FRIEDRICHSRUH,
’t Verblijf van VorstBismarck.
Jo
I
£2
GEMENGD NIEUWS.
HET BELEG
LM
Van
de kerkelijke
Amst. Crt.
It
LU
ca
C3
6,10
a.
v.
a.
v.
6,10
6,15
7,—
7,40
8,15
8,—
8,35
5’45
6,25
7-
7,45
7,30
8,15
8,55
9,45
4,50
6,10
12,25
1-
1-
1,40
a
<D
bC
9,20
10,—
o
o
rJÊ
9,20
10,-
10,40
11,15
4. IN 1573.
Naar aanteekeningen van ooggetuigen geschetst.
6’15
7,5
7 45
8,30
3,45
4,30-
5,15
2,5 -, -
2,45
3,40
Sneek
Bolsward
Te Harlingen
3,45
4,25
5,45
2,30
3,40
9,20
H,15
6,15
7,45
8,30
1.30 van Harlingen en
Uw wezenstrekken zijn niet door eenige af
beelding voor ons bewaard, Van der Mey maar
de geschiedenis heeft uw daad met zulke trek
ken gegrift, dat zij genoegzaam zijn het beeld
van den trouwen moedigen burger der zestiende
eeuw ons voor te stellen. Wat ook uw stadge-
nooten thans vergeten zijn, uw naam, ten min
ste „de stads-timmerman tijdens het beleg”, leeft
in de herinnering
Van der Mey, die eenmaal het kloeke woord
van Van Teilingen: „Alkmaar voor den Prins
met een bijlslag op de Frieschepoort tot werke
lijkheid maakte, liet zich vinden om den tocht
andermaal te bestaan. Rijpelijk overwoog hij
alle bezwaren. Hij verborg den brief in een
polsstok, waarin hij een gat had geboord, dat
door een houten pen gesloten, niet licht bemerkt
kon worden. Het geschrift, eene kleine strook
papier, door den Gouverneur Cabeliau, al de
Hoplieden en de Burgemeesters van Teilingen
en Harks van Houten geteekend, wordt nog on
geschonden op het stedelijk: archief bewaard. Op
een avond, door geen maan verlicht, twee uren
voor middernacht, verliet Van der Mey de stad,
door eenige burgers vergezeld. Het uitgeleide
nam den schijn aan van een kleinen uitval. De
vijandelijke wachten namen het ernstig genoeg
op, maar bij de duisternis was nog die verwar
ring noodig, zou men hun waakzaamheid mis
leiden. De stedelingen keerden naar de stad en
de spaansche wachten hervatten hun posten
niemand had gezien dat Van der Mey zich had
verscholen. Hij lag in het riet, geen spietslengte
van den waakzamen wachter en kroop behoed
zaam voort. Het ingespannen gehoor van den
Spanjaard vernam niet het minste gerucht van
dien tragen en moeielijken gang maar daar
vloog een vogel op, als verstoord in zijn nacht
rust. ’t Was genoeg om de aandacht van den
wachter te scherpen, wederom, op verderen
afstand, schoot een vogel klapwiekend uit het
riet, en nog eens moer verwijderd. Kon een
sluipende vluchteling zich ongelukkiger verraden
De spaansche wachters snelden naar de verdachte
Wordt vervolgd.
Stoomdrukkerij Firma B. Ouperus Az.
Bolsward.
Groote mannen hebben altijd dit voorrecht
er zijn er zeker nog, die het een voorrecht zullen
noemen dat hun leven wordt onderzocht met
een nauwkeurigheid, een nauwgezetheid, waarop
een Londensch detective jaloersch zou zijn. Men
wroet in hun herinneringen, in hun publiek leven
met een wellustj die dikwijls door moet gaan
voor een bewijs van verknochtheidmen dringt
hun slaapkamer binnen om den nieuwsgierige te
kunnen vertellen, hoe hoog een groot man op
zijn kussens ligt, men meet zijn ledikant om een
bewijs te geven van activiteit. Men dringt de
eetzaal binnen en bestudeert de spijzen, om te
weten en weer te vertellen natuurlijk hoe
een groot man eet, en zou zoo gaarne willen ver
tellen, hoe lang zoo’n man werkt over het af
kluiven van een carbonaadje, of ’t eten van een
bordje soep. Want, zeggen de wijsgeeren, uit de
inrichting van de woning kan men den bewoner
leeren kennen, kan zijn geheele wezen berekenen
en dat is de hoofdzaak. Nieuwsgierigheid
speelt hierin nooit een rol, zelfs niet de meest
bescheidene. Zoo zeggen wijsgeeren, wat nog
niet altijd een bewijs is van de waarheid.
En zoo heeft men ook gedaan met vorst von
Bismarck. Zijn leven is beschouwd als een buek
uit een leesbibliotheek, waarvan ieder blaadje
door iedereen mocht worden bestudeerd en waar
van een druk gebruik werd gemaakt het
Sneeft- BolswardHarling-en.
Op Werkdagen:
- 2,10
2,50
3,21
4,5
9,35 -
10,20
11,—
11,40
8,35
Op Zondagen
1-
Het gerechtshof in den Haag heeft het von
nis tegen Consenheim, wegens heling van de ge
stolen medailles van den heer Krelage te Haar
lem tot 2 jaar, na aftrek van den duur der pre
ventieve hechtenis, gehandhaafd.
Aan een drietal personen te Vaals, die
vrijwillig en uit eigen beweging met levensge
vaar een man aanhielden, die gestolen had en
de bestolene levensgevaarlijk had verwond, welks
aanhouding geschiedde niettegenstaande die da
der, teneinde te trachten te ontvluchten, aan
twee ernstige wonden had toegebracht, is een
gratificatie van f 75, f 75 en f 50 toegekend,
terwijl in het Politieblad hun namen onder toe
kenning van bijzondere tevredenheid zijn vermeld.
In het Schoolblad wordt melding gemaakt
van een leesboekje voor kinderen, den titel
dragende van Kindervreugd. De samensteller
daarvan is een onderwijzer. Deze heeft een 28tai
lessen geschreven over voorwerpen van consumtie
of dagelijksch gebruik en daarin de firma’s ver
meld, bij wie die zaken (het best) te verkrijgen
zijn. De man heeft zich de moeite gegeven om
deze reclames op rijm te maken.
Waarschijnlijk heeft hij minder het belang, of
het genot, de vreugd der kinderen op het oog
gehad dan zijn eigen beurs, want dat hij deze
reclames uit louter ingenomenheid met de voort
brengselen der verschillende fabrikanten schreef,
is niet wel aan te nemen.
Een paar staaltjes zullen het karakter van het
boekje nog beter doen kennen.
Mosterd na den maaltijd
Is een leelijk ding,
Dat bekent er menig,
Die een fout beging,
’t Spoor niet bijster raken,
Is steeds aller taak.
Koop bij tijds uw mosterd
In Spoor’s bekende zaak.
Waar men komt of waar men gaat,
Ziet men Driessens’s chocolaad,
Driessen’s cacao,
Is in ’t groote Moskou
Even goed bekend
Als in ’t kleinste dorpje van Drent.
Naaisters kunnen veel verdienen
Met een flinke naaimachine,
Dat is zeker en gewis,
Maar zij krijgen weinig rente
Van haar zuur verdiende centen,
Als zij niet van Singer is.
Sterft men eenmaal, zeker is ’t
Dat men dan ook wordt gekist,
Eveneens als deez’ cognac.
En het is volstrekt geen lak,
Als ik zeg„Geen fijner flesch
Dan aan bovenstaand adres.”
Dit adres: M. Merens Co., O. Z. Voorburg
wal 89 Amsterdam, staat op de afbeelding eener
kist met flesschen cognac.
Verleden Zondag hebben te Nieuw-York
twee Italianen, ten aanschouwen van een zestal
landgenooten die als secondanten dienst deden,
met dolken geduelleerd in eene geheel ledige,
groote kamer. Het gevecht duurde ettelijke uren,
daar beide kampioenen even bedreven waren in
het hanteeren van hun wapen. Na twee uren
werd rust gehouden en door de twee, ofschoon
reeds verscheidene wonden tellende, een hartig
maal gebruikt en eene cigarette gerookt. Daarop
werd het gevecht hervat tot zij beiden aan el
kander vastgeklampt nederstorten. Naar een
hospitaal gedragen, bliezen beiden er spoedig den
adem uit. De één had een steek door het oog
gekregen en de afgebroken dolkpunt was in zjjne
hersens achtergebleven. De ander had veertien
steken in de maag. De getuigen, allen werk
lieden uit Livorno, zijn wegens medeplichtigheid
aan moord in hechtenis genomen.
Dezer dagen stortte in een fort bij Namen
het gewelf boven een regenbak in, hetgeen een
aantal menschen het leven kostte. Het onheil werd
veroorzaakt door zware wagens met materiaal
welke op rails over den regenbak liepen. Een
der werklieden nu was er in geslaagd zich aan
de rails vast te grijpen en zoo den doodelijken
kostte immers nietsEn nu eindelijk Bismarck
dat boek zelf heeft dichtgeslagen, althans heeft
belet, dat er nog meer bladzijden „gemeenschap
pelijk eigendom” aan toe worden gevoegd, nu
hij gewoon burger is geworden, gaat men zijn
woning bestudeeren, om toch nog iets te bespie
gelen te hebben.
Friedrichsruh-- Het „tehuis” van een groot
man, van een man die keizers en koningeu liet
dansen, wanneer hij floot, die geheel Europa op
zijn vingertoppen liet zweven als een goochelaar
een aarden bordje, nu scheef, dan rechtHoe
zou zulk een man leven, wanneer hij al zijn be
slommeringen aan den kant had gezet hoe zou
zijn studeerkamer, zijn eetsalon, zijn slaapkamer
er uitzien
Wat staat er op den schoorsteen en wat hangt
er aan den wand Is alles in overeenstemming
met zijn verleden Is er iets, dat iemand doet
zeggen „kijk, dat zou men alleen van Bismarck
verwachten of is er zoo iets niet
Friedrichsruh werd belegerd door nieuwsgieri
gen en belangstellenden Friedrichsruh is beschre
ven in de meest kleine bijzonderheden Friedrichs
ruh is geteekend, geschilderd en gefotografeerd
met en zonder Bismarck en zijn onafscheidelijkpn
hond. Laten ook wij wijsgeerig zijn en meedoen
aan de kwaal des tijds.
Vóór het slot den Rijkskanselier door zijn ge
trouwe en dankbare Duitschers was aangeboden,
was het een geliefkoosd uitspanningsoord der
Hamburgers. De muren, waarbinnen thans Bis
marck zijn stil studeervertrek heeft, hebben weer
klonken van ’t gelach der gastende bosschen,
die het gebouw onder hun lommer verbergen,
weergalmden van ’t geschater eener luidruchtige
schare pretmakers. Weinig is er sedert aan het
gebouw veranderd. De bouworde is bewaard ge
bleven, slechts is het hier en daar een weinig
vergroot. Even eenvoudig als van buiten is het
van binnen. Effen wanden, middelmatige kamers,
zonder oogverblindende weelde, smalle gangen
en gewone trappen. Over het geheel ligt een
waas van eenvoud en van kalmte, van rusten
als wilde hij door niemand gestoord, nog minder
begluurd worden, heeft hij zijn park met muren
en met water omgeven, waarachter hij zich veilig
gevoelt en beschermd is voor de blikken der
nieuwsgierigen. Dit park, een bosch in minia
tuur, is voldoende voor kleine wandelingen. Het
bestaat uit machtige boomen, waaronder dennen,
die reeds 150 jaar den storm hebben getrotseerd,
terwijl zeldzame vreemdelingen in de laatste
jaren daaraan zijn toegevoegd, Canadeesche den
nen en andere vreemde coniferen.
De benedenverdieping bevat de groote woon-,
slaap- en studeerkamers en salons ten dienste
van Bismarck en zijn echtgenoote, alle opgevuld
met geschenken, welke hem uit alle deelen der
wereld zijn toegezonden. In de studeerkamer van
den vorst staat o. a. de tafel, waarop in Versail
les de vredesvoorwaarden zijn geschreven, zoo-
als een aangebracht opschrift bewijst.
In verscheiden vertrekken blijft men met zekere
piëteit staan voor de geschenken, welke keizer
Wilhelm I zijn hooggeachten minister heeft ver
eerd. Het oog daarop gevestigd, denkt men nog
eens terug aan den tijd, dien deze beide mannen
hebben doorleefd, gevoelt men, hoe het scheiden
van den een den ander tot in het diepst zijner
ziel moet hebben getroffen.
Het schitterendste geschenk van den Mikado
of van welk vorst ook, valt in het niet bij het
eenvoudigste schilderijtje dat de keizer zijn die
naar aanbood.
De bovenverdiepingen zijn voor het grootste
gedeelte in gebruik genomen door de familie van
den vorst, door zijn beide zonen en de gravin
Rantzau, terwijl eenige vertrekken steeds in ge
reedheid worden gehouden om den keizer te kun
nen ontvangen, wanneer deze nog eens behoefte
gevoelt, de hand te drukken van den schepper
van ’t rijk, waarover hij thans regeert.
„Wie het „Sachsenwald”, het groote woud,
waarin Bismarck’s buiten is gelegen en waar nie
mand de toegang is verboden, bezoekt”, schrijft
Robert Geizler, „in den tijd wanneer de vink
slaat, de specht hamert, het wild langs de paden
vliegt, en de bekoring van het woud in alle hoek
jes te genieten valtof wanneer herfst- en win
ter stormen door de toppen gieren hij zal den
grooten rijkskanselier dikwijls genoeg op de bosch-
wegen kunnen ontmoeten. Nog zeer vele ja
rendat geve God!”
Wij zeggen het hem na!
ontkwam hun. Schagen binnentredende lag er
een zwaar pak achter hem, maar zijn gewichtig
ste taak ving eerst aan.
Jonkheer Diederik Sonoy, barsch tegen elk
die hem weerstond, wreed jegens een vijand en
nog erger omtrent dengeen op wien zijn argw’aan
viel, zag in Van der Mey den vertegenwoordiger
der fel bedreigde stad en ontving hem minzaam.
Zelfs de groote afstand tusschen den Gouverneur
van het Noorderkwartier, en een gewoon burger
scheen niet meer te bestaan, toen de timmerman
zijn brief had vertoond, zijn mondelinge bood
schap overbracht en aanhield om hulpe voor de
zwakke veste. Sonoy ontlastte zich van al het
verdriet dat hij verkropte, wegens het verzet der
polderbesturen tegen zijn bevelen van de sluizen
te openen en de dijken door te steken. Hij deelde
het Van der Mey mede als een verontschuldiging
en raadde hem, naar Hoorn te reizen en de zaak
van zijn stad te bepleiten voor de staten van het
N oorderk wartier.
Met vertrouwen op zijn goede zaak reisde de
timmerman naar Hoorn, en trad voor de Heeren
Staten, mannen nog waardiger in hun gestoelte
dan ergens anders. Zij waren voor Van der Mey
de machtigen, van wie het afhing met een en
kel woord de zee naar Alkmaar te doen golven
en dus de Spanjaarden, te verjagen of te ver
delgen. Hoe krachtig zal de timmerman den be-
narden toestand van zijn stad hebben voorgesteld,
alvorens hij ernstig en dringend verzocht om een
gunstig besluit. Maar op zijn vrijmoedige taal
luidde daar van een der heeren het antwoord
Wat raaskalt gij! Zouden wij den oogst vernielen
en ons vee in den winter laten verhongeren
Nog geen drie weken is uw stad belegerd
Haarlem heeft het langer uitgehoudengij kunt
wel wachten tot den dag van Allerheiligen Van
der Mey was dat antwoord hard en hij viel heftig
uit: Weet gij wel, dat Haarlem met zooveel krijgs
volk een storm verduren kondat Alkmaar
slechts weinige verdedigers heeft dat Haar
lem van éene zjjde, mijn stad van alle kan
ten ingesloten is? Waart gij in Alkmaar, gij
zoudt uw vee niet achten, maar het leven uwer
medeburgers, uwer vrouw en kinderen zou u
zwaar op het harte wegen!” Die kloeke woor
den werden als een stoute en ongepaste taal
aangemerkt; men was verontwaardigd; men
eischte den schender der achtbaarheid gevangen
te zetten. Doch van de vergaderden stond ie
mand op die een bedaard woord in ’t midden
bracht, het was Frederik Ottens. Hij hield zijn
ambtgenooten voor, dat men den man, wien
9,20
10,—
11,10
12,30
5.45 9,35
7,— 11, 1,—
7.45 1,40
gemerkte Tram vertrekt Woensdags
liefde en medelijden voor zijn medeburgers ver
voerde, zulk een uitval vergeven moest. Het
heelde de wonde van wien zich gekwetst meen
de, en Van der Mey werd niet gedeerd. Frede
rik Ottens, ingenomen met den kloekhartigen
timmerman, liet hem niet aan zich zelf over,
maar bejegende hem vriéndelijk, verleende hem
gastvrijheid en deed nog meerhet schijnt
tevens een gevolg van Ottens bemoeiing, dat de
Staten bewogen werden boden naar Alkmaar af
te zenden, die de belegerden een toekomstig
ontzet zouden beloven, en dat van der Mey, die
zoo ijverig de zaak van zijn stad wist te die
nen, naar den Prins te Delft werd gezonden.
Deze zou zulk een burger verstaan, en des Prin
sen bevel om de dijken door te steken zou niet
uitblijven, dacht Ottens misschien in zijn opge
wekte belangstellingeen bevel van den Prins
ontslaat polder- en dijksbesturen van alle ver
antwoordelijkheid tegenover de grondeigenaars,
kan de overweging geweest zijn van de meerder
heid dier vergadering, en er wordt eenige weken
tijds gewonnen, was misschien de gedachte van
den verdediger des oogstes, toen men gezament-
lijk in die beschikkingen berustte.
plek. Van der Mey hield zich stil en bleef lig
gen. Zij onderzochten den omtrek, maar vonden
den bode niet. Het zullen bange uren geweest
zijn, die den timmerman noopten, tot des morgens
vier uur zich onbewegelijk te houden. Hoe moet
de indruk geweest zijn, toen hij, vermoeid van
geduld, afgemarteld van angst, een seinlicht zag
ontsteken aan den kerktoren van zijn stad
als Kennemerlands dichter het voorstelt, of het
zeide„’k Zie je en bewaak je voort maar
Het verhaal zegt„toen kroop hij verder”, in
den duister voort, maar, al tastende, voelde en
herkende hij iets, wat een rilling door al zjjn
leden joeg, wat hij aanraakte was een lijk.
Zich herstellende vervolgde hij den rietzoom ten
einde, en nu was een open weg het vervolg van
zijn tocht. Een enkele wachter stond daar ter
bewaking.
Van der Mey dorst zijn man te staandoch
hij had den Spanjaard niet bemerkt en deze
hem evenmin, tot, toen de bode zich met zekere
kracht oprichtte, om zijn leden de lenigheid te
hergeven, die wellicht spoedig noodig was, zij
plotselijk tegenover elkander stonden, De schrik
greep beiden aan joeg beiden ter vlucht naar
tegengestelde zijden, Van der Mey in de rich
ting van zijn doel. De donkere nacht verbleekte
de morgenstond brak aan en de opgaande zon
bescheen een veiliger pad voor den bode. Op
den weg ontmoette hem een der vrouwen, die in
menigte door het spaansche leger zwierven. Zij,
wellicht in dubbelen zin op den dwaalweg, zal
den bode, met zijn polsstok ter hand, voor een
landman hebben aangezien, toen ze met hem
voortging en een gesprek aanknoopte ijver de
belegering der stad: „Men zal de Alkmaarders
doen zooals men de Haarlemsche soldaten gedaan
heeft,” sprak zij heftig. Van der Mey zou nooit
die woorden vergeten, al moest hij nu zijn ver
ontwaardiging verkroppen. Waartoe noodloos
zich te doen kennen, nu bij zoo nabij buiten alle
gevaar was Hij was nog zoover nietmisschien
uit eenige struiken of van achter een boomplok
verrezen onverwacht twee forsche mannenge
stalten dreigend stonden ze even schielijk voor
de wandelaars. De honger had die mannen de
kaken gegroefd, de roofzucht straalde uit hun
oogen arme slachtoffers van spaansche plun-
derzucht, thans zelve roovers uit nood. Zij gre
pen de versierde en opgetooide vrouw aan als
een rijken buit ze mocht haar scherpe tong
roeren zooveel zij wilde. Die mannen strekten
de sterke vuisten ook naar van der Mey, maar
deze ontdook den greep, sloeg ter vlucht, en
gepakt. De politie beweert dat de jongeling niet
goed wijs is.
Te Carlsbad is een nieuw electrisch cen
traalstation voor de verlichting der stad en der
hotels opgericht. Na het Weener centraalstation
is dit het grootste electrische centraalstation van
Oostenrijk.
Omtrent het reeds vermelde vreeselijke on
geluk bij Ratibor worden de volgende bijzonder
heden gemeld. Van de naburige dorpen waren
op den Hemelvaartsdag een aantal jonge meisjes
van 12 tot 14 jaren, die van de kerkelijke com
munie kwamen, bij Slawikau aan den oever van
de rivier de Oder bijeenverzameld om zich te
laten overzetten. De veerman gebruikte een te
klein vaartuig. Zij waren echter bijna over, toen
op een twintigtal schreden van den oever het
vaartuig omsloeg. Een volwassen vrouw, moe
der van zes jonge kinderen, en 46 meisjes raak
ten te water. Men hoorde een vreeselijk gegil
en' toen niets meer. De veerman redde zich
zwemmende. Zes kinderen werden levend onder
het vaartuig vandaan gehaald. De anderen ver
dronken onder het oog harer op den anderen
oever staande, jammerende ouders en van de
andere kerkgangers.
Nabij Hildesheim is de bliksem in de kerk
geslagen op het oogenblik, dat de geheele ge
meente daarbinnen verzameld was tot bijwoning
van den bidstond voor den oogst. Er werden
vier personen gedood, zes met lamheid, tien met
blindheid geslagen en een aantal anderen ge
kwetst.
6,15
7-
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
De met een
komt 2,50 te Bolsward aan.
De uren van vertrek en aankomst worden geregeld naar den Amsterdamschen tijd.
Van Sneek
Bolsward
Witm.
Te Harlingen
Van Harlingen
Witm.
Bolsw.
Te Sneek
Der belegerde stad werd door het strenge toe
zicht van den vijand de geringste tijding van
buiten onthouden. Er waren reeds tien dagen
sedert het vertrek des timmermans voorbij ge
gaan en men had niets van dezen, noch van de
uitwerking van zijn last bespeurd. Vruchteloos
beproefde men andermaal boden uit te zenden,
en het buiige weêr, van hevige slagregens ver-
zeld, zweepte de Spanjaarden tot spoed, om zich
in staat te stellen de stad aan te tasten, want
meiren en waterplassen begonnen zich uit te breiden
over bet lage land, en de wegen werden moeilijk te
begaan.Dat een algemeeneaanvalopdestad weldra
zou plaats hebben, kon men van de wallen maar
al te goed bespeuren en in den pijnlijken toe
stand van dreigend gevaar, bij onzekerheid van
gehoopte hulp, kwam men op het denkbeeld, om
aan den vijand zelf het naricht te ontweldigen,
dat zijn strenge waakzaamheid der stede van
de bevriende zijde onthield. Wie het stoute
denkbeeld opperde wordt niet genoemd, maar
de overheden, zoowel die der burgers als die der
krijgslieden, waren eenstemmig omtrent doel en
uitvoering.
val in de diepte te verhoeden. Voordat hij naar
boven kou klimmen rolden echter ettelijke wagens
aan en hij zag het oogenblik aankomen, waarop
hij zich zou moeten laten vallen of hem de vin
gers zouden verbrijzeld worden. Het angstzweet
brak hem uit. Daar hoorde hij een luid rumoer
en een oogenblik later werd alles stil. Hij werkte
zich in allerijl omhoog en zag, dat de wagens
nog even bijtijds van het spoor waren geloopen.
Half schreiend van ontroering verhaalde hij zijnen
toegeschoten kameraden hoe hij behouden bleef.
Naar gemeld wordt, is te Sint-Petersburg
eene vereeniging opgericht, die zich ten doel
stelt het drankmisbruik tegen te gaan.
Zekere Gaillard, 20 jaar oud, die zijn naam
eer aandoet, maar voor het overige wegens dief
stal te Sarlat (Dordogne) gevangen zat, is weten
te ontkomen. Hij begon met een ijzeren staafje
van zijn bed los te schroeven en brak met be
hulp daarvan eenige traliën van zijne cel uit,
kwam door de opening in de strafcel, brak het
hangslot open waarmede dit aan de éène zijde
was afgesloten, kwam zoo in eene gang en daar
uit op eene binnenplaats. Hier lagen eenige bal
ken, van welke hij één tegen den buitenmuur
zette, klauterde naar boven en sprong eene hoog
te van 18 voet af in het veld. Ongelukkig ver
stuikte hij zich den voet en schijnt hij ook inwen
dige kneuzingen te hebben gekregen. Altans, na
weinige dagen is hij weder gevat.
Het schijnt, dat de sultan van Turkije een
handig blijspelschrijver is. Zijn stukken, die in
een eigen schouwburg in Yildez Kiosk worden
gespeeld, zijn in het Franse!? geschreven en wor
den in tegenwoordigheid van den sultan, zijne
familie en de dames van het serail ten tooneele
gebracht. Het onderwerp dezer vroolijke stuk
ken is gewoonlijk de onhandigheid of de verlegen
heid van een der hofheeren. In een der laatste
bijv., dat grooten opgang maakte, werd de hoofd
rol vervuld door een hofmaarschalk, die plotseling
bevel kreeg een feestmaal voor 100 gasten aan
te richten. Alles gaat verkeerd en in de keizer
lijke eetzaal heerscht de schromelijkste verwar
ring, als plotseling de sultan met zijn gasren
binnentreedt. Tableau. Tot straf krijgt de on
gelukkige hofmaarschalk de kurk van een cham-
pagneflesch tegen zijn neus.
Een machinale verslaggever. In zekere
gemeente werdeene vergadering gehouden, waarbij
ook de pers uitgenoodigd was. Er werd o. a.
ook eene aangelegenheid van zeer teederen aard
behandeld, hetgeen den voorzitter aanleiding gaf
aan de vertegenwoordigers der pers te verzoeken
hiervan in het verslag geen melding te maken.
Den volgenden dag stond in een der bladen het
feit in al zijn kleuren en geuren vermeld met de
mededeeling
„De voorzitter verzocht beleefdelijk aan de ver
tegenwoordigers der pers dit niet in hun verslag
op te nemen.”
Koningin Victoria is ten huwelijk gevraagd,
en wel door een jong weverszoon, die voor do
minee studeert. Hij vroeg H. M. sehriftelijk om
haar hand en hart. Het antwoord van II. M.
is nog niet bekend.
Inmiddels is de jeugdige minnaar, die steeds
om het paleis van zijn geliefde ronddwaalde op-
I'i
5,30
5,30
4,10
5,30
q
a3
O
bf
G
có
DER
5,50
1,15*
3-
1-
3,—
om
10,-
9,10
12,25
CO »8
8,15