©1 OELE MR
GEMENGD NIEUWS.
1
1,45
7-
CC
6,10
8,30
CZ>
De
e-
UJ
G3
3,45
4,30
5,50
a.
v.
5,30
6,10
8,15
9
8,15
9-
12,25
1,40
6,45
7,30
9-
4,15
5,30
6,15
7-
8,15
1,40
9,20
lO-
ll,15
1,15
2,45
3,—
3,40
6,30
7,45
9,20
lO-
ll,15
3,45
4,30
5,50
1,15*
2,45
3,—
3,40
9,20
10
6,15
7-
8,15
Uit liet leven van een geestelijke.
s
a?
O
fl
<Z2
9,35
10,45
12,25
9,35
10,45
6^30 i
7,45
eer van haar werk
Die gele broek gelijk alle vroegere geschen
ken van soortgelijken aard werd dankbaar
aangenomen, maar kreeg toch eene eenigzins an
dere bestemming. De baron was van buitengewone
lengte en daarbij tamelijk dik, zoodat uit zijn
breek met alle gemak voor Adolph een rok kon,
waaraan hij tegen den dag zijner aanneming drin
gende behoefte had. Wel ergerde domineeske
zich eenigzins over de opzigtelijke en vooral voor
een deftigen predikantszoon weinig passende kleur
van het laken, doch haar man beduidde haar,
dat men waar armoe troef is op zulke kleinighe
den zoo naauw niet dient te letten. Ook ziet
Wordt vervolgd.
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az
Bolsward.
f 2,45
3,50
6,45
:g 3,—
s S
onze lieve Heer niet op ’t kleed, maar enkel op
’t hart, voegde hij er glimlachend bij. Daarbij
past de kleur van den rok heel goed voor een
toekomstigen kastemaker, daar ze precies die van
’t ruwe hout is.
Na de aanneming, waarbij Adolph zonder erger
nis te geven of te nemen den fameusen gelen rok
inwijdde, kwam hij bij een schrijnwerker in de
naburige hoofdstad in de leer.
Drie weken later sprak de predikantsvrouw op
bezorgden toon tot haar manOnze Adolph
slaat aan ’t kwijnen en, als’t zoo voortgaat, sterft
bij zeker. Wat was de goede jongen vroeger
vrolijkNu, als hij eens overkomt, is hij altijd
even stil en bedrukt. Toen ’k hem verleden een
paar nieuwe kousen aanpaste en zijn dunne schrale
beenen zag, sloeg mij de schrik om ’t hart Die
goeije jongen hij weet zijn vermageren aan zijn
sterken groei in plaats van aan zijn hartzeer, dat
hij niet studeeren mag. Man, als ge uw kind
liefhebt, red het dan, voordat het te laat wordt
en wij in rouw en asch zitten. Toen ging Hol
leufer, wien Adolphs stille zwaarmoedigheid ook
niet ontgaan was, met een beklemd hart op weg
naar de stad, waar hij den meester zijns zoons op
zijn geweten af zijne meening afvroeg. Wat
Adolphs gedrag aangaat, zei de schrijnwerker,
kan ik geen beter leerling wenschenmaar in
de werkplaats toont hjj zich bijster onhandig en
bederft, wat hij maar in handen krijgt. Eeuwig
is hij als in droom. Den lijm laat hij in den pot
verbranden, en als hij boort, zaagt of schaaft
houdt hij eerst op, als er niets meer te boren,
schaven of zagen overschiet. Wat echter is ver
leden zondagmorgen gebeurd Toen hoorden wij
in de werkplaats hardop preken. Wij luisteren
en loeren om een hoekje. Daar staat Adolph met
een verfkwast in de hand voor een kinderdood-
kistje, dat hij bezig was zwart te maken, en houdt
een lijkrede, zoo mooi en roerend, dat de oogen
ons overliepen. Mijnheer, uw Adolph moet
domine worden, want de menschen zullen dan
even sterk toestroomen, als tot Joannes den Doo-
per in de woestijn. Holleufer verzonk in stil
nadenken. Eindelijk riep hij zijn zoon uit de
werkplaats en zei tot hem Adolph, voelt gij we
zenlijk eene onweerstaanbare roeping tot het
predikersambt in u Zijt gij tot al de ontberingen
en opofferingen bereid, welke ’t studeeren u opleg
gen zal Bezit gij ’t vereischte redenaarstalent
of althans den aanleg daartoe Antwoord eerlijk
en opregt. Grooten lust tot prediken heb ik,
bekende Adolph beschroomd maar ook de gaven?
dat weet ik niet. We willen terstond eens de
proef nemen, sprak Holleufer. Kent gij de tekst-
geweest en alle mogelijke moeite heeft gedaan,
om ze open te krijgen. Ik laat dadelijk inspan
nen, rijd naar ’t stadje, waar Uhde woont, en
vervoeg mij bij de politie. We omsingelden zijn
huis, maar de vogel was al gevlogen. De schob
bejak had zeker erg gekregen, had zijn gereed
schap verkocht cn de plaat gepoetst. Nog stonden
we met lange gezigten in ’t leêge nest rond te
kijken, toen er een brief van de politie van
Leitmeritz kwam, waarin de oppakking en uit
levering van den beruchten Karasek, zich hier
Uhde noemende, verlangd werd! Hier liet de
doodsbleek geworden Rosine een luiden kreet
hooren en liep met haar boezelaar voor de oogen
de kamer uit. Toen Emilie haar naging, vond
die de arme meid in de keuken voor een stoel
geknield liggen en met luider stemme God dan
ken, dat die haar voorzoo’n ontzettend ongeluk be
waard had. Intusschen ging de baron voort
Of Karasek zijn meubelmaken in ’t tuchthuis
heeft geleerd, dan of hij zijn goed door anderen
liet maken, weet ik niet. Maar ik had 150 mud
den tarwe verkocht en ’t geld daarvoor in mijn
kast liggen. Dat wist de schoelje en zeker had
hij al rekening op dat geld gemaakt. Adolph,
jongen, dat geld hebt gij mij gered en buitendien
hebt ge mij nog vrij wat schrik bespaard. Hoe
zullen we die schuld effen maken? Wilt ge een
zak appels van mij hebben Maar wacht, daar
valt mij wat in. Ik heb nog een extra mooijen,
stevigen, erwtegelen broek, die ik maar tweemaal
heb aangehad. Voor drie jaar kocht ik’t laken.
Dat jaar gaf ’t erwten van belang, goudgeel en
zoo groot als knikkers. Daarom koos ik toen
ook zoo’n erwtenkleurige stof. Later echter is ’t
met de erwten maar larie geweest, en daar bui
tendien die verweerde Karasek ook zoo'n broek
droeg, kreeg ik er een hekel aan. Ik zal je hem
morgen zenden, juffrouw, en Adolph kan er nog
lang bijster mooi mee wezen.
Sneek-BolswardIJ arlingren.
Op Werkdagen:
2,15
2,45
4,—
8,30
1.30 van Harlingen en
11,20
Op Zondagen
9,20
10,—
11,10
12,30
7,—-
fl
O
fl
ce
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw. a’
v.
Te Sneek
met een
komt 2,50 te Bolsward
De uren i
CC >5
woorden voor den eerstvolgende Zondag Ja,
vader, want ik lees die altijd vooraf eens over.
Nu, predik dan daarover, gelijk de geest u in
geeft, antwoordde de vader. Hier niet, ver
zocht Adolph maar in de werkplaats. Allen
volgden den knaap daarheen.
Peinzend ging deze hier een poosje bij de
schaafbank en toen op een blok hout, staan, zij
nen toehoorders den rug toekeerende. Hierop
het oog stijf op den wand rigtende, begon hij
Geliefde toehoordersDe woorden, die ons
ditmaal stof tot stichtelijke overdenking moeten
geven, leest gij 1 Tim. 67, 8, alwaar geschre
ven staatWant wij hebben niets in de wereld
gebragthet is openbaar, dat wij ook niet kunnen
iets daaruit dragen. Maar als wij voedsel en
dekking hebben, wij zullen daarmede vergenoegd
zijn. De Apostel wil ons door deze vermaning
tegen het opzamelen van den onregtvaardigen
mammon en de gierigheid waarschuwen, welke
gij weet, dat de wortel van alle kwaad is. Niet
zelden echter wordt deze kostelijke uitspraak
door de kinderen dezer wereld tot dekmantel
voor hunne strafbare ligtzinnigheid en zucht tot
overdaad en verkwisting misbruikt. Ik daaren
tegen beweer en wil u trachten te bewijzen, dat
wij zeer veel mede in de wereld brengen en dat
wij nog meer uit haar mededragen. In de eerste
plaats vraag ik duswaarin bestaat dit zeer
veel en in de tweede plaats vraag ik, waartoe
verpligt het ons? Het bestaat in de onsaan-
geborene geestelijke goederen, door ’t verleenen
waarvan de hemelsche Vader ons menschen boven
alle andere schepselen bevoorregt en onderschei
den heeft. Deze geestelijke goederen zijnver
stand, rede, vrije wil en zedelijk gevoel. Door
deze worden wij tot het heil geleid, dat ons in
Jezus Christus wordt aangeboden. En ’t is daar
om ook, dat wij nog meer uit deze wereld mede-
dragen, t. w. vergiffenis der zonden, de zekerheid
des eeuwigen levens en de blijde hoop op eene
onvergankelijke gelukzaligheid. Hierdoor wor
den wij verpligt 1° tot eene levendige dankbaar
heid jegens onzen Schepper', die zich openbaart
door Genoeg riep hier de vader, de vloeij-
ende rede zijns zoons afbrekende, en hem een
kus op het voorhoofd drukkende, zeide hij met
aandoening: In Gods naain dan! Volg de in
spraak van uw hart en de Heer gebiede er zijnen
zegen over.
gisterenavond de reis maakte met den sneltrein
van 8.57 uit Arnhem en ten ruim half één in
den nacht te Amsterdam aankwam zonder
onderweg van botsing of ontsporing last te hebben
gehad, hetgeen altijd als eene verzachtende om
standigheid kan aangemerkt worden.
De bewuste sneltrein zou om 8.57 vertrekken.
Er werd een half uur gewacht, doch geen trein
uit de richting van Keulen verscheen. Eindelijk
kwam uit deze laatste plaats het bericht, dat
de trein zooveel uit Keulen, vermoedelijk 1 uur
20 minuten te laat zou aankomen. Dit 1 uur
20 bleek bijna 2 uur te zijn, want de trein ver
trok eerst om 10.40 uit Arnhem.
Verscheidene reizigers, waaronder ook onze
zegsman, zochten tevergeefs naar een wagen voor
Amsterdam, zoodat zij in een waggon voor den
Haag moesten plaats nemen. In dezen wagen was
noch licht, noch een waterstoof, zoodat de reis
zich alles behalve gezellig liet aanzien. Een Rijks-
opzichter, die ook in den waggon had plaats ge
nomen, vroeg den stationschef waarom deze
wagen niet verlicht en verwarmd was, waarop
bedoelde opzichter eenvoudig ten antwoord kreeg
„ik kan er niets aan doen, want we hebben geen
gas meer.”
Op deze wijze, in een donkeren kouden wagen,
ging het naar Utrecht. Daar moest natuurlijk
worden overgestapt, want deze wagen werd afge
haakt én aan den trein voor den Haag vastge
hecht. Weer gewacht, want de trein voor Am
sterdam was er nog niet en zou op het audere
perron, komeu. Eindelijk om half twaalf zat men
weer in den trein, in een even kouden wagen
zonder waterstoven, zoodat de sneltrein ten half
één ruim te Amsterdam arriveerde. Aan een
paar personen, die hier aan het Centraal station
wachtten op den trein van 8.57 uit Arnhem, werd
op hun vraag, waarom de trein zoo laat aan
kwam, geantwoord: „Wel, heeren, vandaag komt
er geen trein meer uit Arnhem.”
Amst. Crt.
Van geachte hand ontvangt het ütr. Dgbl.
het volgend schrijven
„De een zegt: het weer is gezond, een ander
het weer is ongezond. Er zijn zeker veel zieken,
een ander: er zijn zeker weinig zieken. Ik geloof,
dat wij tot nu in dezen winter een frisch, opwek
kend, versterkend weer gehad hebben. Maar het
grootste gedeelte van ieder etmaal moesten wij
in huis doorbrengen, waar de atmosfeer door
stoken van kachels met steenkolen, cokes, gas,
door het branden van gaslicht, door koeken, was-
schen en drogen, door velerlei uitwaseming enz.
bedorven is, terwijl er slecht geventileerd werd,
ook al omdat een open deur of open raam de
warmte verdreef, of ook omdat de ramen bevro
ren waren en niet geopend konden worden.
Die toestand is de bron van vele ziekten. "Ven
tileert daarom maar ruim en goed in uwe zit- en
slaapkamer. De winter begint pas. Niet vóór half
Februari kunnen wij staat maken op een door-
gaanden dooi.”
Recht voor allen bevat de volgende adver
tentie uit Amsterdam: „Heden is het aardsche
tranendal vermeerderd door een jong lid der
Vrouwen-Vereeniging (Volgt de onderteekening
der moeder.”)
Het grootste uurwerk der wereld bezit op
het oogenblik het stadhuis te Philadelphia. De
wijzerplaat, met een doorsnede van 10 meter,
wordt des nachts electrisch verlicht en is op
zulk een hoogte aangebracht, dat zij op alle vrije
punten der stad duidelijk kan worden waarge
nomen.
De lengte van den minuutwijzer bedraagt 4
meter, terwijl de uurwijzer 2*/2 meter lang is.
Het gewicht van de klok, waarop de vermelding
der uren en kwartieren aangegeven worden, be
draagt 25,000 kilogram. Voor het opwinden, dat
dagelijks geschiedt, heeft men in den toren een
kleine stoommachine geplaatst, die tevens gebruikt
wordt om een dynamo-machine in beweging te
brengen, welke laatste de electriciteit voor de
verlichting van het uurwerk levert.
In Zwitserland is de koude dezen winter
erger dan in jaren het geval is geweest. Zelfs
het meer van Genève is dichtgevroren, voor het
eerst sedert 1830. De scheepvaart staat geheel
stil. Ook het meer van Zurich ligt dicht en de
Rhone. Met den Rijn is het niet beter. Behoudens
een klein stukje bij Caub, waar nog blank water
is, ligt de Rijn bijna over zijn geheele lengte
dicht. Geen wonder, dat de bewoners der Rijn
streken reeds nu met bezorgdheid den dooi
tegemoetzien.
Daarbij komt, dat op vele plaatsen ijsverschui-
vingen plaats hebben. Ondanks al zijn dikte kan
het ijs hier en daar geen weerstand bieden aan
den aandrang van het steeds wassende water.
Het ijs kraakt en breekt dan en de schotsen
worden door het water op het vaste ijs tot hoopen
geschoven. Vandaar dat zich hooge ijsdammen
vormen, die het water tegenhouden en vooral bij
dooi en hoogen waterstand zeer gevaarlijk kunnen
zijn, daar zij zeer lang aan regen en dooi weer
stand kunnen bieden.
2.
Na eenige dagen kwam Rosine met een ont
steld gezigt bij hare vrouw. Wat is er? vroeg
deze. Ik vrees, stamelde Rosine, dat Adolph
niet heel ongelijk heeft gehad. Hoe
zoo Uhde wachte mij eergisteren avond op,
toen ik naar den kuiper ging, vertelde Rosine.
Hij bragt het gesprek op mijn uitzet en ver
maande mij, mijn bespaard geld toch niet voor
linnen of huisraad uit te geven, omdat hij daar
zelf al rijkelijk van voorzien was. Meteen vroeg
hij mij, waar ik mijn geld bewaarde. Toen kwam
eenig kwaad vermoeden in mij op, dat van uur
tot uur toenam. Gij weet, juffrouw, dat ik niet
op Uhde verzot ben, maar hem neem, omdat ik
toch niet mijn leven lang wil blijven dienen.
Daarom dacht ik, dat voorzigtigheid geen kwaad
kon, nam het zakje uit mijne commode en borg
’t op eene andere plaats. Nu van morgen vond
ik de la van mijn commode open gebroken en er
alles in overhoop gehaald. Wat moet ik daarvan
denken Op dit oogenblik kwam een rijtuig
aanrollen en hield voor de pastorie stil. Kort
daarna klonk de welbekende stem van den baron
von Schröder door het huis He, dominé, waar
zit gij? Wat nieuws, wat vreemds, wat onge
looflijks, waarvan ge allen vreemd zult ophoeren
Nadat allen den roeper nieuwsgierig omringd
hadden,ging deze voort: Adolph, beste jongen,
geef mij de handIn jou steekt wat groots,
kereltje, op zijn minst een commissaris van po
litie, die de slimste dieven dadelijk epspeurt.
Dominé, we lachten onlangs over de vreemde
inbeelding van den jongen. Thuis echter dacht
ik er nog eens over na en ging dadelijk tot eene
nauwkeurige inspectie van mijne nieuwe ven
sterblinden over. En wat ontdekte ik? Juist
de blinden voor ’t venster van de kamer, waar
ik mijne effecten heb, waren zoo kunstig bewerkt
dat er een vak uit weggeschoven en de boel dus
van buiten geopend worden kon. Terstond liet
ik den smid halen en alles van binnen stevig
vastspijkeren. Buitendien liet ik er een schel
aan hangen, die lederen vreemden indringer ter
stond verklikken moest. Van morgen nu merk
ik, dat men aan diezelfde blinden aan ’t werk is
Op Flakkee begint men thans ook gebrek
aan regenwater te krijgen. Dit is er thans erger
dan in het hartje van den zomer, tijdens een
langdurige droogte, want dan wordt door vaar
tuigen water uit de Maas daarheen vervoerd,
wat thans, door ijsgang, onmogelijk is.
Steenkolen zijn zoogoed als op het heele eiland
niet meer te koop.
Uit Hoorn wordt gemeld
„Voor de landlieden in den omtrek dezer stad
zijn de kraaien tegenwoordig een ware plaag.
Vooral op de landen waar schapen loopen, ziet
men ze in ontelbare hoeveelheden. Bij paren zet
ten ze zich op de ruggen der schapen neder en
toonen hunnen roofzieken aard, door de weerlooze
dieren juist daar het felst te bijten, waar de wol
het dunst is. Soms zelfs trachten ze de slachtof
fers de oogen uit te pikken. Veel schapenhou
ders hebben dan ook hunne dieren, vooral met
het oog op de a. s. komst der lammeren op stal
gebracht.”
Als een bewijs van strenge vorst meldt men
dat in de Betuwe op verschillende plaatsen zware
iepen en andere boomen zijn vaneengescheurd,
zoodat zij iu de lente waarschijnlijk niet meer
zullen uitbotten. Op het „Huis te Gendt” bij
Gent is een zware kastanjeboom vaneen gesple
ten van onder tot boven, terwijl zich op verschil
lende plaatsen in den kruin van den dijk en in
de wegen scheuren vertoonen.
Iemand, die Donderdag van Engeland te Rot
terdam aankwam, deelt het volgende aangaande
zijn overtocht mede: Woensdagavond op den ge
wonen tijd te 8 uur spoorde hij van Londen naar
Harwich, maar daar aangekomen, om met het
stoomschip Lady Tyler de reis te vervolgen, bleek
weldra, dat nog zooveel vrachtgoed moest worden
ingenomen, dat voorloopig aan geen afvaren werd
gedacht. Ongeveer anderhalf uur later had dit
plaats, maar, ofschoon bet een heldere nacht was
en geen ruw weer van beteekenis, vorderde het
stoomschip slechts langzaam. Donderdagochtend
omstreeks 11 uur voelden de passagiers een bui
tengewonen schok en kort daarna kwam iemand
in de kajuit roepen, dat ieder maar aan zijn leven
moest denken en op dek komen. Het bleek toen,
dat het stoomschip zeer dicht onder de Holland-
sche kust was en het rechter-scheprad niet meer
dienst kon doen. Het had tegen den grond ge-
stooten en nu draaide het schip her- en derwaarts.
Een anker werd uitgebracht en dit hielp eenigs-
zins. Vlagsignalen werden geheschen, daarna,
vuurpijlen opgelaten en vervolgens kanonschoten
gelost. Na verloop van drie kwartier kwam eene
reddingsboot en ook eene kleine stoomboot op
zetten. Deze werd aan de zijde van het stoom
schip verbonden en zoo stoomde men de rivier
op naar Rotterdam, waar men omstreeks 3 uur
’s namiddags aankwam.
Onze spoorwegen. Een slager te den Hel
der, die koeien wachtende was en naar het spoor
ging om de beesten te halen, ontwaardde dat
eenige varkens zijn komst aldaar verbeidden. Het
bleek, dat te Alkmaar een verwisseling had plaats
gehad, zoodat de varkens te Alkmaar hadden
moeten zijn.
Twee dagen later arriveerden eerst de koeien,
die naar Rotterdam waren gezonden.
Op een boerderij in Virginië heeft men
onlangs in den hoef van een der koeien een gouden
ring gevonden. In dien ring, waarin een steen
met het Amerikaansche wapen gezet was, stond
aan de binnenzijde gegraveerdH. J. Hunt,
Worth’s Division. Hij bleek gemaakt te zijn voor
wijlen generaal Hunt, toen deze in Mexico was,
tegen het eind van den oorlog met dat land.
Die krijgsman verloor het kleinood in den eersten
slag van Bull Run. Het is nu aan de familie
van den generaal gegeven.
Volgens het jongste verslag der Vereeniging
tot afschaffing van sterken drank werden in ons
land in 1890 1,600,000,000 borrels verorberd.
De machinist van den trein, die Zaterdag
middag ten 1.25 uit Zutfen naar Salzbergen ver
trok, merkte aan den overweg tusschen Lochem
en Laren, dat een heer zich voor den in volle
vaart zijnden trein wierp. Dadelijk werd geremd
en men vond toen een vreeselijk verminkt, geheel
onkenbaar lijk, dat na onderzoek bleek te zijn
het lichaam van heer R uit L. een geacht en
gegoed ingezetene, leerlooier van beroep. Om
trent de drijfveer tot deze wanhopige daad is
nog niets bekend.
5,30
6,10
gemerkte Tram vertrekt Woensdags
1 aan.
van vertrek en aankomst worden geregeld naar den Amsterdamschen tijd.
den, dat genoemde gemeente
heeft.”
Men leest telkens staaltjes uit den Bre-
daschen gemeenteraad, staaltjes, die hoogst ver
makelijk zijn. Op bakkersvergaderingen schijnt
het even komisch te kunnen toegaan.
De laatste Bondsvergadering, 13 dezer gehou
den, schijnt volgens het verslag der Ned. Bakk.
Crt. veel gehad te hebben van een echten Pool-
scheu landdag.
Een staaltje hoe ’t er toeging.
In behandeling komt het stichten van een uit-
keeringsfonds.
De secretaris wenscht dat dit onderwerp een
voudig wordt aangenomen, zonder eenige discussie.
De heer de Jonge (geen afgevaardigde) hoe
wel het niet merkbaar is of hem ’t woord door
den president is gegeven of niet acht het
toch raadzaam eerst te discussiëeren en dan te
stemmen. Men spant gewoonlijk de paarden niet
achter den wagen, maar er voor en
Voorz, (valt hem in de rede „Niemand spant
hier, meneer
De secretaris (accompagneert den voorzitter)
„Niemand spant hier.”
Daar den heer de Jonge het verder spreken
door den voorzitter belet wordt, neemt een ander
der aanwezigen diens voorstel, om eerst te dis
cussiëren en dan te stemmen, over."
Te Haarlem werden in den loop van 1890
afgegeven 1408 kaarten aan personen beneden de
16 jaar, ingevolge de bepalingen in de arbeids
wet.
Door de directie der suikerfabriek te Breda
is aan het armbestuur aldaar een wagon met
10,000 kg. steenkolen ter beschikking gesteld.
Een ‘practisch{!!)middel. Jaren lang debat
teert, discussiëert en delibereert men reeds over
de droogmaking der Zuiderzee. Ingenieurs wor
den benoemd en oprnetingen worden gedaan
men peilt de Zuiderzee en men peilt den bodem
der kas en steeds komt men tot de ontdekking,
dat beide op oneindigen afstand van de opper
vlakte liggen. Met al de reeds gedane proe
ven, en de tijd zal ’t leeren, hoeveel proeven er
nog gedaan zullen worden, laat men echter de
gunstige gelegenheid voorbijloopen. Die gunstige
gelegenheid bestaat thans.
In dezen tijd van koude, heeft de natuur zelf
zorg gedragen, beter dan de beste ingenieur ’t
zou kunnen, den bodem der Zuiderzee eenige
Meters naar boven te brengen en juist aan de
oppervlakte. Men make hiervan gebruik door
fluks op dien ijsbodem een laag zand en klei te
brengen van eenige decimeters dikte aan ’t wa
ter beneden behoeft men zich dan niet te storen.
Dit plan, dat nu wordt aangeboden, heeft veel
voordeelener is werkvolk genoeg op den hui-
digen oogenblikhet vereischt niet zooveel kos
ten en ’t vrouwtje van Stavoren behoeft niet uit
haar element te worden gejaagd.
Een sneltreinWij zijn in den laatsten tijd
aan onregelmatigheden in het spoorwegverkeer
gewoon, zoo zelfs, dat een op tijd amkomende
of vertrekkende trein bijna een uitzondering mag
genoemd worden. Het sterkste staaltje dier on
regelmatigheid werd ons verteld door iemand, die
Men schrijft uit Rotterdam
„Goddank er komen steenkolen aan Sedert
Zondag zijn alhier per spoor belangrijke partijen
steenkolen aangevoerd. Het was ook noodig.
Dè steenkolenhandelaren hadden allen geen over
vloed in hunne magazijnen en zelfs vele hunner
hadden in het geheel geen voorraad meer. De
kleine voorraad deed de prijzen der steenkolen
met den dag rijzen. Een algemeene prijs was er
niet meer. Men vroeg wat men wilde, En hij,
die gebrek aan steenkolen had, betaalde, hetzij
dan somwjjlen zuchtend, den hoogen prijs.
Kostte in het begin van den winter de steen
kolen f 0,85 per hectoliter, in de vorige week
zijn zij betaald geworden met f 1,50 per H. L.
En men rekende zich nog tot de bevoorrechten,
als men binnen een of twee dagen na het doen
zijner bestelling de verlangde hoeveelheid ontving.
Thans echter nu er aanvoer komt zijn de prij
zen weer dalende en worden de steenkolen thans
reeds vrij algemeen met f 1,20 per H.L. betaald.
Het gebrek aan steenkolen is niet alleen ver
oorzaakt door het gesloten zijn der vaart op
Duitschland, maar ook doordien de Engelsche
booten, hoofdzakelijk tengevolge van te veel la
den, doordien alles via Rotterdam wordt verzon
den, anders steenkolen en cokes als ballast mede
brengen, thans niets aanvoeren.
Het verbruik van steenkolen uitsluitend be
stemd voor huiselijke doeleinden, dat voor de fa
brieken buiten rekening latende, kan veilig op
40,000 H. L. per week geraamd worden.”
Men schrijft uit Hoorn
„De vrije Hervormde Gemeente te Hoorn, daar
toe door ruime giften der ingezetenen in staat ge
steld, gaat steeds voort iederen avond brood en
koffie aan behoeftigen te verstrekken.
Het kerkgebouw is telkens gevuld met mannen,
vrouwen en kinderen, die van dit milde aanbod
gebruik maken. Zoo waren er Donderdagavond
ruim 300, die zich gedurende een uur aan het
verstrekte voedsel en de koffie te goed deden.
Gedurende dien tjjd wordt door den voorganger
der Gemeente een goed gekozen vers of proza
stuk voorgelezen, terwijl de strekking dier stuk
ken van dien aard is, dat ze gerust door belij
ders van verschillende godsdienstige gezindten
kunnen worden aangehoord, ’t Mag gezegd wor-
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw.
Te Sneek
Li
otn
1,-
1,—
1-
a
NAAR
GUSTAV NIERITZ.
aS
bJD
Q
aS
-5-
1
f 'M
O