Carré in Amsterdam.
s
De ïïuwelijksdam.
GEMENGD NIEUWS.
oc
UJ
Van
GO
De uren van vertrek en aankomst worden geregeld
haalt ten bewijze daarvan
n«
2.
UJ
C3
a.
v.
5,30
6,10
9,35
11,
O
O
a
GC
6,15
7,—
7,40
8,15
1,—
1,40
3,45
4,30
5,15
5,50 ,-
1,15*
2,5
2,45
3,40
1
8,—
8,35
1,-
1,40
7,30
8,15
8,55
9,45
4,10
4,50
5,30
6,10
v
k
1
<1
12,25
1-
a
ti
e
n
v
n
01
di
di
ti
9,20
10,—
6’15
7,5
7 45
8,30
Sneek
Bol sward
Te Harlingen
5,45
6,25
7-
7,45
9,20
10-
H,15
6,15
,- 7,45
8,30
1.30 van Harlingen en
3,45
4,25
5,45
1-
2,30
3,—
3,40
11,10
12,30
5,45
7-
7,45
'9,20
10,—
naar den Amsterdamschen tijd.
van de
<D m
haalt ten bewijze daarvan een reeks van voor
beelden aan. Ja menigeen eindigt zelfs zijn brief
met „een handdruk.” De opmerking is even
juist als nieuw.
In het begin van 1889 kreeg een kind te
Montfoort al spelende een stopnaald op onbekende
wijze in het lichaam, welke men niet vermocht
daaruit te verwijderen.
Verleden Donderdag, dus bijna een jaar daarna,
kreeg het kind aan de tegenovergestelde zijde
van de plaats, waar de naald het lichaam was
binnengedrongen, plotseling een gezwel, dat na
korten tijd doorbrak en waaruit de naald geheel
verroest weder te voorschijn kwam.
Een schoenmaker in de Oeverstraat te Arn
hem, vermiste eenige dagen geleden uit zijn win
kel een paar lederen pantoffels. Vermoedelijk
waren zij gestolen door eene vrouw, die even te
voren in den winkel was geweest. Aangifte hier
van werd bij de politie gedaan, welke al spoedig
de pantoffels, die door een klein meisje beleend
waren, in beslag nam. Het meisje werd ontdekt,
doch niet de dievegge. Vrijdagmorgen werd van
de Bank van Leening kennis gegeven, dat weder
een paar nieuwe dameslaarzen beleend werden
door een ander klein meisje. Een rechercheur
volgde het meisje, dat op den Janssingel aan
eene vrouw, die stond te wachten, het geld en
het beleenbriefje overgaf. De vrouw werd aange
houden en naar het hoofdbureau van politie over
gebracht, waar zij door den bestolen schoenmaker
werd herkend en zij, na lang aarzelen, bekend
heeft de pantoffels in de Oeverstraat en de laar
zen in de Beekstraat te hebben ontvreemd.
De annonceklok in de Galerij te Amsterdam
is, in den nacht van Zaterdag op Zondag, door
onbekende daders geheel vernield.
Op het landgoed den Engelenburg te Bram
men is een prachtige das geschoten van een ge
wicht van circa 15 kilo.
Bij vele boeren doet zich weer het treurig
verschijnsel voor, dat geheele toornen biggen,
weinige dagen na de geboorte sterven, hoewel
de diertjes eerst volmaakt gezond zijn. Waaraan
het verschijnsel is toe te schrijven weet men
nietdaar koude er de oorzaak niet van kan
zijn.
Op het graf van Scheffel den dichter van
den „Tromster van Sackingen” is een gedenk-
teeken geplaatst. Het bestaat uit gepolijst syeniet
en is versierd met een bronzen medaillon-portret
van den dichter en eenige zinnebeeldige bloemen
en figuren. Op het als sarcophaag bewerkte, voor
uitspringende voetstuk ligt een liter, met lauwer
krans versierd en omgeven door palm-, klimop
en eikebladeren.
Baron Rotschild had een kamerdienaar
ioodig. Iemand, van zeer -goede aanbevelingen
voorzien meldt zich aan. De beroemde bankier
ontving hem met zijne gewone minzaamheid.
Je hebt goede aanbevelingenje staat mij wel
aan
De baron zal wel zoo vriendeljjk zijn zelf te
bepalen
Mijn middelen veroorloven mij je te geven,
wat je verlangt, als je eischen niet overdreven
Ja, dat is het juist! riep de bezoeker uit. Ge
bekommert u niet over ons, ge houdt van dat
vreemde gesnap en van alles, wat in de boeken
staat. Wij zijn te gering. Gij hebt een
Zweedsch hart.
Hertha’s oogen flikkerden en haar scherp ge-
teekende gelaatstrekken namen een bijna harts
tochtelijke uitdrukking aan. Waarom zijt gij
hier gekomen, Jakon Har] riep zij op snijdenden
toon. Welk recht hebt gij, mij te ondervragen
Heb ik u ooit hoop gegeven En nu, omdat ge
niet geroofd en gestolen hebt, niet vloekt en niet
drinkt en onafhankelijk leven kunt daarom
zou ik u tot man nemen Ik dacht, dat ge
verstandiger waart, Jakon Harl, en niet zulke
aanspraken zoudt willen doen gelden. Zie zoo,
nu weet ge het, besloot Hertha, ’t Is de eerste
en de laatste maal, dat er van dit onderwerp
sprake is tusschen u en mij, en als ge nog een
maal met dezelfde boodschap komt, zal ik mijn
vader verzoeken, mij een poos naar het vasteland
te zenden.
Voor mij behoeft ge niet op de vlucht te gaan,
Froekon, hernam de reus met saamgetrokken
wenkbrauwen en bleeke lippen. Ik sprak uit
de volheid van mijn hart en met goede bedoelingen.
Ik ben uw landsman. Vaarwel, kapitein dus
wendde hij zich tot dezen, en hem de hand toe-
tekend, die de kapitein deelnemend drukte,
verliet hij het vertrek. Met fier opgeheven hoofd
en vaste, kalme schreden begaf hij zich naar
het strand en binnen weinige minuten zag men
zijn schip met bet bruinroode zeil over den gladden
waterspiegel naar het vasteland schommelen.
II.
Het bericht van Hertha’s verloving met den
Zweedschen waterbouwkundige werd zoowel op
het eiland als in de kleine vlekken op het vaste
land met tegenzin vernomen. Ten eerste was do
kapitein een rijk man en Hertha zijn eenig kind
en ten tweede zeiden de bewoners van Ronsdal
en Molde hetzelfde, wat Jakon Harl zich bij den
kapitein had laten ontvallen. Men gaf de schuld
aan Hertha, wier weinig Noorweegsche natuur
de aan haar eigen land zoo hardnekkig ver
kleefde boeren- en schippersbevolking van den
beginne af had mishaagd. Het buitengewone
meisje, dat te Singapore uit een Indische moeder
geboren en eerst sedert haar vijftiende jaar haar
vader naar zijn geboorteplaats gevolgd was, voelde
zich weinig aangetrokken tot het nog tamelijk
ruwe, eenvoudige volk, waaruit haar vader was
gesproten. Zij vereenigde de levendige fantasie
en den hartstochtelijken aard der oosterlingen
met de behoefte aan beschaving der noordsche
volken, vooral van die der Zweden en Noord-
Duitschers, in welke beide landen zij eenige
jaren had doorgebracht. Een toeval bracht haar
in kennis met den in letteren en kunsten zeer
ontwikkelden Zweed op de kennismaking volgde
een wederzijdsche genegenheid hunne liefde zou
thans door een huwelijk bekroond worden.
Hoewel Hertha’s buitenlandsche geboorte alge
meen bekend was, werd zij toch als een Noor
weegsche beschouwd en nam men het haar
geducht kwalijk, dat zij niet met de zee dweepte,
niet bovenop een paard, zooals de gewoonte van
het land medebracht, tal van vriendinnen bezocht
Hertha vond het paardrijden onvrouwelijk
en vooral, dat zij in plaats van het inlandsche
zware laken, te Hamburg gekochte kleederen
droeg. Men prees dus algemeen de houding
van Jakon Harl, die den Zweed met onverholen
minachting bejegende, dezen, trotsch en dreigend,
doch zwijgend, allerlei hindernissen bij zijne op-
metingen in den weg legde, en onmiddellijk, als
de naam van den vreemden ingenieur op straat
of in de heiberg zijn oor trof, opstond en heenging,
alsof men hem persoonlijk beleedigd had. De
gelukkige minnaar liet zich echter hierdoor niet
van de wijs brengen hij waterpaste en teekende
en trachtte door een kalm voorkomen en be
schaafde manieren zijn reusachtigen mededinger,
zoo mogelijk, ontzag in te boezemen. Zoo brak
de winter aan. Na nieuwjaar hoopte Svensen
met zijne opmetingen gereed te zijn en had plan
gemaakt, dan met zijne jonge vrouw naar
Stockkolm terug te koeren, waar hem een voor-
deelige betrekking was aangeboden. Tot het
aanbreken van de lente, zoolang totdat de zee
vrij van ijs zou zijn, wilde het jonge paar bij
vader blijven inwonen en dan, door dezen
vergezeld, de reis naar de nieuwe woonplaats
aanvaarden.
Sneeuwstormen vertraagden echter de werk
zaamheden de dag van het huwelijk moest
van week tot week worden uitgesteld, en zóó
werd het April, eer Svensen zijn laatste berichten
naar Christiania kon afzenden.
Het huwelijk was op den 23sten April bepaald.
Svensen bevond zich te Romsdal, om zjjn zaken
te regelen. Zijne bezigheden hielden hem tot den
2,10
2,50
3,21
4,5
9,35 -
10,20
11
11,40
dan 257 kilo’s woog. Bij den lijkdienst kon men
met de zware kist de twintig trappen van de
kerkdeur niet op en men moest het lijk buiten
laten staan. Ook op het kerkhof kon men er een
bijzonder graf voor moest maken.
Te St.-Petersburg is een Eiffeltoren van ijs
ingewijd. Hij is 50 meter hoogop het eerste
plat komt men door een trap, in het ijs gehou
wen, en op het electrisch verlichte plat wordt
gegeten en gedanst.
Een drama op zee. Op een der booten van
de Maatschappij Nederland werd gedurende een
reis naar het vaderland het volgende drama af
gespeeld:
Onder de terugkeerende koloniale troepen be
vond zich een soldaat, die onder verdenking stond
in Indië een kameraad te hebben vergiftigd, doch
waarvoor het bewijs nooit geleverd was.
Hetzij tengevolge der op hem rustende onware
verdenking, hetzij uit wroeging, de man maalde
en in zijn ijlhoofdigheid gaf hij steeds de verze
kering onschuldig te zijn aan den dood van zijn
kameraad. De ongelukkige deed echter niemand
kwaad en liep op het schip rond, terwijl de dokter
hem onder behandeling en toezicht had.
Op een goeden dag echter was hij in de kaarten-
kamer van den kapitein bezig een revolver te
probreeren, die gelukkig niet geladen was.
Toen de kapitein binnen kwam, hem het pis
tool afhandig maakte en er hem op wees, dat hij
niet in die kamer mocht komen, veel minder de
voorwerpen aanraken, vroeg de ongelukkige of
de kapitein geen patroontjes had voor den re
volver.
De dokter kwam juist binnen en de kapitein
wees op zijn voorhoofd ten bewijze dat het niet
pluis met hem was. Of de waanzinnige begreep
dat men hem onder strenger opzicht zou stellen
is moeilijk uit te maken, doch eer de kapitein
en de dokter er aan dachten, vloog de ongeluk
kige de kaartenkamer uit en sprong over boord.
De dokter liep onmiddellijk„een man over
boord 1”de machine stopte, de reddingsmiddelen
werden in dienst gesteld, doch vergeefs, hij was
in den onmetelijken Oceaan verdwenen. Wie weet
wat deze ongelukkige krankzinnige geleden heeft,
voor hij deze laatste sprong waagdehetzij dat
wroeging over de daad, of smart over de valsche
beschuldiging hem zinneloos maakte.
Ham en spek. Met het voornemen, in den
tegenwoordigen toestand der varkensslachterij hier
te lande verbeteringen aan te brengen, is dezer
dagen te Haarlem opgericht eene Vereeniging,
getiteld „De Haarlemsche Varkensslagervereeni
ging”. In de laatste jaren is bovenbedoelde toe
stand, naar het oordeel van de oprichters dezer
Vereeniging, onhoudbaar geworden, omdat dui
zenden K.G. reuzel en hammen en groote partijen
Amerikaansch spek worden ingevoerd en verkocht
onder den naam van „Geldersch spek”, terwijl
bovendien de uitvoer van levende varkens naar
Engeland en Duitschland de prijzen doet stijgen
en dientengevolge de concurrentie met Amerika
onmogelijk maakt. Genoemde Vereeniging zal
trachten haar doel te bereiken: door het verkrijgen
van rechtspersoonlijkheid, door aan de Hooge
Regeering te verzoeken eene wet te maken, welke
den invoer van Amerikaansch spek, ham en reuzel
verbiedt, of, zoo daartegen bezwaar bestaat, over
te gaan tot het heffen van inkomende rechten op
de zooeven genoemde artikel, of den verkoopers
daarvan de verplichting op te leggen hunne waren
te verkoopen onder den echten naam, d. w. z.
„Amerikaansch spek, ham of reuzel”, en hiervan
te doen blijken door de aanduiding van die waren
aan of in hunne winkels op gelijke wijze als thans
reeds verkoopers van boter moeten doen, die de
boter moeten voorzien van een herkenningsteeken,
ter onderscheiding van kunst- en natuurboter, enz.
Bovendien zal aan de bevoegde autoriteit ver
scherping van het toezicht en de keuring worden
gevraagd, niet alleen van levende, maar ook van
geslachte varkens en van spek, alsmede dat toe
zicht tevens uit te breiden op het ten verkoop
aanwezig hebben van Amerikaansch spek, ham
of reuzel. Verder zal de Vereeniging trachten te
verkrijgen, dat eene wet worde uitgevaardigd, om
op den uitvoer van levende varkens rechten te
heffen. De Vereeniging zal voorts, met medewer
king van reeds bestaande Varkensslachtersver-
eenigingen, trachten op te richten een „Neder-
landsche Varkensslachtersbond”, teneinde geza
menlijk hunne belangen en rechten te verdedigen.
hoog zijn. Dus zeg maar zelf wat je meent te
moeten vragen.
Neen, neen, baronzegt u het maar.
Volstrekt niet. Kom maar voor den dag met
wat je hebben moet.
Welnu laat de Baron mij dan f300 ’s jaars
geven.
Ik geer je f600. Ik mag gaarne zien, dat men
bescheiden is in zijn eischen.
Dan dacht ik, dat ik, zooals gebruikelijk is,
wel om de door den baron afgelegde kleederen
mag vragen.
Die zal je ook hebben. Is dat alles
Als de baron mij veroorlooft mijn wenschen
open en rond te kennen, dan wou ik nog wel
vriendelijk verzoeken om uw oude laarzen en
tevens om één percent van alle winsten, die
door uw kantoor worden gemaakt.
Dat één percentje werd wonder genoeg
niet toegestaan.
Een eindje sigaar. Gerard Keller vertelt
ergens het volgende drama van een eindje sigaar
De laatste omnibus reed te Parijs van het
Luxembourg naar de Place de la Bastille. Er
waren slechts drie passagierseen heer en twee
dames. In de rue Dauphine hield hij even op
een heer steeg er in. Hij had zijn sigaar in de
hand, die hoogstens nog tien minuten te leven
had.
Men rookt hier niet, zeide de heer
twee «dames.
Ik rook niet, merkte de heer op, die inge
stegen was.
Uw sigaar brandt toch.
Dat is niet verboden.
Het rooken hindert.
Als er niet gerookt wordt, kan het niet
hinderen.
Ik gelast u die sigaar weg te gooien.
Ik neem geen bevelen aan.
’t Is onbeschoft in tegenwoordigheid van
dames te rooken.
Onbeschofter nog om op die wijze iemand
toe te spreken.
Als ik niet met dames was.
Dat is uw gelukik zou u anders behan
deld hebben zooals ge verdient.
Mynheer
Mijnheer
Daar is mijn kaartje, mijnheer, alsgeeens
zonder dames zijt kunt ge mij vinden.
Hier is het mijne, mijnheer.
De pasagier die het laatst was ingestegen,
wierp nu zijn sigaar weg en beide heeren zwe
gen.
Twee maanden later wandelde de heer, die
met een brandende sigaar in den omnibus was
gekomen, langzaam door de tuin van het Luxem
bourg. Hij was veel bleeker en magerder dan
dien avond en miste zijn linkerarm.
Als hij het gemis daarvan ondervond kwam
de gedachte wel eens bij hem op, dat hij toch
maar beter gedaan zou hebben zijn eindje sigaar
weg te gooien.
Maar dit bedacht hij wat te laat.
De langste man van Luik, wellicht van ge
heel België, is gestorven. Het was een koopman,
ongeveer twee meters lang en die niet minder
Naar men uit Hoofdplaat aan de M. Ct.
schrijft, is door het onderwijzend personeel een
kacht ingediend bij de bevoegde autoriteit over
het gemis van verwarming sedert Nieuwjaar.
Het bestuur der gemeente bleef nalatig in het
voorzien van de noodige steenkolen.
In verband met de beweging tegen het
hoeden afnemen bij het groeten wat in den
winter vooral zijne onaangename zijde heeft
maakt een Hollander te Londen eene opmerking
omtrent eene nationale gewoonte. Bij geen volk,
zegt hij, wordt zoo dikwijls, zoo onophoudelijk
en telkens een hand gegeven als bij ons en hij
Van Sneek
Bolsward
Witm.
Te Harlingen
Van Harlingen-
Witm.
Bolsw.
Te Sneek
5,30
6,10
gemerkte Tram vertrekt Woensdags
8,35
9,10
Op Zondrtgcn
9,20 12,25
1-
Sneek-BolswardHarlingfen.
Op Werkdagen:
g,20 -
10,-
10,40
11,15
mededinger hem dit denkbeeld weer deden op
geven. Hij stapte uit de slede, greep de paarden
bij den toom en draafde zoo met hem in de
richting van Oerne voort. Na een klein half
uur echter was de hemel met wolken bedekten
de zon voor goed verdweneneen zachte stof
regen begon te vallen en de wind nam toe.
Binnen kort was het „stevige koeltje” een ge
duchte wind geworden en eindelijk zelfs een storm,
die huilend over de vlakte loeide en de slede
onder een stortregen met zulk een kracht op zijde
dreef, dat zij tusschen de pooten van de paarden
terecht kwam. Nu bleef er geen keus meer over
het voertuig moest achtergelaten worden. De
ingenieur sneed dus de paardjes los, bevestigde
zijne koffers met touwen aan hun zadels en
stapte zoo met de beide dieren door storm en
regen voorwaarts. Het ging langzaam, zeer lang
zaam, maar ruim de helft van den weg, omstreeks
twee mijlen, had hij al achter den rug. Naarmate
de zon onderging, bedaarde de regen, doch de
storm nam hoe langer zoo meer toe en hulde
thans de reeds een duim hoog onder water staande
ijsvlakte in een dichten ondoordringbaren mist.
Otto had een nachttelescoop bij zich hij ver
kende den omtrek en twijfelde niet, met behulp
van dit werktuig en zijn kompas den weg te
kunnen vinden. Moedig stapte hij verder. Eens
klaps kwam het hem voor, alsof een zonderling
gedruisch, een vreemd gedreun, een dof geluid
zijn oor trof. Hij zag bezorgd om zich heen en
ontdekte, dat een herhaalde doffe knal door een
flauw, roodachtig schijnsel vergezeld werd. „Daar
wordt aan het strand geschoten”, zeide de inge-
nieur bij zich zelf. Ook van de rechterzijde, van
den kant van het dichterbij gelegen Molde, drong
thans hetzelfde geluid tot hem door. „Het zijn
kanonnen, die afgeschoten worden”, mompelde
Svensen. „Waartoe?" Hij repte zich zooveel
mogelijk en, iets onaangenaams vermoedend,
veranderde hij van richting en liep op Molde aan.
De nevel trok op de storm scheurde dien dichten
sluier voor eenige oogenblikken vaneen. Een
lichtende streep verhief zich van het strandzij
verspreidde een langzaam wegstervend blauw en
rood licht. „Vuurpijlen!” murmelde de ingenieur
„die moeten ongetwijfeld tot waarschuwing
dienen, en ze kunnen slechts voor mij bestemd
zijn maar het ijs in de fjord kan toch in één
enkel uur niet gaan kruien dat is een onge
hoorde zaak!” dus trachtte de jonge man zichzelf
moed in te spreken. Wordt vervolgd.
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az.
Bolsward.
sï «S
td a
ll
’■d
2a
Stamp-, eivol was ’t Vrijdagavond bij Carré van
de stalles tot aan den nok toe een hellend vlak
van hoofden, in de meest verschillende typen,
doch allen met een trek van vroolijkheid op het
gelaat.
Eugène zou aan sport doen en wat Eugène
doet, natuurlijk met medewerking van zijn ouderen
kunstbroeder den eeuwigen en eenigen August,
doet per se iemand lachen. Dat is een waarheid
zoo stevig, als er ooit in de laatste vier eeuwen
is verkondigd. Eugène zou het wereldmeesterschap
uitloven voor amateur-paardrijders, die op een
paard staand driemaal de manége moesten rond
rijden. En den dag waarop de groote wedstrijd
zou plaats grijpen, prijkten een viertal namen
reeds op de biljetten en werd de nieuwsgierigheid
gaande gemaakt op ongekende wijze.
Een geheimzinnige stellage werd in de manege
opgericht, een paard uit den stal gehaald. „Uie-
jenige, die zich heeft angemeldet verzoek ik hier
zu komenEugène’s verzoek was voldoende
om beweging te brengen in de bevolking van ’t
amphiteater. Een jas werd uitgeworpen, even
gebruik gemaakt van het scherm dat de ruggen
der toeschouwers vormden, om de pantalon den
weg van de jas te doen volgen en een der kam
pioenen, blijkens houding en gang een zeeman,
maakte in witte broek en flanellen hemd zijne op
wachting bij Eugène die reeds een drietal andere
mededingers om zich vereenigd had en allen na
drukkelijk wees op het belang van dezen strijd,
waaruit een van hen met roem beladen zou terug-
keeren. „Pas op, ik zal het jelui voordoen
August was op het paard geklommen, den vei
ligheidsgordel om ’t lichaam. „Ja, August kan
’tgeeb nou achtAugust legde de proef tot
ieders genoegen af.
No. 1 der amateurs besteeg het ros. De teu
gels hield hij nonchalant in de hand. „Vooruit
Het paard ging in draf en in een minumum van
tijd waren de teugels aan de handen des rijders
ontglipt en hield hij zich krampachtig aan de
manen vastnog een oogenblik en met een sier
lijken zwaai zweefde hij naast zijn Bucephalus
„Nee! Geet niet!“ No. 2, 3 en 4bewezen
dat zij uitstekend aan een lijn naast het paard
konden zweven, doch er op te staan een verborgen
wetenschap voor hen was.
Het programma was afgeloopen en de ama-
teursprijs nog niet verdiend. „Sind nog meer?“
„Jaklinkt ’t uit hooger sferen. „Kom hier,
kanst probierenEen gejuich begroet het
kloeke voornemen van den man uit het schel
linkje. „Zei maar stille, hij brengt ’t horloge
mitDoch, ook de man uit de hoogte zweefde
dra onder het gegil zijner vrienden en vriendinnen
vier voet achter het paard en zachtkens wuivende
met zijn rechterhand betuigde bij bengelende zijn
dank voor de condeleantie-kreten. Nog een
mededingerNummer zes liet zich op het paard
hijschen. Hij zat hij stond en hij zweefde
„Nee nog eens’t Bevel van Eugène
werd opgevolgd. Hij stond, de teugels werden
aangetrokken met een kracht, alsof de kop aan
de staart moest worden vastgeknooptéénmaal
rond in zachten draf, tweemaal, driemaal een
donderend applaus verkondigde dat de overwin
ning was behaald. ’t Horloge was gewonnen
Wie deze jonge sportman was, durven wij niet
zeggen. Zijn portret moge een plaatsje beslaan
in een nieuw kerstnummer van het Sportblad.
6,15
7-
8,15
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
De met een
komt 2,50 te Bolsward aan.
middag op. Eindelijk zond hij zijn aanstaanden
schoonvader met de telegraaf het kort bericht
„ik reis af”. In de haven te Romsdal wachtte
hem zijn slede, die, zooals ’s winters altijd het
geval was, hem over de dichtgevroren fjord zou
voeren. Het voertuig bestond uit een dichtge-
vlochten, eenvoudige strooien bak met twee recht
opstaande planken, waarop het voortschoof. Twee
Litthausche paarden, kleine, sterke, geoefende
harddravers, waren er voorgespannenmet rooken-
de neusgaten en van ongeduld trappende hoeven,
stonden zij op het ijs te wachten en wendden
hun kleine, slimme oogen naar alle kanten, om
te zien of hun heer en meester nog altijd niet
kwam. Daar verscheen de bagage en eindelijk
ook Svensen, afscheid nemende van zijn oom den
controleur, die aan land bleef en uit principe
nooit een huwelijk bijwoonde. Op het oogenblik,
dat hij insteeg en de leidsels greep, zag bij Jakon
Harl met twee groote steenen onder den arm,
die zeker niet minder dan zijn bagage wogen,
een spottenden blik op zijn omslachtige wijs van
reizen werpend, op schaatsen voorbijsnellen en
pijlsnel over het ijs in de richting naar Oerne
uit zjjn gezicht verdwijnen. Thans bracht ook
Svensen zijn paarden in den draf en ijlde voor
waarts, de open vlakte in.
Een zwakke zuidwestenwind woei over de be
sneeuwde bergen en werkte hier den dooi in de
hand, hoewel hij geen invloed op de harde ijskorst
van de baai uitoefende. Svensen’s paarden liepen
zoo geregeld door, dat hij kon berekenen, nog
vóór den gewonen tijd, dus binnen drie uren, ter
plaatse zijner bestemming aan te komen. De
gladde baan leverde geenerlei beletsel op en de
ongeduldige bruigom begon niet alleen de uren,
maar de minuten te tellen.
Na verloop van een uur bemerkte hij, dat de
wind gedraaid was en thans zacht, doch met een
eigenaardige zoelheid recht uit het zuiden blies.
Dit had niets te beduiden. Het ijs in de fjord
was zóó dik, dat zulk een zuidenwind acht dagen
lang kon waaien, eer hij het ijs deed kruien
nochtans bracht deze verandering van het weer
ééne last met zich de fijne rijp op het ijs
begon namelijk te smelten, zoodat het water op
de zeer koude onderlaag bevroor en de baan
hierdoor zóó spiegelglad werd, dat de paarden
herhaalde malen uitgleden en Svensen steeds
langzamer, voorzichtiger rijden moest en eindelijk
slechts met moeite stapvoets verder kon komen.
Reeds dacht hij er aan, om te keeren, zijn bagage
achter te laten, en ook de fjord op schaatsen
over te steken, toen het late uur en de herinnering
aan den hoonenden glimlach van zijn grooten
i
r>
•n
w
ft
3,-
J
I
X
1
DOOR
H. ROSEN TH AL-BONIN.
o
a>
M
d
S3
O
bt>
C
c3
om
rfi
o