Van oude Historiën it adfa^tintye ff OPENT0001» “LTO* KAPPIE en de vreemde Kolenlading 6234 NED. STAATSLOTERIJ 5 LEVENSAVOND I en V rijgezellendag In mijn hele huwelijk, 40 jaar, heb ik geen beter wasmiddel gebruikt Vertellingen uit ’t klooster Thabor Buitenland in het kort friste mond. I Ondernemingsraad Zuivelfabriek Nijezijl Woudsend 2-0udega(W.) 1 Indonesië weigert Israël toe gang tot conferentie Boerderij afgebraud b \/i I Blijf optimist^^^W WRIGLEY helpt U over alle Herinneringen van een tachtigjarige door D. ZLIDE^BAAN SR HBO I ni een geweldige H. H. W X in hoofdzaak hoe het niet Hylkje Going*. Trekking le klasse Eigen geld. De maat plakte prentbriefkaarten spreken wil!” 3 even en Advertentie Advertentie I.M. Zijn Vrijgezellendag’ Dat v r Ij gezel Uw met gezel (Ontvanger) wezen mag! PHILIA. La vle est brève Un peu d’espolr. Un peu de rêve, Et puls: Bonsoir. Hoge prjjzen en uitgelote nrs. van te Sneek verkochte loten. middel Parels Voor d’eerste maal „viert” Nederland de échte kauwgom Vier jongemannen in een auto Von den de scooter, die voor hen reed, maar een naar obstakel en toen ze hem einde lijk konden inhalen, kafferden ze de be rijder er van dan ook flink uit, alle vier tegelijk. Dat was echter fout bekeken, want de berijder van de scooter was Giovanni Sanna, een 29-jarige beroeps bokser. Hij nodigde hen uit te stoppen en uit te stappen en de vier overmoedige jongemannen werden vakkundig knock out geslagen. Berthold Brachner, een boer uit het Oostenrijkse dorp Hleflau stelde een val op om de roofvogels te vangen die, naar hjj dacht, al keer op keer zjjn kippen hadden gestolen. De volgende ochtend zat de vrouw van zijn buurman in de val. Na een klein half uur spelen kwamen twee spelers in botsing, waarbij de Woudsender M. de Boer zijn been brak. Hij werd naar het ziekenhuis In Sneek overgebracht. De wedstrijd werd ge staakt. Zondag a.s. Dat wordt een zeer uniek festijn, Als ik zo zeggen mag: De eerste maal „viert” Nederland Zijn Vrijgezellendag. Gezellendagen waren er Al in de oude tijd, Maar v r Q-gezellendagen nooit, Kersverse nieuwigheid! Een vrijgezel is meestentijds Een vrij-gezëllig man, Die onderhoudend èn goedgeefs Voorneefjes wezen kan Er wordt op hem gespeculeerd In de familieraad; Hjj doet zo leuk, Zo vlot, zo braaf En financieel geen kwaad... Vergéten wordt die vrijgezel (Als 't gaat om géven) vaak, Alleen de fiscus doet dat nooit t ’t Aanslagbiljet is raak! „Een sleepboot!" verbeterde Kappie. „Juist, ja!” zei de baas. „Laat me kort zijn en u meteen vertellen, waar het om gaat. Neemt u plaats!” Kappie ging zitten. „Goed!” zei h(j. „La ten we kort zijn! Kom er maar mee voor de dag, jong!” heen gehuwd was geweest met Juw Ha- rlnxma van Sneek, een heerszuchtige vrouw, was het daarmede niet eens. Zij zocht steun bij de Sjaarda’s van Frane- ker en stelde alle pogingen in het werk de oude Douwe Sjaarda, of zijn zoon Slkke, tot voogd benoemd te krijgen, goedschiks of kwaadschiks. Het begon er dreigend uit te zien voor Bolsward, want de macht der Sjaarda’s was zeer groot. Op Sint Pietersdag van het jaar 1480 kwamen de aanhangers van Juw Jon- gama met hun leider In de Grote Kerk te Bolsward bijeen, om te beraadslagen op welke wijze aan de Sjaarda’s het hoofd te bieden. Het grucht liep, dat de Sjaarda’s een strijdmacht op de been hadden gebracht en van zins waren zich met geweld van Bolsward meester te maken. Eensgezind was de verzamelde menigte niet, want juist de voornaamste ingezetenen van Bolsward hadden zich afzijdig gehouden bij inbreuken op de rechtszekerheid In het Verleden en nu meenden zij opnieuw het beste te doen, de macht van de Sjaarda’s boven het recht van de Jongama’s te stellen. Toen Klaas Epes hun dit openlijk voor de voeten wierp, brak in de kerk een groot tumult los. De burgers trokken hun messen, en als de tegenpartij zich niet had weten te verschansen in de sacristie, was het op een bloedbad uitgelopen. Het is nog dezelfde kerk en dezelfde sacris tie, die men thans nog te Bolsward kan bewonderen: „Ende, alsoe vroe als Clae» die woerden hadde ghesproken, soe quam daer een gherucht onder die borgers in dij kerck, alsoe dat die eene teghen den anderen schenen te vechten, want sie toghen die messen uit, ende liepen malcander mit scotten naet lyf, ende die doeren van der kercke worden ghesloten; ende die heren waren Int choer, ende sie smeten die peydoer van dat choer toe, ende floghen int sacristy, ende deden die doer toe, ende waren alsoe koen niet, dat sie onder die borghers quamen. Ende aldus Een mosterdfabriek te Culemborg ontving laatst een aanbieding van mos terdzaad uit een kleine havenplaats aan de Westkust van Afrika. I am a big firm, luidde de aanhef van de brief, zulks kennelqk om het tegengestelde niet te doen vermoeden. En dat was wel nodig, want de brief was met potlood geschreven op de binnenkant van een schoenendoos en het monster mosterd zaad was verpakt in een met stokjes dichtgestoken hoed. De bankinformatie zei niettemin: uitstekende zaak, goed vo:r elk redelijk bedrag. De Aziatische socialistische conferen tie, wélke van 27 tot 30 April te Ban doeng zou worden gehouden, zal daar niet doorgaan, omdat de Indonesische regering heeft geweigerd de Israëlische delegatie in Indonesië toe te laten. Van regeringszijde werd meegedeeld, dat de weigering is gebaseerd op de overweging dat de aanwezigheid van de Israëlische delegatie in Indonesië de ge voelens van de Arabische volken zou kwetsen, hetgeen de betrekkingen tus sen Indonesië en de Arabische landen kan verstoren. Later heeft het Indonesische ministe rie van buitenlandse zaken officieel ver klaard, dat de visa aan de twee gedele geerden uit Israël waren geweigerd om ongewenste reacties van de Indone sische Islamieten te voorkomen. Inmiddels is bekend gemaakt, dat de conferentie nu te Rangoon zal worden gehouden. 17741 ƒ25000; 18323 5000; 10498 2000; 2508, 18725 ƒ1500; 8591, 11762, 16623, 17889, 20225 ƒ1000. Zo luidt het oordeel talloze vrouwen, die La vie est brève; 't leven is kort, zegt de dichter; en werkelijk, als je tachtig bent geworden en vooral voorvallen uit je jeugd- en kinderjaren je soms nog zo helder en klaar voor de geest staan, be aam je het dat ’t leven toch maar kort is en vraag je je af: waar blijft de tijd. Tachtig jaar, en daar bijna een halve eeuw Van in deze stad. Want ik ben op 3 Jan. 1906 burger van Sneek geworden en als was het gis teren, zie ik me in mijn gedachten nog langs de Stationsstraat, toen alge meen „Spoordijk" geheten lopen, er toen nog niet van bewust dat deze ves tiging voor altijd zou z(jn. 't Was ook allemaal wat vlug in z’n werk gegaan, deze verandering van po sitie. Ik werkte sedert enkele jaren voor een paar Hollandse en Groninger firma’s als vertegenwoordiger voor de vier noor delijke provincies. Ik was één van die vele werkers, die er met een spoorabonnement groep IA ’s morgens, dikwijls met de eerste ge legenheid op uit trokken om dan met de laatste trein moe en landerig thuis te komen. Dat viel niet altfjd mee! Wel als je eens een goede dag had gehad en je in gedachten al de provisie die je boven het salaris genoot al had uitgerekend al duurde met nog maanden voor zoiets werd uitbetaald. Maar er waren ook dagen, dat je al je energie, al je taaie volharding nodig had om de moed er in te houden. Juist op zo’n dag ’t was ook de dag na Nieuwjaar viel mijn oog bij toeval op een advertentie in de Leeuw. Courant, waarin voor direct een ver tegenwoordiger werd gevraagd bij een bekende Sneker firma, welke ik van vroeger heel goed kende. Zonder mfj een ogenblik te bedenken schreef ik een kort briefje, waarin ik meedeelde dat ik van plan was m|j de andere dag te presenteren, postte het nog met de sneltrein van ongeveer zes uur Uit Leeuwarden, waardoor de brief nog dezelfde avond - er waren toen naar ik meen vier of vjjf bestellingen per dag werd bezorgd. Toen ik de andere morgen al vroeg op kantoor kwam, was ik al niet de eerste: er stond al een sollicitant en de eerste Woensdagmiddag om ongevser twee uur is brand ontstaan In de boerderij van de heer J. Boers te Kalteren (Dr.) In een ommezien stond het huis in lich terlaaie. De vrouw, die alleen thuis was, kon niets redden. Een paard, een pink, vijf koeien en tien varkens kwamen in de vlammen om. Ook de gehele inboe del en inventaris gingen verloren. Het vuur sloeg bij de harde wind over op de nabij gelegen woning van J. A. Uding, die ook geheel afbrandde. De brandweer uit Diever, die spoedig ter plaatse was, beperkte zich tot nablussen. De vermoe delijke oorzaak wordt gezocht in electrische kunstmoeder. üliegt nu door de u)as heen! bliuwe en hja mocht net wurch wurde... En de sinne waerd sa waerm en de prinses moast yn ’e hüs bliuwe. Har hüdspesiallste hle dit oanret: hja koe ris skeinspruten kr|je. En de bern? De prinses wist net goed, hwer’t dy üthongen. De prins gong oer ’e bern: per brief joech er syn ynstruk- sjes hwat de opfieding oanbilange. It wie nacht. Heech stie de moanne boppe de greate beammen yn it park. Yn ’e fiver kweaken de einen. Sa nou en dan röp hiel yn ’e fierte in fügel. De prinses hong ta it rüt üt: hja wie sa ün- rêstich: hja hle dy jouns de krante lézen, en it woe har mar net loslitte. It wie tsjuster yn har greate keamer. Dat foun de prinses noflik. Dat adfertinsje! Men is frou of men is it net. Hja koe net mear stil sitte, net mear stil stean, en it hert sloech har yn 'e iel, de bannen jüken har, it bloed sprong har yn 'e leren. Har eagen glinsteren. Büten skreauden de 'ügels. Sêft waelden de beammen: moai waer, foarjier, maitiid, moarn sinne, sinne, sinne Alles hwat thüs net mei, kin men earne oars dwaen: mei men yn jlns eigen doarp net dounsje, merke-haide, mei dy feint gean, dêr't men fan hüldt, nel d y tsjerke gean, dy’t men foar kar nimt, dan giet men nel in oar doarp, of nei in greate stêd, of nei in oar lên om jin oer to jaen oan jins hertstochten De prinses, dy’t net o sa kreas wie en net o sa ünsjoch, mar o sa gewoan, pak te in lyts kofferke yn. Doe stapte hja ta it rüt üt, deagewoan. Dat adfertinsje! Der wie op dizze nachtlike flre gjin trein en gjin bus. Mar by de tünman stie in fyts. Dy pakte de prinses, sünder to freegjen. En hja fytste, hja trape hja fleach as in feint op Sneintojoun nei de faem. Hja moast en hja soe op ’e tiid wêze. It adfertinsje! Nlmmen moast har foar wêze. Hja woe... Sa’n ein as it wie. Hja fytste de hiele nacht troch. De oare moarns om acht üre wie hja to plak. De namme stie op 'e doar: J. de Groot, Haed L.S. De prinses skille oan, en masterke die de doar iepen. Yn ’e keamer gülden de bern. Der stie in houtene treppen yn 'e gong. De prinses stapte der yn en sei: „Frou de Groot, ik kom op it adfer tinsje; jo fregen ommers ien foar it lum mel jen? Hjlr bin ik dan!” En de prinses, dy’t net o sa kreas wie en net o sa ünsjoch, mar o sa gewoan, die in bünte skelk foar, kladdere by de treppen op, naem de souder üt, dweilde de gong, skrobbe de kelder, bjinde it herntsje, wierre de bédden, kloppe de gerdinen, poetste it koper en sulver, wreau de stuollen en tafels, wosk de bern, en makke de bédden op. Doe barde de prinses it lean en foldien en tofreden stapte hja wer op 'e fyts, da ein yn ’e bek. En onderwijl wij dit onderhoud had den, liep het maar steeds aan met an dere sollicitanten en bracht ook de tweede bestelling weer een groot aantal brieven. Ik geloo” dat deze berg sollicitaties en bezoekers het hem heeft gedaan. Wij maakten ten slotte de afspraak, dat ik ’s middags nog eens zou komen horen hoe het met de zaak er voor stond en toen ik ’s middags kwam, was er over leg gepleegd en waren we het spoedig eens. Financieel ging ik er, althans voorlo pig. niet op vooruit wat mij eerlijk gesproken enigszins afviel; maar de he ren patroons van toen waren op dit ge bied nog al conservatief. Wat ik later soms hoorde van salaris sen bij eerste klas firma’s, wier namen in heel het noorden en zélfs in Noord- Holland een heel goede klank hadden, deed mij tot de overtuiging komen, dat ik het nog niet zo slecht getroffen had. Maar hoofdzaak was: er zat perspectief in deze baan, wat later zou blijken. Eerste zorg was toen: een kosthuis of „pension” zoals dat wat deftiger werd genoemd. Door de firma werd in „Drijfhout” een advertentie geplaatst voor „een heer z.b.b.h.h. en veel op reis zijnde" en ook daarop kwam een groot aantal sollici tanten. Ik koos op goed geluk af een kamer met volledig pension op het Kleinzand en voor een wekelijkse penslonprijs, ït waerd maitiid. De snieklokjes bloei den en de fügels hiene sa’n leven. De kastanjetüken kamen üt. De tünman hie har in bosk üt ’e beam seage, en de faem hie se yn in faes set. De prinses hle se seis üt ’e beam fykje wold, mei in great breames of sa, mar dat mocht net, har hannen moasten ommers moai voudig versneld. U behoeft geen papje vooraf te maken zodra U Castella Parels in het water strooit, ontstaat direct actief schuim. Het vuil trekt veel sneller uit het goed: alle vlekken vluchten in paniek. Ten Een wereldberoemde hoedenont- werpster, Lill Dache, heeft in New York voor de televisie een onthullende beken, tenls af gelegd: „Ik heb maar één hoed”, zei ze, „en die draag Ik bij alle gelegen, heden”. De hoed is een klein zwart strooien dingetje. post had al een regen van brieven ge bracht brieven welker lezing mij later nog wel enige lering heeft bij ge bracht in hoofdzaak hoe het niet moest. Met mijn sollicitatie verliep het tame lijk vlot; ik had goede aanbevelingen, vooral van afnemers van de firma, die natuurlijk groot gewicht in de schaal legden. Verder was er één ding dat mij hielp; de firma was nogal gepresseerd met deze voorziening in de vacature. Men vroeg mij wanneer ik, indlen ik zou worden benoemd, in dienst zoü kunnen treden. Ik was, wat dat betreft volkomen vrjj; had een vr|j losse dienstverbintenis met de door m|j vertegenwoordigde firma’s, maar ik wilde in geen geval deze firma’s verlaten zonder hen van mijn plannen in kennis te hebben gesteld. Toen dan m|j ook wérd meegedêeld dat in de vacature zo spoedig mogelijk moest worden voorzien, zei ik dat het dan het beste was dat de heren zo spoe dig mogeiyk decideerden. fe dese raet toe niet ghegaen; want sie scheiden confuyslick van een. Mer daer en wordt niemant ghequetst, daer 1c van weet; want ie was daer selven teghen- woerdich”. Zo was de toestand dus nog verwarder geworden dan tevoren. Juw Jongama verliet de kerk door de Zuider deur, be schermd door zijn lijfwacht, de „ruy- ters”, en begaf zich door de Kerkstraat naar het huls van de muntmeester. Al daar aangekomen deed hij zich met zijn volgelingen tegoed aan wijn met suiker, om wat van de schrik te bekomen: „Ende, doe dese raserye wat over was, doe worden die doeren vander ker- cken weder op ghedaen; ende Juw ghinck mit syn ruyters totter suder doer ut, ende elck hadde een bloet mes in syn hant, ende dat scarp omme hoghens, ende sie ghingen ront om Juw, ende Juw ghinck int middel; ende aldus ghingen sie die kerekstraat langs, ende floghen dat muntemeysters hus in, dat op die hock van die plaets stont; ende daer aten sie de suker, ende droneken den wyn; ende sie aten ende droneken, ende brasten van dat alrebest dat daer was”. Maar geheel op hun gemak voelden Juw en de z|jnen zich toch niet. (Wordt vervolgd). NIJEZIJL. Aan de Coöp. Zuivelfa briek alhier zijn tot leden in de onder nemingsraad gekozen de heren S. Bu rna, W, Lange raap en Hendr. de Jong. narigheid heen. "ra2en«i hun)eur waarvoor je op moment niet één fat soenlijke maaltijd in een hotel of restau rant kunt bekomen. Nu dient hierbij gezegd dat ik gemid deld ongeveer drie dagen op reis was en ik ook de week-ends bij m|jn familie doorbracht. Het Kleinzand was toen een van onze deftige „grachten" zal ik maar zeggen. Er woonden een paar doktoren; er wa ren een paar echt ouderwetse apotheken, van die grote oude winkels met herten geweien boven de deur; dan een paar deftige wijnfirma's, mensen met dub bele namen, en verder nog een aantal vooraanstaande leden van de „upper ten” van deze stad. Ik weet niet of dit de reden is geweest dat ik besloot m|j hier te vestigen; in leder geval was het het z|j met alle respect voor de toenmalige bewoners ge zegd een „nette buurt”. Sneek was in die jaren nog geheel in gesleten door de Omliggende grachteq; wat daar bulten lag mocht geen naam hebben. Het Grootzand was nog altijd de rian te gracht met de grote winkels van H.B.Z., Gebr. Lampe, Metalen Wereld, Dikland, De Stad Parijs e.d. Wel waren de mooie grutterswinkels van Wouda en Bouma, waaraan ik uit m|jn jongens jaren nog herinneringen had, reeds ver dwenen en waren deze winkels vervan gen door kantoren b|j de fabrieken op het „Achterom”, maar het Grootzand bleef het winkelcentrum bij uitnemend heid en was op Dinsdagen, en vooral op dagen als Pinkster- en St. Nic.-Dinsdag het „rendez-vous” van de buitenmensen. Wijde- en Nauwe Burgstraat en Bchaapmarktpleln waren toen echter al in opkomst. Het Hooghuis van de firma Stockmann was reeda een paar jaar ver bouwd en met het nieuwe hotel „De Stad Munster” van dezelfde familie was men aan 't bouwen. Ook Bervoets was er in die eerste jaren der nieuwe eeuw bij gekomen en B. H. Lampe was er, evenals de prachtige slagerij van Hout man, zodat alles er op begon te gelijken dat dit gedeelte van de binnenstad het Winkelcentrum zou worden. De Oosterdijk was toen nog echt een voortzetting van wat de naam ook al aangaf: een dijk uit het oude verleden. C. A., de bakermat van het tegen woordige wereld-concern was er en Yme Bakker stond zélf nog in z’n winkel, maar z’n schoonzoon Jelle de Boer had de touwtjes al in handen. Verder waren het nog wat kleinere Winkeliers, bakkers en slagers, met op Dinsdagen nog uitstallingen op hun stoep en nog heel wat dichte hulzen. Dinsdags stond het er vol met vracht wagens waarvan de paarden in de stal van een oude herberg werden gestald. De bestrating bestond nog uit grote, vierkante kelen, met aan elke kant een klinkerpaadje voor de voetgangers, waar natuurlijk niemand zich lets van aan trok. van een der ons spontaan brieven schrijven, nadat zij Castella Parels hebben geprobeerd., het was middel van de nieuwe tijd. Met Castella wordt het wasproces drie smalle droeg een zwart pak en een gouden hor- Kappie met gevonden, logeketting spande om z|jn welgevulde brauw aan. maag, „Zegt u maar, wat er aan de hand is!” „Ik ben de kapitein van de sleepboot „U komt als geroepen, kapitein!” zei hij. zei Kappie blij, want hij voelde wel dat „Kraak”, jong!” zei h|j tegen een be- „M’n bediende vertelde me net dat u er hier zaken te doen zouden aijn. diende. „Vertel je baas, dat ik hem een sleepbootje op na houdtt” Der Wié ris in prinses. Hja wie net o sa kreas en hja wie net o sa ünsjoch, mar o sa gewoan. As hja moarns wek ker waerd, hle hja deagewoane sllepplu- zen yn ’e eagen. Mar, hja wie ryk, sa ófgryslike ryk, dat de ein wie der fan Wél. De prinses hie wol hündert famkes, dy’t har moarns by 't oanklaeijen hol- pen. En sa kaem it dat, doe’t hja al achttjin jier wie, hja noch nea seis It dopke op ’e tube toskeboarstelguod draeid hie; hja hie noch nea har eigen béd opmakke, har sokken stoppe, de fi lers fan har skuon fêstmakke, noch nea har hier opkjimd. De rike prinses mócht neat, neat, neat: It waerd allegearre foar har dien. Doe’t de prinses tweintich jler wie, troude hja mei in prins. De prins wie noch riker as de prinses en regearde oer in hiel great Ian. De mem fan ’e prinses hie dizze prins ütsocht üt trettjin oaren. En sa as dat (hast) altyd giet, as de memmen dè man foar harren dochters ütsykje: se waer- den net gelokklch: de prins wie sa tige strang: de prinses moast de hiele del op ’e sofa lizze to lézen, om har StAn op to hülden. Dat hja net lokkich wiene, kaem fan- sels gjin mins to witten: der binne nou ienris dingen, dêr’t men net to keap mei rint, om foaral gjin skandalen to meltsjen, om foaral de goede namme fan de Famylje net yn trewyn to brin- gen De prins en de prinses krlgen bern. Mar de prinses seach de bern, dy’t neffens wet en rjocht ek mei fan har Wiene komselden: bernefammen forsoar- gen de belde jonges en it famke; de prinses hie der neat mei nedich. Hja hearde se yn 'e bernekeamer laitsjen of gülen, hja seach se draven yn it greate park, om it wite paleis hinne; se rópen, mar net om har, se fregen eat, mar net oan har Fan har keamer üt Wei seach de prin ses dlt allegehrre oan. Tsjinstfammen brochten har thé mei sükelaedtsjes en taertsjes, kofje mei krüdkoeke, en dan wer seine hja har, It wie tild om to iten. Hja siet by de tafel mei har siktaris cn siktaresse; de prins wie op reis. Dy wie altyd op reis. Hy skreau har saeklike brieven, dy’t har jouns brocht waerden op in sulveren presentearbledtsje. De prinses makke se iepen, en de siktaris lies se foar. En sa kaem it, dat de prinses nea wurch wie en nea smoarge hannen hie, nea bhid wie, mar altyd o sa üngelok- kich |K heb Castella Parels dadelijk geprobeerd en ik vind het buitengewoon. Nog nooit heb ik mijn was zo vlug schoongekre- gen. Ik zal er zeker mee door gaan. In mijn hele huwelijk, 40 jaar, heb ik geen beter wasmiddel ge bruikt. slotte behoeft u maar één maal te spoelen Het resultaat Een was, zo schoon en zo helder, dat u de han den ineen slaat En ondanks deze nieuwe, Bo_ waskracht vindt u in Castella Parels het veiligste wasmiddel, dat u zich kunt denken Haal vandaag nog Uw pak Castella Parels (47 ct.) in huis. Behoud Uw «eo in, haalde z|jn wekker Uit elkaar en De bediende verdween en kwam zette die weer in elkaar, en daarna later terug om Kappie door een mooie stopte hij z|jn sokken. deur binnen te laten gaan. Daar zat de De meester sliep, snurkte en blies, en baas van het kantoor achter een groot droomde dat hij in een poffertjestent bureau, dat bedekt was met Vele papie- wafels at en af en toe maakte hij een ren. slikkende beweging. De baas was een deftig heer, want hij „Pardon?” vroeg de baas en hij keek Intussen had Kappie in een smalle droeg een zwart pak en een gouden hor- Kappie met een opgetrokken Wenk- straat een havenkantoor waar hij naar binnen ging. 5016, 5239, 5241, 5251. 5265, 10082, 10083, 10101, 11314, 15365, 15385, 16080, 20762. Van het voormalige klooster „Thabor" bij Tirns bestaan verschillende afbeel dingen, die uiteindelijk alle op één voor beeld terug schijnen te gaan. Het Mu seum te Sneek bezit één dier afbeeldin gen, een tweede bevindt zich in het Friesch Museum te Leeuwarden, een derde op Epema-State te IJsbrechtum; het betreft hier alle op hout of doek ge schilderde voorstellingen, waarvan de hiernevens weergegeven reproductie een goede indruk geeft. In de Bibliotheek van de Rijksuniver siteit te Leiden wordt bovendien nog een pentekening bewaard van weer het zelfde type als dat der schilderijen, met het onderschrift „Het Klooster Thabor waarvan oud Schilderel berustende on der de Juffrouw R|jseveld te Sneek ver kleind 1805 door H. v. d. Velde”. Hoe primitief de afbeeldingen alle ook mogen wezen, w|j ontwaren er duidelijk de kloosterkapel op met aangrenzende gebouwen, de poort met aansluitende afscheidingsmuren, de toegangsweg en de gracht. Men kr|jgt de indruk dat de voorstelling, die aan alle latere afbeel dingen ten grondslag moet hebben ge legen, uit het geheugen werd gete kend, na de verwoesting van het kloos ter. Het in het Sneker Museum be waarde exemplaar, dat minstens ander halve eeuw oud is, vertoont een op schrift, waaruit blijkt dat deze verwoes ting in 1572 plaats greep: „Dit clooster Thabor is gestigt Anno 1406 en Anno 1572 aangetast en gerui- neveert op den 9 October”. Er is intussen nog een ouder getuige nis voorhanden aangaande de platte grond en de grootte van het klooster, en wel in de vorm van een aantekening, bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Groningen. Deze behelst een eenvou dige lijntekening, toegelicht met land meetkundige notities en opgesteld door een tijdgenoot van Worp Tjaarda, Peter Jacobsz. van Bolsward, eveneens kloos terling van „Thabor" en schrijver van een kroniek. Bovendien genoot deze Pe ter Jacobsz. grote vermaardheid als landmeter en sterrekundige. Stamde Worp Tjaarda uit een aanzienlijk ge slacht, Peter’s familie was minder voor naam, al schijnt zijn vader een welge steld scheepsbouwer te zijn geweest. Peter geeft nu de vorm van het kloosterterrein aan als een trapezium, waarvan de langste der belde evenwijdi ge zijden 30 roeden bedroeg, de kortste 19 roeden en 6 voet; de andere zijden maten achtereenvolgens 20 roeden en 20 roeden 3 voet. Het aanzien, dat Peter Jacobsz. in den lande als wiskundige genoot, was zo groot, dat h|j van Karei de Vijfde de opdracht ontving, samen met Marten van Delft in de jaren 1526 ,en 1527 het Bildt op te meten. Ook zal door zijn toedoen de z.g .Thaborse roede steeds meer de meeteenheid bij uitstek in ge heel Westerlauwers Friesland gewor den zijn. Aardig is wat hijzelf in zijn kroniek schrijft, toen de mensen in het jaar 1524 voor grote rampen vreesden op grond van de bijzondere stand van sommige planeten. Men vroeg Peter zijn verwachtingen, „want sy meynden dat ick daer wat verstants van hadde”. Verraadt Peter’s kroniek, die veel van een dagboek heeft, minder eruditie en geleerdheid dan die Van Worp, zij is toch niet minder waardevol, juist omdat Pe ter zeer levendig schrijft en veel ver meldt, wat hij zelf van zeer nabij heeft meegemaakt. Hij verplaatst ons als het ware midden in de gebeurtenissen, die hij ons vertelt. Enkele zjjner verhalen willen wij thans laten volgen, daarbij de schrijver zoveel mogelijk zelf aan het woord latende. Wij schrijven 1479. Tjaard Jongama, hoofdeling van Bolsward, is gestorven, nalatende twee onmondige kinderen, Gosllk en Anske. De Bolswarders menen als voogd het beste te kunnen aanstellen Gosllk’s oom Juw Jongama, maar Gos- lik’s moeder, Wyts Jongama, die voor- 3-50 COP MABTgN 'OOHDt* 4IUDW5

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1954 | | pagina 3