Praatjes over allerlei.
Tusschen twee vuren.
SPOORDIENST (1 Juni 1891).
7,30
Van
De
den Amsterdamschen tijd.
naar
Door
A. J. DE BULL.
LU
5,30
6,45
9,30
10,15
9,30
10,15
Leeuwarden
Sneek
Workum
Stavoren (boot)
Enkhuizen
Hoorn
Zaandam
Amsterdam
11.30
12.05
12.30
12.55
2.13
2.48
3.43
3.57
5’30
6.-15
6.—
6.28
6.48
7.07
8.30
8.51
9.28
9.40
6,30
7,15
Tram
Amsterdam
Zaandam
Hoorn
Enkhuizen (boot)
Stavoren
Workum
Sneek
Leeuwarden
6.15
6.33
7.27
8.02
9.20
9.44
10.14
10.47
10.20
10.33
11.08
11.32
12.51
1.06
1.25
1.49
6
6.14
6.59
7.23
8.40
8.55
9.15
9.38
4^
Q
O
fl
ft
at
5,15
6,—
fl
3.04
3.23
4.19
4.55
6.19
6.47
7.17
7.50
2,20
3-
2,—
2,45
4-
6-
7,15
8-
9,45
Il
li,45
a
■9
12,10
2-
3,15
4,—
5,15
6-
v.
v.
9
9.25
9.43
10
11.27
11.48
12.27
12.39
v. 6,30
7,15
o
4,— 6,30 9,30
5,45 7,15 10,15
7,---
4,—
Wordt vervolgd.
Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az.,
Bolsward.
kwamen opdagen. De groote koffieketel, en ’t
was goede waar, geen slootwater, dampte, dat
het geheele voorhuis met den geur vervuld was.
Met een kleine variatie van ’t oude spreekwoord
zei moeder Bet: de neus wil ook wat hebben,
en zij vond het zulk een eigenaardig welkom
jongens als de lekkere koffielucht hen te gemoet
kwam. De kommen stonden al klaar, allen even
groot en van ’t zelfde model, ’t Geeft anders
maar schele oogen dacht moeder Bet. Toch maakte
zij eene uitzondering, maar die moest men haar
dan ook toegevenop haar kleine toonbank,
appart, stond een mooie kom, met een bouquetje
beschilderd en met een dito bord klaar, ’t Werd
vroeger altijd door hare dochter, haar eenig kind,
gebruikt, en was nog van een verjaardag af
komstig maar sedert het meisje al verscheidene
jaren in een dienst was, gaf moeder Bet het altjjd
aan haren oogappel onder de klanten in gebruik.
Die oogappel was Willem Kloek, een jonkman
nu van 22 jaren, maar die al van zijn 12e af
dagelijks bij moeder Bet kwam schoften, en dien
ze dan ook maar trouw, altijd door, nu eens mijn
lam en dan lieve kind noemde. Willem had een
schreefje voor, eensdeels wit die oude relatie
want hij kwam hier al voordat hij nog een
haartje op zijn kin had, zei moeder Bet, maar
ten andere ook, omdat zij hem zoo door en door
kende en dat hij een bovenste beste was. Knap
vraag dat maar eens op de fabriekhij werkt
en teekent nu al op de modelkamer. Goedhartig
Noem mij zoo reis een tweede, en nooit los in
den mond, nooit ruw of onhebbelijk, en proper, dat
zou ik je verzoeken. Je zoudt het Zondags niet
aan hem zeggen, dat hij soms in de week zoo
zwart kan zien. En ik heb hem al als een
kind gekend! Dat deed altijd de deur dicht,
dat was altijd het slot, als moeder Bet om eene
of andere reden haar voorliefde voor Willem
verklaren moest. En wie dan nog niet tevreden
was, kreeg de volle laag, want wie niet aan
Willems voortreffelijkheid geloofde, verbruidde
’t bij haar. Wat ze onder elkaar op anderen te
zeggen hebben, dat ’s hun zaak, daar weet ik niet
van zei ze, maar van mijn Willem moeten ze af
blijven, dan moeten ze, en wat ’en innige jongen
voor zijn ouders! Ons lieve Heer heeft hun ook
maar één gelaten, net zoo als mijmaar wat ’en
schat zoo’n oppassende jongen, wat ’en lot uit
de loterij en althans tegenwoordig, nu er anders
al zoo vroeg wilde haren inzitten
De fabrieksklok sloeg en weinige oogenblikken
later was ’t voorhuis vol, en moeder Bet had
heel wat te bedienen. Ze had er vroeger wel
zoo nu en dan een woordje op zijn pas door.
Maar nog was Willem er niet, en zij vroeg of
een van allen ook wist wat daarvan de reden
kon zijn. Die heeft zeker weer een binnevetje
Mogelijk is er weer een karreweitje in Engeland
en mag hij weer met een van de oomes mee. Je
lieveling zit mogelijk al op de boot, moeder Bet
en lekker bij den hofmeester te schransen,
zei er een.
Wel heb ik van mijn leven Nu nog jaloersch
ook Heb je niet al gebreken genoeg, Hannes
antwoordde moeder BetAls de jongen niet
kapabel was, en door oogendienen en stroopsmeer-
derij bij de patroons een wit voetje had, dan gaf
ik je gelijkmaar hij is knap, hij kan varen
waarvoor hij scheep komt, en geen wonder dat
hij dan gekozen wordt als er wat te doen valt
daar hij voor berekend is, en waar anderen wel
duim en vinger naar zouden aftikken, maar waar
toe ze niet de rechte Jozefs zijn
Vier om een cent, neem maar weg vijf!riep
een ander Hoe smaakt je die Hannes? steek’em
in je zak, maatEn er ging ten koste van
Hannes een luid algemeen gelach op.
Maak je maar vroolijk en praat moeder Bet
maar naar den mond ’t Is om der wille van de
smeer, anders niet, ’k Wed dat je Maandag
stilletjes zoet in je koffie krijgt, en je brood eens
zoo vetjes geboterd is, nu je zoo voor haar hart
lapje partij trekt. Die mooie jongeu
Nog eer zij antwoorden kon trad Willem binnen.
Als je van den duivel spreekt zie je zijn
staart bromde Hannes.
’t Spreekwoord was hier echter maar half goed
van pas, want Willem was alles behalve een duivel
en hij leek er ook niets op.
Integendeel, hij bad een gunstig voorkomen,
een oprecht open gelaat, een mannelijk oog, vol
gloed en leven, en een flinke houding. Zijn gulle
groet werd door allen evenzoo beantwoord, met
uitzondering natuurlijk van Hannes en enkele
andere mopperaarsmaar wat hij daaraan in
vriendschappelijkheid verloor, werd hem ruim
door moeder Bet vergoed. Hij gaf haar de hand,
die zij schudde als gold het een toeslag op de
markt. ’k Heb een honger als een paard
zei hij, toen zij hem zijn gewoon ontbijt voor
zette.
eens aan gedacht om haar dochter bij zich in de
affaire te nemen, maar het deugde toch eigenlijk
voor zoo’n jong ding niet onder al dat manvolk,
’t Ging er wel altijd ordentelijk toe, want de
rumoermakers en de schuine tamboers wisten
sints jaar en dag, dat ze bij moeder Bet niet
wezen moesten, die niet veel morgenspraak maakte
en ook maar zulk een sikkeneurig klein happie
gaf, terwijl ze in ’s Lands welvaren een groote
bel kregen, een paardewed zoo als een der eer
ste liefhebbers plach te zeggen. Die klanten gun
ik een ander was de stelregel van moeder Bet
neen verkoopen, kan ik niet, maar ik wil er ook
niet veel van te doen hebben. Bij mij zullen ze
de hoogte niet krijgen, maar ook geen vitriool
in de maag. Drank geeft ruzie en allerlei narrig
heid, gezwegen nog van de armoed. Nou, daar
moet ik niets van hebben. Toch viel er wel eens
een onvertogen woordje, en er werd wel eens
gesproken over zaken die minder oorbaar waren,
en nu was Saartje, dat alles nog daargelaten, een
meid als melk en bloed, flink uit de kluiten ge
wassen en met een heel mooi gezichtje ook. Neen,
neen, dacht moeder Bet: ze heeft een kostelijken
dienst, daar moet ze maar blijven. Ik zal hier
’t varken alleen wel wasschen.
Zij had dus handen vol werk om haar gasten
te bedienen, maar kon er wonderwel en vlug mee
terecht, en een mooi praatje stelde de ongeduldi-
gen tevreden. Zij wist er uitmuntend door te
scharrelen; spoedig hadden dan ook haar jongens
ieder ’t zijne, en dan gold het spreekwoord: als
de katjes muizen, mauwen ze niet.
Als allen dan goed aan den slag waren, begon
moeder Bet voor de heeren van ’t kantoor te
zorgen, die zij ook bediende. Maar dan bleef ’t
niet bij koffie en brood; daar moest wat bij, een
koud balletje gehakt, of garnalen als ’t in den
tijd was, of zoo voor dezen en genen een half
beefstukje, een flesch bier, enz. Dat werd dan
met een schoon servet gedekt, eiken dag door
den kantoorknecht voor de heeren afgehaald, en
later de leege boel weer teruggebracht. Daarvoor
kreeg hij koffie en een boterham voor niet, en
moeder Bet had het er wel voor over, dat zg op
den druksten tijd niet uit hare affaire behoefde
te loopen, en zoo zie je was altijd haar zeggen
als de eene hand de andere wascht worden beide
schoon.
Toen de dagelijksche klanten honger en dorst
gestild hadden, en de neuswarmertjes waren aan
gestoken, werd het gesprek in een oogenblik
levendig, en moeder Bet, al dadelijk ijverig in de
weer met omwasschen en opredderen, gooide er
Eindelijk zomer80 graad in de schaduw
Wie had dat voor weinige dagen durven voor
spellen toen de noordsche en oostewind ons sner
pend om de ooren woei, menigeen, om behoor
lijke temperatuur in de kamer te krijgen, zijn
kachel nog stookte en dat aan het einde
van Juni.
En nu volop zomer
Men ziet het, ’t kan raar als ’t er op weert.
’t Wordt geen zomer! riepen de menschen, de
zon verschimmelt achter de grauwe wolken, er
is een omkeering in de natuur, de aarde schijnt
naar ’t noorden af te nemen. Er groeit niets,
letterlijk niets.
Deze en dergelijke klaagliederen Jerimia’s kon
men dagelijks uit veler mond hooren verkondigen
en toestemmen.
Der menschen taal is beuzelklap,
Wij drinken op hun beterschap,
zong Tollens indertijd, toen de menschen ook al
even klaaglustig als nu schenen.
Hoe dit alles echter ook zij, we hebben zomer,
heerlijk zomersch weer! 80 graad in de schaduw.
Pruttelaars wat wilt ge meer
Gelukkig dat de zomer met zijn 80 graad wat
laat is gekomen, eerst toen we de verkiezings
periode bij 45 graad in de zon hadden door worsteld.
Verbeeld u toch eens, lezer, een verkiezing
een ongeteekenden bij 80 graad.
Er hadden bepaald dooden gekomen, vooral
hier in Friesland, waar het mair bar toeging.
Een verkiezing in onze dagen heeft toch heel
wat te beduiden.
Dat verschilt bij voorheen
Toen kwamen de kiesvereenigingen bijeen en
stelden een candidaat, bij voorkeur „den ouden”
omdat hij het zoo best gemaakt hal, en dan
schreef men een brief aan het zittend lid, of hij
wel weer wenschte te blijven en die antwoordde
dan, dat hij zeer vereerd was met het hem op
nieuw te schenken vertrouwen.
Was er al eens iets, wat men wel anders van
den zittende afgevaardigde wenschte gedaan te
hebben, dan werd dat heel voorzichtg in den
brief ingelascht en daarop kwam dan een ant
woord of er kwam geen antwoord, al naar mate
den afgevaardigden zulks goed dacht.
En dan werd er een advertentie in de courant
gezet, dat de kiesvereeniging zoo en zoo opnieuw
tot afgevaardigde aanbeval hem? die reeds zoo
veel jaar en met zooveel toewijding enz. enz.
En dan brachten de kiezers doodkalm hun
stembiljet naar ’t bureau of ze bleven even kalm
Sneek:BolswardHarlingen
Op Werkdagen:
7,40 9,30 12,10 1,30
8,20 11,— 2— 2,15
9.30 12,15 3,15
7,— 9,45 12,30
8.15 1,45
8.30 11,— 1,10* 2,45
9.15 11,45 1,50 3,30
Op Zondagen:
7,40
8,20
9,30
7,—
8,15
8,30
9,15
vertrekt Dinsdags om 12.55
Leen warden—SneekStavoren—Enkhuizen—Amsterdam.
3.05
3.40
4.05
4.32
5.55
6.31
7.25
7.39
■a 1,10
1,55
8,45 2 g
9,25 -
„De Minister, dien we hier op ’t oog hebben,
is de Hollandsche Minister van Oorlog, generaal
Bergansius, en de oorzaak van zijn ongerustheid
is de aanstaande reis van den Duitschen Keizer.
De Keizer houdt er van, zooals bekend is, on
verwachte wijzigingen in zijne reisplannen te
brengen, en op ’t oogenblik is het nog onzeker
welke haven hij het eerst zal binnenloopen, Rot
terdam of IJmuiden bij Amsterdam.
De Koningin-Regentes heeft, om in het zwak
van den Keizer te tasten, bevel gegeven om eene
groote troepenmacht op te stellen, daar waar de
Keizer zal aankomen. Daar nu volgens het eerste
reisplan Amsterdam zou bezocht worden
heeft de Minister maatregelen getroffen om in die
stad een groot aantal troepen te concentreeren
de garnizoenen in den Haag en in Leiden, zoo
wel als de marine te Rotterdam hebben bevel
ontvangen zich gereed te houden om naar Am
sterdam op te trekken daar kwam te elfder
ure een tegenbevel.
Daar de Keizer naar alle waarschijnlijkheid
ook Rotterdam en Leiden bezoeken zal, werd,
bepaald, dat de soldaten deze garnizoenen niet
zouden verlaten, terwijl men uit de andere pro
vinciën regimenten zou consigneeren voor het
vertrek naar Amsterdam. Nu is het echter mo
gelijk, dat de Keizer ook een dezer provinciën
zal bezoeken en de Minister zou dan weer troepen
uit andere garnizoenen moeten laten komen.
Kortom, het geval zou zich kunnen voordoen,
dat in de eerstvolgende weken het geheele Hol
landsche leger op de spoorwegen des lands uit
stapjes doet.
Dat is echter eene dure pret, want daar de
kosten van troepenverplaatsing ten laste der
schatkist komen, zal dat eene hooge rekening
worden. Nu zijn de Hollandsche notabelen, wat
uitgaven voor militaire doeleinden betreft, ge
woonlijk niet zeer gul, en de Minister van Oor
log weet, dat hij een onaangenaam kwartiertje
zal doorleven, wanneer hij deze rekening aan de
Kamer overlegt. Daartegenover staat echter het
verlangen der Koningin-Regentes. Om kort te
gaan, men weet niet hoe men zicKdaaruit redden
zal. Misschien zou men partij kunnen trekken van
een geschiedenis, d*ie in Oostenrijk plaats heeft
gehad. Een Oostenrijksch Minister van Oorlog
had eens een premie uitgeloofd voor de beste
beantwoording der volgende vraag: „Hoe kan
men met de minst mogelijke onkosten de troepen
van zeker regiment naar een ander garnizoen
verplaatsen en omgekeerd
Onder de ingekomen antwoorden was er een,
dat de volgende doodeenvoudige oplossing dezer
quaestie gaf
Men neemt den soldaten van het eerste regi
ment hunne onderscheidingsteekenen af (hier in
Duitschland nommers op de koppelplaat,) stuurt
deze per post naar het bedoelde garnizoen, laat
ze door de soldaten aandoen en doet omgekeerd
hetzelfde.
„Een goedkoopere manier is niet te vinden.”
De kunst om gelukkig en lang te leven.
Wandel iederen dag twee uren slaap iederen
nacht zeven uren sta op zoodra gij ontwaakt
zijtga aan het werk zoodra gij zijt opgestaan
eet langzaam en nooit meer dan gij trek hebt
drink niet meer dan genoeg is om uw dorst te
lessenspreek alleen wanneer het noodig is, en
zeg nooit meer dan de helft van wat gij denkt
schrijf niets wat gij niet kunt onderteekenen; doe
niets wat gij niet zoudt durven vertellen vergeet
nooit dat anderen op u vertrouwen, en dat gij
niet op anderen vertrouwen moet. Acht het geld
niet meer en niet minder dan het waard is het
is een goed dienaar, maar een slecht meester.
De lucht in Frankrijk is zoodanig vervuld
van zucht tot werkstaking, dat het niet ondenk
baar is, dat ook het spoorwegpersoneel aan de
algemeene beweging zal deelnemen.
-
1.
Moeder Bet keek op haar knol, waarbij men
hier niet te denken heeft aan een oud paard,
maar integendeel aan een uitmuntend loopend,
ouderwets zilveren uurwerk, dat den vorm van
een ferme ronde raap had. Als de stadsklokken
anders wezen, dan hadden die officieele staande
horloges eenvoudig ongelijk. En moeder Bet
was een vrouw van de klok in alles. Dat was
zij reeds bij haar man zaliger zoo gewoon ge
weest, die nooit te laat op zijn werk kwam,
omdat zij geregeld ’s morgens de rol van porster
vervulde, en die nooit thuis kwam, of hij vond
de pot gereed. Maakte zij soms een praatje met
een buurvrouw, zij brak het belangrijkste gesprok
botweg af, als ’t klokje van gehoorzaamheid sloeg,
en later, na haars mans dood, bracht do affaire
’t weer mee, dat zij op haren tijd moest passen. -
Zij deed een schoftkelder. Eigenlijk was ’t een
graadje beter: ’t was meer een ruim onderhuis
maar toch er stond een bordje boven de deur,
met de afbeelding van twee mannen, die aan eene
lange tafel zaten, waarop een tarwebrood en een
Meppeler kluit lagen de een der gasten met een
kom aan de lippen, de ander met een kom voor
zich, dusalles zoo aanschouwelijk mogeljjk, en
daaronder stond met letters, die wel niet allen
juist even groot, maar toch goed leesbaar waren
Hier schoft men. Precies toepasselijk was de
voorstelling echter niet, want het waren kennelijk
metselaars die de schilder afgemaaid had, en de
klanten van moeder Bet waren werklieden uit de
groote ijzerfabriek, wier hoofdingang in dezelfde
straat was.
Moeder Bet, die gaarne alles in de puntjes had,
was dan ook wel eens voornemens geweest, om
die metselaars in smids te laten verschilderen,
maar het kunststuk was indertijd een onderling
geschenk geweest van hare trouwste klanten,
toen zij 25 jaar lang hare affaire had gedaan, en
zij wilde geen gegeven paard in den bek zien.
Uit dagelijksche ondervinding wetende _wat
hare bezoekers zoe al gewoonlijk gebruikten,
zorgde zij met alles gereed te zijn tegen dat haar
jongens, zoo als zij hen noemde allen tegelijk
Een lid van dat personeel, die zich socialist
noemt en dus niet tegen arbeidersbewegingen
opziet, waarschuwt in de Figaro echter dringend
niet aan de stem der misleiders het oor te lee-
nen en goed te overwegen welke ver strekkende
gevolgen een dergelijke daad zou hebben.
In de eerste plaats wijst hij er op, dat niet de
een of andere groep van geldmannen getroffen
zou worden, maar juist de kleine rentenier en de
sparende werkman, die gewoon zijn hun spaar-
duiten in spoorwegfondsen te beleggen.
Het verlies dat de handel en nijverheid er
door zouden lijden, is bijna niet onder cijfers te
brengen, te meer omdat de vreemdelingen er als
de kippen bij zouden zijn om de door de werk
staking opengevallen plaatsen in te nemen. Havre
zou ten onder gaan ten voordeele van Antwerpen,
Marseille ten voordeele van Genua.
Daarenboven zouden vooral de Duitschers met
hun Staatsspoorwegen een grooten voorsprong op
de Franschen verkrijgen, wat bij een altijd mo
gelijk grensgeschil en daaruit voortvloeiende
mobilisatie de oorzaak zou kunnen worden van
een tweede nederlaag.
De schrik van Whitechapel. Sedert eenigen
tijd heeft zich onder de bewoners der beruchte
Londensche wijk Whitechapel een vereeniging
gevormd, die zich ten doel stelt geregeld die wijk
te bewaken, zoowel des daags als des nachts, om
zoodoende Jack the Ripper eene herhaling zijner
bekende misdaden te beletten.
De voorzitter dezer vereeniging, de heer Bac-
kert, ontving dezer dagen
brief van den volgenden inhoud „Binnenkort zal
ik mijne werkzaamheden in uwe wijk weer be
ginnen; indien gij, of een der leden uwer helsche
bende het waagt mijn spoor te zoeken, dan zal
ik je een mes in het hart stooten. Wees dus
gewaarschuwd en laat me met vrede. Dat de
politie mij pakke, als ze kan, dat is haar plicht,
maar ik beklaag haar, want ik zal me nooit le
vend laten vangen. Reeds tweemaal was ik bijna
geknipt.
Geheel de uwe, Jack the Ripper.
De voorletters van mijn waren naam zijn G.
W. B.”
De heer Backert stelde dezen brief ter beschik
king der politie, die in het schrift dezelfde hand
herkent van de brieven, welke zij reeds meer
malen heeft ontvangen, gewoonlijk een paar da
gen voor dat de misdaad plaats had.
Met de herinnering aan de bekende gruwelijke
feiten kan het niet anders, of deze brief moet
onder de bewoners van Whitechapel niet weinig
ongerustheid gewekt hebben, die zelfs de zorg
vuldigste bewaking door de bovengenoemde ver
eeniging niet vermag weg te nemen.
te huis en de zittende afgevaardigde was opnieuw
met het vertrouwen zijner kiezers vereerd.
Doch kom nu eens.
Reeds maanden voor den verkiezingstijd be
ginnen de voorloopige werkzaamheden de kie
zers worden geprepareerd, men brengt ze zacht-
kens aan tot op zekere hoogte, om eindelijk,
wanneer het oogenblik van handelen (Stemmen)
is gekomen, hen bewerkt naar de stembus te
laten gaan.
Ze zijn dan voor hun taak geschikt, 80 graad
in de schaduw
Doch, heer in den hemel, wat is er niet voor
afgegaan, om hen zoover te brengen.
Wanneer de wegbereiders gesproken hebben,
wanneer ze door tegenstanders overwonnen zijn
of hen overwonnen hebben want op winnen
komt het vooral aan wanneer men tal van
avonden voor geheel of half gevulde zalen ge
sproken heeft, elkaar tienmaal hetzelfde verteld,
met dezelfde argumenten bestreden heeft, dan
komt tegen dat de strijd heet begint te worden,
de groote man, de afgevaardigde zelf, hij zal
ten slotte de kiezers vertellen hoe of geregeerd
moet worden of hoe hij zijn taak gedurende de
laatste periode heeft volbracht.
Nu verrijzen aan alle kanten adspirantkamer-
leden, die gaarne zijn plaats zouden innemen,
zich neervlijen op het groene kussen in ’s lands
raadzaal, edelmogende zijn en tweeduizend gulden
honorarium per jaar.
Hoort ze, die jonge mannen, in den regel,
nauwelijks uit de kluiten gewassen, hoe ze den
afgevaardigde trachten af te maken, zijn ver
dienste te verkleinen, hem met zich zelven in
tegenspraak trachten te brengen.
Ge doet niet, wat ge zegt, klinkt het uit hun
mond, ge zijt een huichelaar, iemand die ons
hier wat praatjes verkoopt, teneinde de kiezers
om den tuin te leiden.
Waart ge een afgevaardigde, die denooden en
behoeften van het proletariaat in de eerste plaats
ter harte ging, ge zoudt als wanneer een
programma volgt, dat de afgevaardigde bad moe
ten volgen natuurlijk zoo onuitvoerbaar mo
gelijk doch dat hij, opposant, als non plus
ultra aanbeveelt, en gaarne zou helpen uitvoe
ren als men hem maar kiezen ging, iets
wat hij niet zegt maar er bij behoort.
Nimmer ontwaken dan ook de geesten sterker,
dan in zoo’n verkiezingsperiode.
Mannen, van wien men vroeger nimmer iets
had gehoord, treden in zoo’n tijd op den voor
grond met een overmoed, waarvoor ze zich
eigentlijk moesten schamen.
Doch in de verkiezingsperiode schijnt het
schaamtegevoel aan den kapstok te hangen en
eigenwaan een deugd te zijn.
Nauwelijks achter toonbank, lessenaar, van
hun bedrijf of van waar dan ook ontvlucht, tre
den ze op als maatschappelijke hervormers! Ze
weten het, en hun cornuiten doen mee om de
gemeente te vertellen, dat ze het inderdaad weten,
een studie van de staatkunde hebben gemaakt.
Hij is een demokraatklinkt het uit hun mond,
men kan het hem aanzien, men kan het aan hem
proeven. En zoo het geacnte publiek het nog
niet gelooven wil, zullen we hem vragen stellen
beantwoordt hij die, rond, eerlijk, zooals het een
toekomstig afgevaardigde des volks betaamt, dan
is hij een demokraat.
En nu volgt een serie van vragen, die de ad-
spirant-afgevaardigde natuurlijk nimmer heeft
gezien of gehoord, doch die hij vlot, voor de vuist,
rond en eerlijk, zooals het een demokraat be
taamt, beantwoordt en klaar is de demo-
kraat-adspirant-afge vaardigde.
Met-een wordt dan de zittende afgevaardigde
tot aristocraat tegen wil en dank bevorderd, doch
daar zal minder op gelet worden in de ver-
kiezingshitte.
Over de uitkomsten der verkiezing zelve spre
ken we ditmaal hier niet.
Onze lezers kennen haar en hebben met be
langstelling en blijdschap de overwinning der
liberale partij gezien.
Moge ze tot heil en zegen van het vaderland
en de partij strekken, dan hebben we al die
drukte en dat gesmaal op haar niet vergeefsch
ons moeten getroosten.
Deden we aan de tale Kuypers, we zouden
zeggende menschen hebben het kwade voor
haar gewild, doch de Heer heeft het anders be
schikt, dies zij Hij geloofd. Friesche Crt.
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw. a’
Te Sneek
4,-
5,45
7,—
7,30
8,45 Z’Z
9,25
van Bolsward en
Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsw. a;
Te Sneek
met een gemerkte
komt 1,30 te Sneek aan.
De uren van vertrek en aankomst worden geregeld
Terwijl Zaterdag een viertal werklieden be
zig waren een moddermolen in het Merwede-
kanaal aan den Muiderstraatweg, gemeente Die
men af te breken, stortte de stelling daarbij noo
dig, in, met het ongelukkig gevolg dat allen ver
wondingen bekwamen. Een, de werkman B.,
moest onmiddelijk per schuitje naar het ziekenhuis
te Amsterdam worden vervoerd. Voor de ongeluk
kige daar aankwam, was hij reeds overleden.
Onder den titel: „een Minister van Oorlog
Y)
t-
cö
o
cS
M
cS
-<
w
Y)
y>
Y
•n
a.
n
Y)
Y)
Y)
n
•n
a.
OJ CO
s -
8