A
r
BB BW
If
7:
-O
OP DE GOUWZEE.
IK
s
GEMENGD NIEUWS.
6,15
QC
GO
►mpt
LU
1,—
11,15
C
1
Uit het leven van een geestelijke.
Op Zondagen
Op IV erkdagen
1-
ce
Bolsw.
Te Sneek
UJ
8,15
6,10
8,30
7,45
7,45
Harlingen en
De
aangekomen
z
bl
4
Wordt vervolgd.
zei Holleufer na zijne tehuiskomst tot zijne vrouw.
G3
UJ
3,45
4,30
5,50
8,30 -
van
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az.
Bols ward.
a.
v.
5,30
6,10
5,30
6,10
h(
so
SC
di
2,15
2,45
4,—
jc
ei
m
si
ft
8,35
9,10
12,25
9,20
10,
1,15
2,45
3,—
3,40
n
e
d
8,—
8,35
5,45
7,—
V
zi
’1
n
g
n
S’
6,30
7,45
ki
ze
w
si
h<
’t
01
oc
di
E
k<
vi
d<
ni
ee
kl
sc
ni
tj<
vt
m
D
g(
hi
P
ei
’t
V:
W
9,20
lO-
ll,10
12,30
5,45
7,—
ee
w
n<
hi
V(
bl
vl
U1
de
m
7,30
8,15
9,45
4,15
5,30
9,20
10
t
t
J
g
Is
r
8
Z
g
h
v
h
r
h
h
u
Ie
v
z
s
g
I
v
di
di
j8
v:
di
al
d<
O]
ze
L
E
h:
’t
le
u.
9,35
10,45
3,45
4,30
5,50
1,15*
2,45
3
3,40
o
bC
S
c8
bfi
e
oS
4* O
o
12,25
9,35
10,45
6’,30
7,45
De „doode stad” Monnikendam is Zondag het
tooneel geweest van een drukte en levendigheid,
zooals de oudste Monnikendammers en er zijn
oude menschee in die stad zich niet kunnen
herinneren. Er was nl. aangekondigd, dat „ijs en
weer dienende” op Zondag 11 Januari op de
Gouwzee bij Monnikendam een ijsfeest zou plaats
hebben, namelijk een kermis op het ijs met wed
strijden in het schoonrijden, terwijl een aanschou
welijke voorstelling zou gegeven worden van het
spieringvangen en botkloppen.
Het programma bevatte dus voor den vreem
deling aantrekkelijkheid genoeg om hem te be
wegen zich dien bewusten Zondag op te maken
naar het stedeke Monnikendam, ten einde ge
tuige te zijn van een schouwspel, waarvoor lang
niet alle winters de gelegenheid bieden.
De ijsvlakte voor Monnikendam op de Gouwzee
bood gisteren een gezellig schouwspel. Duizenden
bewogen zich op de banen en binnen de afge
sloten ruimte, die tegen entrée toegankelijk was.
Het grootste gedeelte der menschenmassa bestond
uit Amsterdammers, doch alle omliggende plaat
sen hadden haar aandeel geleverd de beide na
tionale typen Volendammers en Markers waren
ook vertegenwoordigd, hoewel niet sterk en
brachten door hun costuum eenige afwisseling in
de overigens eentonige winterkleeding.
Reeds vroeg in den morgen bewogen zich een
groot aantal schaatsenrijders en rijdsters op de
banen, waarvan met den besten wil niet kon ge
tuigd worden, dat ze „goed onderhouden” waren;
het ijs was zeer hobbelig en weinig geschikt voor
een wedstrijd in het schoonrijden. Er werd echter
zoo „schoon” gereden als in de gegeven omstan
digheden mogelijk was.
Behalve verschillende kramen voor verver-
schingen, bevonden zich op het ijs een scheepjes-
molen, een „Kop van Jut” een weegstoel en
meerdere gelegenheden, welke aan het geheel een
kermis-achtig aanzien moesten geven, terwijl een
viertal muzikanten het feest opluisterden.
Terwijl de wedstrijd gehouden werd, had men
op een afgeschoten terrein de gelegenheid „eene
aanschouwelijke voorstelling van het spieringvan
gen en botkloppen” bij te wonen. Het eerste
geschiedt op zeer eenvoudige wijze door middel
van een fuik, het laatste op de volgende manier
In een bijt ter grootte van ongeveer een vierk.,
Meter wordt een zoogenaamd „wargaren” met
een langen stok onder het ijs gestoken, nadat er
een stuk lood of steen aan is vastgemaakt, zoodat
het ondereinde op den bodem van het water
hangt. Op deze wijze wordt een gedeelte van het
water aan eene zijde afgesloten. Wanneerdit.net
eenigen tijd in het water heeft gehangen, wordt
rondom de bijt „geklopt” met een blok hout, door
het aan de eene zijde met den voet op te wip
pen en het daarna te laten vallen, waardoor de
bot wordt opgejaagd en in de mazen van het net
verward geraakt.
Ten vier uur ongeveer werd een papieren lucht
ballon door middel van verwarmde lucht opge
laten, die zich hoog verhief en in de richting van
Hoorn verdween in dien tusschentijd had voor
de muziektent een bal op het ijs plaats, waar
van een druk gebruik werd gemaakt.
gezicht gezegd, zei de rechter en lachte harte
telijk. En waarom houdt ge dien man voor
den dief? vroeg de voorzitter. Omdat hij een
blauwen rok en geelen broek aanheeft, zei Adolph
heel perpleks. Als wij allen zoo gekleed wa
ren, zou bij ons voor een heele dievenbende aan
zien, bromde de rechter. Gij moet niet op de
kleeding, maar op het gezicht letten, wendde de
voorzitter zich tot den knaap. Heer president,
nam nu Karasek ’t woord, die zet van den jon
gen is zoo kostelijk mooi, dat ik niet langer loo
chenen wil. Schrijf maar gerust neer, dat ik die
voddenraper in de pastorie te Tiefenbach geweest
ben. De paar lorren, die ik daar meepakte, zul
len mijne rekening niet zoo veel grooter maken.
Adolph nam den spreker oplettend op. Wat die
jonge man met zijne zachte blauwe oogen, zijne
fijne trekken en blond krullend hoofdhaar was
de algemeen gevreesde dief! Onuitwischbaar
prentte hij zich ’s mans beeld in het geheugen.
Karasek ging voor eenige jaren in het tuchthuis
en te Tiefenbach werd voortaan niet meer van
hem gehoord.
11,20 1,40
6,15
7-
8,15
Sneek- Bols ward- B arling-en.
9,20
10,-
11,15
NAAR
GUSTAV NIERITZ.
-otHgMJo-
De pastorie te Tiefenbach was een oud, onre
gelmatig gebouwd huis, dat met zijne vele ruime
vertrekken in geen verhouding tot de karige
bezoldiging van zijn bewoner, den predikant van
het stadje, stond. In de hooge woonkamer met
de zwart berookte wanden en de nog donkerder
zoldering stonden daar nu echter eens op een
achtermiddag zeven bloeijende kinderen om hunne
moeder geschaard, die aan ieder ’t hem naar zijne
grootte toekomend stuk brood uitdeelde. Boter
kon er niet afvallen, om de eenvoudige reden,
dat die er niet opzat, wat echter eenigzins goed
gemaakt werd door den rijken fruitoogst van dit
jaar, die ’t mogelijk maakte, elk kind met nog
een toegift van twee appelen te verheugen. Vader
Holleufer telde met een oog vol voldoening de
talrijke schaar Carl, David, Emilie, Friedrich,
Gustav, Henriette, Clotilde en zei„Vrouw,
onze octaaf is niet voltalligde A mankeert
nog.” ’t Is waar, antwoordde de moeder, die
een stuk brood en twee appelen in haar korfje
overhieldwaar zit Adolph Daar juist trad
de ruim vijfjarige knaap binnen. Hij was nog
bezig zijn buisje toe te knoopen en had den mond
tot spreken geopend, maar ’t zien van de sneê
brood en de twee appels deed hem dien gauw
weer sluiten en de hand begeerig naar zijne portie
uitsteken. Eerst toen hij daarin een paar fiksche
happen gedaan had, zei hijMoeke toen ik den
gang doorkwam, zag ik de achterste kamer open
staan en een vreemd man daarin, die een groot
pak toebond. Ge droomt, kind, antwoordde
de moederde kamer zit op slot en de kast er
in ock. ’t Is toch zoo, moeke, hield de knaap
vol. Toen de man mij komen zag, nam hij zijn
pak op en vroeg mij, waar de kerk was. Dat
heb ik hem beduid, en toen ging hij. Verschrikt
stoven allen naar de aanwezige achterkamer.
Adolph had de waarheid gezeid een dief had
deur en kast weten open te breken en een deel
van de kleêren en ’t linnen meegepakt. Daar
ging dan nu een luid hallo op, dat zich weldra
door ’tgansche stadje voortplantte en iedereen
tot vervolging van den brutalen roover opriep.
Een blauwen rok en gelen broek had hij aan,
huilde de om zijne te late waarschuwing ter deeg
beknorde Adolph, en een ronden hoed had hij
op. Dan is ’t geen mensch anders dan Kara
sek geweest, was de algemeene kreet. Opwe
zullen hem nog wel pakken. Die Karasek nu
1,40
gemerkte Tram vertrekt Woensdags om 1.30
aankomst worden geregeld naar den Amsterdamschen tijd.
Uit den kleinen groeide met de jaren een
groote Adolph Holleufer, die nu tegen Paschen
zou worden aangenomen. Zoo werd dan nu bij
herhaling de gewichtige vraag tot hem gericht,
wat hij wel worden wou. Van Adolphs broeders
waren twee student en twee op het gymnasium.
Hij zelf wilde denzelfden weg op, doch zijn vader
bracht hier met ernst tegen inJongelief, dat
gaat niet. Gij weet, wat de studie van de anderen
ons al gekost heeft. Ik en uwe moeder zouden
onder de zorgen bezwijken, als gij uw wil door-
dreeft. Leer een handwerk, dat u later een goed
bestaan geeft. Rosine, raad mij, wat'ik wor
den moet, sprak Adolph hierop tot de trouwe Ro
sine, die van kind af in de pastorie diende en
daarom als van de familie werd gerekend. Word
meubelmaker! was ’tantw’oord. Om de brave
en knappe Rosinevrijdenamelijkeenschrijnwerker
uit een naburig stadje en zij had hem het jawoord
gegeven, ingeval namelijk dominé en zijne vrouw,
die zoo goed als ouders voor haar waretX hunne
toestemming wilden geven. Nu eerstdaags dacht
de vrijer zich in de pastorie aan te melden, en
tegen Kerstmis zou dan de bruiloft zijn. Voordat
de vrijer echter nog was opgedaagd, moest Hol
leufer op een riddergoed in de buurt van Tie
fenbach een kind gaan doopen. Na afloop van
die plechtigheid liet de baron van Schröder aan
zijne gasten pas gemaakte vensterblinden van ge
heel nieuw en kunstig model zien. De maker
roemt van deze blinden dat zelfs de beruchte
Karasek ze niet van buiten open zou krijgen,
zei de baron. Zooals bij navraag bleek, was die
maker juist Rosine’s vrijer. Dat treft kostelijk,
Q
CD
CC jg i?
te
O
Tegen Kerstmis trouwt Rosine haar meubelmaker
en met Paschen doen wij onzen Adolph bij hem
in de leer. Rosine kan dan moeder voor hem
zijn en hij zal het ouderlijke huis zoo erg niet
missen. Toen Adolph dit hoorde, ging hij buiten
en schreide bitter. In zijne verbeelding zag hij
zich reeds met het blauwe schortje bekleed, in
hemdsmouwen, met lijmpot, schaaf en zaag doende
en lange krullen van spaandeis aan zijn lijf han
gen. De brave jongen verborg nochthans zijne
tranen ter wille van de moeder, die met hem
geleden zou hebben, zonder haar zoons lot te kun
nen veranderen.
Rosine’s vrijer kwam opdagen. De man was
niet jong meer, al tegen de veertig, maar knap
en fatsoenlijk van voorkomen. Met blijdschap gaf
het echtpaar zijne toestemming en de vrijer zijn
meisje den verloviugskus. Bij dit tooneel was
Adolph tegenwoordig. Zijn gelaat nam daarbij
de uitdrukking van groote onrust, innerlijken
angst schrik en afgrijzen aan. Nauwelijks was
de vrijer, die zich Uhde noemde, de deur uiten
Rosine in de keuken teruggekeerd, of de knaap
zocht deze laatste hier op. Neem hem niet! be
gon hij hier met een armezondaarsgezicht en ge
vouwen handen die Uhde is is Karasek
in eigen persoon. Hoe komt ge er bij, jon
gen riep Rosine half boos. Voor negen jaren
maakt ge een van de heeren rechters tot Kara
sek en nu weer mijn eerlijken Uhde Ge droomt
van Karaseks. Maar ’t is toch zoo, hield Adolph
vol. ’tZijn Karaseks blauwe oogen, zijn kromme
neus, zpn gespleten kin en tot zelfs de wrat op
de linker wang. Alleen de haren zijn donkerder
dan vroeger, maar die kan hij ligt geverwd heb
ben. Houd op, Adolph, of ik word wezenlijk
boos, riep Rosine. Geloof mij, lieve Rosine
zei Adolph op biddenden toon; ik heb er immers
geen belang bij, maar wil u enkel voor ongeluk
bewaren. Zeker wist Karasek, dat gij geld hebt
en waar gij dat bewaart. Daar heelt hij ’t vast
op gemunt en als hij ’t anders niet krijgen kan,
slaat hij u misschien nog wel dood. Nu wordt
het al te gekriep Rosine driftig. Hoe zou Ka
rasek op eens een schrijnwerker geworden zijn
en zich in een huis gewaagd hebben, waar hij
eens gestolen heeft Rosine bracht Adolphs
dwaze verdenking aan haar meester en vrouw
over. Eerst lachte de dominé, maar toen legde
hij zijn zoon toch ernstig stilzwijgen op. Toen
hij dienzelfden dag nog baron von Schröder ont
moette, deelde hij dezen de dwaze verbeelding
van zijn jongen mede en beide heeren lachten
er hartelijk om.
was een bekende en gevreesde dief. Daar loopt
hij den berg opriep een, naar de hoogte voor
het stadje wijzende, waar men werkelijk een man
in vollen ren zag. Hem na, hem na! klonk ’t
in koor. En ze liepen. Ze hebben hem ze bren
gen hem! werd er na een kwartier gejubeld. De
uit mannen, vrouwen en kinderen bestaande en
nu langzaam terugkeerende volkshoop had even
wel niets triomfantelijks, en de langere magere
man in ’t midden er van, dien men voor den dief
had gehouden, droeg noch blauwen rok, noch
gelen broek, noch ronden hoed, noch een pak
met de daar zoo pas uit de pastorie gestolen kleê
ren. Ook heette hij niet Kirasek, maar Mit-
scherling; ’t was geen befaamde tuchthuisboef,
maar een door en door eerlijk man, in de week
schoenlapper en Zondags hondenslager in de kerk.
Vlak tegen de pastorie over wonende, had hij
onder de eersten van ’t geval vernomen, was da
delijk op vervolging uitgegaan en was met behulp
van zijn lange beenen al de overigen spoedig ver
vooruit geraakt. De dief was en bleef verdwe
nen en onze arme dominé weer een goed deel
van zijn armoedje kwijt.
Een maand of vijf later sukkelde onze kleine
vent Adolpb aan de hand zijns vaders en in ge
zelschap van eene meid naar de drie uur van
Tiefenbach verwijderde hoofdplaats van het district.
Toen ’t kind moê werd, nam de stevige Rosine
het op den arm en droeg het tot in ’t hof van
justitie, waarvoor Adolph gedaagd was. Karasek
was bij een boer aan huis op stelen betrapt en
door den eigenaar met zyn dnrschvlegel dusdanig
op ’t hoofd getikt, dat hij "t opstaan had vergeten.
Nu zou Adolph dus verklaren moeten, of hij in
dien gepakten Karasekal ofnietden kerel herkende,
dien hij in zijn ouderlijke huis in de achterkamer
had doende gezien. Toen de dominé met zijn
zoontje in de rechtskamer werd geroepen, vonden
zij daar verscheiden heeren met boeken, papieren
en schrijfgereedschap voor zich achter eene lange
tafel zitten. Een rechtedienaar stond bij de deur
en twee anderen aan weerszijden van een man,
die met verbonden hoofd op eene bank zat. Na
een kort woord tot inleiding zei de voorzitter
vriendelijk tot AdolphLieve jongen, kijk nu
eens goed rond, of gij hier in de kamer ook den
man weervindt, dien ge voor vijf maanden een
pak met goed uit uws vaders huis zaagt weg
dragen. Adolpb, zich vreesachtig aan zijn vader
vasthoudende,keek verlegen rond. Zijnoog ging van
den een tot dan ander, tot het ten laatste aan den
heer naast den voorzitter bleef hangen. Zijn handje
tegen dezen uitstekende, zei het kind beschroomd,
maar stellig Die daar is de dief. Deze geheel
onverwachte verklaring had eerst eene stilte van
verbazing, maar daarna een algemeen schaterend
gelach tengevolge, waarmee zelfs Karasek in
stemde. Zoo wat heeft niemand mij nog in mijn
ren en naar Bremerhaven stoomen, waar de mon
ding der Weser nog vrij is.
De expres-trein van Triest is nabij Karl-
burg ingevroren.
Te Triest heerscht eene vreeselijke koude en
hebben aanhoudend sneeuwstormen plaats. Van
alle kanten komen berichten over ongelukken.
Het weervoorspellend bureau van de New-
York-Herald kondigt een spoedige verzachting
van het weer in West-Europa aan.
DoodgevrorenDezer dagen deelde een
der bladen mede, dattusschen Elten en Emmerik
een grensbeambte was doodgevroren, nalatende
een weduwe met 10 kinderen
Wat is nu gebleken?
Op het landgoed van den heer R., te Borghees,
bij Emmerik, is een hem toebehoorende pauw
doodgevroren gevonden. Dit dier werd door de
bevolking en voornamelijk door de kinderen altijd
„de beambte” genoemd. Natuurlijk hoorde men
den volgenden dag overal vertellen „de beambte
is doodgevroren,” en zoo is het vreeselijk ver
haal in de wereld gekomen.
Uit eene redacteurs portefeuille. Ettelijke
weken geleden ’t was in het nomtner van 22
November ontleenden wij, zegt de heer Ker-
dijk in zijn Weekblad, aan de Ommelander Cou
rant, wat een boerenknecht onder de gemeente
Middelstum daarin geschreven had over treurige
arbeidstoestanden op het Groningsche platteland
en wij voegden er bij, wat iemand uit die streek
een man in een verantwoordelijke betrekking
tot bevestiging ervan ons had medegedeeld.
Dat bezorgde den uitgever een booze briefkaart
inhoudend, dat de schrijver, wegens de in no. 47
van ons blad verkondigde „onwaarheid”, zijn
abonnement opzegde.
Wij berichten dezen onmiddelijk, dat wij voor
de aanwijzing van die onwaarheid ons aanbe
volen hielden, gaarne ons bereid verklaren om
zijn wederwoord met zijn naamteekening op te
nemen.
Er kwam een uitvoerig schrijven, maar met de
opmerking, dat het bestemd was voor ons per
soonlijk, niet voor het blad.
Toen betuigden wij hierover ons leedwezen
tevens meldend, dat onze berigtgever eventueele
opmerkingen ook met zijn naamteekening zou
beantwoorden.
En sedert heeft de uitgever evenmin als wij
van dien vertoornden abonnement-opzegger iets
meer vernomen.
Zoo’n portefeuille van een redacteur bergt rare
dingen
Een ongeluk op het ijs. Zaterdagmiddag
ten één ure had achter de stoom-meel- en brood
fabriek De Leeuw in de Uilenburgergracht te
Amsterdam een treffend ongeluk plaats. Het ijs
daar ter plaatse is zeer broos, deels doordat het
voortdurend ten behoeve der fabriek was open
gehouden, deels doordat in het water de stoom
pijpen der fabriek uitmonden en het ijs door de
heete dampen verteerd wordt.
Van Sneek
Bol sward
Te Harlingen
Van Harlingen
met een
komt 2,50 te Bolsward aan.
De uren van vertrek en 1
Den volgenden dag verscheen in de Staatscou
rant de kennisgeving, dat de koning van West
falen terstond naar zjjn staten zou vertrekken,
en voor hij in zijn residentie was aangekomen
geen ambtenaren kon benoemen.
Aan boord van een op de rivier te Rot
terdam voor anker liggend Grieksch schip beeft
zich een geval van pokziekte onder de beman
ning voorgedaan. Het schip is onmiddellijk
onder quarantaine gesteld en onder toezicht van
het Grieksch consulaat ontsmet.
Men schrijft uit Wijk-bij-Duurstede
De commissie ter voorkoming en leniging van
den nood der armen zal aan alle schoolgaande
kinderen, die zulks noodig hebben, des morgens
voor den aanvang der lessen een glas warme
melk en brood uitreiken.
Al de werkzaamheden op het IJ en in het
Kanaal zijn gestaakt, zoowel door de werklieden
als door de ijsploegen en rammen.
De „Prinses Sophie”, die zou trachten „Koningin
Emma" voorbij te stoomen, heeft evenals dit
laatste vaartuig, zijne poging moeten staken, daar
het lek liep.
Van hoogerhand is op verzoek der betrokken
stoombootassuradeuren bevel gegeven, dat op
deze wijze geen poging meer mag worden aan
gewend om het ijs door de stoombooten zelven
te doen breken.
De proeven met het doen springen van het
ijs door middel van buskruit leverden een on-
gunstigen uitslag.
De kosten alleen aan schietmaterialen worden
op f 1000 per kilometer geraamd. Reeds is er
f 23,000 verschoten.
Een grappige vergissing. De heer V.,
wonende op de derde verdieping van een huis te
Parijs, sliep den slaap des rechtvaardigen, toen
hij tegen 2 uur ’s ochtends door het opengaan
van de deur gewekt werd. Iemand ging op den
tast naar den schoorsteenmantel. V. nam den
revolver, die op zijn nachttafeltje lag, en schoot
zijn spiegel in honderd stukken. De onbekende,
wel verre van de vlucht te nemen, opende het
venster en gilde moord en brand. V. sprong hem
naar de keel, middelerwijl de kracht zijner eigen
longen beproevende. Het tweetal rolde brullend
en worstelend, al schoppend en slaande over den
vloer. Eindelijk, toen de concierge met andere
bewoners toeschoot en licht bracht, bleek de ge
waande inbreker V’s. naaste buurman te zijn, die
zich in de deur vergist had en wiens sleutel toe
vallig paste.
Sedert Kerstmis is alle verbinding met Hel
goland afgesneden, waar reeds gebrek aan levens
middelen begint te ontstaan. Groote drijvende
ijsvelden beletten het eiland te naderen, welks
2000 inwoners gewoon zijn geregeld wekelijks
proviand aangevoerd te krijgen uit Hamburg.
Evenzoo is thans de mond der Elbe volkomen
door het ijs versperd. Zaterdag moesten tien
naar Hamburg bestemde stoombooten terugkee-
Een spoorwegarbeider geraakte Zaterdag
te Roermond bekneld tusschen twee buffers van
waggons. Inwendig zwaar gekneusd naar het
ziekenhuis overgebracht, overleed hij kort daarna.
Zondagochtend is op het ijs, nabij eene bijt
aan de Prinsengracht te ’s-Hage gevonden een
geheel naakt lijkje van een pasgeboren kind van
het mannelijk geslacht.
Men leest in de Haagsche Crt.
Wanneer de dooi op de boven-rivieren invalt
voordat het ijs in onze lage landen is opgeruimd,
zeide cns dezer dagen een ingenieur dan
zou er een samenloop van zeer gelukkige om
standigheden noodig zijn, zullen er geen dijk
breuken en overstroomingen plaats hebben.
Deze meening vindt het blad bevestigd door
het volgende schrijven uit Dordrecht
„Met groote bezorgdheid wordt de dooi tege-
moetgezien. Indien er niet flinke voorzorgsmaat
regelen worden genomen, zullen ijsdammen en
doorbraken weldra groote schade veroorzaken.
Reeds vóór het ijs vastging dreven er ijsbergen
af, die op ondiepe plaatsen, midden in de rivier,
vastraakten. Bij de brug over het Hollandsch
Diep is het ijs op elkaar geschoven en steekt
hoog boven de ijsvlakte uit.”
Voordat de vroegere koning van Westfalen,
Jerome Bonaparte, den troon besteeg, leidde hij,
zooals bekend is, te Parijs een vroolijk leventje,
bezocht alle kunsttempels en publieke vermake
lijkheden en knoopte kennis aan met twee jonge
schrijvers, die als vrolijke Fransjes bekend waren.
Op den avond van den dag zjjner verheffing
tot koning van Westfalen trof hij voor het Vau
deville-theater zijn twee vrienden aan. „Het
doet mij pleizier, dat ik jelui zie. Ik ben koning
van Westfalen geworden, wist je dat al „Ja,
sire, en veroorlooft u ons, dat wij de eersten
zijn die „Nu, nu, geen plichtplegingen,
wanneer ik aan mijn hof ben is het daartoe eerst
de tijd. Hier wordt niet met „u“ gesproken, wij
zijt „intimi11. Kom mee.“ Jeróme bracht zijn
vrienden naar het Palais Roijal en liet een waar
lijk koninklijk souper opdisschen. Men praatte
veel, at veel en dronk vooral veel.
Toen de wijn de hoofden verhit had, sprak
Jerome: „Vrienden, wij blijven bij elkaar; wan
neer jelui willen, neem ik je mee. Gourty, jij
wordt mijn privaat-secretaris, en jou, Laforet,
maak ik tot mijn bibliothecaris.” De voorslag
werd aangenomen en op de aanstelling een nieu
we flesch champagne gedronken. Eindelijk stond
men op, Jeróme wilde de rekening betalen, maar
de koning van Westfalen, wiens beurs nog niet
van rijkswege was gevuld, vindt in zijn beurs
slechts twee Louis d’or en de rekening bedraagt
twee honderd francs. De beide nieuwbakken be
ambten schieten den koning hun gansche ver
mogen, bijna drie francs, voor. Wat te doen?
Om één uur ’s nachts is het moeilijk geld te
krijgen. Eindelijk besluiten de drie, den waard
zelf te laten komen en hem te zeggen waar ’t
op stond. Deze vraagt den naam der heeren.
„Ik ben de secretaris van den koning van
Westfalen.” „Ik ben zijn hofbibliothecaris.” „Dat
is mooi, heeren,” zegt de waard, die begint te
vreezen met bedriegers te doen gehad te hebben,
„en die daar is zeker de koning van Westfalen
in eigen persoon/ „Zoo is het net,zegt Jeróme
„die ben ik.“ „Dat is toch sterk, ik zal toch
eens zien of jelui dat ook voor den commissaris
van politie volhoudt/ „Om ’s hemels wil, geen
schandaal/ roept Jeróme. „Als u ons niet ver
trouwt, neem dan zoolang mjjn horloge in pand,
dat duizenden waard is.“ Hij reikte den hotel
houder een prachtig horloge over, dat hij van
Napoleon ten geschenke had ontvangen en waar
op aan den achterkant diens initialen in diamant
stonden, en ging daarop met zijn vrienden heen.
De hotelhouder beziet daarop het horloge nauw
keuriger en twijfelt er niet aan of het is gesto
len en brengt het naar den commissaris van po
litie. Deze herkent de initialen van den keizer
en gaat naar den prefect van politie, deze naar
den minister van binnenlandsche zaken, die zich
onmiddellijk naar den keizer te St. Cloud begeeft.
Een veertienjarige knaap, die de gracht wilde
overloopen, zakte door het ijs en geraakte er
onder. Zijn zusje en zijn moeder, die beiden in
de nabijheid waren, begaven zich op het ijs om
den jongen te redden, doch hadden ook het on
geluk door het ijs te zakken. Inmiddels waren
eenige werklieden der fabriek toegeschoten om
pogingen tot redding aan te wenden.
Twee van hen geraakten te water, doch de
een had het geluk den knaap bij den voet te
grijpen en op deze wijze, geholpen door andere
werklieden, hem te redden. De andere der twee
genoemde werklieden, een 50-jarig man, moest
zijn pogingen met den dood’ bekoopen.
Alle anderen werden gelukkig gered en door
de toegesnelde politie zooveel mogelijk verzorgd,
hetgeen bij een der mannen, die reeds bewuste
loos was, zeer noodig bleek.
Van Sneek
Bolsward 7,—
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek