Van oude Historiën
it adfa^tintye
ff OPENT0001» “LTO*
KAPPIE en de vreemde Kolenlading
6234 NED. STAATSLOTERIJ
5
LEVENSAVOND
I
en
V rijgezellendag
In mijn hele huwelijk, 40 jaar, heb
ik geen beter wasmiddel gebruikt
Vertellingen uit ’t klooster Thabor
Buitenland in het kort
friste
mond.
I
Ondernemingsraad
Zuivelfabriek Nijezijl
Woudsend 2-0udega(W.) 1
Indonesië weigert Israël toe
gang tot conferentie
Boerderij afgebraud
b \/i
I
Blijf optimist^^^W
WRIGLEY
helpt U over alle
Herinneringen van een tachtigjarige
door D. ZLIDE^BAAN
SR
HBO
I
ni
een
geweldige
H. H.
W
X
in hoofdzaak hoe het niet
Hylkje Going*.
Trekking le klasse
Eigen geld.
De maat plakte prentbriefkaarten spreken wil!”
3
even
en
Advertentie
Advertentie I.M.
Zijn Vrijgezellendag’
Dat v r Ij gezel Uw met gezel
(Ontvanger) wezen mag!
PHILIA.
La vle est brève
Un peu d’espolr.
Un peu de rêve,
Et puls: Bonsoir.
Hoge prjjzen en uitgelote nrs.
van te Sneek verkochte loten.
middel
Parels
Voor d’eerste maal „viert”
Nederland
de échte
kauwgom
Vier jongemannen in een auto Von
den de scooter, die voor hen reed, maar
een naar obstakel en toen ze hem einde
lijk konden inhalen, kafferden ze de be
rijder er van dan ook flink uit, alle vier
tegelijk. Dat was echter fout bekeken,
want de berijder van de scooter was
Giovanni Sanna, een 29-jarige beroeps
bokser. Hij nodigde hen uit te stoppen
en uit te stappen en de vier overmoedige
jongemannen werden vakkundig knock
out geslagen.
Berthold Brachner, een boer uit het
Oostenrijkse dorp Hleflau stelde een val
op om de roofvogels te vangen die, naar
hjj dacht, al keer op keer zjjn kippen
hadden gestolen. De volgende ochtend
zat de vrouw van zijn buurman in de
val.
Na een klein half uur spelen kwamen
twee spelers in botsing, waarbij de
Woudsender M. de Boer zijn been brak.
Hij werd naar het ziekenhuis In Sneek
overgebracht. De wedstrijd werd ge
staakt.
Zondag a.s.
Dat wordt een zeer uniek festijn,
Als ik zo zeggen mag:
De eerste maal „viert” Nederland
Zijn Vrijgezellendag.
Gezellendagen waren er
Al in de oude tijd,
Maar v r Q-gezellendagen nooit,
Kersverse nieuwigheid!
Een vrijgezel is meestentijds
Een vrij-gezëllig man,
Die onderhoudend èn goedgeefs
Voorneefjes wezen kan
Er wordt op hem gespeculeerd
In de familieraad;
Hjj doet zo leuk, Zo vlot, zo braaf
En financieel geen kwaad...
Vergéten wordt die vrijgezel
(Als 't gaat om géven) vaak,
Alleen de fiscus doet dat nooit t
’t Aanslagbiljet is raak!
„Een sleepboot!" verbeterde Kappie.
„Juist, ja!” zei de baas. „Laat me kort
zijn en u meteen vertellen, waar het
om gaat. Neemt u plaats!”
Kappie ging zitten. „Goed!” zei h(j. „La
ten we kort zijn! Kom er maar mee voor
de dag, jong!”
heen gehuwd was geweest met Juw Ha-
rlnxma van Sneek, een heerszuchtige
vrouw, was het daarmede niet eens. Zij
zocht steun bij de Sjaarda’s van Frane-
ker en stelde alle pogingen in het werk
de oude Douwe Sjaarda, of zijn zoon
Slkke, tot voogd benoemd te krijgen,
goedschiks of kwaadschiks. Het begon
er dreigend uit te zien voor Bolsward,
want de macht der Sjaarda’s was zeer
groot.
Op Sint Pietersdag van het jaar 1480
kwamen de aanhangers van Juw Jon-
gama met hun leider In de Grote Kerk
te Bolsward bijeen, om te beraadslagen
op welke wijze aan de Sjaarda’s het
hoofd te bieden. Het grucht liep, dat de
Sjaarda’s een strijdmacht op de been
hadden gebracht en van zins waren zich
met geweld van Bolsward meester te
maken. Eensgezind was de verzamelde
menigte niet, want juist de voornaamste
ingezetenen van Bolsward hadden zich
afzijdig gehouden bij inbreuken op de
rechtszekerheid In het Verleden en nu
meenden zij opnieuw het beste te doen,
de macht van de Sjaarda’s boven het
recht van de Jongama’s te stellen. Toen
Klaas Epes hun dit openlijk voor de
voeten wierp, brak in de kerk een groot
tumult los. De burgers trokken hun
messen, en als de tegenpartij zich niet
had weten te verschansen in de sacristie,
was het op een bloedbad uitgelopen. Het
is nog dezelfde kerk en dezelfde sacris
tie, die men thans nog te Bolsward kan
bewonderen:
„Ende, alsoe vroe als Clae» die woerden
hadde ghesproken, soe quam daer een
gherucht onder die borgers in dij kerck,
alsoe dat die eene teghen den anderen
schenen te vechten, want sie toghen die
messen uit, ende liepen malcander mit
scotten naet lyf, ende die doeren van
der kercke worden ghesloten; ende die
heren waren Int choer, ende sie smeten
die peydoer van dat choer toe, ende
floghen int sacristy, ende deden die doer
toe, ende waren alsoe koen niet, dat sie
onder die borghers quamen. Ende aldus
Een mosterdfabriek te Culemborg
ontving laatst een aanbieding van mos
terdzaad uit een kleine havenplaats aan
de Westkust van Afrika. I am a big
firm, luidde de aanhef van de brief,
zulks kennelqk om het tegengestelde
niet te doen vermoeden. En dat was wel
nodig, want de brief was met potlood
geschreven op de binnenkant van een
schoenendoos en het monster mosterd
zaad was verpakt in een met stokjes
dichtgestoken hoed. De bankinformatie
zei niettemin: uitstekende zaak, goed
vo:r elk redelijk bedrag.
De Aziatische socialistische conferen
tie, wélke van 27 tot 30 April te Ban
doeng zou worden gehouden, zal daar
niet doorgaan, omdat de Indonesische
regering heeft geweigerd de Israëlische
delegatie in Indonesië toe te laten.
Van regeringszijde werd meegedeeld,
dat de weigering is gebaseerd op de
overweging dat de aanwezigheid van de
Israëlische delegatie in Indonesië de ge
voelens van de Arabische volken zou
kwetsen, hetgeen de betrekkingen tus
sen Indonesië en de Arabische landen
kan verstoren.
Later heeft het Indonesische ministe
rie van buitenlandse zaken officieel ver
klaard, dat de visa aan de twee gedele
geerden uit Israël waren geweigerd om
ongewenste reacties van de Indone
sische Islamieten te voorkomen.
Inmiddels is bekend gemaakt, dat de
conferentie nu te Rangoon zal worden
gehouden.
17741 ƒ25000; 18323 5000; 10498
2000; 2508, 18725 ƒ1500; 8591, 11762,
16623, 17889, 20225 ƒ1000.
Zo luidt het oordeel
talloze vrouwen, die
La vie est brève; 't leven is kort, zegt
de dichter; en werkelijk, als je tachtig
bent geworden en vooral voorvallen uit
je jeugd- en kinderjaren je soms nog zo
helder en klaar voor de geest staan, be
aam je het dat ’t leven toch maar kort
is en vraag je je af: waar blijft de tijd.
Tachtig jaar, en daar bijna een halve
eeuw Van in deze stad.
Want ik ben op 3 Jan. 1906 burger
van Sneek geworden en als was het gis
teren, zie ik me in mijn gedachten nog
langs de Stationsstraat, toen alge
meen „Spoordijk" geheten lopen, er
toen nog niet van bewust dat deze ves
tiging voor altijd zou z(jn.
't Was ook allemaal wat vlug in z’n
werk gegaan, deze verandering van po
sitie.
Ik werkte sedert enkele jaren voor
een paar Hollandse en Groninger firma’s
als vertegenwoordiger voor de vier noor
delijke provincies.
Ik was één van die vele werkers, die
er met een spoorabonnement groep IA
’s morgens, dikwijls met de eerste ge
legenheid op uit trokken om dan met de
laatste trein moe en landerig thuis te
komen.
Dat viel niet altfjd mee! Wel als je
eens een goede dag had gehad en je in
gedachten al de provisie die je boven
het salaris genoot al had uitgerekend
al duurde met nog maanden voor zoiets
werd uitbetaald.
Maar er waren ook dagen, dat je al
je energie, al je taaie volharding nodig
had om de moed er in te houden.
Juist op zo’n dag ’t was ook de
dag na Nieuwjaar viel mijn oog bij
toeval op een advertentie in de Leeuw.
Courant, waarin voor direct een ver
tegenwoordiger werd gevraagd bij een
bekende Sneker firma, welke ik van
vroeger heel goed kende.
Zonder mfj een ogenblik te bedenken
schreef ik een kort briefje, waarin ik
meedeelde dat ik van plan was m|j de
andere dag te presenteren, postte het
nog met de sneltrein van ongeveer zes
uur Uit Leeuwarden, waardoor de brief
nog dezelfde avond - er waren toen
naar ik meen vier of vjjf bestellingen
per dag werd bezorgd.
Toen ik de andere morgen al vroeg op
kantoor kwam, was ik al niet de eerste:
er stond al een sollicitant en de eerste
Woensdagmiddag om ongevser twee
uur is brand ontstaan In de boerderij
van de heer J. Boers te Kalteren (Dr.)
In een ommezien stond het huis in lich
terlaaie. De vrouw, die alleen thuis was,
kon niets redden. Een paard, een pink,
vijf koeien en tien varkens kwamen in
de vlammen om. Ook de gehele inboe
del en inventaris gingen verloren. Het
vuur sloeg bij de harde wind over op de
nabij gelegen woning van J. A. Uding,
die ook geheel afbrandde. De brandweer
uit Diever, die spoedig ter plaatse was,
beperkte zich tot nablussen. De vermoe
delijke oorzaak wordt gezocht in
electrische kunstmoeder.
üliegt nu door
de u)as heen!
bliuwe en hja mocht net wurch wurde...
En de sinne waerd sa waerm en de
prinses moast yn ’e hüs bliuwe. Har
hüdspesiallste hle dit oanret: hja koe ris
skeinspruten kr|je.
En de bern? De prinses wist net goed,
hwer’t dy üthongen. De prins gong oer
’e bern: per brief joech er syn ynstruk-
sjes hwat de opfieding oanbilange.
It wie nacht. Heech stie de moanne
boppe de greate beammen yn it park. Yn
’e fiver kweaken de einen. Sa nou en dan
röp hiel yn ’e fierte in fügel. De
prinses hong ta it rüt üt: hja wie sa ün-
rêstich: hja hle dy jouns de krante lézen,
en it woe har mar net loslitte. It wie
tsjuster yn har greate keamer. Dat foun
de prinses noflik. Dat adfertinsje! Men
is frou of men is it net. Hja koe net
mear stil sitte, net mear stil stean, en
it hert sloech har yn 'e iel, de bannen
jüken har, it bloed sprong har yn 'e
leren. Har eagen glinsteren. Büten
skreauden de 'ügels. Sêft waelden de
beammen: moai waer, foarjier, maitiid,
moarn sinne, sinne, sinne
Alles hwat thüs net mei, kin men
earne oars dwaen: mei men yn jlns eigen
doarp net dounsje, merke-haide, mei dy
feint gean, dêr't men fan hüldt, nel d y
tsjerke gean, dy’t men foar kar nimt,
dan giet men nel in oar doarp, of nei in
greate stêd, of nei in oar lên om jin oer
to jaen oan jins hertstochten
De prinses, dy’t net o sa kreas wie en
net o sa ünsjoch, mar o sa gewoan, pak
te in lyts kofferke yn. Doe stapte hja ta
it rüt üt, deagewoan. Dat adfertinsje!
Der wie op dizze nachtlike flre gjin
trein en gjin bus. Mar by de tünman
stie in fyts. Dy pakte de prinses, sünder
to freegjen. En hja fytste, hja trape
hja fleach as in feint op Sneintojoun nei
de faem. Hja moast en hja soe op ’e
tiid wêze. It adfertinsje! Nlmmen moast
har foar wêze. Hja woe... Sa’n ein as
it wie. Hja fytste de hiele nacht troch.
De oare moarns om acht üre wie hja
to plak. De namme stie op 'e doar: J.
de Groot, Haed L.S. De prinses skille
oan, en masterke die de doar iepen. Yn
’e keamer gülden de bern. Der stie in
houtene treppen yn 'e gong.
De prinses stapte der yn en sei:
„Frou de Groot, ik kom op it adfer
tinsje; jo fregen ommers ien foar it lum
mel jen? Hjlr bin ik dan!”
En de prinses, dy’t net o sa kreas wie
en net o sa ünsjoch, mar o sa gewoan,
die in bünte skelk foar, kladdere by de
treppen op, naem de souder üt, dweilde
de gong, skrobbe de kelder, bjinde it
herntsje, wierre de bédden, kloppe de
gerdinen, poetste it koper en sulver,
wreau de stuollen en tafels, wosk de
bern, en makke de bédden op.
Doe barde de prinses it lean en foldien
en tofreden stapte hja wer op 'e fyts, da
ein yn ’e bek.
En onderwijl wij dit onderhoud had
den, liep het maar steeds aan met an
dere sollicitanten en bracht ook de
tweede bestelling weer een groot aantal
brieven.
Ik geloo” dat deze berg sollicitaties
en bezoekers het hem heeft gedaan. Wij
maakten ten slotte de afspraak, dat ik
’s middags nog eens zou komen horen
hoe het met de zaak er voor stond en
toen ik ’s middags kwam, was er over
leg gepleegd en waren we het spoedig
eens.
Financieel ging ik er, althans voorlo
pig. niet op vooruit wat mij eerlijk
gesproken enigszins afviel; maar de he
ren patroons van toen waren op dit ge
bied nog al conservatief.
Wat ik later soms hoorde van salaris
sen bij eerste klas firma’s, wier namen
in heel het noorden en zélfs in Noord-
Holland een heel goede klank hadden,
deed mij tot de overtuiging komen, dat
ik het nog niet zo slecht getroffen had.
Maar hoofdzaak was: er zat perspectief
in deze baan, wat later zou blijken.
Eerste zorg was toen: een kosthuis of
„pension” zoals dat wat deftiger werd
genoemd.
Door de firma werd in „Drijfhout” een
advertentie geplaatst voor „een heer
z.b.b.h.h. en veel op reis zijnde" en ook
daarop kwam een groot aantal sollici
tanten.
Ik koos op goed geluk af een kamer
met volledig pension op het Kleinzand
en voor een wekelijkse penslonprijs,
ït waerd maitiid. De snieklokjes bloei
den en de fügels hiene sa’n leven. De
kastanjetüken kamen üt. De tünman hie
har in bosk üt ’e beam seage, en de
faem hie se yn in faes set. De prinses
hle se seis üt ’e beam fykje wold, mei in
great breames of sa, mar dat mocht net,
har hannen moasten ommers moai
voudig versneld. U behoeft geen
papje vooraf te maken zodra U
Castella Parels in het water strooit,
ontstaat direct actief schuim. Het
vuil trekt veel sneller uit het goed:
alle vlekken vluchten in paniek. Ten
Een wereldberoemde hoedenont-
werpster, Lill Dache, heeft in New York
voor de televisie een onthullende beken,
tenls af gelegd: „Ik heb maar één hoed”,
zei ze, „en die draag Ik bij alle gelegen,
heden”. De hoed is een klein zwart
strooien dingetje.
post had al een regen van brieven ge
bracht brieven welker lezing mij
later nog wel enige lering heeft bij ge
bracht in hoofdzaak hoe het niet
moest.
Met mijn sollicitatie verliep het tame
lijk vlot; ik had goede aanbevelingen,
vooral van afnemers van de firma, die
natuurlijk groot gewicht in de schaal
legden.
Verder was er één ding dat mij hielp;
de firma was nogal gepresseerd met
deze voorziening in de vacature. Men
vroeg mij wanneer ik, indlen ik zou
worden benoemd, in dienst zoü kunnen
treden.
Ik was, wat dat betreft volkomen vrjj;
had een vr|j losse dienstverbintenis met
de door m|j vertegenwoordigde firma’s,
maar ik wilde in geen geval deze firma’s
verlaten zonder hen van mijn plannen in
kennis te hebben gesteld.
Toen dan m|j ook wérd meegedêeld
dat in de vacature zo spoedig mogelijk
moest worden voorzien, zei ik dat het
dan het beste was dat de heren zo spoe
dig mogeiyk decideerden.
fe dese raet toe niet ghegaen; want sie
scheiden confuyslick van een. Mer daer
en wordt niemant ghequetst, daer 1c van
weet; want ie was daer selven teghen-
woerdich”.
Zo was de toestand dus nog verwarder
geworden dan tevoren. Juw Jongama
verliet de kerk door de Zuider deur, be
schermd door zijn lijfwacht, de „ruy-
ters”, en begaf zich door de Kerkstraat
naar het huls van de muntmeester. Al
daar aangekomen deed hij zich met zijn
volgelingen tegoed aan wijn met suiker,
om wat van de schrik te bekomen:
„Ende, doe dese raserye wat over
was, doe worden die doeren vander ker-
cken weder op ghedaen; ende Juw
ghinck mit syn ruyters totter suder
doer ut, ende elck hadde een bloet mes
in syn hant, ende dat scarp omme
hoghens, ende sie ghingen ront om Juw,
ende Juw ghinck int middel; ende aldus
ghingen sie die kerekstraat langs, ende
floghen dat muntemeysters hus in, dat
op die hock van die plaets stont; ende
daer aten sie de suker, ende droneken
den wyn; ende sie aten ende droneken,
ende brasten van dat alrebest dat daer
was”.
Maar geheel op hun gemak voelden
Juw en de z|jnen zich toch niet.
(Wordt vervolgd).
NIJEZIJL. Aan de Coöp. Zuivelfa
briek alhier zijn tot leden in de onder
nemingsraad gekozen de heren S. Bu
rna, W, Lange raap en Hendr. de Jong.
narigheid heen.
"ra2en«i hun)eur
waarvoor je op moment niet één fat
soenlijke maaltijd in een hotel of restau
rant kunt bekomen.
Nu dient hierbij gezegd dat ik gemid
deld ongeveer drie dagen op reis was en
ik ook de week-ends bij m|jn familie
doorbracht.
Het Kleinzand was toen een van onze
deftige „grachten" zal ik maar zeggen.
Er woonden een paar doktoren; er wa
ren een paar echt ouderwetse apotheken,
van die grote oude winkels met herten
geweien boven de deur; dan een paar
deftige wijnfirma's, mensen met dub
bele namen, en verder nog een aantal
vooraanstaande leden van de „upper
ten” van deze stad.
Ik weet niet of dit de reden is geweest
dat ik besloot m|j hier te vestigen; in
leder geval was het het z|j met alle
respect voor de toenmalige bewoners ge
zegd een „nette buurt”.
Sneek was in die jaren nog geheel in
gesleten door de Omliggende grachteq;
wat daar bulten lag mocht geen naam
hebben.
Het Grootzand was nog altijd de rian
te gracht met de grote winkels van
H.B.Z., Gebr. Lampe, Metalen Wereld,
Dikland, De Stad Parijs e.d. Wel waren
de mooie grutterswinkels van Wouda
en Bouma, waaraan ik uit m|jn jongens
jaren nog herinneringen had, reeds ver
dwenen en waren deze winkels vervan
gen door kantoren b|j de fabrieken op
het „Achterom”, maar het Grootzand
bleef het winkelcentrum bij uitnemend
heid en was op Dinsdagen, en vooral op
dagen als Pinkster- en St. Nic.-Dinsdag
het „rendez-vous” van de buitenmensen.
Wijde- en Nauwe Burgstraat en
Bchaapmarktpleln waren toen echter al
in opkomst. Het Hooghuis van de firma
Stockmann was reeda een paar jaar ver
bouwd en met het nieuwe hotel „De
Stad Munster” van dezelfde familie was
men aan 't bouwen. Ook Bervoets was
er in die eerste jaren der nieuwe eeuw
bij gekomen en B. H. Lampe was er,
evenals de prachtige slagerij van Hout
man, zodat alles er op begon te gelijken
dat dit gedeelte van de binnenstad het
Winkelcentrum zou worden.
De Oosterdijk was toen nog echt een
voortzetting van wat de naam ook al
aangaf: een dijk uit het oude verleden.
C. A., de bakermat van het tegen
woordige wereld-concern was er en Yme
Bakker stond zélf nog in z’n winkel,
maar z’n schoonzoon Jelle de Boer had
de touwtjes al in handen.
Verder waren het nog wat kleinere
Winkeliers, bakkers en slagers, met op
Dinsdagen nog uitstallingen op hun stoep
en nog heel wat dichte hulzen.
Dinsdags stond het er vol met vracht
wagens waarvan de paarden in de stal
van een oude herberg werden gestald.
De bestrating bestond nog uit grote,
vierkante kelen, met aan elke kant een
klinkerpaadje voor de voetgangers, waar
natuurlijk niemand zich lets van aan
trok.
van een der
ons spontaan
brieven schrijven, nadat zij Castella
Parels hebben geprobeerd., het was
middel van de nieuwe tijd. Met Castella
wordt het wasproces drie
smalle droeg een zwart pak en een gouden hor- Kappie met
gevonden, logeketting spande om z|jn welgevulde brauw aan.
maag, „Zegt u maar, wat er aan de hand is!”
„Ik ben de kapitein van de sleepboot „U komt als geroepen, kapitein!” zei hij. zei Kappie blij, want hij voelde wel dat
„Kraak”, jong!” zei h|j tegen een be- „M’n bediende vertelde me net dat u er hier zaken te doen zouden aijn.
diende. „Vertel je baas, dat ik hem een sleepbootje op na houdtt”
Der Wié ris in prinses. Hja wie net o
sa kreas en hja wie net o sa ünsjoch,
mar o sa gewoan. As hja moarns wek
ker waerd, hle hja deagewoane sllepplu-
zen yn ’e eagen.
Mar, hja wie ryk, sa ófgryslike ryk,
dat de ein wie der fan Wél.
De prinses hie wol hündert famkes,
dy’t har moarns by 't oanklaeijen hol-
pen. En sa kaem it dat, doe’t hja al
achttjin jier wie, hja noch nea seis It
dopke op ’e tube toskeboarstelguod
draeid hie; hja hie noch nea har eigen
béd opmakke, har sokken stoppe, de fi
lers fan har skuon fêstmakke, noch nea
har hier opkjimd. De rike prinses mócht
neat, neat, neat: It waerd allegearre
foar har dien.
Doe’t de prinses tweintich jler wie,
troude hja mei in prins. De prins wie
noch riker as de prinses en regearde oer
in hiel great Ian.
De mem fan ’e prinses hie dizze prins
ütsocht üt trettjin oaren. En sa as dat
(hast) altyd giet, as de memmen dè man
foar harren dochters ütsykje: se waer-
den net gelokklch: de prins wie sa tige
strang: de prinses moast de hiele del op
’e sofa lizze to lézen, om har StAn op to
hülden.
Dat hja net lokkich wiene, kaem fan-
sels gjin mins to witten: der binne nou
ienris dingen, dêr’t men net to keap mei
rint, om foaral gjin skandalen to
meltsjen, om foaral de goede namme
fan de Famylje net yn trewyn to brin-
gen
De prins en de prinses krlgen bern.
Mar de prinses seach de bern, dy’t
neffens wet en rjocht ek mei fan har
Wiene komselden: bernefammen forsoar-
gen de belde jonges en it famke; de
prinses hie der neat mei nedich. Hja
hearde se yn 'e bernekeamer laitsjen of
gülen, hja seach se draven yn it greate
park, om it wite paleis hinne; se rópen,
mar net om har, se fregen eat, mar net
oan har
Fan har keamer üt Wei seach de prin
ses dlt allegehrre oan. Tsjinstfammen
brochten har thé mei sükelaedtsjes en
taertsjes, kofje mei krüdkoeke, en dan
wer seine hja har, It wie tild om to iten.
Hja siet by de tafel mei har siktaris cn
siktaresse; de prins wie op reis. Dy wie
altyd op reis. Hy skreau har saeklike
brieven, dy’t har jouns brocht waerden
op in sulveren presentearbledtsje. De
prinses makke se iepen, en de siktaris
lies se foar.
En sa kaem it, dat de prinses nea
wurch wie en nea smoarge hannen hie,
nea bhid wie, mar altyd o sa üngelok-
kich
|K heb Castella Parels dadelijk
geprobeerd en ik vind het
buitengewoon. Nog nooit heb ik
mijn was zo vlug schoongekre-
gen. Ik zal er zeker mee door
gaan. In mijn hele
huwelijk, 40 jaar,
heb ik geen beter
wasmiddel ge
bruikt.
slotte behoeft u maar
één maal te spoelen
Het resultaat Een
was, zo schoon en zo
helder, dat u de han
den ineen slaat En
ondanks deze nieuwe,
Bo_ waskracht vindt u in
Castella Parels het veiligste wasmiddel,
dat u zich kunt denken
Haal vandaag nog Uw pak Castella
Parels (47 ct.) in huis.
Behoud Uw
«eo
in, haalde z|jn wekker Uit elkaar en De bediende verdween en kwam
zette die weer in elkaar, en daarna later terug om Kappie door een mooie
stopte hij z|jn sokken. deur binnen te laten gaan. Daar zat de
De meester sliep, snurkte en blies, en baas van het kantoor achter een groot
droomde dat hij in een poffertjestent bureau, dat bedekt was met Vele papie-
wafels at en af en toe maakte hij een ren.
slikkende beweging. De baas was een deftig heer, want hij „Pardon?” vroeg de baas en hij keek
Intussen had Kappie in een smalle droeg een zwart pak en een gouden hor- Kappie met een opgetrokken Wenk-
straat een havenkantoor
waar hij naar binnen ging.
5016, 5239, 5241, 5251. 5265, 10082,
10083, 10101, 11314, 15365, 15385, 16080,
20762.
Van het voormalige klooster „Thabor"
bij Tirns bestaan verschillende afbeel
dingen, die uiteindelijk alle op één voor
beeld terug schijnen te gaan. Het Mu
seum te Sneek bezit één dier afbeeldin
gen, een tweede bevindt zich in het
Friesch Museum te Leeuwarden, een
derde op Epema-State te IJsbrechtum;
het betreft hier alle op hout of doek ge
schilderde voorstellingen, waarvan de
hiernevens weergegeven reproductie
een goede indruk geeft.
In de Bibliotheek van de Rijksuniver
siteit te Leiden wordt bovendien nog
een pentekening bewaard van weer het
zelfde type als dat der schilderijen, met
het onderschrift „Het Klooster Thabor
waarvan oud Schilderel berustende on
der de Juffrouw R|jseveld te Sneek ver
kleind 1805 door H. v. d. Velde”.
Hoe primitief de afbeeldingen alle ook
mogen wezen, w|j ontwaren er duidelijk
de kloosterkapel op met aangrenzende
gebouwen, de poort met aansluitende
afscheidingsmuren, de toegangsweg en
de gracht. Men kr|jgt de indruk dat de
voorstelling, die aan alle latere afbeel
dingen ten grondslag moet hebben ge
legen, uit het geheugen werd gete
kend, na de verwoesting van het kloos
ter. Het in het Sneker Museum be
waarde exemplaar, dat minstens ander
halve eeuw oud is, vertoont een op
schrift, waaruit blijkt dat deze verwoes
ting in 1572 plaats greep:
„Dit clooster Thabor is gestigt Anno
1406 en Anno 1572 aangetast en gerui-
neveert op den 9 October”.
Er is intussen nog een ouder getuige
nis voorhanden aangaande de platte
grond en de grootte van het klooster,
en wel in de vorm van een aantekening,
bewaard in de Universiteitsbibliotheek
te Groningen. Deze behelst een eenvou
dige lijntekening, toegelicht met land
meetkundige notities en opgesteld door
een tijdgenoot van Worp Tjaarda, Peter
Jacobsz. van Bolsward, eveneens kloos
terling van „Thabor" en schrijver van
een kroniek. Bovendien genoot deze Pe
ter Jacobsz. grote vermaardheid als
landmeter en sterrekundige. Stamde
Worp Tjaarda uit een aanzienlijk ge
slacht, Peter’s familie was minder voor
naam, al schijnt zijn vader een welge
steld scheepsbouwer te zijn geweest.
Peter geeft nu de vorm van het
kloosterterrein aan als een trapezium,
waarvan de langste der belde evenwijdi
ge zijden 30 roeden bedroeg, de kortste
19 roeden en 6 voet; de andere zijden
maten achtereenvolgens 20 roeden en 20
roeden 3 voet.
Het aanzien, dat Peter Jacobsz. in
den lande als wiskundige genoot, was
zo groot, dat h|j van Karei de Vijfde de
opdracht ontving, samen met Marten
van Delft in de jaren 1526 ,en 1527 het
Bildt op te meten. Ook zal door zijn
toedoen de z.g .Thaborse roede steeds
meer de meeteenheid bij uitstek in ge
heel Westerlauwers Friesland gewor
den zijn. Aardig is wat hijzelf in zijn
kroniek schrijft, toen de mensen in het
jaar 1524 voor grote rampen vreesden
op grond van de bijzondere stand van
sommige planeten. Men vroeg Peter zijn
verwachtingen, „want sy meynden dat
ick daer wat verstants van hadde”.
Verraadt Peter’s kroniek, die veel van
een dagboek heeft, minder eruditie en
geleerdheid dan die Van Worp, zij is toch
niet minder waardevol, juist omdat Pe
ter zeer levendig schrijft en veel ver
meldt, wat hij zelf van zeer nabij heeft
meegemaakt. Hij verplaatst ons als het
ware midden in de gebeurtenissen, die
hij ons vertelt. Enkele zjjner verhalen
willen wij thans laten volgen, daarbij de
schrijver zoveel mogelijk zelf aan het
woord latende.
Wij schrijven 1479. Tjaard Jongama,
hoofdeling van Bolsward, is gestorven,
nalatende twee onmondige kinderen,
Gosllk en Anske. De Bolswarders menen
als voogd het beste te kunnen aanstellen
Gosllk’s oom Juw Jongama, maar Gos-
lik’s moeder, Wyts Jongama, die voor-
3-50
COP MABTgN 'OOHDt* 4IUDW5