it Za/? afe Ds. J. Steenhuizen gaat jubileren Ledenvergadering Kaatsvereniging Sneek s It Hynderke I SN ITS ER FEMERK T B 1 r i s b B Dames! Vooral nu Dr. R |PUROL GENEEST euwe huid, ruwe handen, ruwe lippen Sinterklaesforhael foar de bern een s HE Koningin weer naar Oostenrijk A A I DE DEADE LJIP Hamea-Gelei voor Uw banden Twee jonge mijnwerkers omgekomen F. u Treinbotsing veroorzaakt grote schade Instituut voor Arbeidersontwikkeling Lenstra nodigt Lotsy uit Eanaf C 112 uur 1 26 Juli Meppeler raadslid gearresteerd I - I F. A. 1 De moeilijke leeftijd I E. VA Ij d. va: hs Jui Ideeën Garantie Winterloon D.Ü.W. beter 8 PHILIA. was Advertentie L M. Schiphol, Advertentie I. M. A. f. S. Advertentie I. M. Pen F E har ta en te genöch”. „Hoe kin Mem dat nou sizze!” röp Sijke. „Né hear, ik wol dat moaije door de gladheid van de rails doorge schoven. Het sein moet op onveilig heb ben gestaan. De machinist van de trein uit Arnhem, de heer Arentsen, werd licht gewond en was zeer overstuur, een con ducteur, de heer Segerink uit Oldenzaal, kreeg een klap tegen het hoofd. Hij werd in het ziekenhuis opgenomen. De materi ele schade is enorm. Koningin Juliana zal de Oudejaars avond in de Oostenrijkse Alpen door brengen, zo is Dinsdag in Wenen bekend gemaakt, meldt A.P. De Koningin en haar kinderen zullen op 28 December voor een twaalfdar me wintersportvacantie in Sankt Anton in Tirol aankomen. Staat nooit zo'n schoen bij bed: Ze worden bij de schoorsteen Des avonds neergezet Van huis tot huis: verlanglijet. Korst brood er in en stro; De Sint zit met de zorgen: Wat geef ik ze cadeau....? Voor duizendtallen „stappers" Moet hij een keuze doen; Hoe komt hij aan wat passends. Iets leuks voor elke schoen? Nooit werd vóór 5 December Die zaak nog Afgedaan, Als hij (Sint leest goed Hollands) Deez' krant niet op kon slaan I Hij leest de advertenties Vanavond rustig door, Dat brengt hem op ideeën U knoopt 1 in Uw oor?I van ge- ten be- dit de lAlden fai |ein en or 7 mei het kommisji iallegearr f tawwe c I loaie mi I noar ien I ige jildt l.'ville ek L.lan take l?n hald Van andere zijde schrijft men ons: Donderdag 4 December a.s. zal het een kwart eeuw zijn geleden, dat ds. J. Steen huizen van Oosthem het predikambt in de Ned. Herv. Kerk aanvaardde. Ds. Steenhuizen werd 10 September 1889 te Veenklooster geboren. Van 26 Mei 1908 tot 1 Februari 1924 diende hij het Chris telijk onderwis, het laatst als hoofd van de Christelijke sen ooi te Amerongen. Nadat de beer Steenhuizen Staatsexa men had geoaan, studeerde hij aan de Fannacht is der hwat hagel-snie fallen, mar nou oerjit de tinne it ierdryk mei har goudene strielen. Wy nimme de fyts en brekke der ris lit. Op 'e dyk is de snie al wer teid, mar it lan is noch wyt, hwat in winterske yndruk makket. Fansels wurdt nou lis omtinken meast troch bisten en minsken opfrege, en dêr- om litte wy lis ea~n oer de uieae geaën weidzje. Kij binne net mear büten, dy steane nou op stal. Inkeld sa hjir en dér in keppeltsje skiep, dy’t mei har ttjokke fluezzen wol de kjeld wol oandoare. In arbeider oan it greppeljen of skieppüt- sen, in pear roeken, dy’t skerp tsjin it l&n öfstekke, hwat kobben, en inkelde Ijippen, dat is wol sahwat alle libben, dat wy sjogge ünderweis. Mar hwat is dat? Hwat leit dér yn 'e greppelskant? Fyts tsjin in beam, en wy stekke it Idn yn. Ja, dêr sjogge wy it, it is in deai e Ijip. It bist leit der sa rêstich, as soe it sa wer fuortfleane, mar as wy it beetpakke, is it k&ld. It is to sjen dat er noch net lang dea wêze kin, de eagen binne noch helder, en de fearren sitte sa kreas. dus ter faeks noch fleurich en libbendich, nou dea Wy sjogge fansels nou earst nei de poaten, hat er ek in ring om, of net? Hwerom? Wol, in fügel, dy’t in allumini- umrinkje om ’e poat hat, stiet yn tsjinst fan ’e wittenskip, en de lju, dy’t harren de muoite dien hawwe, him to ringjen, moatte nou ek witte, dat er dea is. As wy in deade fügel fine, kinne wy him it béste yn in doaske pakke, efkes skriuwe, hoe, wer en hwannear’t wy him foun hawwe, en dat stjüre nei it „Rijksmu- seum voor Natuurlijke Historie, Leiden”. Dat is de ynstdnsje, dy’t de ringproeven hjir yn lis Idn ütfiert. In het ondergrondse bedrijf van de mijn Oranje Nassau IV te HeerlenHek- senberg is de locomotiefmachinist G. L. Verstraten uit Heerlerheide om het leven gekomen, doordat hij onder een ont spoorde kolenwagen geraakte. Het slacht offer was 28 jaar oud en vader van één kind. Een evenee”". 28-jarige mijnwerker H. Keydener uit Spekholzerheide veron gelukte in de mijn Willem Sofia te Kerk- rade. Hij werd onder vallend gesteente bedolven. Ook dit slachtoffer laat een vrouw en een kind achter. jaar verbond cand. Steenhuizen zich, na voora' te zijn bevestigd door prof, dr M. van Rhijn van Utrecht aan zijn eerste gemeente Made (classis Breda). 4 Mei 1930 verwisselde de jubilaris deze ge meente met die van Dinxperlo (classis Doetinchem). 12 October 1927 deed ds. Steenhuizen na vooraf te zijn bevestigd door ds. J. de Ruiter van Leiden, toen predikant te Sneek, zijn intrede te Oost hem, Folsgare en Abbega. In de loop der jaren heeft de jubilaris vele bestuurs functies vervuld en zitting gehad in tal van colleges. Momenteel is hij nog quaes tor van de classis Sneek; praetor van de ring IJlst en voorzitter van de Groen van Prinstererschool te Doetinchem. [door Met een geweHige klap, die kilometers ver in de omtrek was te horen, boorde zich Dinsdagmorgen om ruim 10 uur een locomotief van een uit Arnhem komende goederentrein even voor het station Zut- phen in een goederentrein die juist het station had verlaten. De klap kwam zo hard aan dat vijf wagons van de uit Zutphen komende trein op een berg werden gesmeten, terwijl de locomotief van de andere trein daar voor een goed deel onder verdween. Wagons stonden rechtop te midden van een grote massa versplinterd hout en verbogen staal van treinonderdelen en omgebogen boven leidingen. Van de trein uit Zutphen wer den op zijn minst twaalf wagons volko men vernield. De brokstukken i’gen over een afstand van enkele honderden meters her en der verspreid. Naar de oorzaak van de ramp wordt nog steeds gezocht. De trein uit Arnhem had vóór de plaats waar het dubbelspoor in enkelspoor overgaat, moeten wachten o.a. meer aandacht aan de jeugd te be steden; bg de ledenpartijen' een keur meester aan te wijzen; meer wedstrijden te organiseren op het Martiniplein en de deelnemers daarvan te laten uitkomen in shirts van verschillende kleur, opdat de oningewijden in de kaatssport de partijen beter zouden kunnen volgen. Enige interne aangelegenheden werden volkomen tot tevredenheid opgelost. Na dat de heer Hoitsma namens de toneel club van de Kaatsver. de heer Visser voor de steeds gulle ontvangst te zijnen huize dank had gebracht en de nieuw benoemde voorzitter nog even het woord had gevoerd, sloot de heer Visser te ruim 11 uur deze prettige vergadering. Men vermaakte zich nog een uurtje met kienspel met als prijzen rookbenodigd- heden. foar dat gedraef en geflean, hwant büten- doar koe it nou net om it waer. Hwat naeide ’t der üt. Sijke die ek tige har bést, mar hie oant nou ta noch neat win- ne kinnen. Dêr röp KI beider in de gewerkte uren aan accoord- overschrjjding heeft verdiend, komt bfj het garantieloon. Tot dusverre werd de accoordover- schrijding bij het uurloon geteld en als de arbeider dan in het totaal meer dan 90 percent van het uurloon had verdiend, kreeg hij er niets bij. Bijvoorbeeld: Een arbeider heeft een uurloon van 90 cent. Hij werkt 40 uur met een accoordoverschrijding van ge middeld 15 cent per uur. De arbeider verdient dus 40 maal 90 cent is ƒ36 plus 6 accoordloon, samen 42. Zijn garantieloon is 90 procent van 43.20 is f 38.80. Vroeger kreeg hij dus niets, omda hij ƒ42 totaal had verdiend. Thans krijgt hij 38.80 min 36 is 2.80 toeslag. Rollen Numan voor de derde maal. Inplaat IMet dankb schap geve de geboort<j Ln dochter! jj Iv.u rzE d i K OEKS8 It HOGKs j Lpp.’nhuizeJ ijdclijk: Si ice.diuis. Si Vegens roordig gevraag jer we traat De grote zaal van Fredehiem Dinsdagavond tot de laatste stoel bezet en geen wonder, Mevrouw Numan heeft hier een goede naam. Zij begon met drie werken van de tijdens het Hitler-bewind uitgeweken Duitse schrijver Thomas Mann, namelijk een fragment uit de ro man „Koninklijke Hoogheid”, de novelle „Een spoorwegongeluk” en „Het won derkind.” Met een bijzondere expressie wist zij alle figuren voor het publiek tot leven te brengen, met een haast onge breidelde energie rolden zijne Konink lijke Hoogheid, de prinses, de schoenma ker, de excellentie’s, de reizigers en het wonderkind uit haar mond, van haar ge laat, van haar handen. Na de pauze droeg zij een fragment voor uit „Dagboek van een baby” van Elie Asser, een wel wat onwaarschijn lijk, maar zeer humoristisch verhaal. Voorzitter Slim was de tolk van alle aanwezigen toen hrj Rolien Numan har- telijk dankte voor deze avond, waar mede het Instituut zoveel succes had en hij wekte alle aanwezigen op ild te worden en zo dit werk ook verder mo gelijk te maken. D tige achl Liei vele slee Ger kwe ges! ze der C tijd dwi ber Rol bijr Jol ma we de de tei da ge lie Sijke kaem üt skoalle wei. Hja smiet har mantel en mütse ünder de hanger yn 'e gong del. En nou nei Mem ta yn 'e keamer. Mem siet to masjinenaeijen. „Nou wit ik hiel hwat moais mem”. Sijke song it hast üt mei har fyn stimke. „Middei Sijke en sille wy nou earst de keamersdoar ris ticht ivaen En hoe s 't hinget de mantel al kreas oan 'e hanger yn 'e gong?” „Né Mem”, sei Sijke -legen, „hy leit der ünder en de mütse ek”. „Nou, dan dat earst ris dwaen en dan mar fortelle hwt der oan is”. Sijke dis, hwat Mem sei. „Ja, ik moat moamiwt dei by Klaske op bisite kom- me en orh folie meat farmees Mei k dan tnvn rije jurk oan ha en myn nije strik on 't hier en keapet 4“ n dan ek hwat a vut foar Klaske? Alle bern nim me hwat mei, Mem moat hiel hwat moais keapje En mei 'k dan op myn nije fyts dêr hinne?” „Wjj sille ris sjen, hwat heit der fan seit en ast net üngehoarsum bist, dan keapet Mem miskien joun noch wol hwat foar Klaske”. „Ja, mar it moat o sa moai wêze”, «ei Sijke, dy’t nou ienris graech woe, dat harres ütblonk boppe inoar sines. Doe’t frou Jongstra ta it finster ütseach en Sijke op 'e buorren boartsjen seach, suchte hja. Hoe koe hja dat Sijke dochs ófleare, harres moast altyd it moaiste wêze, it djürste. Och, se wie in iennichst famke, se koe krije hwat har hertsje bi- gearde en mülk wol hwat bidoarn. De jouns ünder melken gie frou Jong stra efkes it doarp yn en kocht hwat foar Klaske har jierdei, in hiel ienfaldich boartersdinkje. Heit hie it bést foun, dat Sijke op bisite gie. H’ mek net, hy gunde syn famke graech in moaije mid dei. It boartersdinkje wie Sijke danich nei it sin en dan noch in püdtsje snobbers- guod. Hwat soene hj„ in wille ha. Sijke praette hündert üt oer de kommende bi site. Doet Mem har de jouns wosk en Sijke op béd bringe soe, sei Mem ynienen Abe Lenstra heeft de voorzitter van de K.N.V.B., de heer K. J. J. Lotsy, een brief geschreven, waarin hij de bonds voorzitter uitnodigt hem in Heerenveen te komen opzoeken, om „de kwestie” eens door te praten. Deze kw-stie is, naar men weet, 'mtstaan door de mede deling van Lenstra (telefonisch aan de heer Lotsy nauwelijks twa?1' ”ur vóór het vertrek van het elft-1), dat hij te Huil niet van de partij zou zijn en door de reden, waarom Lenstra voor zijn plaats in het elftal bedankte. L Waarnen voor die uit Zutphen. Hy Is vermoedelijk „Doe’t ik fan ’e joun troch de buorren roun, seach ik dêr troch it finster dat famke fan Wytstra lizzen. Hwat is dat famke al lang sük. Doe tocht ik sa Sijke, sille wy dat famke dat moaije hynderke ris jaen. datstou noch efter op ’e souder stean hast Hwat soe hja dêr moai mei boartsje kinne. En it is noch sa goed as ntf en dou wurdtst der dochs to great foar. En boppedat hast ek boarteraguati niet Daar is hij de man niet naar. Maar een kerkelijk handboek zorgde er voor dat de predikant deze gebeurtenis toch niet geheel onopgemerkt en voor zich al leen kon laten voorbijgaan. Zijn ge meente raakte dus met dit a.s. gebeuren op de hoogte en de predikant kon zich niet aan een jubileumavond onttrek ken. Deze hoopt hij D.V. thans met zijn gemeente te houden op 4 Dec. a.s. ’s avonds 7 uur in de kerk te Oosthem. Zondag 7 Dec. d.a.v. hoopt Ds. Steenhui zen een gedachtenisdienst te houden, eveneens te Oosthem, nam. 1.30 uur. De a.s. jubilaris is Fries van geboorte. In Veenklooster geboren, trok hij met zijn ouders naar Kollum en vandaar ruil de hij de ouderlijke woning met de „Klokkenberg” bij Nijmegen, waar hij de acte voor onderwijzer behaalde. Hij was eerst alszodanig werkzaam te Engwierum bij Dokkum en werd twee jaar later be noemd te Oosterbierum, waar hij de hoofdacte en de actes Frans en wiskunde verwierf. Van Oosterbierum ging hij naar de stad Groningen, als onderwijzer aan een grote school, waar ook nog de acten Duits en Engels werden behaald. Toen op 3 Augustus 1914 de mobilisatie werd afgekondigd, was hij hoofd ener school in Amerongen, maar ook hij moest de wapenrok aantrekken, waardoor zijn weg leidde naar Assen en ’s-Gravenhage als toekomstig officier. Na de mobilisatie werkte hij nog 8 jaar in Amerongen, tij dens welk verblijf hij Staatsexamen deed, waarna hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht theologie studeerde. Na een stu die van 3 jaar was hij candidaat tot de H. D. en op 4 Dec. 1927 volgde zijn be vestiging tot predikant in zijn eerste ge meente Made. (N.Br.). Na een 3-jarig verblijf aldaar kwam het beroep naar Dinxperlo (Geld.), welke gemeente op 12 Oct. 1947 verwisseld werd met Oosthem ca. Naast de kerk heeft vooral ook het bijzonder onderwijs het hart en de liefde van de jubilaris, die thans nog steeds bestuurslid is van onderscheidene scho len in en bij zijn vorige standplaats. In de plaatselijke drie bijzondere school- bestuien heeft hjj een adviserende stem. Het ging goed vrienden. Nu ja, eerlijk is eerlijk, we hadden ergens bij een brug een noodlanding gemaakt, maar verder ging het goed, totdat we bij de veemarkt waren, om zoals gewoonlijk met flinke stap, hoofd omhoog, borst vooruit, op het veld te verschijnen.... Heiaas hadden we geen rekening ge houden met één wel zeer glad plekje, en daar lagen we, en daa stonden ze op een rijtje te lachen, de knapen. Toen we weer rerhtcp stonden kwam de reactie. Benardus himself sprak tegen de portier: „Wille jou su goed weze en bel ge meentewerken op, ik constateer dat de straat fursakt is, wat het die stukjeskrie- ver in plof over hem niet mannen?” We zeilden hem en de overigen straal voorbij, lazen dat a.s. Dinsdag de markt om 8.30 aanvangt en begonnen met ons werk. 1749 stuks vee, dat is nog niet eens zo gek voor zo een winterse Dinsdag! En de handel was, nu ja, niet denderend, maar ook niet heel ontmoedigend, tenminste bij het grootvee niet. 136 stuks meike en kalve koeien in prijzen van ƒ630—ƒ1180 en 36 vette koeien in prijzen van 1.501.86 per kg. De levendigheid viel niet mee, die kwam meestal van de knapen zelf. Twee stonden bij elkaar op te steigeren, ze wilden actie, ze zouden actie! Kom hier, Nou nog eenmaaL Klets!” En maar klet sen, in eikaars handen. Het werd eerst gewoon ernst, toen bittere ernst, toen plotseling gingen de hekdeuren open om de laatste gulden.... maar toen kwam de droge. Wij kennen hem allemaal en Maandagavond hield de Kaatsver. Sneek in de benedenzaal van café Leeu wen aan de Parkstraat alhier een zeer geanimeerde ledenvergadering. In zijn openingswoord sprak de voorzitter, de heer W. A. Visser, daarover zjjn vreug de uit. Door misverstand waren er geen notulen gemaakt van de laatstgehouden jaarvergadering en daar er ook geen in gekomen stukken waren ging men over tot punt 4 der agenda: Mededelingen. De voorzitter deelde mede dat h{j in verband met zjjn drukke werkzaamhe den zich genoodzaakt zag als stuurslid te bedanken, hoewel hij doet met enige weemoed omdat kaatssport hem lief is. Spr. deed dan ook de toezegging voor zover het in zijn vermogen ligt de Kaatsver. Sneek te zullen blijven steunen. De 2e voorz., de heer W. Oppenhuis, sprak daarna de scheidende voorzitter op zeer harteljjke wijze toe. Gjj hebt U altijd voor de volle honderd procent gegeven en was er ook steeds vurig voor om wedstrijden op ’t Martiniplein te houden. Tot voorzitter werd nu gekozen de heer A. Dijkstra en in de vacature van de heer Franckena, die zich had teruggetrokken, werd be noemd de heer S. Kuiken. Hierna volgde de prijsuitdeling Kaatscompetitie 1952. In de hoofdklasse waren resp. Ie, 2e, 3e en 4e prijswinnaars de heren C. Coupe rus, Jac. Vleet, IJ. Rienstra, E. v. d. Kamp. In de afvalronde waren dat resp. N. Bergstra, L. Pasma, Jan Dantuma en W. Visser. De prijzen bestonden uit luxe voorwerpen; de wisselbeker kwam voor een jaar in ’t bezit van C. Couperus. De afgevaardigde naar de jaarvergade ring van de K.N.K.B., de heer S. Breu ker, gaf een keurig verslag waarvoor hem dank werd gebracht Punt rond vraag bracht heel wat ter tafel, zoals De Meppeler recherche heeft de ad ministrateur R F. te Meppel, gearres teerd. Hij wordt verdacht van onregel matigheden in boekhoudingen. De ge arresteerde is boekhouder en administra teur voor verschillende firma’s. Over de juiste aard en omvang van de onregel matigheden is nog niets bekend gemaakt. De heer F. is naar Assen overgebracht. Hij is lid van de gemeenteraad te MeppeL Hwat fan doel dat ringjen hat? Nou, as der in soad fügels fan de ien of oare soarte ringe wurde, en der wurde in stik- mannich fan weromfoun, dan kin men oan 'e han fan it nümer, dat op ’e ring stiet, neigean hwer’t de fügel ringe waerd; hoe did as er dus is, en kriget men ek wer nije feiten oer de heimsin- nige „fügeltrek”. Sa kin dus neigien wur de, dat de Ijippen, dy’t wy hjir yn net al to strenge winters sjogge, net deselden binne fan simmers, mar üt Noarderlike Idnnen, Dütskldn, Denemarken en Skan- dinavië. Dizze proeven docht men mei ünderskate soarten yn hast alle Idnnen fan ’e wrdld, dy’t hjiryn meiinoar yn 'e mande dogge, en sa binne der al gdns wichtige dingen oan it Ijocht kaem. Us Ijip hat gjin ring om, mar dochs is hy it bisjen wol wurdich, de kleuren op 'e flerken oinne sa helde* en sa moai oergetten mei metaelgldnzen, it tüfke stiet noch sa pMmantich op it kwieke kopke en de poctsjes binne sa fyn dat men hast net bioripe kin dat er dêr nou sa op tippele.... Sa’n fügel yn ’e hdn is hast altiten lytser, as men wol tinke soe. Wy nimme iiim mar mei, faeks kinne wy him noch opstopje litte. En dan is it ek al wer tiid om nei hüs ta. Wy fo. nimme dat it ek al wer kdlder wurdt, de wanten moatte wer oan. Nou en dan is de sinne wer ris wei, en it bi- gjint ek hwat hurder to waeijen. En dan sneit it ek al wer, earst sêft, en dan al mar mear, dat wy binne bliid, dat wy foar de wyn hawwe. Dan hdldt it ek al wer op, mar de kjeld bliuwt. Joun frisze en dan glêdde diken, dêr draeit it op lit. I Er..clo, 16 I Gelieweg Tijdelijk Pi I dei wijk. I WIEBE V. I en F ANSCHJE hopen op 1 ’s morgens Parochie-k I Jozef te H I H. Sacram I welijl toe I de gezongi I intentie z dragen. F Heeg 75. I Heeg 350. Receptie I van 7.30 I bouw. I Toek. adr I G e h u w I TJ. PC die. mede B zijdse oud' dank betl blijken v I voor en I ontvanger B Heeg. Juli De geza j I VAN DA' I tuigen al! t slagen va 116 Juli ge Jichtig ge net a! h( aarbij b< I egewerk 'e dank. plusjene hynderke net misse”, en Sijke seach har Mem oan, nidich as in spin. „Ik ha it mei ’t hjersthimmeljen al tocht Sijke en hwat soe hja der bliid mei wêze, hwant hja hat lang net safolle buortersguod as dou. En tink ris Sijke, moatst dou altyd ris siik wêze, lyk as dat famke. Hoe lang leit Dirkje al net foar it finster”. „Jow Dirkje mar hwat oars Mem, mar dat moaije hynderke wol ik perfoarst net misse. Mem moat mar hwat moais foar har keapje, dan sil ik it dér wol hinne bringe”. „It spyt my, Sijke”, forfette frou Jong stra, „ik hie oars tocht, it is mei trije wi- ken Sinterklaes. As wy it har dan to- gearre ris brochten? Ik tink wol, dat it Dirkje tige oanstean soe. Sille wy dat ófprate, Sijke?” „Né Mem, Dirkje mei dat hynderke net hawwe!” en stampfuotsjend roun Sijke yn ’e nachtklean nei heit ta, om dy in nacht- tüt to jaen. Frou Jongstra brocht Sijke op béd en bistoppe har lekker waerm ünder de tekkens. Ds:’t hja noch efkes yn ’e koken oan t wurk wie, tocht hja nei oer it hyn derke. Hwat soe hja graech hawn ha, dat har famke tastimd hie, r-a it plusjene hynderke nei Dirkje ta to bringen. Hja die har bést, om Sijke to learen ek hwat foar oaren to vêzen. Mar har famke wie sa’n lyts kopstikje, dat stimde har soms sa dróvich. De oare middeis gie Sijke op bisite nei Klaske. Mem formoanne har om foaral foarsichtich to wêzen. Net sa wyld en sa oerémis, lyk as Sijke soms wol wêze koe. Sjongende gie Sijke fuort mei it per- sintsje yn ’e fytstas. Hwat hie hja der in sin oan. De h’?le middei boartsje en spultsjes dwaen en hja waerden altyd rejael traktearre op sokso"-1' bisites. Sijke trape x.xs oan op har nije fyts, hwat koe hja hurd. Hja wie al ridlik gau by Klaske en dy’s hüs. Der wiene al mear famkes komd en Sijke hearde al gau, dat der tolf forwachte waerden. Duorre net lang, oft se wiene allegearre presint Earst soene hja spultsjes dwaen. Klaske har aldere suster naem de lieding op har fan it feest, en ridlik gau wie it los. Hwat draefden en fleagen se om it hurdste, om de spultsjes to winnen en nümer ien to wurden. Hwant dan siet der in pryske oan fansels. Op -e skuorrereed wie romte genöch mem har ophelle en moast hja thüs noch In Aere Perennius heeft de Ring Sneek van de federatie van Christen Vrouwen en Meisjes, onder leiding van mevr. Van Niel, Dinsdagmiddag vergaderd. Na ope ning met Schriftlezing en gebed, heette de presidente allen hartelijk welkom, in 't bijzonder de spreker, de heer Lam- mertsma van Oosthem. De notulen en het financieel verslag, dat een batig saldo aanwees, werden goedgekeurd. De presidente kondigt een verloting goederen door de leden beschikbaar steld aan, waarvan de opbrengst goede komt aan het Prot, Chr. Zieken huis alhier. Spr. heeft geïnformeerd hoe het staat met de actie en haar is ge zegd, dat het bestuur wacht op de be slissing van de regering. Het rapport over de ziekenhuisruimte in Friesland is bijna gereed en het bestuur wacht met spanning af, wat de conclusies hiervan zullen zijn. Inmiddels mag de actie voor de financiële steun niet verzwakken, in tegendeel moet deze met kracht worden voortgezet, waartoe spr. gaarne opwekt. De opbrengst van de verloting bleek 150.te zijn. De heer Lammertsma sprak over de puberteit van de 1418 jarigen. Aan het begin van die leeftijd begint voor de jongens en meisjes een ander leven, dat tal van moeilijkheden oplevert. Tot dat tijdstip rusten zij op hetgeen ouders en onderwijzers hen leerden. Maar dan be gint een periode, waarin de kinderen zelfstandig beginnen te worden. Met onze woorden kunnen wij ze vaak niet helpen; we moeten gaan letten op hun uitingen en dan trachten te leiden. Het bezit van een goede vriend of vriendin is dan van grote betekenis voor hen. Vier de teugel, maar houdt vast, want de kinderen hunkeren naar leiding. Stoot de vriendschap niet direct af, dat leidt tot moeilijkheden. Men wantrouwe niet, doch stelle ook niet te veel vertrouwen. En als de kinderen iets willen, stuur ze dan niet weg met een gezegde: dat mag niet omdat ik het niet wil. Er rijzen vragen naar het waarom, en die moeten niet met dwang of een ouderwets har nas opgelost worden. Ook hier moeten de ouders leiden. Een andere kwestie is de lectuur. Er zijn goede en slechte boe ken, couranten en tijdschriften. Als een jongen een zeker tijdschrift meeneemt, vraag hem dan of hij zo zijn moeder zou willen zien afgebeeld. Er is in deze jeugd een revolutie gaande en zij zijn meerma len zeer moeilijk te hanteren. Zij voelen zich man en vrouw, maar ze zijn nog zo groen als gras. In hun ouders stellen ze geen vertrouwen, alleen willen ze een vriend nog wel deelgenoot van hun moei lijkheid maken. Ook op godsdienstig ge bied ontstaat twijfel. Gebruik de bijbel dan niet als een wetboek, maar vertel hen dat men zelf ook die twijfel heeft gehad en dat men nog dagelijks heeft te strijden. Men late ze niet een plaats in nemen waar geleerd wordt dat ze zich van de wereld hebben te onthouden. Dat is God voortuitlopen. Wijs hen de goede weg en dan zullen ze later zelf hun plaats in de wereld wel vinden. Het grote geheim van de opvoeding is veel liefde betonen met grote openheid en eerlijkheid en hen te wijzen op Jezus Christus als de Redder der wereld. Er werden enige vragen gesteld, die door spr. breedvoerig werden beant woord. Een koortje van de Vrouwenver. alhier liet zich enige malen horen. De pres, dankte spr. voor zijn rede, waarna deze in dankgebed voorging. op bêd bliuwe. Hja koe moai ta it finster ütsjen en de bern diene de hên omheech as hja har seagen Sijke moast Iderkear oan Dirkje Wyt» stra tinke. Dy wie al in hiel lang skoft siik. En doe’t mem har hokkerdeis frega hie, om har dat hynderke to jaen, wie Sijke lilk wurden en hie bretael tsjin har mem west. Dat spyt har nou woL It pleage har tige en nou wie hja seis ek siik. Mülk soe hja wol gau wer better wêze, dat hie dokter ek sein, mar hja hie soms noch tige lést fan *e holle. Hja wie wol raer komd to fallen dêr yn ’e skuorre by Klaske en dy’s en wist der seis hast net iens folie mear fan. En nou wie ’t moarntojoun Sinterklaea. Hja moas: har kuorke ek ré sette foar de goede Sint Mar dat koe hja seis not dwaen, dat soe mem nou foar har dwaen moatte. Sijke hie noch nea earder siik west mei Sinterklaes en dér foun hja seis ek neat oan. Mar dy gedachte liet har net los, dat lytse hynderke, dat dêr dochs mar hwat op e souder stie. En Dirkje, dy’t net folie boartersguod hie. As soe se it tsjin mem aenst sizze, dat dy it moariH tojoun ünder melken mar nei Dirkje ta bringe moast, mei hwat lekkers derby. Dan hie Dirkje ek in moaije Sinterklaes. Irou Jongstra kaem efkes letter yn keamer. Ynienen sei Sijke: „Mem, soa mem dat plusjene hyderke ris fan ’e sou» der helje woÜe? Ik woe dochs wol, dat Dirkje dat fan my krige. Soe mem it dêr moarntojoun hinne bringe wolle?" Frou Jongstra seach op. „Dêr bin ik tige bliid om fanke”, sei hja en der blonk in trien fan blydskip yn har eagen. Troch de al» teraesje fan Sijke har üngelok, wie da skiednis fan It hynderke har suver troch it sin gien. Mar nou stie it har wer düdlik foar eagen. En de oare jouns stapte hja mei it hyn. derke yn in kuorke en noch it ien en it oar, neffens Sijke har sizzen, nei Dirkje Wytstra ta. Hwat wie dat famke bliid. Hja stiek har fine, wite hantsjes nei it hynderke üt en seach mei bigearlike, mar meiiens glinsterjende eachjes nei it snob» bersguod, dat ek foar har yn it kuorke siet En allinne dizze blydskip wie frou Jongstra al mear wurdich as de tank dy’t it famke ütspriek, doet hja oerein gi^ om wer nei hüs ta to gean. Doe’t hja de doar fan it lytse hüske ta» sleat fielde hja har tankber stimd, om dat bytsje lok, dat brocht wie troch in ienféldich persintsje. En hja wie noch blU der, dat it jown wie troch har eigen famke. Dat Sijke har sykte dizze goede foroaring yn har hertsje to weech brocht hii Dy jouns wiene der twa lokkige hüs» héldingen. Yn it hüs fan Sijke en dy’s en yn it lytse ienfftldige hüske yn 'e steg» .4 N. B, e e Zuiver en ontsmet uw huh -ohelder vloeibar IMV O D D. De jeuk bedaart J UlOwlVl) ziektekiemen worde) J gedood en de huid genees GENEESMIDDEL TEGEN TB "ERh *HT| HUIDAANDOENINGEN JLK JLK JLP Mit ’ankbjffl L/tle -vc.i v I gdbo' /Le vi F hebben ontzag voor hem, als hij zich er gens mee bemoeit, daar.... nou goed, hij kwam en begon zich met de kooplui t« bemoeien. Eerst had ie geen houvast, ze waren wild, hartstochtelijk, ze zouden bij hoog en bjj laag.... „Hou es, Jelle (de droge) ’k sil dy earst it brüs fan ’e müle feije! Sa.... nou ju, hwat sit der tusken jimme ,kin ik helpe?" „Opd.... en gau! (Jelle). Dizze skiër» roek tinkt dat ik him öfsette wol, ma» dat sil ik him ris oars fortelle! Sizze en biede?" „As ik slz hwat ik tink, (de bieder) dan prate wy net mear, dan geane we yn hüs!” „As ik siz hwat ik tink, moat ik al» titen üt ’e hüs Fan ’e moarn ek wer!- De droge heeft de één nu bij een knoop van z’n jekker en de ander bij z’n griiza jas en begint één van z’n beroemde avon» turen. We willen graag meeluisteren, maar het gaat niet door, hij bekijkt ons van boven tot onder en zegt „Freegjs mar by myn buorman, krije jo foils greater stik!” Er zijn 40 pinken en de prijs is 380— 620, en zowaar ook de paarden worden genoteerd, 4 stuks in prijzen van 840 1000. Veel graskalveren zijn er niet meer, 51 stuks in prijzen van 120—350. Nuchteren kalveren worden er 410 gemeld en de prijzen dalen vooral bij de zware soort 35f 54. Op de schapenmarkt (er zijn 447) gaat het slecht. Grote kooplui staan tevergeefs hun waar aan te prijzen, er is maar heel weinig handel en de prijzen zijn lager 75-135. 5 bokken en geiten staan te bibberen op hun plaats, och ja, hoe gaat dat met hen, nu en dan komen er een paar koop» lui uit een schuilhoek, betasten een beest en gaan weer terug. Op de kippenmarkt is het tamelijk druk. Ergens op een stoep liggen tussen hokken met eenden en kippen vier dode katten en een burger vertelt met bravour en nu en dan doorslaande stem „Hoe dat sun drama ontstonnen is. Kiek sun beesje wurdt der ’s avons nog us ut laten hè, en dan loopt sun arm poeske der „moeder» siel allienig in un parkje, en dan plots klaps!!! komt der sun hufter met un end boomstam en geeft sun lief poeske un mukajum dat him.... o meensen, ik mut der niet an dinke, wy hewwe un drie» kleurige kater, mar ik «;èg wellus teugen Margje, dat is mien frou sugeseid, Margis seg ik tan, hou de poes in u huus!” Er is veel, zeer veel spek en weer kun» nen ze niet aan hun prijzen komen. 153 stuks en de vette biggen gaan voos ƒ1.80—ƒ1.90, ƒ1.90—ƒ2 per kg. 360 zouters a ƒ1.86—ƒ1.90, de zware 1.84—1.90 per kg. 108 kleine biggen 5095 en iets meer vraag. Aan de koffietafel de geheimzinnigheid van wat zou de goede Sint brengen en ieder heeft daar zijn eigen mening over, maar Benardus zwijgt in alle talen, tot dat ie op 't laatst uitbarst: „Ik hew der mien buuk fol fan! Suntne» klaes! Wu doene der niet meer an. For» leden jaar had er my su tu grazen kan ’k jim segge.... Wu hadden alles su goed ófpraten hé Moeke en ik, eerst su hur pakje komme met twie pon flees der in en dan myn pakje, oek met twie pon., hadden we vier pon he? Lekker buffele!* „En”, vroegen wij, „ging dat soms niet door?” „Hoe su t nou niet deur gaan mani Mar die vrouwen binne su leep as rotten. Su het hur twie pon flees in mien pakjs deen en ut geld in ’e buse houden. Soks kan allienig in frou!” I Bij mijn v F da, roep Eden en be lijk vaar I zien toe. I HIELI 'ke har mem harren yn ’e hüs. Hja hiene nou sa boarte, nou moas- ten hja mar ris oanskikke. Hwat hearlike sükelarjemolke! Hwat hiene de famkes it nei it sin, dizze middei. Klaske har alde re suster gie foar it oargel sitten en mei- elkoar songen .ja moaije ferskes. It klonk as in mearkesang, dizze frisse, heldere bernestimmen. Klaske har suster liet it oargel sêft nei rüzje. Nou noch püdtsje- knippe en dan nei hüs ta, dan koene de famkes foar as it tsjuster waerd, wer thüs wêze. Nou woe Sijke har bést noch ris dwaen. Hja :rige elk in blyndoek foar en hwa’t dan earst in pakje fan 'e line knippe koe, dy dwers oer de skuorre spand wie. Sijke wie al ridlik gau oan bar, hja moast tsjin Doetsje. Ien, twa, trije dér stouwen se al üt ein. „Hurder Sijke, hurder ju”, sa röppen de oaren. Och heden, Sijke gHed üt en.... bleau lizzen mei de holle op ’e groun. Hwat waerd hja wyt om ’e holle Klaske har suster fleach op perbearre om har wer oerein to krijen, mar Sijke koe net sitte en net stean. „Myn holle”, oars sei hja neat Fluch waerd de boerinne ophelle, dy krige har foarsichtich op en lei har op bêd, tige stipe troch Klaske har suster. „Helje gau dokter”, sa röp de boerinne. Dy wie rid lik gau oanwêzich. Hwat in forsteurde bi site, de oare famkes sakken stadichoan óf. Hja wiene wol hwat forslein troch Sijke har fallen. Dokter ündersocht Sijke, lokkich der wie neat stikken, mar hja moast perfoarst stil lizzen bliuwe. Hja koe mülk mei in wike as alles goed like, forfearn wurde. Hja hie de eagen efkes opslein en nei „Mem” frege en doe ek wer tichtdien. Frou Jongstra hie alris ütsjoen, oft Sijke hast thüs kaem. It waerd ek hwat mistich, doe seach hja Klaske har suster it stekje yn fytsen. Hwat hie dat to bi tsjutten Hja wachte efkes, of kaem Sijke dêr efter oan? Né, der bikroep har in gefoel fan üngerêstens. Frou Jongstra skrok tige fan it blrjocht fan Sijke har fallen. „Wy komme daliks”, sei hja en efkes letter setten Jongstra en syn frou nei Sijke ta. Hoe hiel oars like it nou mei Sijke, nou’t hja dêr lei yn *t ledikant. Hja stiek har hén üt nei harren ta en flüstere sêft har nanune. Doe die hja de eagen wer ticht It wie in lyts trije wike letter. Sijke lei thüs noch yn ’t ledikant yn ‘e keamer. Hja mocht wol oerein sitte, mar it har net to drok meitsje. Se hie in wike by har kameraetske lein. Doe hiene heit en Rijks Universiteit te Utrecht en werd 6' September 1927 door het Provinciaal Kerkbestuur van Gelderland toegelaten tot de Evangeliebediening in de Ned. Herv. Kerk. 4 December van datzelfde De minister van Sociale Zaken heeft een aanzienlijke verbetering van de win- terloongarantie voor DUW-arbeiders vast gesteld, meldt het Vrije Volk. Voortaan wordt 90 procent van het Véél doet deer krant Sint aan de hand. We zitten in ons landje Met méér dan tien millioen. Een vrij groot percentage Draagt nog de kinderschoen. OOSTHEM. Donderdag 4 December a.s. hoopt Ds. J. Steenhuizen, predikant der Ned. Herv. Gemeente te Oosthem c.a. zijn 25-jarige ambtsbediening te geden ken. Drukte over dit jubileum wenst hij

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1952 | | pagina 10