Jeroen en Jeroentje.
1
Hg
<4emeng<l Hienws.
1X1
7,45
6,10
8,30
CZ>
7,45
8,30
uj
3,45
4,30
5,50
12,25
1,—
1,—
1,40
Van Sneek
Te Harlingen
5,30
6,10
9,20
10,
11,15
1,15
2,45
3-
3,40
k
z
9,20
lO-
ll,10
12,30
5,45
7,—
1
1
t
r
3. DORPSNOVELLE.
7,39
8,15
9,45
4,15
5,30
8,—
8,35
5,45
7-
2,15
2,45
4,—
9,20
10
6,30
7,45
3,45
4,30
5,50
1,15*
2,45
3-
3,40
a
12,25
9,35
10,45
6*30
7,45
Babje en tranen biggelden langs hare rimpelige
wangen, van daog vooral niet ging zij voort.
Al weer die sikkeneurigheid moeder, waarom
dat dan niet, as die jongens
Kom vaoder laten we gaon slaopen. Het brand
de haar op de tong Jeroen aan Joris sterfdag te
herinneren, maar zij behaalde een schitterende
overwinning op zichzelve en zweeg. Vader’s blijde
herinneringen aan dezen feestdag mochten im
mers niet gestoord worden. Moeder Babje had
van daag ook een heldenstuk verricht, al was ’t
ook van anderen, minder genotvollen aard dan
dat van haar man.
ken en de finale was dan in den regeleen huis
houdinkje van Jan Steen, opgeluisterd door de
verwijtingen aan het adres van den man, dat
de zaken zoo achteruitgingen en er meer schul
den dan inkomsten waren.
Gisterenmorgen klopte een der knechten aan
de deur van Schaaf, doch kreeg geen gehoor
een kwartier later kwam een der leerlingen, doch
de deur was gesloten. Op de werkplaats was
Schaaf evenmin te vinden. Men ging naar de
politie en in haar tegenwoordigheid werd door
een smid de deur opengebroken. Den binnen
tredenden bood zich een ontzettend schouwspel
aanin de bedden lagen vrouw en kinderen,
badende in hun bloedbedden en vloer waren
met bloed overstroomd.
Toen men aan 't bed van vrouw Schaaf kwam
hief zij ’t vreeselijk verminkte hoofd op, zag de
binnentredenden met starre oogen aan en gaf op
de vraag, wie haar zoo had verminkt, fluisterend
ten antwoord: „Weet ’t niet man
heeft daar geslapen is weg gegaan
ik heb geen koffie gezet.” Dan zonk zij
bewusteloos neder. Naast haar lag, eveneens met
bloed overdekt, de kleine Elsein ’t andere bed
Frits en half onder ’t ledekant, alsof zij voor de
moordende slagen had willen vluchten, de zeven
jarige kleine Grete.
Huiveringwekkend was ’t gezicht der wieg,
waarin de kleine zuigeling in den slaap was ver
moord met verpletterden schedel lag de kleine
Karei, nog maar drie maanden oud, op zijn door
’t bloed rood gekleurd bedje. Ook't oudste meisje
Anna, lag vreeselijk toegetakeld in de voorka
mer. Tegen ’t voeteneind van een der ledikanten
stond een bijl geleund, met bloed bevlekt en
waarmede waarschijnlijk de wandaad was ge
pleegd.
Dadelijk werd geneeskundige hulp ingeroepen
de zwaar gewonden werden, nadat zij verbonden
waren, naar een ziekenhuis vervoerd, ’t lijk van
den zuigeling naar de schouwplaats.
De man heeft de vlucht genomen.
dochter en dacht dat zij Jeroen sints lang niet
zoo vrooljjk had gezien en Rika wachtte zich
wel om vader de zelfvoldoening over zijn slim
volvoerd heldenstuk op de vliering te ontnemen
waarom was zij ook juist toen vader het kruisje
in den koek stak ontwaakt
Om 7 uur was Jeroen een paar kleine tuinen
in orde gaan brengen, om 10 uur was hij thuis
gekomen om zich voor de twee kienders van Ba-
rand Dissel te gaan pripareeren. Dat karwei
was om 11 uur afgeloopen en om 4 uur was een
dorpskameraad van Rika, Leentje Verstraten op
de koffie met den sukadekoek gekomen. Nog
wat later in den vooravond was Kees Verstra
ten, Leentje’s vader en Jeroen’s oude vriend, een
krasse zestiger aangeloopen en toen had Jeroen
twee flesschen rooden wijn op tafel geplaatst, een
geschenk van den baron voor Rika. Men had
gedronken en geklonken, vader Jeroen en
Kees Verstraten hadden een sigaar opgestoken en
over koetjes en kalfjes gepraat, moeder Babje was
intusschen onderzeil geraakt en de beide,
jonge deerntjes waren bij ’t mooie avondweer,
arm in arm den straatweg op en neer gedrendelt.
Dat was een vreugdedag geweest voor Jeroen,
om nooit te vergeten. Even voor hij met den
grooten lantaarn Riekje had bijgelicht bij haar
tocht naar de vliering, had hij er voor de twee
demaal goedennacht gekust, haar diep in de oogen
gezien en gezegd
Nou, nacht Riek, nog maar veul jaoren zoo’n
goeien dag, hoor, en Rika had geantwoord
Nacht vaoder; alsdat ik dan wel lijen mag,
dat u en moeder er getuugen bij speulen.
Dankie kiend, daor mot je veur moederen mij
anders maor niet te vast op rekenen, we worden
oud.
Ik kon ’t van daog anders niet an je merken
vaoder; nou een makkelijken nacht.
Van ’t zelfde, kiend; voorzichtig met ’tluik,
kan je wel zien
Jawel vaoderde maon schijnt helder.
En in de woonkamer, die tevens als echtelijk
slaapvertrek dienst deed, teruggekeerd sprak Je
roen tot Babje
Zoo’n dag maokt
zachtzinnig kiend, wat
kruusken
II.
Daar was met betrekking tot zijn lieve Rika
een omstandigheid waaraan Jeroen met zekere
bezorgdheid dacht. Er liepen hem in den laat-
sten tijd te veel jonge borsten om zijne woning
te draaien. Dat beviel hem maar half. Nog geen
drie weken geleden was daar op een warmen Au-
gustus-avond, de jongste zoon van Rijk Mulder,
den komenijman bij hem komen aanloopen. Hij
zat met Babje en Rika onder de koffie voor de
achterdeur in de nabijheid van zijn lapje moes
tuin. Hij rookte een kort goudsch pijpje, keek
nu eens naar Rika dan weer naar de ondergaande
zon en dacht over niets of over alles te gelijk.
Toen hij b. v. naar zijn zwart satijnen trouwvest
keek, dacht hij aan den overleden baron, van
wien het nog afkomstig was en aan Babje, die
in haar leunstoel met haar bril op den neus
en een gebedenboek op haar schoot in slaap was
gevallen, toen hij toevallig naar zijn hoogen ruig-
zwarten hoed greep, dien hij diep op ’t hoofd
had gedrukt, ’t was Zondag daarom had hij
hem op, denzelfde die bij begrafenissen dienst
deed, maar dan met den lamfer, kwam eens
klaps het denkbeeld aan ’t jongentje van Aart
Mol bij hem ophet kind had hij er gister on
der gebracht en de smart van den vader had
hem zelf sikkeneurig gemaakt, en toen sloeg hij
zijne oogen op naar zijn kind, dat daar tegen
over hem was gezeten en ijverig aan eene zwart
wollen kous breide. Wat vriendelijke glans lag
er in hare zachtbruine oogen hoe ónschuldig
was haar gansche wezen, hoe goed was hare in
borst en hetgeen Jeroen met trots vervulde, zij
Inmiddels was Rika met verheerlijkt gezicht,
het kruisje tusschen haar keurs blinkend, de koek
in haar linkerhand van de ladder afgedaald, op
vader Jeroen toegeijld, en had zij zijn goedig,
verweerd gelaat als onder kussen bedolven. Moe
der Babje had het tooneel van uit het andere
vertrekje aanschouwd en toen het kind zoo fleu
rig in Zondagsche kleedij haar naderde en zij
haar hoofdje zonder ’t geplooide mutsje te kreu
ken naar zich toetrok om haar een fikschen zoen
op de lippen te geven, toen klonk er een bede
om zegen in hare ziel voor de meerderjarige doch
ter.
En hoe heeft vaoder je nou bedacht, kiend, as
een prinsedochter van een keuning, zou ’k mee
nen hè
Och moeder zoo rijk, dat g’leuf ikhoe
staot het, blinkt het goed want het kruisje trok
voor ’t oogenblik al hare aandacht. Maar Je
roen was nog niet tevreden. Hoor ’reis Riek riep
hij haar uit 't pronkvertrek toe, kijk ’reis goed
uit je oogen. En in gespannen verwachting stond
Jeroen den indruk der tweede verrassing op de
jarige af te wachten. Rika liep eerst even het
vertrekje rond, deed alsof ze niets van ’t tafeltje
met den tweeden ruiker, de zijden hoofddoek en
de gouden oorbellen zag, keek daarop heel on-
noozel haar vader aan, die met den rug tegen
dat tafeltje geleund stond en slaakte eindelijk
een zeer natuurlijke kreet van verrassing toen
zij achter Jeroen om de geschenken bemerkte.
Ha, ha, hoe vin-je em Riek, is-ie goed, kijk
me die oorbellen ’reis an, wat blinken ze hè?
en die blommen haast nog mooier dan de an
dere; maar je hieldt je van den domme toen jij
de leêr afkwam, je hebt de boel hier wel zien
staan, is het niet
Rika begon te lachen en vader ook deze ver
volgde Maar toen ik de vliering opsloop als een
dief in een hooibarg, toen sliep je nog zoo lek
ker, en toen ik met m’n snoeimes een g’leuf in
den koek maokte, en er ’t mooie kruusken in
Sneek-BolswardHarlingen.
Op Werkdagen:
9,20
10,-
11,15
8,35
9,10
Op Zondagen
6,15
7-
8,15
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
De met een
komt 2,50 te Bolsward aan.
De uren van 1
De Tijd deelt eene motie mede, in een
Vrijdag jl. te ’s-Hertogenbosch gehouden verga
dering van de voorzitters van al de Katholieke
kiesvereenigingen in Noord-Brabant met alge-
meene stemmen op één na, aangenomen. De motie
is van de volgende strekking. De' Provinciale
Bond der R. K. Kiesvereenigingen in Noord-
Brabant neemt o. a. in aanmerking, dat het Mi
nisterie, ondanks alle vriendelijke en dringende
vertoogen, gemeend heeft de verantwoordelijkheid
op zich te moeten nemen van het thans ingediende
wetsontwerp tot legerorganisatie dat bij de Me
morie van Toelichting geen gewag is gemaakt
van de allergewichtigste bezwaren, van alle zijden
tegen het ontwerp te berde gebracht, dat voorts
een ander Ministerie zich wel wachten zal, we
derom een wetsontwerp op zich te nemen, dat
zoozeer indruischt tegen den vrijheidszin en de
waarachtige belangen van het Nederlandsche
volk, spreekt als zijn overtuiging uit, dat verdere
samenwerking tusschen dit Ministerie en de Sta-
ten-Generaal ongewenscht moet geacht worden
en besluit van deze zijn zienswijze, met volkomen
eerbiediging van ieders vrijheid, overtuiging en
onafhankelijkheid, kennis te geven aan de Ka
tholieke leden van de Eerste en de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
Twee mannen in de plant age-Middellaan
te Amsterdam waren aan het vechten. Zij wor
stelden op den grond en trachtten elkander op de
sporen te dringen, op het oogenblik dat een tram
aankwam. Deze moest remmen en stil blijven
staan. De kerels bleven echter hun terrein be
houden nu lag de een weer eens boven, dan weer
de ander. Het tramverkeer was dus feitelijk ge
staakt, terwijl het publiek, dat de vechtenden
omringde, blijkbaar pleizier had in den strijd.
Eindelijk had een werkman medelijden met de
passagiers van de tram en noodigde de vechters
bazen uit om een oogenblik op te houden, om de
tram te laten doorgaandaarna konden zij den
strijd hervatten. Aan deze beleefde uitnoodiging
wilden echter de vechtersbazen geen gevolg geven.
De werkman nam dit zeer kwalijk en rukte toen
de beide mannen van de sporen.
De tram reed door; of het gevecht is voort
gezet, weten wij niet. Politie was er niet te zien
maar de tram had een kwartiersuurs oponthoud
gehad. (Amst.)
Men schrijft uit Maastricht
„Een treurig ongeluk had hedenvoormiddag in
een der grootste brouwerijen onzer stad, die van
den heer O. M., plaats. Een werkman werd ver
mist. Na eenigen tijd zoeken vond men hem lig
gende in. een der groote loeders (open kuipen
van 100 a 150 hectoliter inhoud, waarin het bier
wordt afgelaten, om de fermentatie te doen.)
Deze foeders worden tot reiniging gezwaveld.
Het zwavelig zuur trekt, na zijn werking gedaan
te hebben, langzaam wegevenwel moet de voor
zichtigheid in acht genomen worden, om zich van
de verwijdering van het zwavelig zuur te over
tuigen, alvorens tot reiniging van de kuipen erin
te gaan. Zooals hier bleek, was echter een werk
man in de kuip gegaan, terwijl het zwavelig zuur
nog niet geheel verwijderd was. Twee andere
mannen, hun kameraad bewusteloos ziende liggen
daalden zonder bedenking tot redding in de kuip
af, maar vielen eveneens bewusteloos op den
bodem. De inmiddels toegeschoten personen, geen
anderen uitweg ziende, haastten zich gaten in de
kuip te slaan, met het gelukkig gevolg, dat de
twee laatsten uit hun toestand levend werden be
vrijd, hoewel voor een van hen weinig hoop be
staat. De eerst afgedaalde, zekereW., vader van
acht kinderen, was reeds overleden.”
In den nacht van Zaterdag op Zondag om
streeks drie ure ontstond te Rotterdam een zeer
ernstige brand in de fabriek van chocolaad- en
suikerwerken der firma Dulfer.
De fabriek is geheel uitgebrand. De brandweer,
die met 12 hand-en 2 stoomspuiten werkte, moest
zich aanvankelijk bepalen tot de beperking van
den brand tot het aangetaste perceel. Daarin
slaagde zij uitstekend. Tot half acht in den mor
gen moesten de stoomspuiten de handspuiten
konden vroeger inrukken water op de smeu
lende massa werpen. De schade is zeer aanzien
lijk. Fabriek en goederen waren verzekerd.
Muziekale Sport. Verleden Zaterdag had
te Emael (Belgisch Limburg) de jaarlijksche wed
strijd plaats, die daar ter plaatse reeds sinds tal
van jaren gehouden wordt tusschen de twee fan
me twintig jaar junger, ’t
eene sjenie had ze in het
dig en liefelijk uit, dat hem onwillèkeurig de ge
dachte aan het groote Mariabeeld in de kerk,
als het daglicht door de fraaie beschilderde gla
zen er op viel, voor den geest kwam. Alleen dat
aardig wipneusje kon hij moeilijk met het Ma
riabeeld overeenbrengen, daarentegen zou het
gouden kruisje dat blonk en schitterde op haar
boezem zelfs voor de Moeder Gods in de kerk
geen slechten tooi zijn geweest.
Eensklaps was hij te midden zijner overpein
zingen gestoord door Evert’s luiden groet ’N avond
samen
Babje was er verschrikt door ontwaaktRika
min of meer schuchter geworden, bij zelf onaange
naam er door verrast en vrij onvriendelijk had
hij Evert toegevoegd: „Wat mag jou bezoek be
duiden
Eenigszins bedremmeld antwoordde toen de in
zijn Zondagsch buis gedoste Evert, terwijl hij
met de vingers aan zijn grof strooien, ronden
hoed tikte Zooveul alsdat ik Jeroen ereis effen
onder vier oogen wou spreken. Rika begon he
vig te blozen en werkte ijveriger dan straks aan
hare breikous, Babje opende wijd hare oogen,
Jeroen nam zijn pijp uit den mond en draaide
zich naar de zjjde waar Evert In deemoedige
houding op bescheid stond te wachten.
Is ’t om de vrijaadje? dan er maor mee
voor den dag bij de vrouwluu, we hebben hier
geen geheimen voor mekaar.
Dat kos wel zoo wezen Jeroen, alsRiekienou
er ’reis zinnigheid in had, dan kos vader er ook
niks teugen zeggen en dan zouen we teugen Al
lerheiligen konnen trouwen en ’t plaatsje van
Ebbenhorst met 4 morgen zou vaoder huren, en.
Nou Evert wat lummel je van Rika asdat
ik er toch eerst ben en moeder Babje zou ’k
meenen
Dat g’leuf ik graog Jeroen, ’k heb je altoos
voor een verstandig praoter gehouëen, daarom
Laot ik je wat zeggen jungsken, Riek is nog
te jung en jij bent nog bij Krelis Wakkers je
oome, die je een schriel weekloon geeftvan
trouwen komt niks niemendal as je geen 10 daol-
ders in de zeuven daogen hebt, wat zeg jij moe
der anders is ’t niks dan armoê voor ’t wijf.
Wordt vervolgd.
5,30
6,10
gemerkte Tram vertrekt Woensdags om 1.30 van Harlingen en
vertrek en aankomst worden geregeld naar den Arosterdamschen tijd.
fl
ce
o
6,15
Bolsward 7,
1 8,15
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
farekorpsen De Blauwen en De Rooden. Het ei
genaardige van dezen tweekamp is, dat er hoe
genaamd niet gelet wordt op een goede uitvoering
der te spelen stukken. Prijswinner is dat korps,
dat het langste aan ’t blazen blijft. Er werd dan
ook dapper op los geblazen, tot op ’t laatst de
hoofden der muzikanten zoo rood waren als pi
oenrozen. Wat er gespeeld werd, en of het in de
maat ging, dat kwam er minder op aanden
aanwezigen kon dit ook minder schelen, het was
hun alleen maar te doen om te weten, welke
vereeniging het langst zou kunnen spelen. Dit
bleek het korps der Blauwen te zijn, dat het 3’/2
uur lang volhield, nadat de pauk der Rooden was
gebarsten.
Amerika is van zijn eersten treinroover door
den dood verlost. Dinsdag was 't eindelijk gelukt
Burrows, voor wiens arrestatie 7500 dollars was
uitgeloofd, door verraad van negers, met wie hij
bevriend was, gevangen te nemen. Den volgen
den ochtend vroeg hij aan den gevangenbewaar
der om hem even zijn handkoffertje aan te ge
ven, waarin hij biscuits had geborgen. Burrows
kreeg er eenige biscuits uit, maar nam daarna
in beide handen een revolver en dreigde den
cipier dood te schieten, als hij niet onmiddelijk
zijne hand- en voetkettingen losmaakte. De ci
pier deed dit, waarop Burrows hem opsloot in
zijn cel. De roover spoedde zich toen tot een ander
beambte en vroeg onder bedreiging met den dood
de 178 dollars terug, die hem bij zijn komst in
de gevangenis waren ontnomen. Deze antwoordde
met een revolverschot, waarop Burrows al vluch
tende terug schoot, den beambte een kogel door
de longen joeg en een neger-bediende een schot
in den schouder bezorgde. De roover zelf werd
echter, toen hij reeds op straat was, nog door
een kogel doodelijk getroffen. Burrows was ge
durende 10 jaar de leider van de treinroovers,
en doodde „ambtshalve” drie politie-agenten, die
hem wilden arresteeren, en een passagier.
In de vorige week is te Dusseldorp een
vergadering gehouden van do vereeniging voor
het gevangenwezen in de Rijnprovincie en West
falen, bestaande uit hooge rechterlijke ambtena
ren en directeuren van strafgevangenissen. Onder
de besluiten, daar genomen, belmoren o. a. de
volgende: lo. Lichamelijke kastijding is een vol
strekt noodzakelijk middel van tucht bij alle soor
ten van mannelijke strafgevangenen. 2o. Zij is
als zelfstandige straf eene onmisbare en dringende
behoefte voor sommige misdrijven. De rechter
lijke ambtenaar, die het vraagstuk inleidde, be
weerde dat de Staat tegenover jeugdige misda
digers hetzelfde recht heeft als ouders, patroons
en onderwijzers, en dat een zeer krachtig middel
noodig is om het diep gezonken eergevoel van
volwassenen weder op te wekken. Óm de be
zwaren, die vroeger tegen de toepassing van stok
slagen zijn gerezen, te voorkomen, beval hij de
invoering aan van een werktuig in den trant van
de guillotine, om de kracht der slagen te kunnen
regelen.
Het einde der eeuw! Parijs heeft in den
laatsten tijd ook zijne stierengevechten, maar, na
hetgeen Zondag jl. gedurende de voorstelling heeft
plaats gehad, zal het te betwijfelen zijn, of de
directeur het contract, dat haast ten einde loopt,
wel zal kunnen vernieuwen. Er zijn tenminste
reeds stemmen opgegaan voor het niet verleenen
,Men schreef 1595. Voor het hof van Utrecht
verschenen Antonius Bulk, Maria Bartens, Vol
kert Hendriks en zijn dochter Hendrikje. De
eersten hadden den middelbaren leeftijd bereikt
de laatste was nauwelijks zeventien, in den bloei
der jaren. Allen stonden onder verdenking van
tooverij. Waren de beschuldigden overtuigd het
misdrijf' te hebben uitgeoefend Geen hunner
die het bekennen wilde. Geen nood het hof had
middelen, om zelfs den meest hardnekkigen zwij
ger den mond te openen. De beklaagden werden
naar de pijnbank gevoerd. Men liet hen de werk
tuigen aanschouwen, ter pijniginggebruikt, waarna
zij in den kerker teruggevoerd, opnieuw onder
vraagd werden. Weder geen bekentenis. Nu
volgde de pijniging, totdat de ongelukkigen razend
van pijn en angst, visioenen kregen en in wilden
waanzin uitgilden wat men de bekentenis noemde.
Ware het doel nog niet bereikt geweest, men zou
de water- vuur- of naaldenproef hebben toegepast,
om te onderzoeken of de duivel hen hielp in doods
gevaar of gevoelloos maakte voor pijn. Met een
van hen, den vader van Hendrikje, moest men
voortgaan tot de waterproef. Ten slotte had de
rechter het bewijs in handen, dat hij toovenaars
en heksen voor zich had. Eén, bekende boter
uit een sloot gekarnd te hebben, die zijn vader
in een boternap gedaan had. Hendrikje beleed
melk gehaald te hebben uit het hecht van een
mes, dat zij in een boom gestoken had, en dat
zij ’t met behulp van den Booze zwaar had doen
hagelen. Allen waren beschuldigd als katten poot
aan poot gedanst te hebben op een bleek te
Amersfoort, in tegenwoordigheid van den duivel
en zich in weerwolven veranderd en koeien ge
beten te hebben.
Er was geen twijfel aan dat alles werd hun
terecht ten laste gelegd. Dat waren, volgens de
sententie van het hof, „feiten zeer leelijk en af
grijselijk, schrikkelijk en abominabel, geenszins
te gedoogen in landen der Christenen. Dienten
gevolge werden allen veroordeeld, om met den
vure ter dood gebracht te worden. En het von
nis werd spoedig uitgevoerd. In Oogstmaand van
dat jaar werden allen te Utrecht op het Paarde-
veld levend verbrand, en dat nog wel in tegen
woordigheid van de jongere broers van Hendrikje,
die na afloop der executie gegeeseld werden, om
de hekserij er bij tijds uit te drijven.”
eener nieuwe concessie tot exploitatie van de
„Gran plaza de Toros.” Het volgende is Zondag
middag, voorgevallen
Een neger, die als clown speelde, hitste een
stier op met een stok, inplaats van met een
degen. Dit spel duurde eenigen tijd voort; maar
op een gegeven oogenblik greep het woedende
dier den neger met de horens op, wierp hem
eenige malen in de lucht, om hem telkens weer
op te vangen, tot de ongelukkige eindelijk op den
grond neerplofte, waar hij onbewegelijk bleef
liggen. Eenige toeschouwers riepen „Genoeg
Genoeg 1” Doch het razende dier stoorde zich
daaraan niet en zocht reeds een nieuw slachtoffer
onder de toreadors, die den neger wilden ter
hulp snellen. De stier liet zich zijn slachtoffer
echter niet zoo gemakkelijk ontnemen; hij keerde
naar zijne prooi terug, gaf den neger nog eenige
stompen met de horens en met de pooten, waarna
hij hem als eene vormelooze klomp liet liggen.
Toen de stier later een weinig bedaard was, had
men gelegenheid den ongelukkige weg te voeren,
die natuurlijk geen teeken van leven meer gaf.
Nu zou men denken, dat de voorstelling hier
mede was afgeloopen. Och neen, de in zwijm
gevallen dames waren heel gauw weer bijgebracht
door een weinig eau de cologne of geest van
salmoniak en de voorstelling ging weer
haar gewonen gang. Waar de toeschouwers eenige
oogenblikken te voren een hunner natuurgenooten
voor hun pleizier op ellendige wijze hadden zien
omkomen, daar klonken weer luide juichkreten,
wanneer de een of andere toreador zijn meester
schap over een der wildste dieren toonde.
En dergelijke schandalen vallen voor op het
einde der 19e eeuw te Parijs, het brandpunt der
beschaving
De cholera. De berichten omtrent de vree-
selijke cholera worden steeds ongunstiger; in het
Nijldal worden dagelijks honderden choleralijders
gevonden en na den dood onmiddellijk verbrand.
Het voorbeeld, om een geheel dorp te verbranden
als middel tot ontsmetting der geheele streek, is
reeds door een ander gevolgd. Men kan zich de
ellende in die streken moeilijk voorstellen. Het
handelsverkeer heeft geheel opgehouden, want de
karavanen mijden zorgvuldig deze plaatsen. Men
schat het aantal der aan deze vreeselijke ziekte
overledenen op reeds meer dan 35 duizend.
Een zesvoudige moord. Op ’t Waddingplein
te Berlijn werd een der woningen bewoond door
den timmermansbaas W. S. De woning be
stond uit twee kamers en een keuken. In de
keuken lag allerlei huisraad en rommel wild door
elkaar; in de beide kamers stonden, behalve vijf
bedden, bijna in ’t geheel geen meubelen. In de
voorste kamer sliep een der kinderen, ’t oudste
meisje, de elfjarige Annain de achterkamer
was plaats gemaakt voor vier bedden, voor de
beide echtgenooten en de vier overige kinderen.
De echtelieden leefden niet in de beste ver
standhouding vooral de vrouw moet een erg
kribberig karakter hebben gehad en was een
plaag voor haar man, een solied, gezellig en be-
minnenswaardig persoon. Avond aan avond wer
den in de echtelijke woning stormachtige too-
neelen afgespeeld. Vrouw Schaaf begon in den
regel, wierp den man allerlei leelijke woorden
naar ’t hoofd, beleedigde hem, sarde hem, tot
eindelijk den echtgenoot het bloed begon te ko-
1,—
11,20 1,40
1<
vil
hij Die vervloekte jongens as ze maor gewild
hadden
Nee vaoder zoo mag je niet spreken smeekte
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az.
Bolsward.
ha, was ie-goed werachtig op de Uitertsche kur-
mis kon je’em niet beter hebben.
Babje stemde meê in het lachduet van vader en
wipneusje, kleinen mond en fijne oortjes, vooral
nu op dit oogenblik toen de avondgloed haar ge
laat met gouden glans bestraalde, zoo rein, vre-
I
i
i
n
li
5
t
e
li
g
e
9,35
10,45
c
OS
ÖT
cS
O
Q
fl
GC
1
Z<
V