NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
1
Mt WONSERADEEL
BOL,SWARD
j
HET GEHEIM VAM EE3M VADER
1890.
Negen en Twintigste Jaargang.
No. 5.
4
BINNENLAND.
DE VOLKSTELLING.
BUITENLAND.
DONDERDAG 30 JANUARI.
HET BANKET
VOOR
DE UITGEVER.
M. E. van der MEULEN.
Van Dijk stijl.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 1—7 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
en
de
x’
en de wijn”
$xxxkxxxxk:!xxxxxxkxx$:
ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents,
er sprake van is, om kennis te vergaderen voor
ons godsdienstig leven, maar dat ganschelijk niet
bestemd is, om, en dan nog wel op den klank af,
aangehaald te worden, waar het geldt datgeen, wat
voor onze Staatsinstellingen en maatschappelijke
toestanden wenschelijk en raadzaam wordt geacht.
Op welke gronden zelfs enkele burgemeesters
zich tegen deze volkstelling verzetten, is onver
klaarbaar, evenzeer als het niet weersproken be
richt van den verlichten predikant M. te K., dat
hij de invulling der lijsten weigert, ongeloofelijk is.
Ik zal niet ontkennen, dat er misschien aan den
vorm der telkaarten iets te verbeteren zal zijn
hoe zouden telkaarten de eenige uitzondering wezen
op het onvolmaakte dat alles kenmerkt Doch
de hoofdzaak is, dat de regeering zich heeft voor
gesteld, niet alleen hoofdelijk het volk te tellen,
maar zooveel doenlijk eene aanschouwelijke voor
stelling te erlangen van den maatschappelijken
toestand der natie. Er zal uit moeten blijken,
hoevelen uit vreemde natiën, door huwelijken als
anderzints, in ons volk zijn opgenomen, welke de
getalsterkte is van het aantal menschen, die in ééne
woning samenzijn, in de menschenpakhuizen, de
gestichten enz., de verhouding der kinderen tegen
over hunne ouders, de dienstbetrekkingen in het
gezin, bij den landbouw, de nijverheid, den handel,
te land en te water, de leeftijd der verschillende
menschen in die onderscheiden betrekkingen, dat
alles en zooveel meer zal uit die lijsten moeten
openbaar worden. Als eenmaal de slotsommen
zullen opgemaakt zijn en men gaat de gevolg
trekkingen na, die daaruit af te leiden zijn, dan
zal het zeer groote nut van deze volkstelling
blijken. Het spreekt van zelf, dat alles afhangt
van de juistheid der gegevens, maar welk eenigs-
zins ontwikkeld hoofd des gezins zal niet gaarne
bereid zijn geweest, zijne huisgenooten bij de in
vulling tegemoet te komen Bovenal echter mogen
wij rekenen op de tellers, die, meen ik, in vrij
grooten getale, overal zijn aangesteld. Hun taak
is toch zekerlijk niet alleen, het rondbrengen,
ophalen en tellen geweest, maar ongetwijfeld zal
daartoe vooral behoord hebben, om, evenals de
Rotterdamsche teller, die in de N. R. C. zulke
juiste opmerkingen gemaakt heeft, in te gaan
in de woningen der menschen, waar men zijn
hulp begeerde, om daar te doen, datgene, waar
voor men zich daarbinnen niet bekwaam gevoelde.
Is zoo die invulling met ernst en nauwgezetheid
geschied, dan zullen wij, misschien betrekkeiijk
spoedig, in hoofdzaak eenige eindcijfers vernemen,
maar de eigenlijke vruchten dezer volkstelling, als
zij niet door on- en moedwil, door onverschillig
heid en slordigheid verloren gaan, zullen eerst na
jaren geplukt worden. Men begrijpe dan, dat de
tijd van de grappen in dezen voorbij is, die van
den ernst gekomen.
M. E. van der MEULEN.
Als premie-boekwerk voor het eerste kwartaal in 1890 kunnen wij thans onzen
lezers aanbieden een oorspronkelijken Roman getiteld
Schrijfster van „Tweeërlei Kruis”.
Men leze s. v. p. achterstaande aankondiging en verzuime vooral niet het biljet aan ons
Bureau, met bijvoeging van 40 centen, op tijd in te leveren.
Het verbaast ons volstrekt niet, dat sints eenige
weken de dag- en weekbladen ons vergasten
op een aantal dwaasheden, die geplaatst zijn, door
Geldersche en andere boertjes, door eenvoudige
vrouwtjes enz., achter de verschillende vragen
op de telkaarten, welke overal in den lande in
de woningen der burgers zijn bezorgd, tegen het
einde van het vorige jaar. Wel raakt de aardigheid,
als ’t er eene is, er af, nu zij zoo vaak opgedischt
wordt. Het Nederlandsche volk is wel geestig,
evenals iedere andere natie, maar toch, men be
denke, al te veel zout bederft de spijzevooral
van Attisch, d. i. geestig zout, zijn enkele korrelen
voldoende, ja, een vereischte.
Het bevreemdt me echter, dat we tot heden
haast niets dan grappen en aanmerkingen verne
men, naar aanleiding der wijze waarop ditmaal
de volkstelling plaats heeft. Dat er zelfs vromen
gevonden worden, die meenen, op bijbelsche gron
den, aan die telling niet te mogen meedoen, be
wijst alleen tegen hun bijbelkennis, niet er voor.
Zij denken vrij zeker aan het verhaal in 1 Kron.
XXI, waar ’t heet dat Satan David aanporde om
zijn volk te tellen, maar schijnen dit niet gelezen
te hebben, want dan zouden zij weten, dat hier
sprake is van „mannen, die het zwaard uittrekken”,
dus van k r ij g s v o 1 k. Waarom Joab hiertegen
was en welke de gevolgen dier telling waren,
volgens het verhaal, laat ik hier onbesproken,
omdat diè telling hier te lande elk jaar plaats
heeft, immers de getalsterkte van ons leger en
onze vloot is zoo volledig mogelijk bekend en ik
heb nog nimmer vernomen, dat die telling eenigen
aanstoot heeft gegeven. Wil men intusscheh de
volkstelling, gelijk deze nu geschiedt, wat het ge
oorloofde betreft, toetsen aan den Bijbel, dan sla
men het boek Numeri (het boek der getallen)
op. Daar is het „de Heer, die tot Mozes sprakNeem
op de som van de geheele vergadering, van al
wat mannelijk is, hoofd voor hoofd”. Werpt men
tegen, dat ’t hier ook geldt „mannen van twintig
jaren en daarboven, die ten heire in Israël uit
trekken” en dat „de Heer zegtAlleen den stam
Levi zult gij niet tellen”, dan merk ik op dat
„de Heer” toch de telling gebiedt en dat men
III, 14, 15 weer leest: „De Heer sprak tot Mozes
in de woestijn van Sinaï, zeggendeTel de zonen
van Levi naar het huis hunner vaderen, naar
hunne geslachtenal wat mannelijk is, van ééne
maand oud en daarboven, die zult gij tellen”. Ik
zal niet meer aanvoeren, maar acht het wensche
lijk, met enkele voorbeelden aan te toonen, hoe
gevaarlijk het is, bij alle gelegenheden, bij zeer
onschuldige voorschriften, zich te beroepen op een
boek, kostelijk en nooit genoeg te waardeeren, als
ditmaal een Hollander te zijn, zou wegvoeren,
zong nog eens heel de kring
Rijs, jolig Holland van uw stoel,
Sta op, in lange rij,
Komt zingen wij van d’ ouden tijd,
Al is die lang voorbij,
Toen dit schoon land, aan allen kant,
Met Hollanders bevolkt,
En al de rest, hoezeer ook best.
Voor weinig werd geteld.
Dan zong het koor
Ik stam af vaji een Van, van een Van, van een Van
Van een Van in een rechte lijn, enz.
en zoo eindigde een feest, dat zich kenmerkte,
door een vroolijken toon, maar waar ook de ernst
niet ontbrak, gelijk blijkt uit het gebed, waarmee
de maaltijd begon en niet minder in het plechtige
oogenblik, toen, op uitnoodiging van den tegen-
woordigen president, heel de vergadering opstond
en in stilte herdacht den op 26 Oct. jl. overleden
vorigen president, de rechter H. C. van Vorst.
Slechts noode weerhoud ik mij van de vertol
king van menige pittige, welsprekende toost,
want er werd degelijk en waardig gesproken, en
wij begrijpen ten volle, hoe de geestdrift soms
ten top steeg, vooral toen de WelEerw. Henry
van Dyke had gesproken over den typischen Hol
lander, als een eerlijk man, een verstandig man,
een vroom man, een vrijzinnig man en geëindigd
was met zijn
Zij zeilden van de stranden, van de Zuiderzee
Door de stormen van d’ Oceaan, enz.
„Toen Noach d’ark verlaten had
En peinzend op een bankje zat,
Zag hij een onbekend persoon,
Misschien een afg.ezant der góon,
„Ge hebt,” sprak deez’, je best gedaan
Een gunst zij dus toegestaan”
„Ge hebt,” sprak deez’, je best gedaan
Een gunst zij U dus toegestaan.” enz.
Zoo werd er in den aanvang gezongen en aan
het slot, vóórdat de laatste trein naar Washing
ton ging, die o. a. den geliefden Dr. Chauncey
M. Depew, welke zichzelf verklaard had, voor
Wonseradeel. Voor eenige dagen kwam
een landbouwer onder Witmarsum tot de minder
plezierige ontdekking, dat men een zijner aard-
appelbulten geïnspecteerd en daarvan de kenne
lijke bewijzen achtergelaten had.
Franekeradeel. Het ontwaken der natuur
uit haren winterslaap gade te slaan beloont thans
de moeite meer dan ooit. Het nieuw leven
toch vertoont zich reeds overal opvallend aan
het vorschend oog. Al is ’t nog een goede week
voor Vrouwendag, toch laat zich ook in onze
Friesche dreven de leeuwerik reeds hooren en
’t is alsof op zijn helklinkende wekstem de aarde
zich ontsluit om doorgang te verleenen aan ’t
gebloemte des velds. De eerstelingen van ’t
schoon getijde ie zien bloeien is al geen zeld
zaamheid meer, noch minder, dat de madeliefjes
haar naar de kroon dreigen te steken, terwijl
het meizoentje zijn voorhoede, de groene lancet
vormige blaadjes, reeds op post gezet heeft, als
om ook van zijnentwege ’t blijde nieuws bekend
te maken, dat er in aller moeder, de aarde, weer
levenskracht en levenswarmte zijn opgewekt, die
dan ook, getrouw' aan haar natuur, overal het
nieuwe leven de botten uit en de lucht in drij
ven, zij het, och zoo licht mogelijk, niet ter
kwader ure.
Wonseradeel, 25 Jan. De Gemeenteraad
heeft in zijne heden gehouden vergadering eervol
ontslag verleend aan den heer J. A. Buwalda
als hoofd der school te Zurich, onder dankbetui
ging voor de in die betrekking bewezen diensten.
Over een ingekomen verzoek van den heer G.
Molenaar, hoofd der school te Exmorra om zon
der vergelijkend examen in de vacant geworden
betrekking te worden overgeplaatst, zal het ad
vies van den districtsschoolopziener worden ge
vraagd.
Verder is door hem besloten
1. Tot voorziening in de behoefte aan kas
geld eene tijdelijke leening van ten hoogste
f 15.000 aan te gaan.
2. De voormalige onderwijzerswoning c. a. te
Gaast voor den tijd van vijf jaren te verhuren
aan M. Bakker, tegen een jaarliikschen huurprijs
van f75, met voorbehoud van het recht van op
zegging telkens 12 Mei en 12 November, mits
drie maanden te voren kennisgevend.
3. Zich te verweren tegen de door deurwaar
der Eisma ingestelde rechtsvordering, ter zake
van zijne pretentie wegens het beteekenen van
een raadsbesluit tot het schrappen van personen
van de kiezerslijsten. Tot rechtskundige in deze
zaak is gekozen de heer mr. T. van Hettinga
Tromp te Leeuwarden.
De Minister van Financiën heeft aan de
Eerste Kamer medegedeelddat verlaging van
den zout-accijns „vermoedelijk binnen niet te
langen tijd in aanmerking zal kunnen komen”,
wanneer de opbrengst der middelen stijgende
blijft en men uitzetting der uitgaven blijft te
gengaan, maar dat van afschaffing van zout- en
zeepaccijnsen geen sprake kan zijndat bin
nen enkele weken voorstellen omtrent de ge
meentelijke belastingen kunnen worden tegemoet-
gezien en dat er (z. i.) geen aigemeene volks-
wensch bestaat naar ingrijpende financieële her
vormingen in één bepaalde richting, eer het
tegendeel.
Omtrent de noodlottige circulaire van den
Minister van Koloniën, die den godsdienst der
Javaansche bevolking aanraakt schrijft de Haag-
sche correspondent der N. Gr. Ct. het volgende
ernstige woord van waarschuwing:
„Al heeft de Minister van Koloniën zich thans
weer voor een oogenblikje heel kalm gehouden
en de onschuldigste woorden gekozen om zijn
beleid te verdedigen, de laatstelijk in de Tweede
Kamer gevoerde discussie en het toen door den
heer Keuchenius ingenomen standpunt, leggen
m. i. aan de Eerste Kamer den duren en heili
gen plicht op om ons vaderland en Nederl.-Indië
voor de grootste rampen te behoeden. Het is
thans bovendien uit de in Indië uitgevaardigde
circulaires gebleken, dat de inmenging van de
godsdienstige twistvragen in het koloniaal be
stuur als het ware het doel van de Regeering
is; de poging om, onder den schijn van zorg
voor de schatkist met ’t oog op de vrijstellin
gen van betaling van hoofdgeld den Moham-
medaanschen priesterstand te doen beperken, in
verband met de uitingen van den heer Keuche
nius Christus boven Mohammed enz., ze kan
zeer licht het sein worden voor een godsdienst
oorlog, die, wat God verhoedein Indië uitbre
kende, met een verdelging van den laatsten
Christen in ’t rijk van Insulinde zou eindigen.
Welnu, ik ontveins ’t mij niet en ik weet dat
zeer vele in onze koloniën bekende mannen, ook
niet-liberalen dit gevoelen zijn toegedaan en
met doodsangst op dit punt vervuld zijn, als
de Minister van Koloniën op den tot hiertoe ge-
volgden weg voortgaat, voorzie ik binnen enkele
jaren, wellicht reeds spoediger, dat de oorlog
tegen het Europeesch element zal uitbarsten en
dat het voorgoed met „de Compagnie” gedaan
zal zijn. Aan de eerste kamer om die ramp af
te wenden. Doch dat kan niet met ’t uitlokken
van verzekeringen geschieden, die morgen weer
vergeten zullen zijndat kan alleen geschieden
door hem die het gevaar doet ontstaan, te ver
wijderen van de plaats waarop hij, geroepen zijn
vaderland te dienen, alleen tracht te arbeiden
voor het koninkrijk Gods.”
Hollandsche Club te New-York.
Op aangename wijze werden wij dezer dagen
verrast, door de toezending uit NEW-YORK van
een Exemplaar van den New-York Herald van
11 Jan. j.l. Acht kolommen van dat groote, in
zeer klein schrift gedrukte blad, zijn gevuld met
de beschrijving van het gewone jaarlijksche
„Banquet of the Holland Society” Aan het
hoofd van het geheel staat „Oranje boven!”
Daarnaast is een houtgravure, die een deel van
de hoofdtafel te zien geeft. De president van de
tafel, Robert B. Roosevelt, staat voor een trofée,
waarin de Nederlandsche en Amerikaansche vlag
gen in breede plooien uithangen en onder de
gasten noemen wij den heer M. G. van Weckher-
lin, den Nederlandschen gezant bij de Vereenigde
Staten.
Het is de vijfde maal dat deze maaltijd gehou
den wordt. Er heerscht immer groote geestdrift,
welke ook ditmaal bleek uit het aanzienlijk aan
tal vau 450 clubleden of gasten, die aanzaten.
Een leger van eters, oceanen van welsprekend
heid en rivieren van „Schnapps”.
Eet wat gaer is,
Spreek wat waer is.
In dien trant luiden de opschriften. Engelsch
is de taal die gesproken wordt, maar de ontvangst,
de inrichting van den maaltijd moet zoo Hol-
landsch mogelijk zijn, de inhoud der toosten is
ééne doorloopende verheerlijking van Holland.
In de ontvangkamer werd „Half om Half”
aangeboden van Wynand Fockink uit de Dam
straat te Amsterdamop de tafels lagen gekron
kelde Goudsche pijpen, met tabak, welke de heer
Robert B. Roosevelt, opzettelijk ontboden had.
„De Weleerwaarde Heer William Prall, Th. Dr.”
zoo staat op de „Spijskaart” (niet Menu, gelijk
wij schrijven) deed het voorgebed en zegt daarna
„Eet smakelijk”. Er waren meer dan 6000 tul
penbollen geplant, om bij eiken zetel een bundel
Hollandsche tulpen te hebben en werkelijk prijk
ten er 2000 op de tafels. Om een denkbeeld te
geven van de verscheidenheid van spijzen
wijnen, die aangeboden werden, laten wij
„spijskaart” volgen
Blauwe Landtongsche Oesters.
Hoog-Sauterneswijn.
Soepen.
Dikke Rivier-kreeftensoep. Volmaakte soep in
Van Dijk stijl.
Amontillado.
Zijschoteltjes.
Selderij, Olijven, Radijs, Haringen, Paukenvorm,
gebakken in Berg-op-Zoomsche stijl.
Liebfraumilch.
Gekruide Gerechten.
Gestreepte Baars, Piet Hein Stijl, Lamspasteien
met Zeeuwsche saus.
Chateau Danzac.
Voorgerechten.
Hoender vleugels met Haagsche saus. Heet
koudgemaakte Ganzenlevers in Zwolsche stijl.
Ruinart, wrang wijn. Bijzonder Perrier Jouët.
Louis Roederer, wrang.
Giesler en Co., G. H. Mumm, buitengewoon
droog.
Groenten.
Aardappelen in Sneeksche stijl. Dorperwten,
Fransche stijl. Gebakkene kropsalade.
Sorbet, Anneke Jans.
Gebraad.
Kanefasrug Eendvogels. Gekruide selderij-sla.
Richebourg.
Nagerecht.
Curagaogelei. Italiaansch ijs. Edamsche kaas.
Vruchten.
Gemonteerde stukken.
Koffie.
Likeuren. Sigaren.
Het Oud-Hollandsch liedje „Noach
werd gezongen
De Duitsche Keizer beraadslaagde Vrijdag
namiddag met Bismarck en presideerde des
avonds den Kroonraad. Wat daar besloten werd,
is niet bekend geworden maar de dag van ver
rassingen, welke volgde, heeft althans gedeeltelijk
de nieuwsgierigheid bevredigd.
Iedereen verwachtte, dat de Rijkskanselier in
den Rijksdag zou verschijnen, maar hij is niet
gekomen. Dat de, zij het dan belangrijk verzachte,
socialistenwet zou worden aangenomen, stond,
meende men, vast; maar zij is verworpen. De
troonrede, waarmede Keizer Willem Zaterdag de
zitting van den Rijksdag sloot, zou, hoopten de
afgevaardigden, eenig licht ontstekenmaar de
troonrede zweeg en de afgevaardigden zullen den
verkiezingstrijd moeten aanbinden onder omstan
digheden, welke voor velen belangrijk ongun
stiger zijn dan zij verwacht hadden.
Het Duptsche volk zal nu door de stembus
moeten uitmaken, of’ het de socialistenwet, die
den 30sten September haar kracht verliest,
wenscht te zien vernieuwd worden in den ver
scherpten vorm, dien de Regeering noodig oor
deelt. Wil de kiezer de socialistenwet tot een
duurzame wet maken? wil de kiezer aan de
Regeering de bevoegdheid tot verbanning geven?
Bismarck oordeelt de verscherpte wet nood
zakelijk; zonder het krachtige wapen, dat juist
de verscherping hem in handen geeft, wil hij de
wet niet. Hij wil het nog eens wagen hij zal de
verkiezingen met haar nieuw wachtwoord af
wachten. Indien de uitslag hem niet bevredigt,
heeft hij het middel der ontbinding bij de hand,
om het land te vermoeien. Inmiddels wordt aan
onvoorzichtige tegenstanders de gelegenheid ge
geven, dwaasheden te begaan.
De sociaal-democraten doorgronden blijkbaar de
bedoeling des Rijkskanseliers; zij zullen het hunne
doen, om het uitbreken van nieuwe werkstakin
gen te voorkomen. Indien zij bewerkten, dat de
mijnarbeiders van hunne overdreven eischen afza
gen, zouden zij hunne partij een niet minder
grooten dienst bewijzen. De sociaal-democrat n
zullen dan ongetwijfeld hunne gelederen nog
meer zien versterkt worden.
Het heet, dat de Fransche Minister van Jus
titie een gerechtelijk onderzoek zal doen instellen
naar het gebeurde in de vergadering, welke den
Boulangistischen afgevaardigde Martineau ge
dwongen heeft, zijn ontslag te nemen. Het ver
zoek om ontslag heeft overigens geen gevolg
gehad.
Tegen de Braziliaansche Republiek is weder
eene samenzwering ontdekt, die nu van officieren
der marine uitging.
Bolswardsche Courant
DOOR
VAN DE