it
Za/? afe
Ds. J. Steenhuizen gaat jubileren
Ledenvergadering Kaatsvereniging Sneek
s
It Hynderke
I
SN ITS ER FEMERK
T
B
1
r
i
s
b
B
Dames! Vooral nu
Dr. R
|PUROL GENEEST
euwe huid, ruwe handen, ruwe lippen
Sinterklaesforhael foar de bern
een s
HE
Koningin weer naar
Oostenrijk
A
A
I
DE DEADE LJIP
Hamea-Gelei voor Uw banden
Twee jonge mijnwerkers
omgekomen
F. u
Treinbotsing veroorzaakt
grote schade
Instituut voor
Arbeidersontwikkeling
Lenstra nodigt Lotsy uit
Eanaf C
112 uur 1
26 Juli
Meppeler raadslid
gearresteerd
I -
I F. A. 1
De moeilijke leeftijd
I E. VA Ij
d. va:
hs Jui
Ideeën
Garantie Winterloon D.Ü.W.
beter
8
PHILIA.
was
Advertentie L M.
Schiphol,
Advertentie I. M.
A. f. S.
Advertentie I. M.
Pen
F E
har ta en
te
genöch”. „Hoe kin Mem dat nou sizze!”
röp Sijke. „Né hear, ik wol dat moaije
door de gladheid van de rails doorge
schoven. Het sein moet op onveilig heb
ben gestaan. De machinist van de trein
uit Arnhem, de heer Arentsen, werd licht
gewond en was zeer overstuur, een con
ducteur, de heer Segerink uit Oldenzaal,
kreeg een klap tegen het hoofd. Hij werd
in het ziekenhuis opgenomen. De materi
ele schade is enorm.
Koningin Juliana zal de Oudejaars
avond in de Oostenrijkse Alpen door
brengen, zo is Dinsdag in Wenen bekend
gemaakt, meldt A.P.
De Koningin en haar kinderen zullen
op 28 December voor een twaalfdar me
wintersportvacantie in Sankt Anton in
Tirol aankomen.
Staat nooit zo'n schoen bij bed:
Ze worden bij de schoorsteen
Des avonds neergezet
Van huis tot huis: verlanglijet.
Korst brood er in en stro;
De Sint zit met de zorgen:
Wat geef ik ze cadeau....?
Voor duizendtallen „stappers"
Moet hij een keuze doen;
Hoe komt hij aan wat passends.
Iets leuks voor elke schoen?
Nooit werd vóór 5 December
Die zaak nog Afgedaan,
Als hij (Sint leest goed Hollands)
Deez' krant niet op kon slaan I
Hij leest de advertenties
Vanavond rustig door,
Dat brengt hem op ideeën
U knoopt 1 in Uw oor?I
van
ge-
ten
be-
dit
de
lAlden fai
|ein en or
7 mei het
kommisji
iallegearr
f tawwe c
I loaie mi
I noar ien
I ige jildt
l.'ville ek
L.lan take
l?n hald
Van andere zijde schrijft men ons:
Donderdag 4 December a.s. zal het een
kwart eeuw zijn geleden, dat ds. J. Steen
huizen van Oosthem het predikambt in
de Ned. Herv. Kerk aanvaardde. Ds.
Steenhuizen werd 10 September 1889 te
Veenklooster geboren. Van 26 Mei 1908
tot 1 Februari 1924 diende hij het Chris
telijk onderwis, het laatst als hoofd van
de Christelijke sen ooi te Amerongen.
Nadat de beer Steenhuizen Staatsexa
men had geoaan, studeerde hij aan de
Fannacht is der hwat hagel-snie fallen,
mar nou oerjit de tinne it ierdryk mei
har goudene strielen. Wy nimme de fyts
en brekke der ris lit. Op 'e dyk is de snie
al wer teid, mar it lan is noch wyt, hwat
in winterske yndruk makket.
Fansels wurdt nou lis omtinken meast
troch bisten en minsken opfrege, en dêr-
om litte wy lis ea~n oer de uieae geaën
weidzje. Kij binne net mear büten, dy
steane nou op stal. Inkeld sa hjir en dér
in keppeltsje skiep, dy’t mei har ttjokke
fluezzen wol de kjeld wol oandoare.
In arbeider oan it greppeljen of skieppüt-
sen, in pear roeken, dy’t skerp tsjin it
l&n öfstekke, hwat kobben, en inkelde
Ijippen, dat is wol sahwat alle libben, dat
wy sjogge ünderweis. Mar hwat is dat?
Hwat leit dér yn 'e greppelskant? Fyts
tsjin in beam, en wy stekke it Idn yn.
Ja, dêr sjogge wy it, it is in deai e Ijip.
It bist leit der sa rêstich, as soe it sa
wer fuortfleane, mar as wy it beetpakke,
is it k&ld. It is to sjen dat er noch net
lang dea wêze kin, de eagen binne noch
helder, en de fearren sitte sa kreas. dus
ter faeks noch fleurich en libbendich,
nou dea
Wy sjogge fansels nou earst nei de
poaten, hat er ek in ring om, of net?
Hwerom? Wol, in fügel, dy’t in allumini-
umrinkje om ’e poat hat, stiet yn tsjinst
fan ’e wittenskip, en de lju, dy’t harren
de muoite dien hawwe, him to ringjen,
moatte nou ek witte, dat er dea is. As
wy in deade fügel fine, kinne wy him it
béste yn in doaske pakke, efkes skriuwe,
hoe, wer en hwannear’t wy him foun
hawwe, en dat stjüre nei it „Rijksmu-
seum voor Natuurlijke Historie, Leiden”.
Dat is de ynstdnsje, dy’t de ringproeven
hjir yn lis Idn ütfiert.
In het ondergrondse bedrijf van de
mijn Oranje Nassau IV te HeerlenHek-
senberg is de locomotiefmachinist G. L.
Verstraten uit Heerlerheide om het leven
gekomen, doordat hij onder een ont
spoorde kolenwagen geraakte. Het slacht
offer was 28 jaar oud en vader van één
kind. Een evenee”". 28-jarige mijnwerker
H. Keydener uit Spekholzerheide veron
gelukte in de mijn Willem Sofia te Kerk-
rade. Hij werd onder vallend gesteente
bedolven. Ook dit slachtoffer laat een
vrouw en een kind achter.
jaar verbond cand. Steenhuizen zich, na
voora' te zijn bevestigd door prof, dr M.
van Rhijn van Utrecht aan zijn eerste
gemeente Made (classis Breda). 4 Mei
1930 verwisselde de jubilaris deze ge
meente met die van Dinxperlo (classis
Doetinchem). 12 October 1927 deed ds.
Steenhuizen na vooraf te zijn bevestigd
door ds. J. de Ruiter van Leiden, toen
predikant te Sneek, zijn intrede te Oost
hem, Folsgare en Abbega. In de loop der
jaren heeft de jubilaris vele bestuurs
functies vervuld en zitting gehad in tal
van colleges. Momenteel is hij nog quaes
tor van de classis Sneek; praetor van de
ring IJlst en voorzitter van de Groen van
Prinstererschool te Doetinchem.
[door
Met een geweHige klap, die kilometers
ver in de omtrek was te horen, boorde
zich Dinsdagmorgen om ruim 10 uur een
locomotief van een uit Arnhem komende
goederentrein even voor het station Zut-
phen in een goederentrein die juist het
station had verlaten. De klap kwam zo
hard aan dat vijf wagons van de uit
Zutphen komende trein op een berg
werden gesmeten, terwijl de locomotief
van de andere trein daar voor een goed
deel onder verdween. Wagons stonden
rechtop te midden van een grote massa
versplinterd hout en verbogen staal van
treinonderdelen en omgebogen boven
leidingen. Van de trein uit Zutphen wer
den op zijn minst twaalf wagons volko
men vernield. De brokstukken i’gen over
een afstand van enkele honderden meters
her en der verspreid.
Naar de oorzaak van de ramp wordt
nog steeds gezocht. De trein uit Arnhem
had vóór de plaats waar het dubbelspoor
in enkelspoor overgaat, moeten wachten
o.a. meer aandacht aan de jeugd te be
steden; bg de ledenpartijen' een keur
meester aan te wijzen; meer wedstrijden
te organiseren op het Martiniplein en de
deelnemers daarvan te laten uitkomen
in shirts van verschillende kleur, opdat
de oningewijden in de kaatssport de
partijen beter zouden kunnen volgen.
Enige interne aangelegenheden werden
volkomen tot tevredenheid opgelost. Na
dat de heer Hoitsma namens de toneel
club van de Kaatsver. de heer Visser
voor de steeds gulle ontvangst te zijnen
huize dank had gebracht en de nieuw
benoemde voorzitter nog even het woord
had gevoerd, sloot de heer Visser te
ruim 11 uur deze prettige vergadering.
Men vermaakte zich nog een uurtje met
kienspel met als prijzen rookbenodigd-
heden.
foar dat gedraef en geflean, hwant büten-
doar koe it nou net om it waer. Hwat
naeide ’t der üt. Sijke die ek tige har
bést, mar hie oant nou ta noch neat win-
ne kinnen.
Dêr röp KI
beider in de gewerkte uren aan accoord-
overschrjjding heeft verdiend, komt bfj
het garantieloon.
Tot dusverre werd de accoordover-
schrijding bij het uurloon geteld en als
de arbeider dan in het totaal meer dan
90 percent van het uurloon had verdiend,
kreeg hij er niets bij.
Bijvoorbeeld: Een arbeider heeft een
uurloon van 90 cent. Hij werkt 40 uur
met een accoordoverschrijding van ge
middeld 15 cent per uur. De arbeider
verdient dus 40 maal 90 cent is ƒ36 plus
6 accoordloon, samen 42.
Zijn garantieloon is 90 procent van
43.20 is f 38.80. Vroeger kreeg hij dus
niets, omda hij ƒ42 totaal had verdiend.
Thans krijgt hij 38.80 min 36 is 2.80
toeslag.
Rollen Numan voor de derde
maal.
Inplaat
IMet dankb
schap geve
de geboort<j
Ln dochter! jj
Iv.u rzE d i
K OEKS8
It HOGKs j
Lpp.’nhuizeJ
ijdclijk: Si
ice.diuis. Si
Vegens
roordig
gevraag
jer we
traat
De grote zaal van Fredehiem
Dinsdagavond tot de laatste stoel bezet
en geen wonder, Mevrouw Numan heeft
hier een goede naam. Zij begon met drie
werken van de tijdens het Hitler-bewind
uitgeweken Duitse schrijver Thomas
Mann, namelijk een fragment uit de ro
man „Koninklijke Hoogheid”, de novelle
„Een spoorwegongeluk” en „Het won
derkind.” Met een bijzondere expressie
wist zij alle figuren voor het publiek tot
leven te brengen, met een haast onge
breidelde energie rolden zijne Konink
lijke Hoogheid, de prinses, de schoenma
ker, de excellentie’s, de reizigers en het
wonderkind uit haar mond, van haar ge
laat, van haar handen.
Na de pauze droeg zij een fragment
voor uit „Dagboek van een baby” van
Elie Asser, een wel wat onwaarschijn
lijk, maar zeer humoristisch verhaal.
Voorzitter Slim was de tolk van alle
aanwezigen toen hrj Rolien Numan har-
telijk dankte voor deze avond, waar
mede het Instituut zoveel succes had en
hij wekte alle aanwezigen op ild te
worden en zo dit werk ook verder mo
gelijk te maken.
D
tige
achl
Liei
vele
slee
Ger
kwe
ges!
ze
der
C
tijd
dwi
ber
Rol
bijr
Jol
ma
we
de
de
tei
da
ge
lie
Sijke kaem üt skoalle wei. Hja smiet
har mantel en mütse ünder de hanger yn
'e gong del. En nou nei Mem ta yn 'e
keamer. Mem siet to masjinenaeijen.
„Nou wit ik hiel hwat moais mem”.
Sijke song it hast üt mei har fyn stimke.
„Middei Sijke en sille wy nou earst de
keamersdoar ris ticht ivaen En hoe s 't
hinget de mantel al kreas oan 'e hanger
yn 'e gong?”
„Né Mem”, sei Sijke -legen, „hy leit
der ünder en de mütse ek”.
„Nou, dan dat earst ris dwaen en dan
mar fortelle hwt der oan is”.
Sijke dis, hwat Mem sei. „Ja, ik moat
moamiwt dei by Klaske op bisite kom-
me en orh folie meat farmees Mei k
dan tnvn rije jurk oan ha en myn nije
strik on 't hier en keapet 4“ n dan ek
hwat a vut foar Klaske? Alle bern nim
me hwat mei, Mem moat hiel hwat moais
keapje En mei 'k dan op myn nije fyts
dêr hinne?”
„Wjj sille ris sjen, hwat heit der fan
seit en ast net üngehoarsum bist, dan
keapet Mem miskien joun noch wol hwat
foar Klaske”.
„Ja, mar it moat o sa moai wêze”, «ei
Sijke, dy’t nou ienris graech woe, dat
harres ütblonk boppe inoar sines.
Doe’t frou Jongstra ta it finster ütseach
en Sijke op 'e buorren boartsjen seach,
suchte hja. Hoe koe hja dat Sijke dochs
ófleare, harres moast altyd it moaiste
wêze, it djürste. Och, se wie in iennichst
famke, se koe krije hwat har hertsje bi-
gearde en mülk wol hwat bidoarn.
De jouns ünder melken gie frou Jong
stra efkes it doarp yn en kocht hwat foar
Klaske har jierdei, in hiel ienfaldich
boartersdinkje. Heit hie it bést foun, dat
Sijke op bisite gie. H’ mek net, hy
gunde syn famke graech in moaije mid
dei.
It boartersdinkje wie Sijke danich nei
it sin en dan noch in püdtsje snobbers-
guod. Hwat soene hj„ in wille ha. Sijke
praette hündert üt oer de kommende bi
site.
Doet Mem har de jouns wosk en Sijke
op béd bringe soe, sei Mem ynienen
Abe Lenstra heeft de voorzitter van de
K.N.V.B., de heer K. J. J. Lotsy, een
brief geschreven, waarin hij de bonds
voorzitter uitnodigt hem in Heerenveen
te komen opzoeken, om „de kwestie”
eens door te praten. Deze kw-stie is,
naar men weet, 'mtstaan door de mede
deling van Lenstra (telefonisch aan de
heer Lotsy nauwelijks twa?1' ”ur vóór
het vertrek van het elft-1), dat hij te
Huil niet van de partij zou zijn en door
de reden, waarom Lenstra voor zijn
plaats in het elftal bedankte.
L Waarnen
voor die uit Zutphen. Hy Is vermoedelijk „Doe’t ik fan ’e joun troch de buorren
roun, seach ik dêr troch it finster dat
famke fan Wytstra lizzen. Hwat is dat
famke al lang sük. Doe tocht ik sa Sijke,
sille wy dat famke dat moaije hynderke
ris jaen. datstou noch efter op ’e souder
stean hast Hwat soe hja dêr moai mei
boartsje kinne. En it is noch sa goed as
ntf en dou wurdtst der dochs to great
foar. En boppedat hast ek boarteraguati
niet Daar is hij de man niet naar. Maar
een kerkelijk handboek zorgde er voor
dat de predikant deze gebeurtenis toch
niet geheel onopgemerkt en voor zich al
leen kon laten voorbijgaan. Zijn ge
meente raakte dus met dit a.s. gebeuren
op de hoogte en de predikant kon zich
niet aan een jubileumavond onttrek
ken. Deze hoopt hij D.V. thans met zijn
gemeente te houden op 4 Dec. a.s.
’s avonds 7 uur in de kerk te Oosthem.
Zondag 7 Dec. d.a.v. hoopt Ds. Steenhui
zen een gedachtenisdienst te houden,
eveneens te Oosthem, nam. 1.30 uur.
De a.s. jubilaris is Fries van geboorte.
In Veenklooster geboren, trok hij met
zijn ouders naar Kollum en vandaar ruil
de hij de ouderlijke woning met de
„Klokkenberg” bij Nijmegen, waar hij de
acte voor onderwijzer behaalde. Hij was
eerst alszodanig werkzaam te Engwierum
bij Dokkum en werd twee jaar later be
noemd te Oosterbierum, waar hij de
hoofdacte en de actes Frans en wiskunde
verwierf. Van Oosterbierum ging hij
naar de stad Groningen, als onderwijzer
aan een grote school, waar ook nog de
acten Duits en Engels werden behaald.
Toen op 3 Augustus 1914 de mobilisatie
werd afgekondigd, was hij hoofd ener
school in Amerongen, maar ook hij moest
de wapenrok aantrekken, waardoor zijn
weg leidde naar Assen en ’s-Gravenhage
als toekomstig officier. Na de mobilisatie
werkte hij nog 8 jaar in Amerongen, tij
dens welk verblijf hij Staatsexamen deed,
waarna hij aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht theologie studeerde. Na een stu
die van 3 jaar was hij candidaat tot de
H. D. en op 4 Dec. 1927 volgde zijn be
vestiging tot predikant in zijn eerste ge
meente Made. (N.Br.). Na een 3-jarig
verblijf aldaar kwam het beroep naar
Dinxperlo (Geld.), welke gemeente op 12
Oct. 1947 verwisseld werd met Oosthem
ca. Naast de kerk heeft vooral ook het
bijzonder onderwijs het hart en de liefde
van de jubilaris, die thans nog steeds
bestuurslid is van onderscheidene scho
len in en bij zijn vorige standplaats. In
de plaatselijke drie bijzondere school-
bestuien heeft hjj een adviserende stem.
Het ging goed vrienden. Nu ja, eerlijk
is eerlijk, we hadden ergens bij een brug
een noodlanding gemaakt, maar verder
ging het goed, totdat we bij de veemarkt
waren, om zoals gewoonlijk met flinke
stap, hoofd omhoog, borst vooruit, op het
veld te verschijnen....
Heiaas hadden we geen rekening ge
houden met één wel zeer glad plekje, en
daar lagen we, en daa stonden ze op
een rijtje te lachen, de knapen. Toen we
weer rerhtcp stonden kwam de reactie.
Benardus himself sprak tegen de portier:
„Wille jou su goed weze en bel ge
meentewerken op, ik constateer dat de
straat fursakt is, wat het die stukjeskrie-
ver in plof over hem niet mannen?”
We zeilden hem en de overigen straal
voorbij, lazen dat a.s. Dinsdag de markt
om 8.30 aanvangt en begonnen met ons
werk.
1749 stuks vee, dat is nog niet eens zo
gek voor zo een winterse Dinsdag! En de
handel was, nu ja, niet denderend, maar
ook niet heel ontmoedigend, tenminste
bij het grootvee niet.
136 stuks meike en kalve koeien in
prijzen van ƒ630—ƒ1180 en 36 vette
koeien in prijzen van 1.501.86 per kg.
De levendigheid viel niet mee, die
kwam meestal van de knapen zelf. Twee
stonden bij elkaar op te steigeren, ze
wilden actie, ze zouden actie! Kom hier,
Nou nog eenmaaL Klets!” En maar klet
sen, in eikaars handen. Het werd eerst
gewoon ernst, toen bittere ernst, toen
plotseling gingen de hekdeuren open om
de laatste gulden.... maar toen kwam
de droge. Wij kennen hem allemaal en
Maandagavond hield de Kaatsver.
Sneek in de benedenzaal van café Leeu
wen aan de Parkstraat alhier een zeer
geanimeerde ledenvergadering. In zijn
openingswoord sprak de voorzitter, de
heer W. A. Visser, daarover zjjn vreug
de uit. Door misverstand waren er geen
notulen gemaakt van de laatstgehouden
jaarvergadering en daar er ook geen in
gekomen stukken waren ging men over
tot punt 4 der agenda: Mededelingen.
De voorzitter deelde mede dat h{j in
verband met zjjn drukke werkzaamhe
den zich genoodzaakt zag als
stuurslid te bedanken, hoewel hij
doet met enige weemoed omdat
kaatssport hem lief is. Spr. deed dan
ook de toezegging voor zover het in zijn
vermogen ligt de Kaatsver. Sneek te
zullen blijven steunen. De 2e voorz., de
heer W. Oppenhuis, sprak daarna de
scheidende voorzitter op zeer harteljjke
wijze toe. Gjj hebt U altijd voor de volle
honderd procent gegeven en was er ook
steeds vurig voor om wedstrijden op ’t
Martiniplein te houden. Tot voorzitter
werd nu gekozen de heer A. Dijkstra en
in de vacature van de heer Franckena,
die zich had teruggetrokken, werd be
noemd de heer S. Kuiken. Hierna volgde
de prijsuitdeling Kaatscompetitie 1952.
In de hoofdklasse waren resp. Ie, 2e, 3e
en 4e prijswinnaars de heren C. Coupe
rus, Jac. Vleet, IJ. Rienstra, E. v. d.
Kamp. In de afvalronde waren dat resp.
N. Bergstra, L. Pasma, Jan Dantuma en
W. Visser. De prijzen bestonden uit luxe
voorwerpen; de wisselbeker kwam voor
een jaar in ’t bezit van C. Couperus.
De afgevaardigde naar de jaarvergade
ring van de K.N.K.B., de heer S. Breu
ker, gaf een keurig verslag waarvoor
hem dank werd gebracht Punt rond
vraag bracht heel wat ter tafel, zoals
De Meppeler recherche heeft de ad
ministrateur R F. te Meppel, gearres
teerd. Hij wordt verdacht van onregel
matigheden in boekhoudingen. De ge
arresteerde is boekhouder en administra
teur voor verschillende firma’s. Over de
juiste aard en omvang van de onregel
matigheden is nog niets bekend gemaakt.
De heer F. is naar Assen overgebracht.
Hij is lid van de gemeenteraad te
MeppeL
Hwat fan doel dat ringjen hat? Nou, as
der in soad fügels fan de ien of oare
soarte ringe wurde, en der wurde in stik-
mannich fan weromfoun, dan kin men
oan 'e han fan it nümer, dat op ’e ring
stiet, neigean hwer’t de fügel ringe
waerd; hoe did as er dus is, en kriget
men ek wer nije feiten oer de heimsin-
nige „fügeltrek”. Sa kin dus neigien wur
de, dat de Ijippen, dy’t wy hjir yn net al
to strenge winters sjogge, net deselden
binne fan simmers, mar üt Noarderlike
Idnnen, Dütskldn, Denemarken en Skan-
dinavië. Dizze proeven docht men mei
ünderskate soarten yn hast alle Idnnen
fan ’e wrdld, dy’t hjiryn meiinoar yn 'e
mande dogge, en sa binne der al gdns
wichtige dingen oan it Ijocht kaem.
Us Ijip hat gjin ring om, mar dochs is
hy it bisjen wol wurdich, de kleuren op
'e flerken oinne sa helde* en sa moai
oergetten mei metaelgldnzen, it tüfke
stiet noch sa pMmantich op it kwieke
kopke en de poctsjes binne sa fyn dat
men hast net bioripe kin dat er dêr nou
sa op tippele....
Sa’n fügel yn ’e hdn is hast altiten
lytser, as men wol tinke soe. Wy nimme
iiim mar mei, faeks kinne wy him noch
opstopje litte.
En dan is it ek al wer tiid om nei hüs
ta. Wy fo. nimme dat it ek al wer kdlder
wurdt, de wanten moatte wer oan. Nou
en dan is de sinne wer ris wei, en it bi-
gjint ek hwat hurder to waeijen. En dan
sneit it ek al wer, earst sêft, en dan al
mar mear, dat wy binne bliid, dat wy
foar de wyn hawwe. Dan hdldt it ek al
wer op, mar de kjeld bliuwt. Joun frisze
en dan glêdde diken, dêr draeit it op lit.
I Er..clo, 16
I Gelieweg
Tijdelijk Pi
I dei wijk.
I WIEBE V.
I en
F ANSCHJE
hopen op 1
’s morgens
Parochie-k
I Jozef te H
I H. Sacram
I welijl toe
I de gezongi
I intentie z
dragen.
F Heeg 75.
I Heeg 350.
Receptie
I van 7.30
I bouw.
I Toek. adr
I G e h u w
I TJ. PC
die. mede
B zijdse oud'
dank betl
blijken v
I voor en
I ontvanger
B Heeg. Juli
De geza j
I VAN DA'
I tuigen al!
t slagen va
116 Juli ge
Jichtig ge
net a! h(
aarbij b<
I egewerk
'e dank.
plusjene hynderke net misse”, en Sijke
seach har Mem oan, nidich as in spin.
„Ik ha it mei ’t hjersthimmeljen al
tocht Sijke en hwat soe hja der bliid mei
wêze, hwant hja hat lang net safolle
buortersguod as dou. En tink ris Sijke,
moatst dou altyd ris siik wêze, lyk as dat
famke. Hoe lang leit Dirkje al net foar it
finster”.
„Jow Dirkje mar hwat oars Mem, mar
dat moaije hynderke wol ik perfoarst net
misse. Mem moat mar hwat moais foar
har keapje, dan sil ik it dér wol hinne
bringe”.
„It spyt my, Sijke”, forfette frou Jong
stra, „ik hie oars tocht, it is mei trije wi-
ken Sinterklaes. As wy it har dan to-
gearre ris brochten? Ik tink wol, dat it
Dirkje tige oanstean soe. Sille wy dat
ófprate, Sijke?”
„Né Mem, Dirkje mei dat hynderke net
hawwe!” en stampfuotsjend roun Sijke yn
’e nachtklean nei heit ta, om dy in nacht-
tüt to jaen.
Frou Jongstra brocht Sijke op béd en
bistoppe har lekker waerm ünder de
tekkens. Ds:’t hja noch efkes yn ’e koken
oan t wurk wie, tocht hja nei oer it hyn
derke. Hwat soe hja graech hawn ha, dat
har famke tastimd hie, r-a it plusjene
hynderke nei Dirkje ta to bringen. Hja
die har bést, om Sijke to learen ek hwat
foar oaren to vêzen. Mar har famke wie
sa’n lyts kopstikje, dat stimde har soms
sa dróvich.
De oare middeis gie Sijke op bisite nei
Klaske. Mem formoanne har om foaral
foarsichtich to wêzen. Net sa wyld en sa
oerémis, lyk as Sijke soms wol wêze koe.
Sjongende gie Sijke fuort mei it per-
sintsje yn ’e fytstas. Hwat hie hja der in
sin oan. De h’?le middei boartsje en
spultsjes dwaen en hja waerden altyd
rejael traktearre op sokso"-1' bisites.
Sijke trape x.xs oan op har nije fyts,
hwat koe hja hurd. Hja wie al ridlik gau
by Klaske en dy’s hüs. Der wiene al mear
famkes komd en Sijke hearde al gau, dat
der tolf forwachte waerden. Duorre net
lang, oft se wiene allegearre presint Earst
soene hja spultsjes dwaen. Klaske har
aldere suster naem de lieding op har fan
it feest, en ridlik gau wie it los. Hwat
draefden en fleagen se om it hurdste, om
de spultsjes to winnen en nümer ien to
wurden. Hwant dan siet der in pryske
oan fansels.
Op -e skuorrereed wie romte genöch mem har ophelle en moast hja thüs noch
In Aere Perennius heeft de Ring Sneek
van de federatie van Christen Vrouwen
en Meisjes, onder leiding van mevr. Van
Niel, Dinsdagmiddag vergaderd. Na ope
ning met Schriftlezing en gebed, heette
de presidente allen hartelijk welkom, in
't bijzonder de spreker, de heer Lam-
mertsma van Oosthem. De notulen en
het financieel verslag, dat een batig
saldo aanwees, werden goedgekeurd. De
presidente kondigt een verloting
goederen door de leden beschikbaar
steld aan, waarvan de opbrengst
goede komt aan het Prot, Chr. Zieken
huis alhier. Spr. heeft geïnformeerd hoe
het staat met de actie en haar is ge
zegd, dat het bestuur wacht op de be
slissing van de regering. Het rapport
over de ziekenhuisruimte in Friesland is
bijna gereed en het bestuur wacht met
spanning af, wat de conclusies hiervan
zullen zijn. Inmiddels mag de actie voor
de financiële steun niet verzwakken, in
tegendeel moet deze met kracht worden
voortgezet, waartoe spr. gaarne opwekt.
De opbrengst van de verloting bleek
150.te zijn.
De heer Lammertsma sprak over de
puberteit van de 1418 jarigen. Aan het
begin van die leeftijd begint voor de
jongens en meisjes een ander leven, dat
tal van moeilijkheden oplevert. Tot dat
tijdstip rusten zij op hetgeen ouders en
onderwijzers hen leerden. Maar dan be
gint een periode, waarin de kinderen
zelfstandig beginnen te worden. Met
onze woorden kunnen wij ze vaak niet
helpen; we moeten gaan letten op hun
uitingen en dan trachten te leiden. Het
bezit van een goede vriend of vriendin
is dan van grote betekenis voor hen.
Vier de teugel, maar houdt vast, want
de kinderen hunkeren naar leiding. Stoot
de vriendschap niet direct af, dat leidt
tot moeilijkheden. Men wantrouwe niet,
doch stelle ook niet te veel vertrouwen.
En als de kinderen iets willen, stuur ze
dan niet weg met een gezegde: dat mag
niet omdat ik het niet wil. Er rijzen
vragen naar het waarom, en die moeten
niet met dwang of een ouderwets har
nas opgelost worden. Ook hier moeten
de ouders leiden. Een andere kwestie is
de lectuur. Er zijn goede en slechte boe
ken, couranten en tijdschriften. Als een
jongen een zeker tijdschrift meeneemt,
vraag hem dan of hij zo zijn moeder zou
willen zien afgebeeld. Er is in deze jeugd
een revolutie gaande en zij zijn meerma
len zeer moeilijk te hanteren. Zij voelen
zich man en vrouw, maar ze zijn nog zo
groen als gras. In hun ouders stellen ze
geen vertrouwen, alleen willen ze een
vriend nog wel deelgenoot van hun moei
lijkheid maken. Ook op godsdienstig ge
bied ontstaat twijfel. Gebruik de bijbel
dan niet als een wetboek, maar vertel
hen dat men zelf ook die twijfel heeft
gehad en dat men nog dagelijks heeft te
strijden. Men late ze niet een plaats in
nemen waar geleerd wordt dat ze zich
van de wereld hebben te onthouden. Dat
is God voortuitlopen. Wijs hen de goede
weg en dan zullen ze later zelf hun
plaats in de wereld wel vinden. Het
grote geheim van de opvoeding is veel
liefde betonen met grote openheid en
eerlijkheid en hen te wijzen op Jezus
Christus als de Redder der wereld.
Er werden enige vragen gesteld, die
door spr. breedvoerig werden beant
woord. Een koortje van de Vrouwenver.
alhier liet zich enige malen horen. De
pres, dankte spr. voor zijn rede, waarna
deze in dankgebed voorging.
op bêd bliuwe.
Hja koe moai ta it finster ütsjen en de
bern diene de hên omheech as hja har
seagen
Sijke moast Iderkear oan Dirkje Wyt»
stra tinke. Dy wie al in hiel lang skoft
siik. En doe’t mem har hokkerdeis frega
hie, om har dat hynderke to jaen, wie
Sijke lilk wurden en hie bretael tsjin
har mem west. Dat spyt har nou woL It
pleage har tige en nou wie hja seis ek
siik. Mülk soe hja wol gau wer better
wêze, dat hie dokter ek sein, mar hja
hie soms noch tige lést fan *e holle. Hja
wie wol raer komd to fallen dêr yn ’e
skuorre by Klaske en dy’s en wist der
seis hast net iens folie mear fan.
En nou wie ’t moarntojoun Sinterklaea.
Hja moas: har kuorke ek ré sette foar de
goede Sint Mar dat koe hja seis not
dwaen, dat soe mem nou foar har dwaen
moatte. Sijke hie noch nea earder siik
west mei Sinterklaes en dér foun hja seis
ek neat oan. Mar dy gedachte liet har
net los, dat lytse hynderke, dat dêr dochs
mar hwat op e souder stie. En Dirkje,
dy’t net folie boartersguod hie. As soe se
it tsjin mem aenst sizze, dat dy it moariH
tojoun ünder melken mar nei Dirkje ta
bringe moast, mei hwat lekkers derby.
Dan hie Dirkje ek in moaije Sinterklaes.
Irou Jongstra kaem efkes letter yn
keamer. Ynienen sei Sijke: „Mem, soa
mem dat plusjene hyderke ris fan ’e sou»
der helje woÜe? Ik woe dochs wol, dat
Dirkje dat fan my krige. Soe mem it dêr
moarntojoun hinne bringe wolle?" Frou
Jongstra seach op. „Dêr bin ik tige bliid
om fanke”, sei hja en der blonk in trien
fan blydskip yn har eagen. Troch de al»
teraesje fan Sijke har üngelok, wie da
skiednis fan It hynderke har suver troch
it sin gien. Mar nou stie it har wer
düdlik foar eagen.
En de oare jouns stapte hja mei it hyn.
derke yn in kuorke en noch it ien en it
oar, neffens Sijke har sizzen, nei Dirkje
Wytstra ta. Hwat wie dat famke bliid.
Hja stiek har fine, wite hantsjes nei it
hynderke üt en seach mei bigearlike, mar
meiiens glinsterjende eachjes nei it snob»
bersguod, dat ek foar har yn it kuorke
siet En allinne dizze blydskip wie frou
Jongstra al mear wurdich as de tank dy’t
it famke ütspriek, doet hja oerein gi^
om wer nei hüs ta to gean.
Doe’t hja de doar fan it lytse hüske ta»
sleat fielde hja har tankber stimd, om
dat bytsje lok, dat brocht wie troch in
ienféldich persintsje. En hja wie noch blU
der, dat it jown wie troch har eigen
famke. Dat Sijke har sykte dizze goede
foroaring yn har hertsje to weech brocht
hii
Dy jouns wiene der twa lokkige hüs»
héldingen. Yn it hüs fan Sijke en dy’s en
yn it lytse ienfftldige hüske yn 'e steg»
.4 N. B,
e e Zuiver en ontsmet uw huh
-ohelder vloeibar
IMV O D D. De jeuk bedaart
J UlOwlVl) ziektekiemen worde)
J gedood en de huid genees
GENEESMIDDEL TEGEN TB "ERh *HT|
HUIDAANDOENINGEN JLK JLK JLP
Mit ’ankbjffl
L/tle -vc.i v
I gdbo' /Le vi
F
hebben ontzag voor hem, als hij zich er
gens mee bemoeit, daar.... nou goed, hij
kwam en begon zich met de kooplui t«
bemoeien.
Eerst had ie geen houvast, ze waren
wild, hartstochtelijk, ze zouden bij hoog
en bjj laag....
„Hou es, Jelle (de droge) ’k sil dy earst
it brüs fan ’e müle feije! Sa.... nou ju,
hwat sit der tusken jimme ,kin ik helpe?"
„Opd.... en gau! (Jelle). Dizze skiër»
roek tinkt dat ik him öfsette wol, ma»
dat sil ik him ris oars fortelle! Sizze en
biede?"
„As ik slz hwat ik tink, (de bieder) dan
prate wy net mear, dan geane we yn
hüs!”
„As ik siz hwat ik tink, moat ik al»
titen üt ’e hüs Fan ’e moarn ek wer!-
De droge heeft de één nu bij een knoop
van z’n jekker en de ander bij z’n griiza
jas en begint één van z’n beroemde avon»
turen. We willen graag meeluisteren,
maar het gaat niet door, hij bekijkt ons
van boven tot onder en zegt „Freegjs
mar by myn buorman, krije jo foils
greater stik!”
Er zijn 40 pinken en de prijs is 380—
620, en zowaar ook de paarden worden
genoteerd, 4 stuks in prijzen van 840
1000.
Veel graskalveren zijn er niet meer, 51
stuks in prijzen van 120—350.
Nuchteren kalveren worden er 410 gemeld
en de prijzen dalen vooral bij de zware
soort 35f 54.
Op de schapenmarkt (er zijn 447) gaat
het slecht. Grote kooplui staan tevergeefs
hun waar aan te prijzen, er is maar heel
weinig handel en de prijzen zijn lager
75-135.
5 bokken en geiten staan te bibberen
op hun plaats, och ja, hoe gaat dat met
hen, nu en dan komen er een paar koop»
lui uit een schuilhoek, betasten een beest
en gaan weer terug.
Op de kippenmarkt is het tamelijk
druk. Ergens op een stoep liggen tussen
hokken met eenden en kippen vier dode
katten en een burger vertelt met bravour
en nu en dan doorslaande stem „Hoe dat
sun drama ontstonnen is. Kiek sun beesje
wurdt der ’s avons nog us ut laten hè, en
dan loopt sun arm poeske der „moeder»
siel allienig in un parkje, en dan plots
klaps!!! komt der sun hufter met un end
boomstam en geeft sun lief poeske un
mukajum dat him.... o meensen, ik mut
der niet an dinke, wy hewwe un drie»
kleurige kater, mar ik «;èg wellus teugen
Margje, dat is mien frou sugeseid, Margis
seg ik tan, hou de poes in u huus!”
Er is veel, zeer veel spek en weer kun»
nen ze niet aan hun prijzen komen. 153
stuks en de vette biggen gaan voos
ƒ1.80—ƒ1.90, ƒ1.90—ƒ2 per kg.
360 zouters a ƒ1.86—ƒ1.90, de zware
1.84—1.90 per kg. 108 kleine biggen
5095 en iets meer vraag.
Aan de koffietafel de geheimzinnigheid
van wat zou de goede Sint brengen en
ieder heeft daar zijn eigen mening over,
maar Benardus zwijgt in alle talen, tot
dat ie op 't laatst uitbarst:
„Ik hew der mien buuk fol fan! Suntne»
klaes! Wu doene der niet meer an. For»
leden jaar had er my su tu grazen kan
’k jim segge.... Wu hadden alles su
goed ófpraten hé Moeke en ik, eerst su
hur pakje komme met twie pon flees der
in en dan myn pakje, oek met twie pon.,
hadden we vier pon he? Lekker buffele!*
„En”, vroegen wij, „ging dat soms niet
door?”
„Hoe su t nou niet deur gaan mani
Mar die vrouwen binne su leep as rotten.
Su het hur twie pon flees in mien pakjs
deen en ut geld in ’e buse houden. Soks
kan allienig in frou!”
I Bij mijn v
F da, roep
Eden en be
lijk vaar
I zien toe.
I HIELI
'ke har mem harren yn ’e
hüs. Hja hiene nou sa boarte, nou moas-
ten hja mar ris oanskikke. Hwat hearlike
sükelarjemolke! Hwat hiene de famkes it
nei it sin, dizze middei. Klaske har alde
re suster gie foar it oargel sitten en mei-
elkoar songen .ja moaije ferskes. It klonk
as in mearkesang, dizze frisse, heldere
bernestimmen. Klaske har suster liet it
oargel sêft nei rüzje. Nou noch püdtsje-
knippe en dan nei hüs ta, dan koene de
famkes foar as it tsjuster waerd, wer
thüs wêze. Nou woe Sijke har bést noch
ris dwaen. Hja :rige elk in blyndoek
foar en hwa’t dan earst in pakje fan 'e
line knippe koe, dy dwers oer de skuorre
spand wie. Sijke wie al ridlik gau oan
bar, hja moast tsjin Doetsje. Ien, twa,
trije dér stouwen se al üt ein.
„Hurder Sijke, hurder ju”, sa röppen
de oaren.
Och heden, Sijke gHed üt en.... bleau
lizzen mei de holle op ’e groun. Hwat
waerd hja wyt om ’e holle
Klaske har suster fleach op
perbearre om har wer oerein to krijen,
mar Sijke koe net sitte en net stean.
„Myn holle”, oars sei hja neat Fluch
waerd de boerinne ophelle, dy krige har
foarsichtich op en lei har op bêd, tige
stipe troch Klaske har suster. „Helje gau
dokter”, sa röp de boerinne. Dy wie rid
lik gau oanwêzich. Hwat in forsteurde bi
site, de oare famkes sakken stadichoan
óf. Hja wiene wol hwat forslein troch
Sijke har fallen. Dokter ündersocht Sijke,
lokkich der wie neat stikken, mar hja
moast perfoarst stil lizzen bliuwe. Hja
koe mülk mei in wike as alles goed like,
forfearn wurde. Hja hie de eagen efkes
opslein en nei „Mem” frege en doe ek
wer tichtdien.
Frou Jongstra hie alris ütsjoen, oft
Sijke hast thüs kaem. It waerd ek hwat
mistich, doe seach hja Klaske har suster
it stekje yn fytsen. Hwat hie dat to bi
tsjutten Hja wachte efkes, of kaem
Sijke dêr efter oan? Né, der bikroep har
in gefoel fan üngerêstens.
Frou Jongstra skrok tige fan it blrjocht
fan Sijke har fallen. „Wy komme daliks”,
sei hja en efkes letter setten Jongstra en
syn frou nei Sijke ta. Hoe hiel oars like
it nou mei Sijke, nou’t hja dêr lei yn *t
ledikant. Hja stiek har hén üt nei harren
ta en flüstere sêft har nanune. Doe die
hja de eagen wer ticht
It wie in lyts trije wike letter. Sijke lei
thüs noch yn ’t ledikant yn ‘e keamer.
Hja mocht wol oerein sitte, mar it har
net to drok meitsje. Se hie in wike by
har kameraetske lein. Doe hiene heit en
Rijks Universiteit te Utrecht en werd 6'
September 1927 door het Provinciaal
Kerkbestuur van Gelderland toegelaten
tot de Evangeliebediening in de Ned.
Herv. Kerk. 4 December van datzelfde
De minister van Sociale Zaken heeft
een aanzienlijke verbetering van de win-
terloongarantie voor DUW-arbeiders vast
gesteld, meldt het Vrije Volk.
Voortaan wordt 90 procent van het
Véél doet deer krant
Sint aan de hand.
We zitten in ons landje
Met méér dan tien millioen.
Een vrij groot percentage
Draagt nog de kinderschoen.
OOSTHEM. Donderdag 4 December a.s.
hoopt Ds. J. Steenhuizen, predikant der
Ned. Herv. Gemeente te Oosthem c.a.
zijn 25-jarige ambtsbediening te geden
ken. Drukte over dit jubileum wenst hij