Maert to
dwaen. De Oerheit wol noch net oan in
forplichte inting en dêrom kin in alge-
miene inting allinnich birikke wurde
troch propaganda en de organisaesjes.
Spr. frege lykwols nou al de meiwur-
king fan de oanwêzige boeren, net allin
nich foar har eigen bêstwêzen, mar fo<ar
de hiele mienskip. Sa hope wy, eindige
dr Sjollema, sparre to wurden foar in
nije ynvaesje sa’t wy dy nou hawn
hawwe.
Nei oanlieding fan in fraech dlelde hy
noch mei, dat de kostpriis foar dé trije
intingen nei’t forwachte wurdt net heger
wêze sil as dy foar twa.
Dêrnei kamen de films.
Vorige week wilden de 57 Duitse oor
logsmisdadigers, die in de voormalige
rijkswerkinrichting te Veenhuizen zijn
ondergebracht in honger, en werksta
king gaan omdat een hunner wegens
werkweigering was gestraft. De direc
teur ontbood echter een groep rijks
politie en nam iedere Duitser apart on
der handen in zijn kamer. Los van him
gemeenschap men had onderling een
eed gezworen vol te zullen houden
zakten de meesten door de knieën en
durfden het collectief genomen besluit,
alleenstaande, niet door te zetten. Ne
gen bleven weigeren en werden onver
wijld in een overvalwagen weggevoerd
naar de Groningse gevangenis, waar ten
slotte nog 7 dezelfde avond toegaven.
Bij de 250 Nederlandse politieke delin
quenten viel de staking der Duitsers
helemaal niet in goede aarde.
fessoren aan boord, dat geeft alleen
maar zorgen!”
„Gelijk heb je!” zei de meester. „Geen
vreemden aan boord! Dat is niks ge
daan!”
En terwijl de maat en de meester daar
zo gezellig samen bier zaten te drinken
en te praten, stond er een man vlak bij
hen in de buurt, die hen steeds door een
paar donkere brilleglazen opnam en
luisterde naar wat ze zeiden!
-■ i Zenuwtabletten
en «»len de zenuwen.
„Frontier College”.
Niet alle Canadezen hebben hun werk
kring in wat wij noemen de bewoonde
wereld. Velen hebben hun werk honder
den mijlen van de centra. Canada is
rijk aan mineralen. Stoffen zoals: goud,
zilvet, nikkel, koper, ijzer, petroleum,
uranium, enz. worden veelal gevonden in
het verre Noorden. Het exploiteren van
deze gebieden vereist aparte nederzet
tingen. Dit zjjn meer kampen, dan
vaste gemeenten met geregeld onder
wijs. „Frontier College” is daarom ge
organiseerd, om hun die in deze kampen
hun werkkring vinden, onderwijs te kun
nen geven. Cursussen worden na het
werk gehouden. Als onderwijzers treden
gewoonlijk op employé’s die zelf hebben
gestudeerd. Velen hebben aan dit onder
wijs te danken dat ze later als opzich
ter, inspecteur of ingenieur werkzaam
konden zijn. Neemt de exploitatie van
verschillende grondstoffen een zodanige
omvang, dat arbeiders zich op die plaat
sen kunnen vestigen, dan wordt er even
eens gezorgd voor goed onderwijs voor
Canada heeft geen nationaal school- bijzondere lagere scholen, terwijl op veel
systeem. Het bestuur van de scholen plaatsen Christelijke schoolbesturen zijn
wordt door provinciale en plaatselijke gevormd, die de belangen van het Chr.
autoriteiten uitgeoefend. Elke provincie bijzonder onderwijs behartigen. In hoe-
heeft een eigen departement van Onder
wijs, dat het studieplan opmaakt en
schoolopzieners aanstelt, die moeten toe
zien op het onderwijs en er voor moeten
zorgen, dat er een zekere standaard ge
handhaafd blijft. Ofschoon het onderwijs
geheel een provinciale aangelegenheid
is, raadplegen de provincies onderling
elkaar geregeld, zodat over het gehele
land een tamelijk éénvormige standaard
bestaat.
Het onderwijs is in Canada, voorzover
dit door de provincies wordt geregeld,
voor het lager en middelbaar onderwijs
geheel kosteloos. De leermiddelen die de
leerlingen nodig hebben, zoals school
boeken, schriften, pennen enz. moeten
de leerlingen echter zelf betalen.
Het grootste gedeelte van de kosten
voor het onderwijs wordt gehaald uit
een belasting op onroerende goederen.
De kosten van het onderwijs zijn voor
alle provincies niet gelijk. Volgens de
statistieken werd in Brits Columbia ie
1946 bijna 3 maal zoveel per kind voor
het onderwijs uitgegeven als op Prince
Edward Island. Zeer waarschijnlijk komt
men op dit eiland in alles achteraan,
omdat we ook lazen, dat de arbeids
lonen daar veel lager waren, dan in de
andere provincies. De bevolking op dat
eiland is Frans.
Naast openbare lagere scholen, zijn er
ook bijzondere lagere scholen. Met het
oprichten van deze scholen gaat Rome
voorop. Ook zijn er enkele protestantse
Aan de Landbouw Hogeschool te Wa.
genlngen slaagde voor het prop, examen
de heer Tj. Th. Wind te Sneek.
Aan de Landbouw hogeschool te
Wageningen slaagde voor het prop, exa
men de heer M. Flach te Hilversum,
vroeger te Sneek.
De Mijn-industrie-raad heeft een plan
der regering aanvaard om 400.000 ton
kolen meer te produceren, wat 30 mil-
lioen gulden aan dollardeviezen zal be
sparen. Er zullen daarvoor 1000 onder
grondse en 1000 bovengrondse arbeiders
meer nodig zijn. Uit de besparing op
kolen-importen en de heffing op de
extra geproduceerde steenkool zullen
gelden beschikbaar worden gesteld voor
extra woningbouw in de mijnstreek.
Dinsdag in St. Joseph.
Voorz. Corn. Baarda spreekt een har
telijk woord van welkom tot de leden
en hunne vrouwen, tot de voltallige
wijkcommissie, de heer Wagenaar, be
stuurder van de Friese Bond, de mu
ziek en de toneelvereniging Roto van
Roordahuizum. Hij wekt de leden op om
over de zg. sneeuwcent af te wachten
wat het bestuur in dezen oordeelt, deze
avond in rechte stemming feest te vie
ren en geeft dan het woord aan Roto.
In de pauze worden voorz. en secr. van
de Wijkverdelingscommissie gehuldigd.
Wat deze heren Wamelink en Visser ge
daan hebben en nog doen is niet in en
kele woorden te zeggen, maar het moet
ons een lust zijn, aldus de voorzitter,
onder deze commissie te mogen werken.
De heer Wagenaar noemt in z’n toe
spraak Sneek een historische plaats om
dat hier de Friese Bond van Melkhan-
delaren is opgericht. De oude collega’s
worden nog eens apart welkom geheten
en men kan echt merken dat de geest
onder de melkhandelaren goed is. Na
een tractatie in de vorm van koffie, ge
bak en rokerij, zet ieder zich weer om
naar de toneelspelers te luisteren, die na
een ietwat schuchter begin, ten volle
contact met de ..aal hebben en het
dankwoord van de voorzitter aan het
slot is dan ook ten volle verdiend. Nadat
nog de heren Visser en Wagenaar heb
ben gesproken, wordt er nog enige tijd
gezellig gedanst.
Wy wolle efkes apart oer Roto en
har wurk prate. It is in genot dizze
mihsken spyljen to sjen. Hja moasten
earst efkes wenne, mar doe gie it dan
ek dat it sliedjage mei it stik „Kom-
meedzje of gjin kommeedzje” fan de
skriuwster B. DoumaOostra. In stik
dat der yndied hwat ütkipet, mei in
probleem, dat nea earder yn in Frysk
stik oansnien is en dêrom allinne al in
greate fortsjinste hat. In mem-skriuw-
ster lit har greate bern en har hüshal-
ding geastlik fortuteazje en de bem bi-
sykje troch kommeedzje mem werom to
winnen. Dat der omtrint in forkering
ütrekket en har man hwat tofolle nei
muoike sjocht, wurdt yn ’t lést de oan
lieding dat hja har forkeard dwaen yn-
sjocht. In goed stik mei in probleem dat
fier boppe it gewoane ütskaeit. En de
minsken fan Roto hawwe it wis wier net
maklike stik goed spile, al hle hjir en
dér it tempo hwat heger opfierd wurde
kinnen. De mem rol wie goed en knap
oanfielt. En ek de heit en de beide fein-
ten wiene bést. Kostlike mimyk yn it
tredde bidriuw. Muoike Syb wie yn trije
en fjouwer op har bést hwat gjin win
der is, har karakter is de earnstige kant
nelst en har lüd is moai. Evert sil syn
pa^d wol fine, allyk as de twaling. Nou
Roto mei har seis lokwinskje dat hja
wer sa’n skoandere jonge ploech op ’e
planken sette kin, hwant üt elts fan
harren spat de leafde foar it Fryske
toaniel üt. In tige-tige fortsjinne plom
foar de grimeur.
Inzameling op 16 Februari.
Ter verwezenlijking van het voorne
men, dat de Koningin bij haar bezoek
aan Amerika namens het Nederlandse
volk aan het Amerikaanse een beiaard
zal aanbieden, zijn een comité van aan
beveling en een werkcomité samenge
steld. De klokken van het carillon zullen
elk een bepaalde Nederlandse bevol
kingsgroep symboliseren, bijv.: de jeugd,
de studenten, de vrouwen, de kunste
naars, de wetenschap, het voormalig
verzet, enz. De elf grootste klokken van
de beiaard zullen de elf Nederlandse
provinciën symboliseren. Daar het nood
zakelijk is, dat het geld voor het carillon
bijeen is voor het tijdstip van het ver
trek van de Koningin naar Amerika, wil
het werkcomité op 16 Februari de acitie
tot inzameling van het geld houden. De
inzameling zal per gemeente worden ge
houden.
vinden, doch daar kan ik nu eenmaal
niets aan doen. Zo ben ik. Ik kan soms
hele dagen buiten, op de heide, in een
weiland, aan het strand of in een bos
liggen. En alleen maar luieren. Tot ik er
opeens weer genoeg van heb en dan ga
ik naar huis. En schrijf. Soms dagen en
nachten achtereen: gedichten, ook wel
proza, opstellen, novellen. Alles, wat er
zo in me opkomt. Tot het opeens voor
bij is. Dan ben ik weer een normaal
mens als alle anderen en dan schrijf ik
soms weken achtereen niet meer. Wel
nu, gedurende deze normale perioden
kunt U op me rekenen, maar zonder dat
ik me bind of ergens toe verplicht. U
betaalt me als ik werk. En als ik de
benen neem, welnu, dan houdt U Uw
portemonnaie dicht. Op die conditie
kunt U me krijgen.”
EnWynandse accepteerde glimlachend.
Miep had wel gelijk, dat schrijvers soms
wonderlijke mensen zijn, dacht hjj.
Balk trad, nadat de zomer voorbij
was, in dienst. Een kantoor, waar voor
heen een deel van de loonadministratie
gevestigd was, werd voor hem inge
richt. Het personeel van deze afdeling
kreeg een andere localiteit boven de
drukkerij. Met zorg zag Wijnandse, dat
zijn bedrijf, nauwelijks een jaar oud, al
uit begon te groeien. Als het zo door
ging, zou hij het volgende jaar al moeten
bijbouwen
De nieuwe criticus, zoals Miep hem
spottenderwijs noemde, kwam op on
regelmatige tijden en vertrok wanneer
het hem goed dacht. Soms was hij met
de eerste trein al in Willemspoort en
stapte, tot grote verwondering van de
werksters, zijn kantoor binnen, waar hij
de vrouwen wegjoeg. Maar het gebeur
de ook wel eens, dat hij eerst tegen
twaalven kwam. En als het zo in zijn
kraam te pas kwam, bleef hij een hele
nacht doorwerken. Hij had een merk
waardige vitaliteit en als hij uren achter
elkaar had doorgewerkt, bemerkte nle-
dy’t yn syn iepeningswurd de forstoarne
skriuwer de hear Bos bitocht en syn op-
folger, de hear Ir Schuurmans fan herten
wolkom hjitte. Dêrnei warsköge hy tsjin
in oerfleugeling troch de koöperaesje.
As alles koöperaesje wurdt binne wy
gjin frije boeren mear, mar oerlevere
oan ambtenaren en c-rom trune hy alle
boeren oan harren to organisearjen yn
’e Fryske Suvelforiening.
De skriuwer, de hear D. P. Cnossen,
brocht syn jierforslach wer op rym
Der waerden 3536 bisten sketst foar de
t.b.c.bestriding en de resultaten fan it
ündersyk dat dizze winter dien is wiene
tige goed sa’t it him nou oansjen lit.
Oan ’e abortus-bistriding diene 104
leden mei. 65 bisten wiene by it léste
ündersyk frij en 52 de léste trije kear
frij sadat dizze 52 nei it bloedündersyk
it praedikaet abortusfrij krije.
It heechste fetgehalte fan de leve-
ransiers wie 4.27 it leechste 3.46
gemiddeld 3.90
De skathalder, de hear J. Halbertsma,
joech forslach oer de jildsaken fan ’e
Stichting en fan ’e Foriening. Foar bei
de waerden de tokoarten fan it fabryk
bitelle.
Op ütstel fan it bistjür kaem der lyk
wols dochs gjin foroaring yn ’e omslach.
Ta éffurdigen nel de algemiene gear-
komste to Ljouwert waerden bineamd
de hearen J. de Boer, Hommerts en W.
Huitema, Goënga.
De hearen J. R. Abma to Folsgare en
H. v. d. Plaats to Abbingawier waerden
op ’e nij yn It bistjür keazen wylst de
hear Sj. Joh. Douma to Speers it plak
ynnaem fan H. Schilstra as forfanger
foar K. W Bakker to Gauw.
In lyts nraetsje oer de
tongsykte
neamde dr Sjollema syn ynlleding. Diz
ze sykte is de meast ünbirekkenbe
dy’t wy kinne sa as ek nou wer bliek.
Dat lelt him wearskynlik oan it aerd
fan de smetstof. Foaral de lytsere
smetstoffen, it saneamde virus, witte
wy noch net folie fan 6f. Hja hawwe
oer it algemien de eigenskip, dat hja
tige gau in sykte oproppe en tige bi-
smetlik binne. Ek de tongsykte üntstiet
troch sa’n virus dat op ünderskate me-
nieren forspraet wurde kin, wearskyn
lik ek fan ’e wyn. Nou is it sa, dat der
nei elke bismetlike sykte in perloade
fan ünfetberens üntstiet, en sa is it ek
by de tongsykte, mar it forfelende is
lykwols dat der safolle tipen tongsykte
binne en dat de bisten dy’t de iene hawn
ha net ünfetber binne foar de oare. Der
binne ntl. trije tipen, A, O en C. Oant
forline jier ta hiene wy yn üs 19n hast
altiten to dwaen mei O. Wolris in ta
kelde kear mei A, mar dan altiten nei
O. Nou lykwols kaem sünder dat wy O
hawn hiene daliks A5. Yn Augustus is
de nije A-stam üt it Easten welkommen
en hat him tige snel oer üs 15.n for
spraet, sa as sprekker mei sifers oan-
Yn ’e jierlikse algemiene gearkomste fan ’e Stichting Veeziektenbestryding
Sneek en Omstreken en de Friese Zuivelvereniging, afd. „Normandia” dy’t
Woansdeitomiddei yn Aere Perenmius halden waerd en bisocht wie troch in
great oantal leden mei harren froulju, spriek de hear Dr P. Sjollema, direk-
teur fan ’e Gesontheitstsjinst föar Fé yn Fryslan oer de bestriding fan ’e tong,
sykte en fortoande de hear Drs K. van Hoepen, sekretaris fan ’e Foriening
foar Suvelyndustry en Melkhygiëne, twa tige rnoay'e films oer it boerelibben
yn Amearika.
Foarsitter wie de hear R. Huitema,1 taande. De intstof tsjin A en O fan it
Mond, en Klauwzeer Instituut bliek in
great sukses to wêzen en omdat dit nou
kunstmiettich makke wurdt wie Ne-
derlün de léste jierren fier foar op oare
lannen, dy’t it net meitsje kinne. De
ünfetberens tsjin A en O duorre ünge-
fear njoggen moanne sadat men foar-
hinne de hiele simmerperioade aerdich
feilich wie. Mar doe’t de A5 kaem, bliek
dat de bidriuwen dy’t irte wiene tsjin
A en O dochs taemlik fetber wiene.
Dêrom is it fé op greate skael op ’e nij
inte tsjin A en O, hwertroch it ek ün
fetber waerd tsjin de nijr fariant A5.
Al it fé nei Maert
trye kear inte.
hooi los en wij vroegen het paard:
„Waarvoor doe je dat bruintje?”
Het beest zei niets terug maar wees
met z’n staart naar een niet grote maar
stralende man, die juist z’n hoed af
nam.
„Dat is Kramer fan Nijlandersyl”,
sprak hij. „Us béste freon!” En toen zei
Kramer „Sa heech moasten jo ek noch
springe kinne!”
We sprongen wel, even later op onze
markt. We liepen, u kent ons, hoofd
hoog, buik vooruit en daar lag net zo’n
gemeen hard stuk bevroren sneeuw.
Toen sprongen we, te laat helaas
Op dat moment hebben we geleerd
wat medegevoel is De veeartsen
glimlachten zowat met een klein vonkje,
de ambtenaren lachten vrijuit en de
kooplui beten hun stokken in drieën van
de pret, toen Benardus sprak:
„Geef urn mar gau ta blauwe streep
over de b
Ja, de stemming zat er wel in van
morgen. Alles was in beweging, er was
een prettig aandoende drukte. Achter
een grote trailer begonnen twee kooplui
te bekvechten om een hokvol kalveren.
En in een minimum van tijd stonden er
wel tien en dat ging er lustig van klets-
klats-klets-klats met leutige woorden er
overheen, woorden geïnspireerd door de
pittige en prikkelende winterkou.
Ze nodigden elkaar en daagden elkan
der uit om op schaatsen uit te maken
wie de baas was en daar kwamen de
verhalen los. We hebben er trouwens
maar een kunnen horen, maar dat was
dan ook zo gepeperd dat de trailer uit
zichzelf begon te rijden.
Op dat ogenblik zette een koopman,
we kennen hem als een serieus man, een
samba in, met een varken van om en
bjj de 400 pond. Ze waren op weg naar ’t
weeggebouw, heel gewoon, zowat wan
delende en keuvelende. Toen gleed de
koopman uit en viel met het zwaarste
deel van z’n lichaam op het varken. Dat
gaf een schreeuw van ontzetting, gleed
eveneens uit, twee poten naar links en
twee naar rechts en de Samba variatie
was geboren. Twee vooruit, drie terug,
een schreeuw, een kreet, wapperende
halsdoek, door de lucht zwaaiende stok
en geboeid toekijkend publiek.
Aan de koffietafel het verhaal van
het te -roeg geboren kalfje, dat netjes
in de couveuse lag.
Onze vriend Johannes had de boer in
geleid met deze woorden: „Set dyn
earen iepen, stêdman, jimme sjogge in
boer wolris foar in ünforskillige d.
oan, mar harkje nei dit forhael!”
Tine was, na de laatste versnapering
te hebben gebracht, niet meer vertrok
ken. Ze stond met tranen in de ogen te
luisteren, terwijl Benardus haar steunde.
Toen het verhaal uit was zei ze „Ik hew
wellus hoord dat sokke kefeusehartsjes
altiten swak blive
„Och, dat wit ik net”, zei de boer,
„mar der bliuwt altiten hwat fan hing-
jen, de iene stiet hwat bryk op ’e bon
ken, de oaretoen viel Benardus
hem in de rede.
„Bij meensen mut ut raer weze
hewwe jou ok niet in sun ding leit,
stukjeskriever
Wij
vën, sprak
slissing behouden wij aan onszelf”, ant
woordde hg. „Wanneer hij een keuze
gemaakt heeft, zal hij ons in korte
trekken moeten zeggen waarom, en als
hij manuscripten als ongeschikt heeft
afgekeurd, zal hij dit eveneens dienen te
motiveren. Ik geloof, dat ik het toch
maar eens zal proberen. Wat had je ge
dacht van Jo Balk? Een bekende schrij
ver, een deskundige, gedegen en eerlijke
criticus, en iemand, die een goede
naam in de lande heeft. Mij dunkt, we
moesten hem maar eens uitnodigen
voor een bespreking”.
Ten slotte ging Miep er mee accoord
en de volgende dag ging er een briefje
weg naar de auteur.
Enkele dagen later kwam het ant
woord. De schrijver was misschien wel
bereid om op Wijnandse’s voorstel in te
gaan, maar wilde toch liever persoonlijk
de zaak bespreken. Zodat Wijnandse
hem uitnodigde en een week later
kwam Balk in eigen persoon. De ken
nismaking was allerhartelijkst. Balk
bleek een heel gewone man te zijn. Mis
schien een beetje bohémienachtig in zijn
kleren. Maar hij had rustige trekken,
hoewel zijn haren reeds begonnen te
grijzen, en hy nog geen vijftig was. Hij
had een prettige oogopslag en kon in
zijn gesprekken verbazend amusant zijn.
Een opgewekte man, was Miep’s eerste
oordeel, iemand, die het leven van de
zonzijde beziet, maar met een degelijke
ondergrond.
Balk wilde zich echter niet binden.
Van een contract wilde hij in het geheel
niets weten. Hij stak een sigaar op en
keek beide ïrmanten lachend aan.
„Ik ben een eigenaardig mens”, zei
hij, toen hij het teleurgestelde gezicht
van Wijnandse zag, „en het zal wel eens
gebeuren, dat ik midden uit mijn werk
loop en enkele dagen wegblijf. Dan is de
drang om vrij te zijn en te kunnen dwa
len zo groot geworden, dat ik er onder
bezwijk, en moet ik de natuur in, naar
buiten. U zult het misschien vreemd mand een spoor van vermoeidheid op
ach nee, laten we netjes blij-
A. f. S.
Sneeuw vriendenreine, zachte,
donzige sneeuw. Ziet ge ons staan?
Voor het raam? Droomverloren en mij
merend? Vol van tere woordjes, vol van
dichterlijke beroeringen? Ai ons,
hadden er nog gestaan wanneer niet
plotsling de vrouwe naast ons was op
gedoken
Na het derde commando dat de ra
men deed rinkelen begonnen we te vegen
en te scheppen tot ons hele (kleine) do
mein sneeuwvrij was en het werk ter
plaatse gekeurd en in orde was bevon
den.
Toen gingen we kromgebogen en met
scheuten ta de rug de weg van de min
ste weerstand.
Maar nog nauwelijks uit de drama
tische zóne veerden we op, werden we
onszelf en straalde het vuur der bezie
ling en van de vreugde van ons af op
talloze tegenliggers.
We gooiden sneeuwballen met een
mijnheer van de belastingen, we hielpen
lieftallige deernen gladde straten over
steken, kortom we waren volkomen in
geschakeld in de dagelijkse noden.
En in de buurt van de markt kregen
we de eerste impressie die hier opge
tekend dient.
Een zo te zien gewoon paard liep voor
z’n baas uit, achter de kerk langs.
Maar dicht bij het Bevrijdingsbeeld daar
ging ie op z’n achterste benen, hupsa!
De voerman liet van schrik de zak met
Het technisch- en ambachtsonderwijs
is in Canada goed ontwikkeld. De fede
rale regering verschaft de provinciale
regeringen de middelen voor degelijk on
derwijs in alle beroepen. De Canadese
regering heeft er veel belang bij, dat er
veel technisch goed onderlegd personeel
beschikbaar is voor het uitvoeren van
grote werken op allerlei gebied. Voor
goed onderlegd ambachtspersoneel geldt
hetzelfde. Canada is een land van op
komst, dat in de naaste toekomst veel
zal moeten presteren.
Hoger onderwijs.
De eerste universiteit werd in 1635
in de stad Quebec gesticht. Sindsdien
nam het aantal inrichtingen voor hoger
onderwijs geregeld toe. Thans zijn er
meer dan 30 instellingen, die diploma’s
uitreiken. Sommige universiteiten zijn
onafhankelijk, anderen vormen een on
derdeel van het leerplan van de provin
cies en worden door belastingen onder
houden. Ongeveer 3 van de Canadese
jeugd bezoekt de universiteit. Vooral na
de tweede wereldoorlog zijn de univer
siteiten overvol, omdat de regering voor
oorlogssveteranen de gelegenheid open
stelde, om zich kosteloos voor een of an
der beroep te bekwamen.
Het studeren aan de een of andere
universiteit is in Canada vrij gemakke-
Hjk, omdat de leerlingen zelf maar Vs in
de kosten behoeven bij te dragen. De
overige kosten worden bestreden uit be
lastingen en particuliere bijdragen. Het
studiejaar begint met October en ein-
diigt op 1 Mei. De studenten hebben dan
gelegenheid om in de zomer zoveel te
verdienen, dat ze een gedeelte van hun
studiekosten daarvan kunnen betalen.
In de zomer is er overal wel werk en
de meesten maken van deze gelegenheid
een dankbaar gebruik. De studenten, die
zich in de technische vakken bekwamen,
hebben dan veelal meteen de gelegen
heid om practische kennis op te doen.
Enkele universiteiten helpen diegenen,
die de hele dag moeten werken voort,
door het geven van correspondentiecur-
sussen. Zij moeten dan echter wel enige
tijd aan een universiteit hebben gestu
deerd.
zijn gelaat, dat altijd opgewekt stond.
Balk was vrjj als geen ander, kwam
onverwacht, wanneer hy een van beide
wilde spreken, het kantoor van Miep of
Wijnandse binnenlopen, zonder zich er
aan te storen of er al of niet belet was.
In het begin ergerde Wijnandse zich
daaraan, maar toen hij op een keer be
merkte, hoe Miep hem aanpakte, kwam
hij tot de conclusie, dat je dergelijke
mensen op dezelfde wijze moest behan
delen.
Tydens een bespreking over de omslag
van een nieuw kinderboek, waarbij Wy-
nandse en Oosterhout op Miep’s bureau
waren, kwam Balk op zijn eigen non- 1
chalante manier weer binnenstappen,
stoorde zich niet aan het gesprek en de jeugd. Overigens is ook overal in Ca-
legde een manuscript op haar schrijf- i
bureau met de mededeling: „Zonde van
het papier, waarop het geschreven is. Je
reinste kolder. Gooi het maar gauw in j
de kachel”.
Wijnandse, enigszins verbolgen over
deze storing, had reeds een scherp woord
op de tong, maar Miep sneed hem. de
pas af, keek de criticus glimlachend aan
en antwoordde: „We zullen dat straks
even rustig bespreken, mynheer Balk. Ik
begrijp best, dat U er niet voor in de
stemming bent. Apropos, U bent er toch,
wat denkt U van dit omslag-ontwerp?”
Balk nam de tekening in zijn handen
en ging er mee naar het raam, waar hij
het opmerkzaam bekeek Wijnandse zag
terstond, dat de man zich gestreeld voel
de, omdat men zijn oordeel vroeg.
„Ik zou zeggen, dat het niet onver-
dienstelyk is,” zei hij, de tekening terug
gevend. „Maar die dikke lijnen onder de
titel zou ik weglaten, of er dunnere
voor ta de plaats nemen.
Ten opzichte van de te kiezen boeken
was Wynandse minstens even critisch
als Miep met haar kinderboeken. Zijn
uitgeverij had tl—ns een uitstekende
naam en beiden beseften, dat men met
zeer veel zorg de toegezonden manus
cripten moest uitzoeken, om deze goede
naam in stand te houden.
Avond aan avond zat hy met T'icp
manuscripten door te worstelen en na
dat ze gelezen waren, voerden ze een
bespreking, alvorens men de uiteinde
lijke beslissing nam. Aangezien dit werk
zeer tijdrovend was en bovendien uiter
mate vermoeiend was, begon Wijnandse
er over te denken een bekende letter
kundige in zijn dienst te nemen voor het
uitschiften der ingezonden manuscrip
ten.
„Dit”, zei hij op een avond laat tegen
Miep, „zou ons verbazend veel tyd be
sparen”.
Miep had evenwel verschillende be
denkingen. „Letterkundigen zijn in de
regel eigenaardige mensen, dat weet je
zelf”, zei ze bedachtzaam. „Het zijn ook
kunstenaars, die een geheel ander leven
hebben dan wij. Ze zy'n impulsief, reage
ren geheel anders dan wij, zakenmensen,
en zijn ta staat om van een manuscript,
waarvan de eerste tien regels niet naar
hun zin zyn, de rest maar niet meer te
lezen en het hele werk terzijde te
leggen”.
Doch Wijnandse had hiermede al re
kening gehouden. „De uiteindelijke be-
i W3
OQ>
I