is
GEEN DANK - OOK GEEN ZEGEN?
SO
a
O m
=p*
.s
LU
OE
Van
om ze
en
P. Heering.
LU
C3
QC
s
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az.
Bolsward.
5,30
6,10
5,30
6,10
a.
v.
a.
v.
8,—
8,35
7,30
8,15
8,55
9,45
4,10
4,50
5,30
6,10
•fl
6,15
7,—
7,40
8,15
2,10
2,50
3,21
4,5
1,—
1,40
12,25
1-
1-
1,40
Slot.
12,25
1-
9,35
11,
9,20
10,—
6’15
7,5
7 45
8,30
3,45
4,30-
5,15
5,50
1,15*
2,5
2,45
3,-
3,40
3,45
4,25
5,45
1,-
2,30
3,—
3,40
om
8,35
9,10
5,45
6,25
7-
7,45
6,15
7,-
8,15
naar den Amsterdamschen tijd
oe. Kom, Roelefien, gauw wat, help mij van
bedde, heur ie niet? En of ze wilde of niet, buur
vrouw moest het oudje ondersteunen, toen ze be
vend en zwak van het bed op een stoel en van
den stoel op den grond stapte, üitgeput zeeg
ze neer en bleef ze bij de bedstee zitten.
Vrouw Verhoogen maakte van dit oogenblik
gebruik, om snel naar buiten te gaan en het
venster te openen, en vervolgens neder te knie-
Van Sneek
Bolsward
Witm.
Te Harlingen
Van Harlingen
11,10
12,30
5,45
7,—
7,45
gemerkte Tram vertrekt Woensdags
aankomst worden geregeld
SneekBolswardHarlingen.
Op kerkdagen:
9,20
10,-
10,40
11,15
9,35
10,20
11,—
11,40
Op Zondagen
9,20
10,-
Roelefien mit de kiender ook
Maar alsof een booze geest, in weerwil van
hare zwakte en ondanks de kracht der kerkelijke
genademiddelen, der arme ziel nog parten speelde,
voegde zij er bijMoar ’t was toch ook oe plicht
want ik was olden veule ha ’k niet neudig.
Het was het laatste woord, dat van Triene’s
lippen werd vernomen.
Het behoeft niet gezegd te worden, in welk
huis de dood der oude vrouw een gevoel van
leêgte veroorzaakte. De hulp, door de Verhoo-
gens haar verleend, had zich langzamerhand uit
gebreid tot een aantal van dagelijks terugkeerende
kleine diensten. En het gebeurde nu menigmaal
in den loop van den dag of ’s avonds, dat een
der kinderen de opmerking maakte’t Is mien
toch krek, moeder, of ’k nog vergeten hebbe, noa
olde Triene te goan.
Joa kiend, da ’s de gewoonteplacht moeder
daarop te antwoorden. En als onwillekeurig dan
de gedachte verwijlde bij haar, die ’t voorwerp
hunner barmhartigheid was geweest, dan zei de
een: Wat was ’t olde minse toch kraakzindelijk
en de andere En wat was ze zuunigen een
derde: Wat koz ze nog mit ’n ie ver zitten te
spinnen 1 Mocht bij zulk eene gelegenheid iemand
herinneren aan hare knorrigheid en slecht hu
meur, dan zei met aller goedvinden moeder op
vergoêlijkenden toon Ze was wel ’n weinigien
humeurig, maar ’t was toch ook ’n old en onge
lukkig minse, is ’t woar of niet
Toen in een der eerste dagen na het overlijden
van Triene de bakker zich aanmeldde bij Bot-
ting, en de heer des huizes zich verwaardigde,
zelf het versche brood van hem aan te nemen,
liep hun gesprek, aan de voordeur gevoerd, over
het pas beschreven ongeval.
Naar mijn domme verstand, sprak mijnheer
Botting, moet haar dood voor Klaas Berendsz
eene verlossing wezen. Wat heeft hij anders
van haar gehad dan last en verdriet
En ten einde ook den bakker zijne opinie over
arme menschen aannemelijk te maken, vertelde
hij nogmaals het immer treffende geval van het
huisgezin, dat eens aardappelen, vleesch en een
halven flescb wijn van hem had gekregen, en
hem niet eens had bedankt.
Het adres bevatte don stempel van den afzender,
den naam van den geadresseerde en in duidelijke
letters Breda. Eerst Zondag kwam de brief te
Breda aanhij had een reisje, blijkens de ver
schillende poststempels, gemaakt door Frankrijk
naar iederen plaatsnaam die op Breda gelijkt,
had even te Parijs gerust, om van daar te ver
trekken naar Portugal en van daar naar ’t
Land „Wo die Orangen blühen.” Spanje bezit
evenwel geen Breda maar het Belgenland bezit
Brechaart, doch ook daar wist de brief geen
rust te vindenhij verlandgde naar warmer stre
ken, een reisje door Torente, Pavia en Mantua
volgdenu was het genoeg. Een geleerd post
directeur scheen geen genoegen te nemen met
dat kosteloos bezoek, het bracht der bodemlooze
schatkist in Italië geen centime recht aan daar
om schreef de heer op het door stempels, schrift
en blauwe strepen mismaakte couvertvedizfl
Nord Brabant Olanda. Het was toen al 4 Janu
ari de reis werd nu rechtstreeks afgelegd.”
Een dronken olifant heeft Zondag te Lis
burn groote opschudding verwekt. Hij behoorde
bij een reizend circus, dat daar doortrok. Men
had hem, omdat hij ziek was, een dosis whiskey
gegeven, en door dien sterken drank opgewon
den, brak hij ’s avonds los. Het logge dier kwam
op zijne wandeling in het spoorweg-stati m, hield
daar duchtig huis, in de wachtkamer 2e klasse
waar hij alles onderst boven zette, sloeg een
ijzerenhek stuk en kwam vervolgens in den tuin
van een naburig huis, waar hij groote verwoesting
aanrichtte. Daarna begon hij op zijne manier
dronkenmansgrappen hij gluurde namelijk in ver
scheiden huizen even met zijn kop om de deur
tot grooten schrik der bewoners. Eindelijk werd
hij te Hillsborough, waar hij' ook in vele tuinen
stallen, enz. schade aanrichtte en een aantal
deuren open liep, weder gevangen.
Er zou een boek te schrijven zijn over den
invloed van sterken drank op dieren. Men deelde
onlangs mede boe muizen het misbruik met den
dood bekochten. Een andere bijdrage vertelt
zekere dr. Ball in zijne waarnemingen van ge
vangen egels. Hij gaf een dezer een sterken
rooden wijn, ja zelfs brandewijn te drinken en
onze gestekelde vrind dronk er zich een heerlijken
roes aan. Maar na de ontnuchtering bleek zijn
beter ik, althans een deel zijner egelnatuur, te
zijn ondergegaan en was hij volkomen tam. De
gemelde waarnemer vergastte van toen af al
zijne gevangen „stekelvarkens” eerst op brande
wijn, rum of wijn, steeds met het gewenschte
gevolg.
De Figaro verhaalt het volgende
Een bassist van een theater te Constantino
had een aap en een ongelukkige liefde. Onder
den indruk van het laatste neemt hij een touw,
bevestigt het aan het plafond en hangt zich op.
De aap verbaast zich over het geval, en in
weemoedige stemming grijpt hij naar den strijk
stok van zijn meester en begint daarmede over
het koord te strijken. Nu ontstaat zulk een
vreemd geluid, dat de buren komen aansnellen
en den gehangene lossnijden. Hij ademde nog
in zijn eersten zucht noemde hij den naam der
coquette, die zich eindelijk door zooveel liefde
liet vermurwen.
Te Parijs, te Weenen, te Pest en te Lon-
bosch en een troep jagers en al wat maar in de
I stad een geweer of revolver bezat trok hen na,
I van de vele schoten die door deze keurbende
I gelost werden is er vermoedelijk één raak ge-
I weest, want aan het andere eind van het bosch
I kwam maar een leeuw te voorschijn, die zich
I met versnelde pas uit de voeten maakte. De
invallende duisternis maakte een einde aan de
I jacht, zonder dat iemand het gewaagd had, het
gewonde of gedoode dier in het bosch te gaan
I opsporen.
Koning Leopold’s verzamelingen van kaar-
I ten en werken over aardrijkskunde, die bij den
I brand van hot paleis te Laeken vernield werden,
waren misschien de fraaiste ter wereld. De boe-
I kerij bevatte 7000 deelen en o. a. een handschrift
I van sir Walter Raleigh, een oorspronkelijke uit-
I gaaf van de brieven van kapitein Cook en de
I eerste editie van Cölumbus’ Spaansche verslagen
I De kaarten waren van allerlei aard en van de
I vroegste datums.
Dertig jaren had de Koning besteed
I met groote kosten bijeen te brengen.
Ook ’s Konings eenige verzameling van oude
Vlaamsche gravures is verloren gegaan, alsmede
11000 groote lichtdrukken uit alle oorden der
wereld.
Dr. Perrier heeft aan de „Société d’anato-
mie et de physiologic de Bordeaux” een zeer
merkwaardig geval medegedeeld van een droppel
gesmolten lood, die op de oppervlakte van het
oog stolde, zonder het oog te kwetsen. De ver
klaring van dit feit, dat bij de eerste beschou
wing zoo onwaarschijnlijk lijkt, moet men zoe
ken in het bekende natuurkundig verschijnsel
van den spheroïdaal toestand van vloeistoffen.
Het is deze spheroïdaal toestand van vloeistoffen,
die ook oorzaak is, dat de arbeiders bij hoog
ovens, wanneer zij van te voren hunne armen
achtereenvolgens in koud water, olie en verdund
alcohol gedompeld hebbben, ongestraft deze armen
voor korten tijd in gesmolten ijzer kunnen dom
pelen.
Ook de oppervlakte van het oog is eenigszins
vochtig, en in het bovenvermeld geval ging dit
vocht in den spheroïdaal toestand over. De tem
peratuur hiervoor noodig, is minstens 171t)C.,en
de spheroïdaal toestand ontstaat nog gemakkelij
ker, wanneer de temperatuur hooger isis deze
lager, dan is er gevaar van zware verbranding.
Wanneer het gesmolten lood het oog bereikt,
veroorzaakt het de verdamping van het vocht
waarmede het in aanraking komt, dat wil zeggen
dat tusschen het lood en het oog een laagje damp
ontstaat, die het oog volkomen beveiligt. Wan
neer het lood zijne latente warme verliest en tot
den vasten toestand overgaat, verkoelt het lang
zamerhand van 320° tot 171° en in deze periode
blijft het laagje gevormde damp het oog bescher
men en in dien tijd, wordt voldoende traanwater
af gescheiden, dat het oog verder beschut.
Hoewel deze verklaring de mogelijkheid van
het waargenomen verschijnsel buiten allen twijfel
stelt, blijft het onzen lezers steeds- ten zeerste
afgeraden, de herhaling van dit verschijnsel te
beproeven.
Als ge een fijn wijnglas neemt en er met
eenige kracht tegen stoot, terwijl ge het bij den
steel vasthoudt, geeft het een helderen klank,
meestal een vrij diepen toon. Als ge op het
zelfde oogenblik het glas bij den mond brengt
en luide dienzelfden toon zingt, breekt het glas
in stukken, door de trillingen, die dan te sterk
voor het fijne kristal worden. Lablache, de be
roemde baszanger, vermaakte zijn vrienden dik
wijls, zoo verzekert de Illustration, door op deze
wijze een paar dozijn glazen achter elkander
stuk te zingen.
Ook een grieplijder.
Een matroos der marine te Nieuwediep, had
in de vorige week op een avond zooveel vloei
baar vuur naar binnen geslagen, dat hij volgens
een makker „te diep lag om Pampus te passee-
ren,” en bij ’t laveeren minstens 16 streken van
’t kompas over en weer noodig had.
Het gevolg was, dat de beschonken Janmaat
op straat neerrolde en vlak voor eene woning
bleef liggen waar hij lag. Zoo trof hem een
onderofficier aan, die hem wakker schudde en
daarna vroeg„Kerel, hoe kom jij hierwat
scheelt jou
„La—laat mij pot hier en ginter liggen,” hak
kelde de beschonkene met zware tong„Ik heb
de grgrgriep.”
Gemengil \ieuws.
In een Geldersch dorp is een kaart voor
de volkstelling van een kind, dat in 1888 geboren
is, met de volgende antwootden ingevuld
2. Leeft hij afzonderlijk of in een gezin
„hijj leef afsonderlijk.”
1ÖA. Indien hij hoofd is van eene zaak, van
eene inrichting, van een bedrijf of onderneming,
is hij dat dan voor eigen rekening of als be
stuurder voor rekening van een ander? ,,bijj is
voor eigen Rekening.”
lOd. Hoeveel personen zijn onder hem werk
zaam „daar is gin een onder hem werksaam.”
10e. Bezigt hij krachtswerktuigen „bij bezigt
niets uit.”
12a. Is hij blind of doofstom r „hij is goed
gezondt.”
12b. Geniet hij of heeft hij genoten het voor
blinden of doofstommen bestemde onderricht
„hijj heeft niets genoten.”
Een ander had voor een kind, geboren in 1887,
in antwoord op de vraag: „welk beroep of am
bacht, of handwerk oefent zij uit, ingevuld „zij
verigt huiswerk.”
Is zij dat dan voor eigen rekening?.of als
bestuurster voor rekening van een ander „zij
is voor eigen rekening.”
Een arbeider had in antwoord op vraag 10A
(zie hierboven) ingevuld „hij is overal werk
zaam” en op de vragen bezigt hij krachtswerk-
tuigen? Zoo ja, van welke soort? „landt werk.”
Indien hij in dienstbetrekking isin welke
betrekking is hij dan werkzaam „In alle dien-
sen is hij werksaam.”
Terwijl op het geheele vasteland van Europa
de verontwaardiging algemeen is over het laffe
machtsvertoon der Engelschen tegenover het
zwakke Portugal, verschijnt in het Handelsblad
van 15 Jan. een stuk, waarin van het moedig
optreden van Engeland tegen Portugal wordt
gewaagd en de handelwijze der Britsche Regee-
ring en hare „Romeinsche regeerkracht” in Azië
en Afrika ook in andere opzichten geprezen
wordt.
Zoo strekt het Britsche bestuur in Hindostan,
volgens den schrijver „tot zegen van den in
boorling.” Totnutoe meende men, dat de hoog
moed, de veroveringszucht en hetjonderdrukkings-
systeem der Engelschen den haat der inheemsche
bevolking, zoowel Hindoes als Mahomedanen,
steeds tegen hen heeft levendig gehouden en dat
daaraan opstanden als die in 1848, 1857 enz. te
wijten zijn geweest.
Ook de geduchte nederlagen, die de wakkere
Transvalers hem voor eenige jaren hebben toe
gebracht, zijn daarvan het gevolg geweest. De
spijt daarover schijnt nog niet verkropt te zijn
en in plaats van hun voortreffelijke „regeer
kracht” in het ontevredene en ongelukkige Ier
land aan te wenden, of Rusland te helpen „de
ontwikkeling der Maüomedaansche macht (terecht
door den schrijver een bedreiging van Europa,
vooral voor koloniale Mogendheden genoemd) in
het Oosten te fnuiken, doen zij zoowel daar als
in Afrika, niets dan uit hebzucht den natuur
lijken loop der zaken belemmeren en zich te
bemoeien met landen, waar zij niets te makén
hebben.”
Dat intusschen hunne op misbruik van gezag
in 1816 steunende heerschappij in Zuid-Afrika
ten einde spoedt, beginnen de meer ontwikkelde
Engelschen zelf te begrijpen, blijkens het in
1887 verschenen werk„The cruize of Her Ma
jesty’s ship Bacchante”, door Dalton op verzoek
van de zonen van den Prins van Wales (die de
reis in 18791882 medemaakten) samengesteld.
In dit werk worden, schrijft prof. Veth, „in de
bespreking der Afrikaansche quaestie de mis
slagen der Engelsche Regeering volmondig er
kend, het overwicht der Hollandsche bevolking
in Zuid-Afrika onverholen in het licht gesteld
en duidelijker dan in eenig ander geschrift, dat
mij ooit onder de oogen kwam, uitgesproken, dat
in dit deel der wereld het Engelsch gezag op
den duur onhoudbaar is.”
Men schrijft aan het Centrum
„Meermalen hoort men gewagen dat het post
wezen in de laatste jaren zoo uitmuntend is in
gericht en men in het buitenland de kleinste
plaatsjes in ons land kent. Hoewel Breda geen
stad van den eersten rang is, komt haar naam
én in de geschiedenis én in den handel genoeg
zaam voor om haar in het buitenland te kennen.
Niet alzoo te Rheims. Den 14Nov.jl. werd daar
een brief verzonden aan eene firma te Breda.
len bij den haard, en een paar half verbrande
turven uit de asch op te rakelen. Weldra had
zij een vuurtje gereed en den ketel met water
er boven gehangen.
Moe ’k nou hier blieven zitten Hoe hebbe
’k nou mit oe Roelefien
Neen wisse niet. Ie willen bij ’t vuur wezen
is ’t niet
Zonder te antwoorden, liet Triene zich van den
stoel overeind helpen, en terwijl vrouw Verhoo
gen den eenen arm haar om den rug sloeg en
op den anderen de hand der kranke liet rusten,
strompelde zij voort, voetje voor voetje, naar het
warme plekje bij het vuur.
Nou za ’k oe gauw ’n koppien koffie kloar
maeken. Werkelijk had zij in een oogwenk
de warme drank gereed. Zij schonk in, goot de
koffie uit het kopje in een schoteltje en bood het
der oude vrouw aan. Deze dronk er werktuige
lijk van en sprakJoa, eerst gauw koffie drin
ken. En dan moet oe vaeder de waegen moar
inspannen, ’t Is tied veur de karke.
Tied veur de karke? Moar ’t is joa Zoaterdag
Triene
Doch Triene antwoordde niet. Zij haalde den,
schoudermantel nog dichter om zich heen, en zat
half duttend bij den haard zich te koesteren.
Ik durf niet zeggen, of het Verhoogens echt-
genoote opviel, maar het was opvallend, dat, als
gij daar die zieke oude vrouw zaagt zitten te
midden van hare afgebruikte meubelen, alles op
wonderlijke wijze tot u sprak van oud en af zijn.
Het kreupele bureau, met wormgaatjes bezaaid
de kleine vierkante tafel met hare rondgesleten
hoeken, hare grauwe verweloosheid en diepe na
denhet spaarlampje, dat nog van den vorigen
avond op de tafel stond, schier zonder oliede
oude friesche klok, wier slinger met een zeurig
piepen heen- en wederging, on die, wanneer hij
sloeg bij eiken slag trilde en rammelde, alsof zij
door de inspanning geheel ontstelde en bijna niet
meer konen eindelijk de oude vrouw zelve,
weggedoken in haar mantel, het gelaat vol diepe,
strakke rimpels en het suffe hoofd op de borst
gebogen, alles scheen te zeggenWij zijn
versleten, verbruikt, stervende
ZonderlingHet scheen wel, dat op dit oogen
blik eene dergelijke aandoening zich een weg
baande door de verwarde gedachten der oude
vrouw en tot haar bewustzijn doordrong. Want
toen de klok op hare gewone luidruchtige wijze
tien uur sloeg, keek zij met bevend gelaat naar
de wijzerplaat op, schudde met een hauwen glim
lach het hoofd, en mompelde Krek as de vrouwe.
Hiesch en bieverig van older
Men zond om den dokter. Hij vond de kranke
koorstsig en zwak, en sprak het niet tegen, toen
Verhoogen zei: Noa mien dunk goat’t zoo zachies
an noa ’t endeToch duurde het nog eenige
dagen, eer het einde er was, en Dina en hare
moeder waren gedurende dien tijd in de gelegen
heid, om bewijzen te geven van hare barmhar
tigheid en haar geduld. Het is onaangenaam
en hard om van eene stervende iets kwaads te
vertellen. Doch de waarheid gebiedt, om te
zeggen dat olde Triene wel een weinig eene las
tige zieke was. Als de eene barer verzorgsters
bij haar was, wenschte zij juist de andere te zien.
Bracht men, op haar verzoek om te drinken, haar
thee, dan zei ze knorrig, dat zij water verlangde.
Ongeduldig sprak zij soms doch laat ons
nu maar liever hiervan zwijgen, te meer, daar
ik geloof, dat degenep, die haar verpleegden,
reeds lang die onaardigheden hebben vergeten.
Nacht en dag zat de moeder of de dochter bij
de bedstede. Eene jongere zuster van Dina wil
de eveneens hare diensten bewijzen, maar vader
en moeder zeiden: ’r maegien is te jonk, zie moet
heur sloap hebben. Wat voor de zieke nuttig of
smakelijk mocht wezen, werd baar dagelijks aange
boden. As ’k oe nou ’reis ’n stokkien wien mit wae-
tergaf, Triene da’s frisch in de mond. Zoo luidde
het nu eens, en dan weêrLust oe de soepe
niet? Wat dunkt oe dan van ’n beschuute mit
wat rookvleisch? enz. Dat Triene niet te ruim
voorzien was van beddelinnen en andere noodi-
ge artikelen, kondt gij tijdens hare ziekte niet
bespeuren. En toen eindelijk de dokter waar
schuwde, dat het nu nog maar kort kon duren
liep Verhoogen naar den pastoor en zpide’k
Geleuve, mienier de pestoor, dat ’t van de nacht
ofloopt met onze buurvrouweTerstond volgde
de priester Verhoogen, en Triene ontving de laatste
vertroostingen harer kerk.
Een paar uur vóór haar verscheiden had zij
een zeer helder oogenblik. Zij zag en herkende
Verhoogen, die bij de bedstede stond.
Kloas, ik zegge oe goê nachtzei ze met zwak
ke stem. Ie hebben veule veur mij edoan, en
berg; 30 Jan. Ib89, aartshertog Rudolf
Oostenrijk.
In een der Engelsch-Transvaalsche bladen
leest men de volgende advertentie
De ondergeteekende heeft de eer aan de bo
vengemelde broederschap te berichten, dat in
zijn huis, waaruit gedurende de laatste zes maan
den reeds driemaal het een en ander is gestolen,
nu niets verplaatsbaars van waarde meer te
vinden is, uitgezonderd dikke kleeren, voor dit
klimaat ondraagbaar. Daar bij den laatsten dief
stal alleen documenten zijn weggenomen, die
waarde hebben voor den eigenaar, zoo zal men
door de terugzending derzelve, hetzij per post,
hetzij op eene andere wijze, ten zeerste ver
plichten,
W. E. Sandeman.
De leeuwen zijn los! Deze schrikmare
bracht dezer dagen de geheele stad Golberg en
Neder-Silezië in opschudding. Toen een paar
jongens, die in een molen buiten de stad gele
gen, gewerkt hadden, naar buiten traden zagen
zij twee leeuwen, die uit een menagerie ontsnapt
waren, rondwandelen. Een der jongens snelde
in den molen terug en haalde een revolver,
waarmede hij op een der dieren schoot zonder
het te treffen. De beesten vluchtten in het
9,20
10-
H,15
6,15
7,45
8,30
1.30 van Harlingen en
den, overal wordt beterschap opgemerkt. De
sterfgevallen te Parijs waren Zondag 1.1. weder
gedaald tot 244 en in de ziekenhuizen hadden
de geneesheeren niet meer te doen dan in ge
wone tijden. De Vereeniging voor liefdadigheid
gaat voort de behoeftige gezinnen, welke door
de ziekte geteisterd zijn, te ondersteunen. Ook
in de andere Fransche steden wordt de toestand
beter.
Een sombere kroniek. Keizerin Augusta, die
eerst onlangs het aardsche tranendal heeft ver
laten, beweerde dikwijlsDe maand Januari
is noodlottig voor de monarchiën.” Zij zelf is
in Januari overleden en de Ijjst der koningen
en vorsten en prinsen, die in die maand zijn ge
storven, is betrekkelijk groot.
Een statisticus dat slag van menschen kent
geen medelijden heeft een statistiek openbaar
gemaakt, die de woorden van keizerin Augusta
volkomen bevestigd.
Karei de Groote stierf 28 Jan. 814 de groote
keurvorst Jan Cicero 9 Jan. 1499 Keizer Maxi-
miliaan 12 Jan. 1519; keurvorst Joachim II van
Brandenburg 3 Jan. 1571; keizerin Elisabeth
van Rusland 5 Jan. 1762 prinses Louise Bona
parte. zuster van Napoleon, 8 Jan 1777.
Den 21 Jan. 1793 legde Lodewijk XVI het
hoofd onder de guillotine; den 13 Jan. 1797
ontsliep zacht en kalm koningin Elizabeth Chris
tine, echtgenoote van Frederik de Groote2
Januari 1861 overleed Koning Frederik Wilhelm
IV; 9 Jan. 1873 keizer Napoleon III; 18 Jan.
1877 prinses Karei van Pruisen, zuster van
keizerin Augusta 27 Jan. 1877 hertog Eugenius
van Wurtemberg 9 Jan. 1878 Victor Emanuel
13 Jan. 1879, prins Hendrik der Nederlanden
14 Jan. 1880, hertog Frederik Christiaan August
van Sleeswij k-Holstein-Sonderburg-Augusten-
bourg, vader der thans regeerende Duitsche
Keizerin; 21 Jan. 1883, prins Karei van Prui
sen; 12 Jan. 1885, prins August van Wurtem
berg; 30 Jan. 1889, aartshertog Rudolf van
Zulk eene vergissing, als Dina hier beging,
gebeurde echter slechts zelden. Men kende nu
eenmaal het zwak der oude vrouw. En ten
overvloede herinnerde Verhoogen nu en dan de
zijnen, dat ze bij Triene mit de zaeken niet zoo
rechtuut, moar zoo’n weinegien van ter ziede
moesten aankomen.
Het was op een kouden, grauwen morgen, in
’t begin van April, dat het venster van het kleine
huisje veel langer dan anders gesloten bleef. dit
de boerderij had men er een paar malen reeds
de aandacht op gevestigd, maar gedachtZie
sloapt nog. Toen het evenwel acht uur werd,
zonder dat het venster werd geopend, ging vrouw
Verhoogen op raad van haar echtgenoot eens
kijken.
De kleine schuurdeur was steeds zoo losjes
dichtgemaakt, dat men die van buiten zonder
veel inspanning kon ontsluiten. De oude vrouw
lag te bed en opende, toen hare bezoekster voor
de bedstede trad, de oogen. Doch het was ter
stond te zien, dat haar blik iets gejaagds en
verwards had.
Zoo, maegien, breng ie de brije Kom, da’s
goed. Maar is ze wel waarm Als ze kold is,
lust ze mien niet.
Zij was klaarblijkelijk in de verbeelding, dat
het avond was en zij Dina voor zich zag.
Ik binne Roelefien, oe buurvrouwe. Ik kome
reis kieken, hoe ’t mit oe goat.
Zoo, bin ie Roelefien sprak Triene langzaam
en nadenkend, terwijl ze oplettend vrouw Ver
hoogen in het gelaat zag. Moar zei ze eensklaps
sneller, moar woarumme steek ie de laampe niet
an? Wat zullen de luden wel zeggen En ver
volgens zei ze weêr half fluisterend, alsof zij tot
zich zelve sprak Zie zullen zeggende boedel
is op; zie hef gien eulie meer in de laampe,gien
vuur meer an de heerd, en olde Triene is dood
Stille moar, Triene, ’t is gien oavend. ’t Is
ochtend, mien beste, ’t is al acht uur ’eslaegen.
Stille moar
Acht uur ’eslaegen fij, wat hebbe ’k dan lank
’esloapen. Fij, fij! En ze ging overeind zitten, om
haastig op te staan.
O neen, dat nou niet, zei vrouw Verhoogen,
met zacht geweld haar terughoudende. Blief nog
’n poosien liggen. Da’s veule beter, want ie bin
nen ’n beetien uut stuur.
Hut stuur? riep de kranke. Proaties! zeg ik
Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
De met een
komt 2,50 te Bolsward aan.
De uren van vertrek
Witm.
Bolsw.
Te Sneek
5
!2j
n
1—- <aMi
O
Q
fl
<a
bt>
fl
ci
o
M
C
fl
<Z2
o
w
AAN INBREKERS.