Jeroen en Jeroentje. 1 Hg <4emeng<l Hienws. 1X1 7,45 6,10 8,30 CZ> 7,45 8,30 uj 3,45 4,30 5,50 12,25 1,— 1,— 1,40 Van Sneek Te Harlingen 5,30 6,10 9,20 10, 11,15 1,15 2,45 3- 3,40 k z 9,20 lO- ll,10 12,30 5,45 7,— 1 1 t r 3. DORPSNOVELLE. 7,39 8,15 9,45 4,15 5,30 8,— 8,35 5,45 7- 2,15 2,45 4,— 9,20 10 6,30 7,45 3,45 4,30 5,50 1,15* 2,45 3- 3,40 a 12,25 9,35 10,45 6*30 7,45 Babje en tranen biggelden langs hare rimpelige wangen, van daog vooral niet ging zij voort. Al weer die sikkeneurigheid moeder, waarom dat dan niet, as die jongens Kom vaoder laten we gaon slaopen. Het brand de haar op de tong Jeroen aan Joris sterfdag te herinneren, maar zij behaalde een schitterende overwinning op zichzelve en zweeg. Vader’s blijde herinneringen aan dezen feestdag mochten im mers niet gestoord worden. Moeder Babje had van daag ook een heldenstuk verricht, al was ’t ook van anderen, minder genotvollen aard dan dat van haar man. ken en de finale was dan in den regeleen huis houdinkje van Jan Steen, opgeluisterd door de verwijtingen aan het adres van den man, dat de zaken zoo achteruitgingen en er meer schul den dan inkomsten waren. Gisterenmorgen klopte een der knechten aan de deur van Schaaf, doch kreeg geen gehoor een kwartier later kwam een der leerlingen, doch de deur was gesloten. Op de werkplaats was Schaaf evenmin te vinden. Men ging naar de politie en in haar tegenwoordigheid werd door een smid de deur opengebroken. Den binnen tredenden bood zich een ontzettend schouwspel aanin de bedden lagen vrouw en kinderen, badende in hun bloedbedden en vloer waren met bloed overstroomd. Toen men aan 't bed van vrouw Schaaf kwam hief zij ’t vreeselijk verminkte hoofd op, zag de binnentredenden met starre oogen aan en gaf op de vraag, wie haar zoo had verminkt, fluisterend ten antwoord: „Weet ’t niet man heeft daar geslapen is weg gegaan ik heb geen koffie gezet.” Dan zonk zij bewusteloos neder. Naast haar lag, eveneens met bloed overdekt, de kleine Elsein ’t andere bed Frits en half onder ’t ledekant, alsof zij voor de moordende slagen had willen vluchten, de zeven jarige kleine Grete. Huiveringwekkend was ’t gezicht der wieg, waarin de kleine zuigeling in den slaap was ver moord met verpletterden schedel lag de kleine Karei, nog maar drie maanden oud, op zijn door ’t bloed rood gekleurd bedje. Ook't oudste meisje Anna, lag vreeselijk toegetakeld in de voorka mer. Tegen ’t voeteneind van een der ledikanten stond een bijl geleund, met bloed bevlekt en waarmede waarschijnlijk de wandaad was ge pleegd. Dadelijk werd geneeskundige hulp ingeroepen de zwaar gewonden werden, nadat zij verbonden waren, naar een ziekenhuis vervoerd, ’t lijk van den zuigeling naar de schouwplaats. De man heeft de vlucht genomen. dochter en dacht dat zij Jeroen sints lang niet zoo vrooljjk had gezien en Rika wachtte zich wel om vader de zelfvoldoening over zijn slim volvoerd heldenstuk op de vliering te ontnemen waarom was zij ook juist toen vader het kruisje in den koek stak ontwaakt Om 7 uur was Jeroen een paar kleine tuinen in orde gaan brengen, om 10 uur was hij thuis gekomen om zich voor de twee kienders van Ba- rand Dissel te gaan pripareeren. Dat karwei was om 11 uur afgeloopen en om 4 uur was een dorpskameraad van Rika, Leentje Verstraten op de koffie met den sukadekoek gekomen. Nog wat later in den vooravond was Kees Verstra ten, Leentje’s vader en Jeroen’s oude vriend, een krasse zestiger aangeloopen en toen had Jeroen twee flesschen rooden wijn op tafel geplaatst, een geschenk van den baron voor Rika. Men had gedronken en geklonken, vader Jeroen en Kees Verstraten hadden een sigaar opgestoken en over koetjes en kalfjes gepraat, moeder Babje was intusschen onderzeil geraakt en de beide, jonge deerntjes waren bij ’t mooie avondweer, arm in arm den straatweg op en neer gedrendelt. Dat was een vreugdedag geweest voor Jeroen, om nooit te vergeten. Even voor hij met den grooten lantaarn Riekje had bijgelicht bij haar tocht naar de vliering, had hij er voor de twee demaal goedennacht gekust, haar diep in de oogen gezien en gezegd Nou, nacht Riek, nog maar veul jaoren zoo’n goeien dag, hoor, en Rika had geantwoord Nacht vaoder; alsdat ik dan wel lijen mag, dat u en moeder er getuugen bij speulen. Dankie kiend, daor mot je veur moederen mij anders maor niet te vast op rekenen, we worden oud. Ik kon ’t van daog anders niet an je merken vaoder; nou een makkelijken nacht. Van ’t zelfde, kiend; voorzichtig met ’tluik, kan je wel zien Jawel vaoderde maon schijnt helder. En in de woonkamer, die tevens als echtelijk slaapvertrek dienst deed, teruggekeerd sprak Je roen tot Babje Zoo’n dag maokt zachtzinnig kiend, wat kruusken II. Daar was met betrekking tot zijn lieve Rika een omstandigheid waaraan Jeroen met zekere bezorgdheid dacht. Er liepen hem in den laat- sten tijd te veel jonge borsten om zijne woning te draaien. Dat beviel hem maar half. Nog geen drie weken geleden was daar op een warmen Au- gustus-avond, de jongste zoon van Rijk Mulder, den komenijman bij hem komen aanloopen. Hij zat met Babje en Rika onder de koffie voor de achterdeur in de nabijheid van zijn lapje moes tuin. Hij rookte een kort goudsch pijpje, keek nu eens naar Rika dan weer naar de ondergaande zon en dacht over niets of over alles te gelijk. Toen hij b. v. naar zijn zwart satijnen trouwvest keek, dacht hij aan den overleden baron, van wien het nog afkomstig was en aan Babje, die in haar leunstoel met haar bril op den neus en een gebedenboek op haar schoot in slaap was gevallen, toen hij toevallig naar zijn hoogen ruig- zwarten hoed greep, dien hij diep op ’t hoofd had gedrukt, ’t was Zondag daarom had hij hem op, denzelfde die bij begrafenissen dienst deed, maar dan met den lamfer, kwam eens klaps het denkbeeld aan ’t jongentje van Aart Mol bij hem ophet kind had hij er gister on der gebracht en de smart van den vader had hem zelf sikkeneurig gemaakt, en toen sloeg hij zijne oogen op naar zijn kind, dat daar tegen over hem was gezeten en ijverig aan eene zwart wollen kous breide. Wat vriendelijke glans lag er in hare zachtbruine oogen hoe ónschuldig was haar gansche wezen, hoe goed was hare in borst en hetgeen Jeroen met trots vervulde, zij Inmiddels was Rika met verheerlijkt gezicht, het kruisje tusschen haar keurs blinkend, de koek in haar linkerhand van de ladder afgedaald, op vader Jeroen toegeijld, en had zij zijn goedig, verweerd gelaat als onder kussen bedolven. Moe der Babje had het tooneel van uit het andere vertrekje aanschouwd en toen het kind zoo fleu rig in Zondagsche kleedij haar naderde en zij haar hoofdje zonder ’t geplooide mutsje te kreu ken naar zich toetrok om haar een fikschen zoen op de lippen te geven, toen klonk er een bede om zegen in hare ziel voor de meerderjarige doch ter. En hoe heeft vaoder je nou bedacht, kiend, as een prinsedochter van een keuning, zou ’k mee nen hè Och moeder zoo rijk, dat g’leuf ikhoe staot het, blinkt het goed want het kruisje trok voor ’t oogenblik al hare aandacht. Maar Je roen was nog niet tevreden. Hoor ’reis Riek riep hij haar uit 't pronkvertrek toe, kijk ’reis goed uit je oogen. En in gespannen verwachting stond Jeroen den indruk der tweede verrassing op de jarige af te wachten. Rika liep eerst even het vertrekje rond, deed alsof ze niets van ’t tafeltje met den tweeden ruiker, de zijden hoofddoek en de gouden oorbellen zag, keek daarop heel on- noozel haar vader aan, die met den rug tegen dat tafeltje geleund stond en slaakte eindelijk een zeer natuurlijke kreet van verrassing toen zij achter Jeroen om de geschenken bemerkte. Ha, ha, hoe vin-je em Riek, is-ie goed, kijk me die oorbellen ’reis an, wat blinken ze hè? en die blommen haast nog mooier dan de an dere; maar je hieldt je van den domme toen jij de leêr afkwam, je hebt de boel hier wel zien staan, is het niet Rika begon te lachen en vader ook deze ver volgde Maar toen ik de vliering opsloop als een dief in een hooibarg, toen sliep je nog zoo lek ker, en toen ik met m’n snoeimes een g’leuf in den koek maokte, en er ’t mooie kruusken in Sneek-BolswardHarlingen. Op Werkdagen: 9,20 10,- 11,15 8,35 9,10 Op Zondagen 6,15 7- 8,15 Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsw. Te Sneek De met een komt 2,50 te Bolsward aan. De uren van 1 De Tijd deelt eene motie mede, in een Vrijdag jl. te ’s-Hertogenbosch gehouden verga dering van de voorzitters van al de Katholieke kiesvereenigingen in Noord-Brabant met alge- meene stemmen op één na, aangenomen. De motie is van de volgende strekking. De' Provinciale Bond der R. K. Kiesvereenigingen in Noord- Brabant neemt o. a. in aanmerking, dat het Mi nisterie, ondanks alle vriendelijke en dringende vertoogen, gemeend heeft de verantwoordelijkheid op zich te moeten nemen van het thans ingediende wetsontwerp tot legerorganisatie dat bij de Me morie van Toelichting geen gewag is gemaakt van de allergewichtigste bezwaren, van alle zijden tegen het ontwerp te berde gebracht, dat voorts een ander Ministerie zich wel wachten zal, we derom een wetsontwerp op zich te nemen, dat zoozeer indruischt tegen den vrijheidszin en de waarachtige belangen van het Nederlandsche volk, spreekt als zijn overtuiging uit, dat verdere samenwerking tusschen dit Ministerie en de Sta- ten-Generaal ongewenscht moet geacht worden en besluit van deze zijn zienswijze, met volkomen eerbiediging van ieders vrijheid, overtuiging en onafhankelijkheid, kennis te geven aan de Ka tholieke leden van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Twee mannen in de plant age-Middellaan te Amsterdam waren aan het vechten. Zij wor stelden op den grond en trachtten elkander op de sporen te dringen, op het oogenblik dat een tram aankwam. Deze moest remmen en stil blijven staan. De kerels bleven echter hun terrein be houden nu lag de een weer eens boven, dan weer de ander. Het tramverkeer was dus feitelijk ge staakt, terwijl het publiek, dat de vechtenden omringde, blijkbaar pleizier had in den strijd. Eindelijk had een werkman medelijden met de passagiers van de tram en noodigde de vechters bazen uit om een oogenblik op te houden, om de tram te laten doorgaandaarna konden zij den strijd hervatten. Aan deze beleefde uitnoodiging wilden echter de vechtersbazen geen gevolg geven. De werkman nam dit zeer kwalijk en rukte toen de beide mannen van de sporen. De tram reed door; of het gevecht is voort gezet, weten wij niet. Politie was er niet te zien maar de tram had een kwartiersuurs oponthoud gehad. (Amst.) Men schrijft uit Maastricht „Een treurig ongeluk had hedenvoormiddag in een der grootste brouwerijen onzer stad, die van den heer O. M., plaats. Een werkman werd ver mist. Na eenigen tijd zoeken vond men hem lig gende in. een der groote loeders (open kuipen van 100 a 150 hectoliter inhoud, waarin het bier wordt afgelaten, om de fermentatie te doen.) Deze foeders worden tot reiniging gezwaveld. Het zwavelig zuur trekt, na zijn werking gedaan te hebben, langzaam wegevenwel moet de voor zichtigheid in acht genomen worden, om zich van de verwijdering van het zwavelig zuur te over tuigen, alvorens tot reiniging van de kuipen erin te gaan. Zooals hier bleek, was echter een werk man in de kuip gegaan, terwijl het zwavelig zuur nog niet geheel verwijderd was. Twee andere mannen, hun kameraad bewusteloos ziende liggen daalden zonder bedenking tot redding in de kuip af, maar vielen eveneens bewusteloos op den bodem. De inmiddels toegeschoten personen, geen anderen uitweg ziende, haastten zich gaten in de kuip te slaan, met het gelukkig gevolg, dat de twee laatsten uit hun toestand levend werden be vrijd, hoewel voor een van hen weinig hoop be staat. De eerst afgedaalde, zekereW., vader van acht kinderen, was reeds overleden.” In den nacht van Zaterdag op Zondag om streeks drie ure ontstond te Rotterdam een zeer ernstige brand in de fabriek van chocolaad- en suikerwerken der firma Dulfer. De fabriek is geheel uitgebrand. De brandweer, die met 12 hand-en 2 stoomspuiten werkte, moest zich aanvankelijk bepalen tot de beperking van den brand tot het aangetaste perceel. Daarin slaagde zij uitstekend. Tot half acht in den mor gen moesten de stoomspuiten de handspuiten konden vroeger inrukken water op de smeu lende massa werpen. De schade is zeer aanzien lijk. Fabriek en goederen waren verzekerd. Muziekale Sport. Verleden Zaterdag had te Emael (Belgisch Limburg) de jaarlijksche wed strijd plaats, die daar ter plaatse reeds sinds tal van jaren gehouden wordt tusschen de twee fan me twintig jaar junger, ’t eene sjenie had ze in het dig en liefelijk uit, dat hem onwillèkeurig de ge dachte aan het groote Mariabeeld in de kerk, als het daglicht door de fraaie beschilderde gla zen er op viel, voor den geest kwam. Alleen dat aardig wipneusje kon hij moeilijk met het Ma riabeeld overeenbrengen, daarentegen zou het gouden kruisje dat blonk en schitterde op haar boezem zelfs voor de Moeder Gods in de kerk geen slechten tooi zijn geweest. Eensklaps was hij te midden zijner overpein zingen gestoord door Evert’s luiden groet ’N avond samen Babje was er verschrikt door ontwaaktRika min of meer schuchter geworden, bij zelf onaange naam er door verrast en vrij onvriendelijk had hij Evert toegevoegd: „Wat mag jou bezoek be duiden Eenigszins bedremmeld antwoordde toen de in zijn Zondagsch buis gedoste Evert, terwijl hij met de vingers aan zijn grof strooien, ronden hoed tikte Zooveul alsdat ik Jeroen ereis effen onder vier oogen wou spreken. Rika begon he vig te blozen en werkte ijveriger dan straks aan hare breikous, Babje opende wijd hare oogen, Jeroen nam zijn pijp uit den mond en draaide zich naar de zjjde waar Evert In deemoedige houding op bescheid stond te wachten. Is ’t om de vrijaadje? dan er maor mee voor den dag bij de vrouwluu, we hebben hier geen geheimen voor mekaar. Dat kos wel zoo wezen Jeroen, alsRiekienou er ’reis zinnigheid in had, dan kos vader er ook niks teugen zeggen en dan zouen we teugen Al lerheiligen konnen trouwen en ’t plaatsje van Ebbenhorst met 4 morgen zou vaoder huren, en. Nou Evert wat lummel je van Rika asdat ik er toch eerst ben en moeder Babje zou ’k meenen Dat g’leuf ik graog Jeroen, ’k heb je altoos voor een verstandig praoter gehouëen, daarom Laot ik je wat zeggen jungsken, Riek is nog te jung en jij bent nog bij Krelis Wakkers je oome, die je een schriel weekloon geeftvan trouwen komt niks niemendal as je geen 10 daol- ders in de zeuven daogen hebt, wat zeg jij moe der anders is ’t niks dan armoê voor ’t wijf. Wordt vervolgd. 5,30 6,10 gemerkte Tram vertrekt Woensdags om 1.30 van Harlingen en vertrek en aankomst worden geregeld naar den Arosterdamschen tijd. fl ce o 6,15 Bolsward 7, 1 8,15 Van Harlingen Bolsw. Te Sneek farekorpsen De Blauwen en De Rooden. Het ei genaardige van dezen tweekamp is, dat er hoe genaamd niet gelet wordt op een goede uitvoering der te spelen stukken. Prijswinner is dat korps, dat het langste aan ’t blazen blijft. Er werd dan ook dapper op los geblazen, tot op ’t laatst de hoofden der muzikanten zoo rood waren als pi oenrozen. Wat er gespeeld werd, en of het in de maat ging, dat kwam er minder op aanden aanwezigen kon dit ook minder schelen, het was hun alleen maar te doen om te weten, welke vereeniging het langst zou kunnen spelen. Dit bleek het korps der Blauwen te zijn, dat het 3’/2 uur lang volhield, nadat de pauk der Rooden was gebarsten. Amerika is van zijn eersten treinroover door den dood verlost. Dinsdag was 't eindelijk gelukt Burrows, voor wiens arrestatie 7500 dollars was uitgeloofd, door verraad van negers, met wie hij bevriend was, gevangen te nemen. Den volgen den ochtend vroeg hij aan den gevangenbewaar der om hem even zijn handkoffertje aan te ge ven, waarin hij biscuits had geborgen. Burrows kreeg er eenige biscuits uit, maar nam daarna in beide handen een revolver en dreigde den cipier dood te schieten, als hij niet onmiddelijk zijne hand- en voetkettingen losmaakte. De ci pier deed dit, waarop Burrows hem opsloot in zijn cel. De roover spoedde zich toen tot een ander beambte en vroeg onder bedreiging met den dood de 178 dollars terug, die hem bij zijn komst in de gevangenis waren ontnomen. Deze antwoordde met een revolverschot, waarop Burrows al vluch tende terug schoot, den beambte een kogel door de longen joeg en een neger-bediende een schot in den schouder bezorgde. De roover zelf werd echter, toen hij reeds op straat was, nog door een kogel doodelijk getroffen. Burrows was ge durende 10 jaar de leider van de treinroovers, en doodde „ambtshalve” drie politie-agenten, die hem wilden arresteeren, en een passagier. In de vorige week is te Dusseldorp een vergadering gehouden van do vereeniging voor het gevangenwezen in de Rijnprovincie en West falen, bestaande uit hooge rechterlijke ambtena ren en directeuren van strafgevangenissen. Onder de besluiten, daar genomen, belmoren o. a. de volgende: lo. Lichamelijke kastijding is een vol strekt noodzakelijk middel van tucht bij alle soor ten van mannelijke strafgevangenen. 2o. Zij is als zelfstandige straf eene onmisbare en dringende behoefte voor sommige misdrijven. De rechter lijke ambtenaar, die het vraagstuk inleidde, be weerde dat de Staat tegenover jeugdige misda digers hetzelfde recht heeft als ouders, patroons en onderwijzers, en dat een zeer krachtig middel noodig is om het diep gezonken eergevoel van volwassenen weder op te wekken. Óm de be zwaren, die vroeger tegen de toepassing van stok slagen zijn gerezen, te voorkomen, beval hij de invoering aan van een werktuig in den trant van de guillotine, om de kracht der slagen te kunnen regelen. Het einde der eeuw! Parijs heeft in den laatsten tijd ook zijne stierengevechten, maar, na hetgeen Zondag jl. gedurende de voorstelling heeft plaats gehad, zal het te betwijfelen zijn, of de directeur het contract, dat haast ten einde loopt, wel zal kunnen vernieuwen. Er zijn tenminste reeds stemmen opgegaan voor het niet verleenen ,Men schreef 1595. Voor het hof van Utrecht verschenen Antonius Bulk, Maria Bartens, Vol kert Hendriks en zijn dochter Hendrikje. De eersten hadden den middelbaren leeftijd bereikt de laatste was nauwelijks zeventien, in den bloei der jaren. Allen stonden onder verdenking van tooverij. Waren de beschuldigden overtuigd het misdrijf' te hebben uitgeoefend Geen hunner die het bekennen wilde. Geen nood het hof had middelen, om zelfs den meest hardnekkigen zwij ger den mond te openen. De beklaagden werden naar de pijnbank gevoerd. Men liet hen de werk tuigen aanschouwen, ter pijniginggebruikt, waarna zij in den kerker teruggevoerd, opnieuw onder vraagd werden. Weder geen bekentenis. Nu volgde de pijniging, totdat de ongelukkigen razend van pijn en angst, visioenen kregen en in wilden waanzin uitgilden wat men de bekentenis noemde. Ware het doel nog niet bereikt geweest, men zou de water- vuur- of naaldenproef hebben toegepast, om te onderzoeken of de duivel hen hielp in doods gevaar of gevoelloos maakte voor pijn. Met een van hen, den vader van Hendrikje, moest men voortgaan tot de waterproef. Ten slotte had de rechter het bewijs in handen, dat hij toovenaars en heksen voor zich had. Eén, bekende boter uit een sloot gekarnd te hebben, die zijn vader in een boternap gedaan had. Hendrikje beleed melk gehaald te hebben uit het hecht van een mes, dat zij in een boom gestoken had, en dat zij ’t met behulp van den Booze zwaar had doen hagelen. Allen waren beschuldigd als katten poot aan poot gedanst te hebben op een bleek te Amersfoort, in tegenwoordigheid van den duivel en zich in weerwolven veranderd en koeien ge beten te hebben. Er was geen twijfel aan dat alles werd hun terecht ten laste gelegd. Dat waren, volgens de sententie van het hof, „feiten zeer leelijk en af grijselijk, schrikkelijk en abominabel, geenszins te gedoogen in landen der Christenen. Dienten gevolge werden allen veroordeeld, om met den vure ter dood gebracht te worden. En het von nis werd spoedig uitgevoerd. In Oogstmaand van dat jaar werden allen te Utrecht op het Paarde- veld levend verbrand, en dat nog wel in tegen woordigheid van de jongere broers van Hendrikje, die na afloop der executie gegeeseld werden, om de hekserij er bij tijds uit te drijven.” eener nieuwe concessie tot exploitatie van de „Gran plaza de Toros.” Het volgende is Zondag middag, voorgevallen Een neger, die als clown speelde, hitste een stier op met een stok, inplaats van met een degen. Dit spel duurde eenigen tijd voort; maar op een gegeven oogenblik greep het woedende dier den neger met de horens op, wierp hem eenige malen in de lucht, om hem telkens weer op te vangen, tot de ongelukkige eindelijk op den grond neerplofte, waar hij onbewegelijk bleef liggen. Eenige toeschouwers riepen „Genoeg Genoeg 1” Doch het razende dier stoorde zich daaraan niet en zocht reeds een nieuw slachtoffer onder de toreadors, die den neger wilden ter hulp snellen. De stier liet zich zijn slachtoffer echter niet zoo gemakkelijk ontnemen; hij keerde naar zijne prooi terug, gaf den neger nog eenige stompen met de horens en met de pooten, waarna hij hem als eene vormelooze klomp liet liggen. Toen de stier later een weinig bedaard was, had men gelegenheid den ongelukkige weg te voeren, die natuurlijk geen teeken van leven meer gaf. Nu zou men denken, dat de voorstelling hier mede was afgeloopen. Och neen, de in zwijm gevallen dames waren heel gauw weer bijgebracht door een weinig eau de cologne of geest van salmoniak en de voorstelling ging weer haar gewonen gang. Waar de toeschouwers eenige oogenblikken te voren een hunner natuurgenooten voor hun pleizier op ellendige wijze hadden zien omkomen, daar klonken weer luide juichkreten, wanneer de een of andere toreador zijn meester schap over een der wildste dieren toonde. En dergelijke schandalen vallen voor op het einde der 19e eeuw te Parijs, het brandpunt der beschaving De cholera. De berichten omtrent de vree- selijke cholera worden steeds ongunstiger; in het Nijldal worden dagelijks honderden choleralijders gevonden en na den dood onmiddellijk verbrand. Het voorbeeld, om een geheel dorp te verbranden als middel tot ontsmetting der geheele streek, is reeds door een ander gevolgd. Men kan zich de ellende in die streken moeilijk voorstellen. Het handelsverkeer heeft geheel opgehouden, want de karavanen mijden zorgvuldig deze plaatsen. Men schat het aantal der aan deze vreeselijke ziekte overledenen op reeds meer dan 35 duizend. Een zesvoudige moord. Op ’t Waddingplein te Berlijn werd een der woningen bewoond door den timmermansbaas W. S. De woning be stond uit twee kamers en een keuken. In de keuken lag allerlei huisraad en rommel wild door elkaar; in de beide kamers stonden, behalve vijf bedden, bijna in ’t geheel geen meubelen. In de voorste kamer sliep een der kinderen, ’t oudste meisje, de elfjarige Annain de achterkamer was plaats gemaakt voor vier bedden, voor de beide echtgenooten en de vier overige kinderen. De echtelieden leefden niet in de beste ver standhouding vooral de vrouw moet een erg kribberig karakter hebben gehad en was een plaag voor haar man, een solied, gezellig en be- minnenswaardig persoon. Avond aan avond wer den in de echtelijke woning stormachtige too- neelen afgespeeld. Vrouw Schaaf begon in den regel, wierp den man allerlei leelijke woorden naar ’t hoofd, beleedigde hem, sarde hem, tot eindelijk den echtgenoot het bloed begon te ko- 1,— 11,20 1,40 1< vil hij Die vervloekte jongens as ze maor gewild hadden Nee vaoder zoo mag je niet spreken smeekte Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az. Bolsward. ha, was ie-goed werachtig op de Uitertsche kur- mis kon je’em niet beter hebben. Babje stemde meê in het lachduet van vader en wipneusje, kleinen mond en fijne oortjes, vooral nu op dit oogenblik toen de avondgloed haar ge laat met gouden glans bestraalde, zoo rein, vre- I i i n li 5 t e li g e 9,35 10,45 c OS ÖT cS O Q fl GC 1 Z< V

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1890 | | pagina 4