Carré in Amsterdam. s De ïïuwelijksdam. GEMENGD NIEUWS. oc UJ Van GO De uren van vertrek en aankomst worden geregeld haalt ten bewijze daarvan n« 2. UJ C3 a. v. 5,30 6,10 9,35 11, O O a GC 6,15 7,— 7,40 8,15 1,— 1,40 3,45 4,30 5,15 5,50 ,- 1,15* 2,5 2,45 3,40 1 8,— 8,35 1,- 1,40 7,30 8,15 8,55 9,45 4,10 4,50 5,30 6,10 v k 1 <1 12,25 1- a ti e n v n 01 di di ti 9,20 10,— 6’15 7,5 7 45 8,30 Sneek Bol sward Te Harlingen 5,45 6,25 7- 7,45 9,20 10- H,15 6,15 ,- 7,45 8,30 1.30 van Harlingen en 3,45 4,25 5,45 1- 2,30 3,— 3,40 11,10 12,30 5,45 7- 7,45 '9,20 10,— naar den Amsterdamschen tijd. van de <D m haalt ten bewijze daarvan een reeks van voor beelden aan. Ja menigeen eindigt zelfs zijn brief met „een handdruk.” De opmerking is even juist als nieuw. In het begin van 1889 kreeg een kind te Montfoort al spelende een stopnaald op onbekende wijze in het lichaam, welke men niet vermocht daaruit te verwijderen. Verleden Donderdag, dus bijna een jaar daarna, kreeg het kind aan de tegenovergestelde zijde van de plaats, waar de naald het lichaam was binnengedrongen, plotseling een gezwel, dat na korten tijd doorbrak en waaruit de naald geheel verroest weder te voorschijn kwam. Een schoenmaker in de Oeverstraat te Arn hem, vermiste eenige dagen geleden uit zijn win kel een paar lederen pantoffels. Vermoedelijk waren zij gestolen door eene vrouw, die even te voren in den winkel was geweest. Aangifte hier van werd bij de politie gedaan, welke al spoedig de pantoffels, die door een klein meisje beleend waren, in beslag nam. Het meisje werd ontdekt, doch niet de dievegge. Vrijdagmorgen werd van de Bank van Leening kennis gegeven, dat weder een paar nieuwe dameslaarzen beleend werden door een ander klein meisje. Een rechercheur volgde het meisje, dat op den Janssingel aan eene vrouw, die stond te wachten, het geld en het beleenbriefje overgaf. De vrouw werd aange houden en naar het hoofdbureau van politie over gebracht, waar zij door den bestolen schoenmaker werd herkend en zij, na lang aarzelen, bekend heeft de pantoffels in de Oeverstraat en de laar zen in de Beekstraat te hebben ontvreemd. De annonceklok in de Galerij te Amsterdam is, in den nacht van Zaterdag op Zondag, door onbekende daders geheel vernield. Op het landgoed den Engelenburg te Bram men is een prachtige das geschoten van een ge wicht van circa 15 kilo. Bij vele boeren doet zich weer het treurig verschijnsel voor, dat geheele toornen biggen, weinige dagen na de geboorte sterven, hoewel de diertjes eerst volmaakt gezond zijn. Waaraan het verschijnsel is toe te schrijven weet men nietdaar koude er de oorzaak niet van kan zijn. Op het graf van Scheffel den dichter van den „Tromster van Sackingen” is een gedenk- teeken geplaatst. Het bestaat uit gepolijst syeniet en is versierd met een bronzen medaillon-portret van den dichter en eenige zinnebeeldige bloemen en figuren. Op het als sarcophaag bewerkte, voor uitspringende voetstuk ligt een liter, met lauwer krans versierd en omgeven door palm-, klimop en eikebladeren. Baron Rotschild had een kamerdienaar ioodig. Iemand, van zeer -goede aanbevelingen voorzien meldt zich aan. De beroemde bankier ontving hem met zijne gewone minzaamheid. Je hebt goede aanbevelingenje staat mij wel aan De baron zal wel zoo vriendeljjk zijn zelf te bepalen Mijn middelen veroorloven mij je te geven, wat je verlangt, als je eischen niet overdreven Ja, dat is het juist! riep de bezoeker uit. Ge bekommert u niet over ons, ge houdt van dat vreemde gesnap en van alles, wat in de boeken staat. Wij zijn te gering. Gij hebt een Zweedsch hart. Hertha’s oogen flikkerden en haar scherp ge- teekende gelaatstrekken namen een bijna harts tochtelijke uitdrukking aan. Waarom zijt gij hier gekomen, Jakon Har] riep zij op snijdenden toon. Welk recht hebt gij, mij te ondervragen Heb ik u ooit hoop gegeven En nu, omdat ge niet geroofd en gestolen hebt, niet vloekt en niet drinkt en onafhankelijk leven kunt daarom zou ik u tot man nemen Ik dacht, dat ge verstandiger waart, Jakon Harl, en niet zulke aanspraken zoudt willen doen gelden. Zie zoo, nu weet ge het, besloot Hertha, ’t Is de eerste en de laatste maal, dat er van dit onderwerp sprake is tusschen u en mij, en als ge nog een maal met dezelfde boodschap komt, zal ik mijn vader verzoeken, mij een poos naar het vasteland te zenden. Voor mij behoeft ge niet op de vlucht te gaan, Froekon, hernam de reus met saamgetrokken wenkbrauwen en bleeke lippen. Ik sprak uit de volheid van mijn hart en met goede bedoelingen. Ik ben uw landsman. Vaarwel, kapitein dus wendde hij zich tot dezen, en hem de hand toe- tekend, die de kapitein deelnemend drukte, verliet hij het vertrek. Met fier opgeheven hoofd en vaste, kalme schreden begaf hij zich naar het strand en binnen weinige minuten zag men zijn schip met bet bruinroode zeil over den gladden waterspiegel naar het vasteland schommelen. II. Het bericht van Hertha’s verloving met den Zweedschen waterbouwkundige werd zoowel op het eiland als in de kleine vlekken op het vaste land met tegenzin vernomen. Ten eerste was do kapitein een rijk man en Hertha zijn eenig kind en ten tweede zeiden de bewoners van Ronsdal en Molde hetzelfde, wat Jakon Harl zich bij den kapitein had laten ontvallen. Men gaf de schuld aan Hertha, wier weinig Noorweegsche natuur de aan haar eigen land zoo hardnekkig ver kleefde boeren- en schippersbevolking van den beginne af had mishaagd. Het buitengewone meisje, dat te Singapore uit een Indische moeder geboren en eerst sedert haar vijftiende jaar haar vader naar zijn geboorteplaats gevolgd was, voelde zich weinig aangetrokken tot het nog tamelijk ruwe, eenvoudige volk, waaruit haar vader was gesproten. Zij vereenigde de levendige fantasie en den hartstochtelijken aard der oosterlingen met de behoefte aan beschaving der noordsche volken, vooral van die der Zweden en Noord- Duitschers, in welke beide landen zij eenige jaren had doorgebracht. Een toeval bracht haar in kennis met den in letteren en kunsten zeer ontwikkelden Zweed op de kennismaking volgde een wederzijdsche genegenheid hunne liefde zou thans door een huwelijk bekroond worden. Hoewel Hertha’s buitenlandsche geboorte alge meen bekend was, werd zij toch als een Noor weegsche beschouwd en nam men het haar geducht kwalijk, dat zij niet met de zee dweepte, niet bovenop een paard, zooals de gewoonte van het land medebracht, tal van vriendinnen bezocht Hertha vond het paardrijden onvrouwelijk en vooral, dat zij in plaats van het inlandsche zware laken, te Hamburg gekochte kleederen droeg. Men prees dus algemeen de houding van Jakon Harl, die den Zweed met onverholen minachting bejegende, dezen, trotsch en dreigend, doch zwijgend, allerlei hindernissen bij zijne op- metingen in den weg legde, en onmiddellijk, als de naam van den vreemden ingenieur op straat of in de heiberg zijn oor trof, opstond en heenging, alsof men hem persoonlijk beleedigd had. De gelukkige minnaar liet zich echter hierdoor niet van de wijs brengen hij waterpaste en teekende en trachtte door een kalm voorkomen en be schaafde manieren zijn reusachtigen mededinger, zoo mogelijk, ontzag in te boezemen. Zoo brak de winter aan. Na nieuwjaar hoopte Svensen met zijne opmetingen gereed te zijn en had plan gemaakt, dan met zijne jonge vrouw naar Stockkolm terug te koeren, waar hem een voor- deelige betrekking was aangeboden. Tot het aanbreken van de lente, zoolang totdat de zee vrij van ijs zou zijn, wilde het jonge paar bij vader blijven inwonen en dan, door dezen vergezeld, de reis naar de nieuwe woonplaats aanvaarden. Sneeuwstormen vertraagden echter de werk zaamheden de dag van het huwelijk moest van week tot week worden uitgesteld, en zóó werd het April, eer Svensen zijn laatste berichten naar Christiania kon afzenden. Het huwelijk was op den 23sten April bepaald. Svensen bevond zich te Romsdal, om zjjn zaken te regelen. Zijne bezigheden hielden hem tot den 2,10 2,50 3,21 4,5 9,35 - 10,20 11 11,40 dan 257 kilo’s woog. Bij den lijkdienst kon men met de zware kist de twintig trappen van de kerkdeur niet op en men moest het lijk buiten laten staan. Ook op het kerkhof kon men er een bijzonder graf voor moest maken. Te St.-Petersburg is een Eiffeltoren van ijs ingewijd. Hij is 50 meter hoogop het eerste plat komt men door een trap, in het ijs gehou wen, en op het electrisch verlichte plat wordt gegeten en gedanst. Een drama op zee. Op een der booten van de Maatschappij Nederland werd gedurende een reis naar het vaderland het volgende drama af gespeeld: Onder de terugkeerende koloniale troepen be vond zich een soldaat, die onder verdenking stond in Indië een kameraad te hebben vergiftigd, doch waarvoor het bewijs nooit geleverd was. Hetzij tengevolge der op hem rustende onware verdenking, hetzij uit wroeging, de man maalde en in zijn ijlhoofdigheid gaf hij steeds de verze kering onschuldig te zijn aan den dood van zijn kameraad. De ongelukkige deed echter niemand kwaad en liep op het schip rond, terwijl de dokter hem onder behandeling en toezicht had. Op een goeden dag echter was hij in de kaarten- kamer van den kapitein bezig een revolver te probreeren, die gelukkig niet geladen was. Toen de kapitein binnen kwam, hem het pis tool afhandig maakte en er hem op wees, dat hij niet in die kamer mocht komen, veel minder de voorwerpen aanraken, vroeg de ongelukkige of de kapitein geen patroontjes had voor den re volver. De dokter kwam juist binnen en de kapitein wees op zijn voorhoofd ten bewijze dat het niet pluis met hem was. Of de waanzinnige begreep dat men hem onder strenger opzicht zou stellen is moeilijk uit te maken, doch eer de kapitein en de dokter er aan dachten, vloog de ongeluk kige de kaartenkamer uit en sprong over boord. De dokter liep onmiddellijk„een man over boord 1”de machine stopte, de reddingsmiddelen werden in dienst gesteld, doch vergeefs, hij was in den onmetelijken Oceaan verdwenen. Wie weet wat deze ongelukkige krankzinnige geleden heeft, voor hij deze laatste sprong waagdehetzij dat wroeging over de daad, of smart over de valsche beschuldiging hem zinneloos maakte. Ham en spek. Met het voornemen, in den tegenwoordigen toestand der varkensslachterij hier te lande verbeteringen aan te brengen, is dezer dagen te Haarlem opgericht eene Vereeniging, getiteld „De Haarlemsche Varkensslagervereeni ging”. In de laatste jaren is bovenbedoelde toe stand, naar het oordeel van de oprichters dezer Vereeniging, onhoudbaar geworden, omdat dui zenden K.G. reuzel en hammen en groote partijen Amerikaansch spek worden ingevoerd en verkocht onder den naam van „Geldersch spek”, terwijl bovendien de uitvoer van levende varkens naar Engeland en Duitschland de prijzen doet stijgen en dientengevolge de concurrentie met Amerika onmogelijk maakt. Genoemde Vereeniging zal trachten haar doel te bereiken: door het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid, door aan de Hooge Regeering te verzoeken eene wet te maken, welke den invoer van Amerikaansch spek, ham en reuzel verbiedt, of, zoo daartegen bezwaar bestaat, over te gaan tot het heffen van inkomende rechten op de zooeven genoemde artikel, of den verkoopers daarvan de verplichting op te leggen hunne waren te verkoopen onder den echten naam, d. w. z. „Amerikaansch spek, ham of reuzel”, en hiervan te doen blijken door de aanduiding van die waren aan of in hunne winkels op gelijke wijze als thans reeds verkoopers van boter moeten doen, die de boter moeten voorzien van een herkenningsteeken, ter onderscheiding van kunst- en natuurboter, enz. Bovendien zal aan de bevoegde autoriteit ver scherping van het toezicht en de keuring worden gevraagd, niet alleen van levende, maar ook van geslachte varkens en van spek, alsmede dat toe zicht tevens uit te breiden op het ten verkoop aanwezig hebben van Amerikaansch spek, ham of reuzel. Verder zal de Vereeniging trachten te verkrijgen, dat eene wet worde uitgevaardigd, om op den uitvoer van levende varkens rechten te heffen. De Vereeniging zal voorts, met medewer king van reeds bestaande Varkensslachtersver- eenigingen, trachten op te richten een „Neder- landsche Varkensslachtersbond”, teneinde geza menlijk hunne belangen en rechten te verdedigen. hoog zijn. Dus zeg maar zelf wat je meent te moeten vragen. Neen, neen, baronzegt u het maar. Volstrekt niet. Kom maar voor den dag met wat je hebben moet. Welnu laat de Baron mij dan f300 ’s jaars geven. Ik geer je f600. Ik mag gaarne zien, dat men bescheiden is in zijn eischen. Dan dacht ik, dat ik, zooals gebruikelijk is, wel om de door den baron afgelegde kleederen mag vragen. Die zal je ook hebben. Is dat alles Als de baron mij veroorlooft mijn wenschen open en rond te kennen, dan wou ik nog wel vriendelijk verzoeken om uw oude laarzen en tevens om één percent van alle winsten, die door uw kantoor worden gemaakt. Dat één percentje werd wonder genoeg niet toegestaan. Een eindje sigaar. Gerard Keller vertelt ergens het volgende drama van een eindje sigaar De laatste omnibus reed te Parijs van het Luxembourg naar de Place de la Bastille. Er waren slechts drie passagierseen heer en twee dames. In de rue Dauphine hield hij even op een heer steeg er in. Hij had zijn sigaar in de hand, die hoogstens nog tien minuten te leven had. Men rookt hier niet, zeide de heer twee «dames. Ik rook niet, merkte de heer op, die inge stegen was. Uw sigaar brandt toch. Dat is niet verboden. Het rooken hindert. Als er niet gerookt wordt, kan het niet hinderen. Ik gelast u die sigaar weg te gooien. Ik neem geen bevelen aan. ’t Is onbeschoft in tegenwoordigheid van dames te rooken. Onbeschofter nog om op die wijze iemand toe te spreken. Als ik niet met dames was. Dat is uw gelukik zou u anders behan deld hebben zooals ge verdient. Mynheer Mijnheer Daar is mijn kaartje, mijnheer, alsgeeens zonder dames zijt kunt ge mij vinden. Hier is het mijne, mijnheer. De pasagier die het laatst was ingestegen, wierp nu zijn sigaar weg en beide heeren zwe gen. Twee maanden later wandelde de heer, die met een brandende sigaar in den omnibus was gekomen, langzaam door de tuin van het Luxem bourg. Hij was veel bleeker en magerder dan dien avond en miste zijn linkerarm. Als hij het gemis daarvan ondervond kwam de gedachte wel eens bij hem op, dat hij toch maar beter gedaan zou hebben zijn eindje sigaar weg te gooien. Maar dit bedacht hij wat te laat. De langste man van Luik, wellicht van ge heel België, is gestorven. Het was een koopman, ongeveer twee meters lang en die niet minder Naar men uit Hoofdplaat aan de M. Ct. schrijft, is door het onderwijzend personeel een kacht ingediend bij de bevoegde autoriteit over het gemis van verwarming sedert Nieuwjaar. Het bestuur der gemeente bleef nalatig in het voorzien van de noodige steenkolen. In verband met de beweging tegen het hoeden afnemen bij het groeten wat in den winter vooral zijne onaangename zijde heeft maakt een Hollander te Londen eene opmerking omtrent eene nationale gewoonte. Bij geen volk, zegt hij, wordt zoo dikwijls, zoo onophoudelijk en telkens een hand gegeven als bij ons en hij Van Sneek Bolsward Witm. Te Harlingen Van Harlingen- Witm. Bolsw. Te Sneek 5,30 6,10 gemerkte Tram vertrekt Woensdags 8,35 9,10 Op Zondrtgcn 9,20 12,25 1- Sneek-BolswardHarlingfen. Op Werkdagen: g,20 - 10,- 10,40 11,15 mededinger hem dit denkbeeld weer deden op geven. Hij stapte uit de slede, greep de paarden bij den toom en draafde zoo met hem in de richting van Oerne voort. Na een klein half uur echter was de hemel met wolken bedekten de zon voor goed verdweneneen zachte stof regen begon te vallen en de wind nam toe. Binnen kort was het „stevige koeltje” een ge duchte wind geworden en eindelijk zelfs een storm, die huilend over de vlakte loeide en de slede onder een stortregen met zulk een kracht op zijde dreef, dat zij tusschen de pooten van de paarden terecht kwam. Nu bleef er geen keus meer over het voertuig moest achtergelaten worden. De ingenieur sneed dus de paardjes los, bevestigde zijne koffers met touwen aan hun zadels en stapte zoo met de beide dieren door storm en regen voorwaarts. Het ging langzaam, zeer lang zaam, maar ruim de helft van den weg, omstreeks twee mijlen, had hij al achter den rug. Naarmate de zon onderging, bedaarde de regen, doch de storm nam hoe langer zoo meer toe en hulde thans de reeds een duim hoog onder water staande ijsvlakte in een dichten ondoordringbaren mist. Otto had een nachttelescoop bij zich hij ver kende den omtrek en twijfelde niet, met behulp van dit werktuig en zijn kompas den weg te kunnen vinden. Moedig stapte hij verder. Eens klaps kwam het hem voor, alsof een zonderling gedruisch, een vreemd gedreun, een dof geluid zijn oor trof. Hij zag bezorgd om zich heen en ontdekte, dat een herhaalde doffe knal door een flauw, roodachtig schijnsel vergezeld werd. „Daar wordt aan het strand geschoten”, zeide de inge- nieur bij zich zelf. Ook van de rechterzijde, van den kant van het dichterbij gelegen Molde, drong thans hetzelfde geluid tot hem door. „Het zijn kanonnen, die afgeschoten worden”, mompelde Svensen. „Waartoe?" Hij repte zich zooveel mogelijk en, iets onaangenaams vermoedend, veranderde hij van richting en liep op Molde aan. De nevel trok op de storm scheurde dien dichten sluier voor eenige oogenblikken vaneen. Een lichtende streep verhief zich van het strandzij verspreidde een langzaam wegstervend blauw en rood licht. „Vuurpijlen!” murmelde de ingenieur „die moeten ongetwijfeld tot waarschuwing dienen, en ze kunnen slechts voor mij bestemd zijn maar het ijs in de fjord kan toch in één enkel uur niet gaan kruien dat is een onge hoorde zaak!” dus trachtte de jonge man zichzelf moed in te spreken. Wordt vervolgd. Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az. Bolsward. sï «S td a ll ’■d 2a Stamp-, eivol was ’t Vrijdagavond bij Carré van de stalles tot aan den nok toe een hellend vlak van hoofden, in de meest verschillende typen, doch allen met een trek van vroolijkheid op het gelaat. Eugène zou aan sport doen en wat Eugène doet, natuurlijk met medewerking van zijn ouderen kunstbroeder den eeuwigen en eenigen August, doet per se iemand lachen. Dat is een waarheid zoo stevig, als er ooit in de laatste vier eeuwen is verkondigd. Eugène zou het wereldmeesterschap uitloven voor amateur-paardrijders, die op een paard staand driemaal de manége moesten rond rijden. En den dag waarop de groote wedstrijd zou plaats grijpen, prijkten een viertal namen reeds op de biljetten en werd de nieuwsgierigheid gaande gemaakt op ongekende wijze. Een geheimzinnige stellage werd in de manege opgericht, een paard uit den stal gehaald. „Uie- jenige, die zich heeft angemeldet verzoek ik hier zu komenEugène’s verzoek was voldoende om beweging te brengen in de bevolking van ’t amphiteater. Een jas werd uitgeworpen, even gebruik gemaakt van het scherm dat de ruggen der toeschouwers vormden, om de pantalon den weg van de jas te doen volgen en een der kam pioenen, blijkens houding en gang een zeeman, maakte in witte broek en flanellen hemd zijne op wachting bij Eugène die reeds een drietal andere mededingers om zich vereenigd had en allen na drukkelijk wees op het belang van dezen strijd, waaruit een van hen met roem beladen zou terug- keeren. „Pas op, ik zal het jelui voordoen August was op het paard geklommen, den vei ligheidsgordel om ’t lichaam. „Ja, August kan ’tgeeb nou achtAugust legde de proef tot ieders genoegen af. No. 1 der amateurs besteeg het ros. De teu gels hield hij nonchalant in de hand. „Vooruit Het paard ging in draf en in een minumum van tijd waren de teugels aan de handen des rijders ontglipt en hield hij zich krampachtig aan de manen vastnog een oogenblik en met een sier lijken zwaai zweefde hij naast zijn Bucephalus „Nee! Geet niet!“ No. 2, 3 en 4bewezen dat zij uitstekend aan een lijn naast het paard konden zweven, doch er op te staan een verborgen wetenschap voor hen was. Het programma was afgeloopen en de ama- teursprijs nog niet verdiend. „Sind nog meer?“ „Jaklinkt ’t uit hooger sferen. „Kom hier, kanst probierenEen gejuich begroet het kloeke voornemen van den man uit het schel linkje. „Zei maar stille, hij brengt ’t horloge mitDoch, ook de man uit de hoogte zweefde dra onder het gegil zijner vrienden en vriendinnen vier voet achter het paard en zachtkens wuivende met zijn rechterhand betuigde bij bengelende zijn dank voor de condeleantie-kreten. Nog een mededingerNummer zes liet zich op het paard hijschen. Hij zat hij stond en hij zweefde „Nee nog eens’t Bevel van Eugène werd opgevolgd. Hij stond, de teugels werden aangetrokken met een kracht, alsof de kop aan de staart moest worden vastgeknooptéénmaal rond in zachten draf, tweemaal, driemaal een donderend applaus verkondigde dat de overwin ning was behaald. ’t Horloge was gewonnen Wie deze jonge sportman was, durven wij niet zeggen. Zijn portret moge een plaatsje beslaan in een nieuw kerstnummer van het Sportblad. 6,15 7- 8,15 Van Harlingen Bolsw. Te Sneek De met een komt 2,50 te Bolsward aan. middag op. Eindelijk zond hij zijn aanstaanden schoonvader met de telegraaf het kort bericht „ik reis af”. In de haven te Romsdal wachtte hem zijn slede, die, zooals ’s winters altijd het geval was, hem over de dichtgevroren fjord zou voeren. Het voertuig bestond uit een dichtge- vlochten, eenvoudige strooien bak met twee recht opstaande planken, waarop het voortschoof. Twee Litthausche paarden, kleine, sterke, geoefende harddravers, waren er voorgespannenmet rooken- de neusgaten en van ongeduld trappende hoeven, stonden zij op het ijs te wachten en wendden hun kleine, slimme oogen naar alle kanten, om te zien of hun heer en meester nog altijd niet kwam. Daar verscheen de bagage en eindelijk ook Svensen, afscheid nemende van zijn oom den controleur, die aan land bleef en uit principe nooit een huwelijk bijwoonde. Op het oogenblik, dat hij insteeg en de leidsels greep, zag bij Jakon Harl met twee groote steenen onder den arm, die zeker niet minder dan zijn bagage wogen, een spottenden blik op zijn omslachtige wijs van reizen werpend, op schaatsen voorbijsnellen en pijlsnel over het ijs in de richting naar Oerne uit zjjn gezicht verdwijnen. Thans bracht ook Svensen zijn paarden in den draf en ijlde voor waarts, de open vlakte in. Een zwakke zuidwestenwind woei over de be sneeuwde bergen en werkte hier den dooi in de hand, hoewel hij geen invloed op de harde ijskorst van de baai uitoefende. Svensen’s paarden liepen zoo geregeld door, dat hij kon berekenen, nog vóór den gewonen tijd, dus binnen drie uren, ter plaatse zijner bestemming aan te komen. De gladde baan leverde geenerlei beletsel op en de ongeduldige bruigom begon niet alleen de uren, maar de minuten te tellen. Na verloop van een uur bemerkte hij, dat de wind gedraaid was en thans zacht, doch met een eigenaardige zoelheid recht uit het zuiden blies. Dit had niets te beduiden. Het ijs in de fjord was zóó dik, dat zulk een zuidenwind acht dagen lang kon waaien, eer hij het ijs deed kruien nochtans bracht deze verandering van het weer ééne last met zich de fijne rijp op het ijs begon namelijk te smelten, zoodat het water op de zeer koude onderlaag bevroor en de baan hierdoor zóó spiegelglad werd, dat de paarden herhaalde malen uitgleden en Svensen steeds langzamer, voorzichtiger rijden moest en eindelijk slechts met moeite stapvoets verder kon komen. Reeds dacht hij er aan, om te keeren, zijn bagage achter te laten, en ook de fjord op schaatsen over te steken, toen het late uur en de herinnering aan den hoonenden glimlach van zijn grooten i r> •n w ft 3,- J I X 1 DOOR H. ROSEN TH AL-BONIN. o a> M d S3 O bt> C c3 om rfi o

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1890 | | pagina 4