is GEEN DANK - OOK GEEN ZEGEN? SO a O m =p* .s LU OE Van om ze en P. Heering. LU C3 QC s Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az. Bolsward. 5,30 6,10 5,30 6,10 a. v. a. v. 8,— 8,35 7,30 8,15 8,55 9,45 4,10 4,50 5,30 6,10 •fl 6,15 7,— 7,40 8,15 2,10 2,50 3,21 4,5 1,— 1,40 12,25 1- 1- 1,40 Slot. 12,25 1- 9,35 11, 9,20 10,— 6’15 7,5 7 45 8,30 3,45 4,30- 5,15 5,50 1,15* 2,5 2,45 3,- 3,40 3,45 4,25 5,45 1,- 2,30 3,— 3,40 om 8,35 9,10 5,45 6,25 7- 7,45 6,15 7,- 8,15 naar den Amsterdamschen tijd oe. Kom, Roelefien, gauw wat, help mij van bedde, heur ie niet? En of ze wilde of niet, buur vrouw moest het oudje ondersteunen, toen ze be vend en zwak van het bed op een stoel en van den stoel op den grond stapte, üitgeput zeeg ze neer en bleef ze bij de bedstee zitten. Vrouw Verhoogen maakte van dit oogenblik gebruik, om snel naar buiten te gaan en het venster te openen, en vervolgens neder te knie- Van Sneek Bolsward Witm. Te Harlingen Van Harlingen 11,10 12,30 5,45 7,— 7,45 gemerkte Tram vertrekt Woensdags aankomst worden geregeld SneekBolswardHarlingen. Op kerkdagen: 9,20 10,- 10,40 11,15 9,35 10,20 11,— 11,40 Op Zondagen 9,20 10,- Roelefien mit de kiender ook Maar alsof een booze geest, in weerwil van hare zwakte en ondanks de kracht der kerkelijke genademiddelen, der arme ziel nog parten speelde, voegde zij er bijMoar ’t was toch ook oe plicht want ik was olden veule ha ’k niet neudig. Het was het laatste woord, dat van Triene’s lippen werd vernomen. Het behoeft niet gezegd te worden, in welk huis de dood der oude vrouw een gevoel van leêgte veroorzaakte. De hulp, door de Verhoo- gens haar verleend, had zich langzamerhand uit gebreid tot een aantal van dagelijks terugkeerende kleine diensten. En het gebeurde nu menigmaal in den loop van den dag of ’s avonds, dat een der kinderen de opmerking maakte’t Is mien toch krek, moeder, of ’k nog vergeten hebbe, noa olde Triene te goan. Joa kiend, da ’s de gewoonteplacht moeder daarop te antwoorden. En als onwillekeurig dan de gedachte verwijlde bij haar, die ’t voorwerp hunner barmhartigheid was geweest, dan zei de een: Wat was ’t olde minse toch kraakzindelijk en de andere En wat was ze zuunigen een derde: Wat koz ze nog mit ’n ie ver zitten te spinnen 1 Mocht bij zulk eene gelegenheid iemand herinneren aan hare knorrigheid en slecht hu meur, dan zei met aller goedvinden moeder op vergoêlijkenden toon Ze was wel ’n weinigien humeurig, maar ’t was toch ook ’n old en onge lukkig minse, is ’t woar of niet Toen in een der eerste dagen na het overlijden van Triene de bakker zich aanmeldde bij Bot- ting, en de heer des huizes zich verwaardigde, zelf het versche brood van hem aan te nemen, liep hun gesprek, aan de voordeur gevoerd, over het pas beschreven ongeval. Naar mijn domme verstand, sprak mijnheer Botting, moet haar dood voor Klaas Berendsz eene verlossing wezen. Wat heeft hij anders van haar gehad dan last en verdriet En ten einde ook den bakker zijne opinie over arme menschen aannemelijk te maken, vertelde hij nogmaals het immer treffende geval van het huisgezin, dat eens aardappelen, vleesch en een halven flescb wijn van hem had gekregen, en hem niet eens had bedankt. Het adres bevatte don stempel van den afzender, den naam van den geadresseerde en in duidelijke letters Breda. Eerst Zondag kwam de brief te Breda aanhij had een reisje, blijkens de ver schillende poststempels, gemaakt door Frankrijk naar iederen plaatsnaam die op Breda gelijkt, had even te Parijs gerust, om van daar te ver trekken naar Portugal en van daar naar ’t Land „Wo die Orangen blühen.” Spanje bezit evenwel geen Breda maar het Belgenland bezit Brechaart, doch ook daar wist de brief geen rust te vindenhij verlandgde naar warmer stre ken, een reisje door Torente, Pavia en Mantua volgdenu was het genoeg. Een geleerd post directeur scheen geen genoegen te nemen met dat kosteloos bezoek, het bracht der bodemlooze schatkist in Italië geen centime recht aan daar om schreef de heer op het door stempels, schrift en blauwe strepen mismaakte couvertvedizfl Nord Brabant Olanda. Het was toen al 4 Janu ari de reis werd nu rechtstreeks afgelegd.” Een dronken olifant heeft Zondag te Lis burn groote opschudding verwekt. Hij behoorde bij een reizend circus, dat daar doortrok. Men had hem, omdat hij ziek was, een dosis whiskey gegeven, en door dien sterken drank opgewon den, brak hij ’s avonds los. Het logge dier kwam op zijne wandeling in het spoorweg-stati m, hield daar duchtig huis, in de wachtkamer 2e klasse waar hij alles onderst boven zette, sloeg een ijzerenhek stuk en kwam vervolgens in den tuin van een naburig huis, waar hij groote verwoesting aanrichtte. Daarna begon hij op zijne manier dronkenmansgrappen hij gluurde namelijk in ver scheiden huizen even met zijn kop om de deur tot grooten schrik der bewoners. Eindelijk werd hij te Hillsborough, waar hij' ook in vele tuinen stallen, enz. schade aanrichtte en een aantal deuren open liep, weder gevangen. Er zou een boek te schrijven zijn over den invloed van sterken drank op dieren. Men deelde onlangs mede boe muizen het misbruik met den dood bekochten. Een andere bijdrage vertelt zekere dr. Ball in zijne waarnemingen van ge vangen egels. Hij gaf een dezer een sterken rooden wijn, ja zelfs brandewijn te drinken en onze gestekelde vrind dronk er zich een heerlijken roes aan. Maar na de ontnuchtering bleek zijn beter ik, althans een deel zijner egelnatuur, te zijn ondergegaan en was hij volkomen tam. De gemelde waarnemer vergastte van toen af al zijne gevangen „stekelvarkens” eerst op brande wijn, rum of wijn, steeds met het gewenschte gevolg. De Figaro verhaalt het volgende Een bassist van een theater te Constantino had een aap en een ongelukkige liefde. Onder den indruk van het laatste neemt hij een touw, bevestigt het aan het plafond en hangt zich op. De aap verbaast zich over het geval, en in weemoedige stemming grijpt hij naar den strijk stok van zijn meester en begint daarmede over het koord te strijken. Nu ontstaat zulk een vreemd geluid, dat de buren komen aansnellen en den gehangene lossnijden. Hij ademde nog in zijn eersten zucht noemde hij den naam der coquette, die zich eindelijk door zooveel liefde liet vermurwen. Te Parijs, te Weenen, te Pest en te Lon- bosch en een troep jagers en al wat maar in de I stad een geweer of revolver bezat trok hen na, I van de vele schoten die door deze keurbende I gelost werden is er vermoedelijk één raak ge- I weest, want aan het andere eind van het bosch I kwam maar een leeuw te voorschijn, die zich I met versnelde pas uit de voeten maakte. De invallende duisternis maakte een einde aan de I jacht, zonder dat iemand het gewaagd had, het gewonde of gedoode dier in het bosch te gaan I opsporen. Koning Leopold’s verzamelingen van kaar- I ten en werken over aardrijkskunde, die bij den I brand van hot paleis te Laeken vernield werden, waren misschien de fraaiste ter wereld. De boe- I kerij bevatte 7000 deelen en o. a. een handschrift I van sir Walter Raleigh, een oorspronkelijke uit- I gaaf van de brieven van kapitein Cook en de I eerste editie van Cölumbus’ Spaansche verslagen I De kaarten waren van allerlei aard en van de I vroegste datums. Dertig jaren had de Koning besteed I met groote kosten bijeen te brengen. Ook ’s Konings eenige verzameling van oude Vlaamsche gravures is verloren gegaan, alsmede 11000 groote lichtdrukken uit alle oorden der wereld. Dr. Perrier heeft aan de „Société d’anato- mie et de physiologic de Bordeaux” een zeer merkwaardig geval medegedeeld van een droppel gesmolten lood, die op de oppervlakte van het oog stolde, zonder het oog te kwetsen. De ver klaring van dit feit, dat bij de eerste beschou wing zoo onwaarschijnlijk lijkt, moet men zoe ken in het bekende natuurkundig verschijnsel van den spheroïdaal toestand van vloeistoffen. Het is deze spheroïdaal toestand van vloeistoffen, die ook oorzaak is, dat de arbeiders bij hoog ovens, wanneer zij van te voren hunne armen achtereenvolgens in koud water, olie en verdund alcohol gedompeld hebbben, ongestraft deze armen voor korten tijd in gesmolten ijzer kunnen dom pelen. Ook de oppervlakte van het oog is eenigszins vochtig, en in het bovenvermeld geval ging dit vocht in den spheroïdaal toestand over. De tem peratuur hiervoor noodig, is minstens 171t)C.,en de spheroïdaal toestand ontstaat nog gemakkelij ker, wanneer de temperatuur hooger isis deze lager, dan is er gevaar van zware verbranding. Wanneer het gesmolten lood het oog bereikt, veroorzaakt het de verdamping van het vocht waarmede het in aanraking komt, dat wil zeggen dat tusschen het lood en het oog een laagje damp ontstaat, die het oog volkomen beveiligt. Wan neer het lood zijne latente warme verliest en tot den vasten toestand overgaat, verkoelt het lang zamerhand van 320° tot 171° en in deze periode blijft het laagje gevormde damp het oog bescher men en in dien tijd, wordt voldoende traanwater af gescheiden, dat het oog verder beschut. Hoewel deze verklaring de mogelijkheid van het waargenomen verschijnsel buiten allen twijfel stelt, blijft het onzen lezers steeds- ten zeerste afgeraden, de herhaling van dit verschijnsel te beproeven. Als ge een fijn wijnglas neemt en er met eenige kracht tegen stoot, terwijl ge het bij den steel vasthoudt, geeft het een helderen klank, meestal een vrij diepen toon. Als ge op het zelfde oogenblik het glas bij den mond brengt en luide dienzelfden toon zingt, breekt het glas in stukken, door de trillingen, die dan te sterk voor het fijne kristal worden. Lablache, de be roemde baszanger, vermaakte zijn vrienden dik wijls, zoo verzekert de Illustration, door op deze wijze een paar dozijn glazen achter elkander stuk te zingen. Ook een grieplijder. Een matroos der marine te Nieuwediep, had in de vorige week op een avond zooveel vloei baar vuur naar binnen geslagen, dat hij volgens een makker „te diep lag om Pampus te passee- ren,” en bij ’t laveeren minstens 16 streken van ’t kompas over en weer noodig had. Het gevolg was, dat de beschonken Janmaat op straat neerrolde en vlak voor eene woning bleef liggen waar hij lag. Zoo trof hem een onderofficier aan, die hem wakker schudde en daarna vroeg„Kerel, hoe kom jij hierwat scheelt jou „La—laat mij pot hier en ginter liggen,” hak kelde de beschonkene met zware tong„Ik heb de grgrgriep.” Gemengil \ieuws. In een Geldersch dorp is een kaart voor de volkstelling van een kind, dat in 1888 geboren is, met de volgende antwootden ingevuld 2. Leeft hij afzonderlijk of in een gezin „hijj leef afsonderlijk.” 1ÖA. Indien hij hoofd is van eene zaak, van eene inrichting, van een bedrijf of onderneming, is hij dat dan voor eigen rekening of als be stuurder voor rekening van een ander? ,,bijj is voor eigen Rekening.” lOd. Hoeveel personen zijn onder hem werk zaam „daar is gin een onder hem werksaam.” 10e. Bezigt hij krachtswerktuigen „bij bezigt niets uit.” 12a. Is hij blind of doofstom r „hij is goed gezondt.” 12b. Geniet hij of heeft hij genoten het voor blinden of doofstommen bestemde onderricht „hijj heeft niets genoten.” Een ander had voor een kind, geboren in 1887, in antwoord op de vraag: „welk beroep of am bacht, of handwerk oefent zij uit, ingevuld „zij verigt huiswerk.” Is zij dat dan voor eigen rekening?.of als bestuurster voor rekening van een ander „zij is voor eigen rekening.” Een arbeider had in antwoord op vraag 10A (zie hierboven) ingevuld „hij is overal werk zaam” en op de vragen bezigt hij krachtswerk- tuigen? Zoo ja, van welke soort? „landt werk.” Indien hij in dienstbetrekking isin welke betrekking is hij dan werkzaam „In alle dien- sen is hij werksaam.” Terwijl op het geheele vasteland van Europa de verontwaardiging algemeen is over het laffe machtsvertoon der Engelschen tegenover het zwakke Portugal, verschijnt in het Handelsblad van 15 Jan. een stuk, waarin van het moedig optreden van Engeland tegen Portugal wordt gewaagd en de handelwijze der Britsche Regee- ring en hare „Romeinsche regeerkracht” in Azië en Afrika ook in andere opzichten geprezen wordt. Zoo strekt het Britsche bestuur in Hindostan, volgens den schrijver „tot zegen van den in boorling.” Totnutoe meende men, dat de hoog moed, de veroveringszucht en hetjonderdrukkings- systeem der Engelschen den haat der inheemsche bevolking, zoowel Hindoes als Mahomedanen, steeds tegen hen heeft levendig gehouden en dat daaraan opstanden als die in 1848, 1857 enz. te wijten zijn geweest. Ook de geduchte nederlagen, die de wakkere Transvalers hem voor eenige jaren hebben toe gebracht, zijn daarvan het gevolg geweest. De spijt daarover schijnt nog niet verkropt te zijn en in plaats van hun voortreffelijke „regeer kracht” in het ontevredene en ongelukkige Ier land aan te wenden, of Rusland te helpen „de ontwikkeling der Maüomedaansche macht (terecht door den schrijver een bedreiging van Europa, vooral voor koloniale Mogendheden genoemd) in het Oosten te fnuiken, doen zij zoowel daar als in Afrika, niets dan uit hebzucht den natuur lijken loop der zaken belemmeren en zich te bemoeien met landen, waar zij niets te makén hebben.” Dat intusschen hunne op misbruik van gezag in 1816 steunende heerschappij in Zuid-Afrika ten einde spoedt, beginnen de meer ontwikkelde Engelschen zelf te begrijpen, blijkens het in 1887 verschenen werk„The cruize of Her Ma jesty’s ship Bacchante”, door Dalton op verzoek van de zonen van den Prins van Wales (die de reis in 18791882 medemaakten) samengesteld. In dit werk worden, schrijft prof. Veth, „in de bespreking der Afrikaansche quaestie de mis slagen der Engelsche Regeering volmondig er kend, het overwicht der Hollandsche bevolking in Zuid-Afrika onverholen in het licht gesteld en duidelijker dan in eenig ander geschrift, dat mij ooit onder de oogen kwam, uitgesproken, dat in dit deel der wereld het Engelsch gezag op den duur onhoudbaar is.” Men schrijft aan het Centrum „Meermalen hoort men gewagen dat het post wezen in de laatste jaren zoo uitmuntend is in gericht en men in het buitenland de kleinste plaatsjes in ons land kent. Hoewel Breda geen stad van den eersten rang is, komt haar naam én in de geschiedenis én in den handel genoeg zaam voor om haar in het buitenland te kennen. Niet alzoo te Rheims. Den 14Nov.jl. werd daar een brief verzonden aan eene firma te Breda. len bij den haard, en een paar half verbrande turven uit de asch op te rakelen. Weldra had zij een vuurtje gereed en den ketel met water er boven gehangen. Moe ’k nou hier blieven zitten Hoe hebbe ’k nou mit oe Roelefien Neen wisse niet. Ie willen bij ’t vuur wezen is ’t niet Zonder te antwoorden, liet Triene zich van den stoel overeind helpen, en terwijl vrouw Verhoo gen den eenen arm haar om den rug sloeg en op den anderen de hand der kranke liet rusten, strompelde zij voort, voetje voor voetje, naar het warme plekje bij het vuur. Nou za ’k oe gauw ’n koppien koffie kloar maeken. Werkelijk had zij in een oogwenk de warme drank gereed. Zij schonk in, goot de koffie uit het kopje in een schoteltje en bood het der oude vrouw aan. Deze dronk er werktuige lijk van en sprakJoa, eerst gauw koffie drin ken. En dan moet oe vaeder de waegen moar inspannen, ’t Is tied veur de karke. Tied veur de karke? Moar ’t is joa Zoaterdag Triene Doch Triene antwoordde niet. Zij haalde den, schoudermantel nog dichter om zich heen, en zat half duttend bij den haard zich te koesteren. Ik durf niet zeggen, of het Verhoogens echt- genoote opviel, maar het was opvallend, dat, als gij daar die zieke oude vrouw zaagt zitten te midden van hare afgebruikte meubelen, alles op wonderlijke wijze tot u sprak van oud en af zijn. Het kreupele bureau, met wormgaatjes bezaaid de kleine vierkante tafel met hare rondgesleten hoeken, hare grauwe verweloosheid en diepe na denhet spaarlampje, dat nog van den vorigen avond op de tafel stond, schier zonder oliede oude friesche klok, wier slinger met een zeurig piepen heen- en wederging, on die, wanneer hij sloeg bij eiken slag trilde en rammelde, alsof zij door de inspanning geheel ontstelde en bijna niet meer konen eindelijk de oude vrouw zelve, weggedoken in haar mantel, het gelaat vol diepe, strakke rimpels en het suffe hoofd op de borst gebogen, alles scheen te zeggenWij zijn versleten, verbruikt, stervende ZonderlingHet scheen wel, dat op dit oogen blik eene dergelijke aandoening zich een weg baande door de verwarde gedachten der oude vrouw en tot haar bewustzijn doordrong. Want toen de klok op hare gewone luidruchtige wijze tien uur sloeg, keek zij met bevend gelaat naar de wijzerplaat op, schudde met een hauwen glim lach het hoofd, en mompelde Krek as de vrouwe. Hiesch en bieverig van older Men zond om den dokter. Hij vond de kranke koorstsig en zwak, en sprak het niet tegen, toen Verhoogen zei: Noa mien dunk goat’t zoo zachies an noa ’t endeToch duurde het nog eenige dagen, eer het einde er was, en Dina en hare moeder waren gedurende dien tijd in de gelegen heid, om bewijzen te geven van hare barmhar tigheid en haar geduld. Het is onaangenaam en hard om van eene stervende iets kwaads te vertellen. Doch de waarheid gebiedt, om te zeggen dat olde Triene wel een weinig eene las tige zieke was. Als de eene barer verzorgsters bij haar was, wenschte zij juist de andere te zien. Bracht men, op haar verzoek om te drinken, haar thee, dan zei ze knorrig, dat zij water verlangde. Ongeduldig sprak zij soms doch laat ons nu maar liever hiervan zwijgen, te meer, daar ik geloof, dat degenep, die haar verpleegden, reeds lang die onaardigheden hebben vergeten. Nacht en dag zat de moeder of de dochter bij de bedstede. Eene jongere zuster van Dina wil de eveneens hare diensten bewijzen, maar vader en moeder zeiden: ’r maegien is te jonk, zie moet heur sloap hebben. Wat voor de zieke nuttig of smakelijk mocht wezen, werd baar dagelijks aange boden. As ’k oe nou ’reis ’n stokkien wien mit wae- tergaf, Triene da’s frisch in de mond. Zoo luidde het nu eens, en dan weêrLust oe de soepe niet? Wat dunkt oe dan van ’n beschuute mit wat rookvleisch? enz. Dat Triene niet te ruim voorzien was van beddelinnen en andere noodi- ge artikelen, kondt gij tijdens hare ziekte niet bespeuren. En toen eindelijk de dokter waar schuwde, dat het nu nog maar kort kon duren liep Verhoogen naar den pastoor en zpide’k Geleuve, mienier de pestoor, dat ’t van de nacht ofloopt met onze buurvrouweTerstond volgde de priester Verhoogen, en Triene ontving de laatste vertroostingen harer kerk. Een paar uur vóór haar verscheiden had zij een zeer helder oogenblik. Zij zag en herkende Verhoogen, die bij de bedstede stond. Kloas, ik zegge oe goê nachtzei ze met zwak ke stem. Ie hebben veule veur mij edoan, en berg; 30 Jan. Ib89, aartshertog Rudolf Oostenrijk. In een der Engelsch-Transvaalsche bladen leest men de volgende advertentie De ondergeteekende heeft de eer aan de bo vengemelde broederschap te berichten, dat in zijn huis, waaruit gedurende de laatste zes maan den reeds driemaal het een en ander is gestolen, nu niets verplaatsbaars van waarde meer te vinden is, uitgezonderd dikke kleeren, voor dit klimaat ondraagbaar. Daar bij den laatsten dief stal alleen documenten zijn weggenomen, die waarde hebben voor den eigenaar, zoo zal men door de terugzending derzelve, hetzij per post, hetzij op eene andere wijze, ten zeerste ver plichten, W. E. Sandeman. De leeuwen zijn los! Deze schrikmare bracht dezer dagen de geheele stad Golberg en Neder-Silezië in opschudding. Toen een paar jongens, die in een molen buiten de stad gele gen, gewerkt hadden, naar buiten traden zagen zij twee leeuwen, die uit een menagerie ontsnapt waren, rondwandelen. Een der jongens snelde in den molen terug en haalde een revolver, waarmede hij op een der dieren schoot zonder het te treffen. De beesten vluchtten in het 9,20 10- H,15 6,15 7,45 8,30 1.30 van Harlingen en den, overal wordt beterschap opgemerkt. De sterfgevallen te Parijs waren Zondag 1.1. weder gedaald tot 244 en in de ziekenhuizen hadden de geneesheeren niet meer te doen dan in ge wone tijden. De Vereeniging voor liefdadigheid gaat voort de behoeftige gezinnen, welke door de ziekte geteisterd zijn, te ondersteunen. Ook in de andere Fransche steden wordt de toestand beter. Een sombere kroniek. Keizerin Augusta, die eerst onlangs het aardsche tranendal heeft ver laten, beweerde dikwijlsDe maand Januari is noodlottig voor de monarchiën.” Zij zelf is in Januari overleden en de Ijjst der koningen en vorsten en prinsen, die in die maand zijn ge storven, is betrekkelijk groot. Een statisticus dat slag van menschen kent geen medelijden heeft een statistiek openbaar gemaakt, die de woorden van keizerin Augusta volkomen bevestigd. Karei de Groote stierf 28 Jan. 814 de groote keurvorst Jan Cicero 9 Jan. 1499 Keizer Maxi- miliaan 12 Jan. 1519; keurvorst Joachim II van Brandenburg 3 Jan. 1571; keizerin Elisabeth van Rusland 5 Jan. 1762 prinses Louise Bona parte. zuster van Napoleon, 8 Jan 1777. Den 21 Jan. 1793 legde Lodewijk XVI het hoofd onder de guillotine; den 13 Jan. 1797 ontsliep zacht en kalm koningin Elizabeth Chris tine, echtgenoote van Frederik de Groote2 Januari 1861 overleed Koning Frederik Wilhelm IV; 9 Jan. 1873 keizer Napoleon III; 18 Jan. 1877 prinses Karei van Pruisen, zuster van keizerin Augusta 27 Jan. 1877 hertog Eugenius van Wurtemberg 9 Jan. 1878 Victor Emanuel 13 Jan. 1879, prins Hendrik der Nederlanden 14 Jan. 1880, hertog Frederik Christiaan August van Sleeswij k-Holstein-Sonderburg-Augusten- bourg, vader der thans regeerende Duitsche Keizerin; 21 Jan. 1883, prins Karei van Prui sen; 12 Jan. 1885, prins August van Wurtem berg; 30 Jan. 1889, aartshertog Rudolf van Zulk eene vergissing, als Dina hier beging, gebeurde echter slechts zelden. Men kende nu eenmaal het zwak der oude vrouw. En ten overvloede herinnerde Verhoogen nu en dan de zijnen, dat ze bij Triene mit de zaeken niet zoo rechtuut, moar zoo’n weinegien van ter ziede moesten aankomen. Het was op een kouden, grauwen morgen, in ’t begin van April, dat het venster van het kleine huisje veel langer dan anders gesloten bleef. dit de boerderij had men er een paar malen reeds de aandacht op gevestigd, maar gedachtZie sloapt nog. Toen het evenwel acht uur werd, zonder dat het venster werd geopend, ging vrouw Verhoogen op raad van haar echtgenoot eens kijken. De kleine schuurdeur was steeds zoo losjes dichtgemaakt, dat men die van buiten zonder veel inspanning kon ontsluiten. De oude vrouw lag te bed en opende, toen hare bezoekster voor de bedstede trad, de oogen. Doch het was ter stond te zien, dat haar blik iets gejaagds en verwards had. Zoo, maegien, breng ie de brije Kom, da’s goed. Maar is ze wel waarm Als ze kold is, lust ze mien niet. Zij was klaarblijkelijk in de verbeelding, dat het avond was en zij Dina voor zich zag. Ik binne Roelefien, oe buurvrouwe. Ik kome reis kieken, hoe ’t mit oe goat. Zoo, bin ie Roelefien sprak Triene langzaam en nadenkend, terwijl ze oplettend vrouw Ver hoogen in het gelaat zag. Moar zei ze eensklaps sneller, moar woarumme steek ie de laampe niet an? Wat zullen de luden wel zeggen En ver volgens zei ze weêr half fluisterend, alsof zij tot zich zelve sprak Zie zullen zeggende boedel is op; zie hef gien eulie meer in de laampe,gien vuur meer an de heerd, en olde Triene is dood Stille moar, Triene, ’t is gien oavend. ’t Is ochtend, mien beste, ’t is al acht uur ’eslaegen. Stille moar Acht uur ’eslaegen fij, wat hebbe ’k dan lank ’esloapen. Fij, fij! En ze ging overeind zitten, om haastig op te staan. O neen, dat nou niet, zei vrouw Verhoogen, met zacht geweld haar terughoudende. Blief nog ’n poosien liggen. Da’s veule beter, want ie bin nen ’n beetien uut stuur. Hut stuur? riep de kranke. Proaties! zeg ik Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsw. Te Sneek De met een komt 2,50 te Bolsward aan. De uren van vertrek Witm. Bolsw. Te Sneek 5 !2j n 1—- <aMi O Q fl <a bt> fl ci o M C fl <Z2 o w AAN INBREKERS.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1890 | | pagina 4