Praatjes over allerlei. Tusschen twee vuren. SPOORDIENST (1 Juni 1891). 7,30 Van De den Amsterdamschen tijd. naar Door A. J. DE BULL. LU 5,30 6,45 9,30 10,15 9,30 10,15 Leeuwarden Sneek Workum Stavoren (boot) Enkhuizen Hoorn Zaandam Amsterdam 11.30 12.05 12.30 12.55 2.13 2.48 3.43 3.57 5’30 6.-15 6.— 6.28 6.48 7.07 8.30 8.51 9.28 9.40 6,30 7,15 Tram Amsterdam Zaandam Hoorn Enkhuizen (boot) Stavoren Workum Sneek Leeuwarden 6.15 6.33 7.27 8.02 9.20 9.44 10.14 10.47 10.20 10.33 11.08 11.32 12.51 1.06 1.25 1.49 6 6.14 6.59 7.23 8.40 8.55 9.15 9.38 4^ Q O fl ft at 5,15 6,— fl 3.04 3.23 4.19 4.55 6.19 6.47 7.17 7.50 2,20 3- 2,— 2,45 4- 6- 7,15 8- 9,45 Il li,45 a ■9 12,10 2- 3,15 4,— 5,15 6- v. v. 9 9.25 9.43 10 11.27 11.48 12.27 12.39 v. 6,30 7,15 o 4,— 6,30 9,30 5,45 7,15 10,15 7,--- 4,— Wordt vervolgd. Stoomdrukkerij Firma B. Cuperus Az., Bolsward. kwamen opdagen. De groote koffieketel, en ’t was goede waar, geen slootwater, dampte, dat het geheele voorhuis met den geur vervuld was. Met een kleine variatie van ’t oude spreekwoord zei moeder Bet: de neus wil ook wat hebben, en zij vond het zulk een eigenaardig welkom jongens als de lekkere koffielucht hen te gemoet kwam. De kommen stonden al klaar, allen even groot en van ’t zelfde model, ’t Geeft anders maar schele oogen dacht moeder Bet. Toch maakte zij eene uitzondering, maar die moest men haar dan ook toegevenop haar kleine toonbank, appart, stond een mooie kom, met een bouquetje beschilderd en met een dito bord klaar, ’t Werd vroeger altijd door hare dochter, haar eenig kind, gebruikt, en was nog van een verjaardag af komstig maar sedert het meisje al verscheidene jaren in een dienst was, gaf moeder Bet het altjjd aan haren oogappel onder de klanten in gebruik. Die oogappel was Willem Kloek, een jonkman nu van 22 jaren, maar die al van zijn 12e af dagelijks bij moeder Bet kwam schoften, en dien ze dan ook maar trouw, altijd door, nu eens mijn lam en dan lieve kind noemde. Willem had een schreefje voor, eensdeels wit die oude relatie want hij kwam hier al voordat hij nog een haartje op zijn kin had, zei moeder Bet, maar ten andere ook, omdat zij hem zoo door en door kende en dat hij een bovenste beste was. Knap vraag dat maar eens op de fabriekhij werkt en teekent nu al op de modelkamer. Goedhartig Noem mij zoo reis een tweede, en nooit los in den mond, nooit ruw of onhebbelijk, en proper, dat zou ik je verzoeken. Je zoudt het Zondags niet aan hem zeggen, dat hij soms in de week zoo zwart kan zien. En ik heb hem al als een kind gekend! Dat deed altijd de deur dicht, dat was altijd het slot, als moeder Bet om eene of andere reden haar voorliefde voor Willem verklaren moest. En wie dan nog niet tevreden was, kreeg de volle laag, want wie niet aan Willems voortreffelijkheid geloofde, verbruidde ’t bij haar. Wat ze onder elkaar op anderen te zeggen hebben, dat ’s hun zaak, daar weet ik niet van zei ze, maar van mijn Willem moeten ze af blijven, dan moeten ze, en wat ’en innige jongen voor zijn ouders! Ons lieve Heer heeft hun ook maar één gelaten, net zoo als mijmaar wat ’en schat zoo’n oppassende jongen, wat ’en lot uit de loterij en althans tegenwoordig, nu er anders al zoo vroeg wilde haren inzitten De fabrieksklok sloeg en weinige oogenblikken later was ’t voorhuis vol, en moeder Bet had heel wat te bedienen. Ze had er vroeger wel zoo nu en dan een woordje op zijn pas door. Maar nog was Willem er niet, en zij vroeg of een van allen ook wist wat daarvan de reden kon zijn. Die heeft zeker weer een binnevetje Mogelijk is er weer een karreweitje in Engeland en mag hij weer met een van de oomes mee. Je lieveling zit mogelijk al op de boot, moeder Bet en lekker bij den hofmeester te schransen, zei er een. Wel heb ik van mijn leven Nu nog jaloersch ook Heb je niet al gebreken genoeg, Hannes antwoordde moeder BetAls de jongen niet kapabel was, en door oogendienen en stroopsmeer- derij bij de patroons een wit voetje had, dan gaf ik je gelijkmaar hij is knap, hij kan varen waarvoor hij scheep komt, en geen wonder dat hij dan gekozen wordt als er wat te doen valt daar hij voor berekend is, en waar anderen wel duim en vinger naar zouden aftikken, maar waar toe ze niet de rechte Jozefs zijn Vier om een cent, neem maar weg vijf!riep een ander Hoe smaakt je die Hannes? steek’em in je zak, maatEn er ging ten koste van Hannes een luid algemeen gelach op. Maak je maar vroolijk en praat moeder Bet maar naar den mond ’t Is om der wille van de smeer, anders niet, ’k Wed dat je Maandag stilletjes zoet in je koffie krijgt, en je brood eens zoo vetjes geboterd is, nu je zoo voor haar hart lapje partij trekt. Die mooie jongeu Nog eer zij antwoorden kon trad Willem binnen. Als je van den duivel spreekt zie je zijn staart bromde Hannes. ’t Spreekwoord was hier echter maar half goed van pas, want Willem was alles behalve een duivel en hij leek er ook niets op. Integendeel, hij bad een gunstig voorkomen, een oprecht open gelaat, een mannelijk oog, vol gloed en leven, en een flinke houding. Zijn gulle groet werd door allen evenzoo beantwoord, met uitzondering natuurlijk van Hannes en enkele andere mopperaarsmaar wat hij daaraan in vriendschappelijkheid verloor, werd hem ruim door moeder Bet vergoed. Hij gaf haar de hand, die zij schudde als gold het een toeslag op de markt. ’k Heb een honger als een paard zei hij, toen zij hem zijn gewoon ontbijt voor zette. eens aan gedacht om haar dochter bij zich in de affaire te nemen, maar het deugde toch eigenlijk voor zoo’n jong ding niet onder al dat manvolk, ’t Ging er wel altijd ordentelijk toe, want de rumoermakers en de schuine tamboers wisten sints jaar en dag, dat ze bij moeder Bet niet wezen moesten, die niet veel morgenspraak maakte en ook maar zulk een sikkeneurig klein happie gaf, terwijl ze in ’s Lands welvaren een groote bel kregen, een paardewed zoo als een der eer ste liefhebbers plach te zeggen. Die klanten gun ik een ander was de stelregel van moeder Bet neen verkoopen, kan ik niet, maar ik wil er ook niet veel van te doen hebben. Bij mij zullen ze de hoogte niet krijgen, maar ook geen vitriool in de maag. Drank geeft ruzie en allerlei narrig heid, gezwegen nog van de armoed. Nou, daar moet ik niets van hebben. Toch viel er wel eens een onvertogen woordje, en er werd wel eens gesproken over zaken die minder oorbaar waren, en nu was Saartje, dat alles nog daargelaten, een meid als melk en bloed, flink uit de kluiten ge wassen en met een heel mooi gezichtje ook. Neen, neen, dacht moeder Bet: ze heeft een kostelijken dienst, daar moet ze maar blijven. Ik zal hier ’t varken alleen wel wasschen. Zij had dus handen vol werk om haar gasten te bedienen, maar kon er wonderwel en vlug mee terecht, en een mooi praatje stelde de ongeduldi- gen tevreden. Zij wist er uitmuntend door te scharrelen; spoedig hadden dan ook haar jongens ieder ’t zijne, en dan gold het spreekwoord: als de katjes muizen, mauwen ze niet. Als allen dan goed aan den slag waren, begon moeder Bet voor de heeren van ’t kantoor te zorgen, die zij ook bediende. Maar dan bleef ’t niet bij koffie en brood; daar moest wat bij, een koud balletje gehakt, of garnalen als ’t in den tijd was, of zoo voor dezen en genen een half beefstukje, een flesch bier, enz. Dat werd dan met een schoon servet gedekt, eiken dag door den kantoorknecht voor de heeren afgehaald, en later de leege boel weer teruggebracht. Daarvoor kreeg hij koffie en een boterham voor niet, en moeder Bet had het er wel voor over, dat zg op den druksten tijd niet uit hare affaire behoefde te loopen, en zoo zie je was altijd haar zeggen als de eene hand de andere wascht worden beide schoon. Toen de dagelijksche klanten honger en dorst gestild hadden, en de neuswarmertjes waren aan gestoken, werd het gesprek in een oogenblik levendig, en moeder Bet, al dadelijk ijverig in de weer met omwasschen en opredderen, gooide er Eindelijk zomer80 graad in de schaduw Wie had dat voor weinige dagen durven voor spellen toen de noordsche en oostewind ons sner pend om de ooren woei, menigeen, om behoor lijke temperatuur in de kamer te krijgen, zijn kachel nog stookte en dat aan het einde van Juni. En nu volop zomer Men ziet het, ’t kan raar als ’t er op weert. ’t Wordt geen zomer! riepen de menschen, de zon verschimmelt achter de grauwe wolken, er is een omkeering in de natuur, de aarde schijnt naar ’t noorden af te nemen. Er groeit niets, letterlijk niets. Deze en dergelijke klaagliederen Jerimia’s kon men dagelijks uit veler mond hooren verkondigen en toestemmen. Der menschen taal is beuzelklap, Wij drinken op hun beterschap, zong Tollens indertijd, toen de menschen ook al even klaaglustig als nu schenen. Hoe dit alles echter ook zij, we hebben zomer, heerlijk zomersch weer! 80 graad in de schaduw. Pruttelaars wat wilt ge meer Gelukkig dat de zomer met zijn 80 graad wat laat is gekomen, eerst toen we de verkiezings periode bij 45 graad in de zon hadden door worsteld. Verbeeld u toch eens, lezer, een verkiezing een ongeteekenden bij 80 graad. Er hadden bepaald dooden gekomen, vooral hier in Friesland, waar het mair bar toeging. Een verkiezing in onze dagen heeft toch heel wat te beduiden. Dat verschilt bij voorheen Toen kwamen de kiesvereenigingen bijeen en stelden een candidaat, bij voorkeur „den ouden” omdat hij het zoo best gemaakt hal, en dan schreef men een brief aan het zittend lid, of hij wel weer wenschte te blijven en die antwoordde dan, dat hij zeer vereerd was met het hem op nieuw te schenken vertrouwen. Was er al eens iets, wat men wel anders van den zittende afgevaardigde wenschte gedaan te hebben, dan werd dat heel voorzichtg in den brief ingelascht en daarop kwam dan een ant woord of er kwam geen antwoord, al naar mate den afgevaardigden zulks goed dacht. En dan werd er een advertentie in de courant gezet, dat de kiesvereeniging zoo en zoo opnieuw tot afgevaardigde aanbeval hem? die reeds zoo veel jaar en met zooveel toewijding enz. enz. En dan brachten de kiezers doodkalm hun stembiljet naar ’t bureau of ze bleven even kalm Sneek:BolswardHarlingen Op Werkdagen: 7,40 9,30 12,10 1,30 8,20 11,— 2— 2,15 9.30 12,15 3,15 7,— 9,45 12,30 8.15 1,45 8.30 11,— 1,10* 2,45 9.15 11,45 1,50 3,30 Op Zondagen: 7,40 8,20 9,30 7,— 8,15 8,30 9,15 vertrekt Dinsdags om 12.55 Leen warden—SneekStavoren—Enkhuizen—Amsterdam. 3.05 3.40 4.05 4.32 5.55 6.31 7.25 7.39 ■a 1,10 1,55 8,45 2 g 9,25 - „De Minister, dien we hier op ’t oog hebben, is de Hollandsche Minister van Oorlog, generaal Bergansius, en de oorzaak van zijn ongerustheid is de aanstaande reis van den Duitschen Keizer. De Keizer houdt er van, zooals bekend is, on verwachte wijzigingen in zijne reisplannen te brengen, en op ’t oogenblik is het nog onzeker welke haven hij het eerst zal binnenloopen, Rot terdam of IJmuiden bij Amsterdam. De Koningin-Regentes heeft, om in het zwak van den Keizer te tasten, bevel gegeven om eene groote troepenmacht op te stellen, daar waar de Keizer zal aankomen. Daar nu volgens het eerste reisplan Amsterdam zou bezocht worden heeft de Minister maatregelen getroffen om in die stad een groot aantal troepen te concentreeren de garnizoenen in den Haag en in Leiden, zoo wel als de marine te Rotterdam hebben bevel ontvangen zich gereed te houden om naar Am sterdam op te trekken daar kwam te elfder ure een tegenbevel. Daar de Keizer naar alle waarschijnlijkheid ook Rotterdam en Leiden bezoeken zal, werd, bepaald, dat de soldaten deze garnizoenen niet zouden verlaten, terwijl men uit de andere pro vinciën regimenten zou consigneeren voor het vertrek naar Amsterdam. Nu is het echter mo gelijk, dat de Keizer ook een dezer provinciën zal bezoeken en de Minister zou dan weer troepen uit andere garnizoenen moeten laten komen. Kortom, het geval zou zich kunnen voordoen, dat in de eerstvolgende weken het geheele Hol landsche leger op de spoorwegen des lands uit stapjes doet. Dat is echter eene dure pret, want daar de kosten van troepenverplaatsing ten laste der schatkist komen, zal dat eene hooge rekening worden. Nu zijn de Hollandsche notabelen, wat uitgaven voor militaire doeleinden betreft, ge woonlijk niet zeer gul, en de Minister van Oor log weet, dat hij een onaangenaam kwartiertje zal doorleven, wanneer hij deze rekening aan de Kamer overlegt. Daartegenover staat echter het verlangen der Koningin-Regentes. Om kort te gaan, men weet niet hoe men zicKdaaruit redden zal. Misschien zou men partij kunnen trekken van een geschiedenis, d*ie in Oostenrijk plaats heeft gehad. Een Oostenrijksch Minister van Oorlog had eens een premie uitgeloofd voor de beste beantwoording der volgende vraag: „Hoe kan men met de minst mogelijke onkosten de troepen van zeker regiment naar een ander garnizoen verplaatsen en omgekeerd Onder de ingekomen antwoorden was er een, dat de volgende doodeenvoudige oplossing dezer quaestie gaf Men neemt den soldaten van het eerste regi ment hunne onderscheidingsteekenen af (hier in Duitschland nommers op de koppelplaat,) stuurt deze per post naar het bedoelde garnizoen, laat ze door de soldaten aandoen en doet omgekeerd hetzelfde. „Een goedkoopere manier is niet te vinden.” De kunst om gelukkig en lang te leven. Wandel iederen dag twee uren slaap iederen nacht zeven uren sta op zoodra gij ontwaakt zijtga aan het werk zoodra gij zijt opgestaan eet langzaam en nooit meer dan gij trek hebt drink niet meer dan genoeg is om uw dorst te lessenspreek alleen wanneer het noodig is, en zeg nooit meer dan de helft van wat gij denkt schrijf niets wat gij niet kunt onderteekenen; doe niets wat gij niet zoudt durven vertellen vergeet nooit dat anderen op u vertrouwen, en dat gij niet op anderen vertrouwen moet. Acht het geld niet meer en niet minder dan het waard is het is een goed dienaar, maar een slecht meester. De lucht in Frankrijk is zoodanig vervuld van zucht tot werkstaking, dat het niet ondenk baar is, dat ook het spoorwegpersoneel aan de algemeene beweging zal deelnemen. - 1. Moeder Bet keek op haar knol, waarbij men hier niet te denken heeft aan een oud paard, maar integendeel aan een uitmuntend loopend, ouderwets zilveren uurwerk, dat den vorm van een ferme ronde raap had. Als de stadsklokken anders wezen, dan hadden die officieele staande horloges eenvoudig ongelijk. En moeder Bet was een vrouw van de klok in alles. Dat was zij reeds bij haar man zaliger zoo gewoon ge weest, die nooit te laat op zijn werk kwam, omdat zij geregeld ’s morgens de rol van porster vervulde, en die nooit thuis kwam, of hij vond de pot gereed. Maakte zij soms een praatje met een buurvrouw, zij brak het belangrijkste gesprok botweg af, als ’t klokje van gehoorzaamheid sloeg, en later, na haars mans dood, bracht do affaire ’t weer mee, dat zij op haren tijd moest passen. - Zij deed een schoftkelder. Eigenlijk was ’t een graadje beter: ’t was meer een ruim onderhuis maar toch er stond een bordje boven de deur, met de afbeelding van twee mannen, die aan eene lange tafel zaten, waarop een tarwebrood en een Meppeler kluit lagen de een der gasten met een kom aan de lippen, de ander met een kom voor zich, dusalles zoo aanschouwelijk mogeljjk, en daaronder stond met letters, die wel niet allen juist even groot, maar toch goed leesbaar waren Hier schoft men. Precies toepasselijk was de voorstelling echter niet, want het waren kennelijk metselaars die de schilder afgemaaid had, en de klanten van moeder Bet waren werklieden uit de groote ijzerfabriek, wier hoofdingang in dezelfde straat was. Moeder Bet, die gaarne alles in de puntjes had, was dan ook wel eens voornemens geweest, om die metselaars in smids te laten verschilderen, maar het kunststuk was indertijd een onderling geschenk geweest van hare trouwste klanten, toen zij 25 jaar lang hare affaire had gedaan, en zij wilde geen gegeven paard in den bek zien. Uit dagelijksche ondervinding wetende _wat hare bezoekers zoe al gewoonlijk gebruikten, zorgde zij met alles gereed te zijn tegen dat haar jongens, zoo als zij hen noemde allen tegelijk Een lid van dat personeel, die zich socialist noemt en dus niet tegen arbeidersbewegingen opziet, waarschuwt in de Figaro echter dringend niet aan de stem der misleiders het oor te lee- nen en goed te overwegen welke ver strekkende gevolgen een dergelijke daad zou hebben. In de eerste plaats wijst hij er op, dat niet de een of andere groep van geldmannen getroffen zou worden, maar juist de kleine rentenier en de sparende werkman, die gewoon zijn hun spaar- duiten in spoorwegfondsen te beleggen. Het verlies dat de handel en nijverheid er door zouden lijden, is bijna niet onder cijfers te brengen, te meer omdat de vreemdelingen er als de kippen bij zouden zijn om de door de werk staking opengevallen plaatsen in te nemen. Havre zou ten onder gaan ten voordeele van Antwerpen, Marseille ten voordeele van Genua. Daarenboven zouden vooral de Duitschers met hun Staatsspoorwegen een grooten voorsprong op de Franschen verkrijgen, wat bij een altijd mo gelijk grensgeschil en daaruit voortvloeiende mobilisatie de oorzaak zou kunnen worden van een tweede nederlaag. De schrik van Whitechapel. Sedert eenigen tijd heeft zich onder de bewoners der beruchte Londensche wijk Whitechapel een vereeniging gevormd, die zich ten doel stelt geregeld die wijk te bewaken, zoowel des daags als des nachts, om zoodoende Jack the Ripper eene herhaling zijner bekende misdaden te beletten. De voorzitter dezer vereeniging, de heer Bac- kert, ontving dezer dagen brief van den volgenden inhoud „Binnenkort zal ik mijne werkzaamheden in uwe wijk weer be ginnen; indien gij, of een der leden uwer helsche bende het waagt mijn spoor te zoeken, dan zal ik je een mes in het hart stooten. Wees dus gewaarschuwd en laat me met vrede. Dat de politie mij pakke, als ze kan, dat is haar plicht, maar ik beklaag haar, want ik zal me nooit le vend laten vangen. Reeds tweemaal was ik bijna geknipt. Geheel de uwe, Jack the Ripper. De voorletters van mijn waren naam zijn G. W. B.” De heer Backert stelde dezen brief ter beschik king der politie, die in het schrift dezelfde hand herkent van de brieven, welke zij reeds meer malen heeft ontvangen, gewoonlijk een paar da gen voor dat de misdaad plaats had. Met de herinnering aan de bekende gruwelijke feiten kan het niet anders, of deze brief moet onder de bewoners van Whitechapel niet weinig ongerustheid gewekt hebben, die zelfs de zorg vuldigste bewaking door de bovengenoemde ver eeniging niet vermag weg te nemen. te huis en de zittende afgevaardigde was opnieuw met het vertrouwen zijner kiezers vereerd. Doch kom nu eens. Reeds maanden voor den verkiezingstijd be ginnen de voorloopige werkzaamheden de kie zers worden geprepareerd, men brengt ze zacht- kens aan tot op zekere hoogte, om eindelijk, wanneer het oogenblik van handelen (Stemmen) is gekomen, hen bewerkt naar de stembus te laten gaan. Ze zijn dan voor hun taak geschikt, 80 graad in de schaduw Doch, heer in den hemel, wat is er niet voor afgegaan, om hen zoover te brengen. Wanneer de wegbereiders gesproken hebben, wanneer ze door tegenstanders overwonnen zijn of hen overwonnen hebben want op winnen komt het vooral aan wanneer men tal van avonden voor geheel of half gevulde zalen ge sproken heeft, elkaar tienmaal hetzelfde verteld, met dezelfde argumenten bestreden heeft, dan komt tegen dat de strijd heet begint te worden, de groote man, de afgevaardigde zelf, hij zal ten slotte de kiezers vertellen hoe of geregeerd moet worden of hoe hij zijn taak gedurende de laatste periode heeft volbracht. Nu verrijzen aan alle kanten adspirantkamer- leden, die gaarne zijn plaats zouden innemen, zich neervlijen op het groene kussen in ’s lands raadzaal, edelmogende zijn en tweeduizend gulden honorarium per jaar. Hoort ze, die jonge mannen, in den regel, nauwelijks uit de kluiten gewassen, hoe ze den afgevaardigde trachten af te maken, zijn ver dienste te verkleinen, hem met zich zelven in tegenspraak trachten te brengen. Ge doet niet, wat ge zegt, klinkt het uit hun mond, ge zijt een huichelaar, iemand die ons hier wat praatjes verkoopt, teneinde de kiezers om den tuin te leiden. Waart ge een afgevaardigde, die denooden en behoeften van het proletariaat in de eerste plaats ter harte ging, ge zoudt als wanneer een programma volgt, dat de afgevaardigde bad moe ten volgen natuurlijk zoo onuitvoerbaar mo gelijk doch dat hij, opposant, als non plus ultra aanbeveelt, en gaarne zou helpen uitvoe ren als men hem maar kiezen ging, iets wat hij niet zegt maar er bij behoort. Nimmer ontwaken dan ook de geesten sterker, dan in zoo’n verkiezingsperiode. Mannen, van wien men vroeger nimmer iets had gehoord, treden in zoo’n tijd op den voor grond met een overmoed, waarvoor ze zich eigentlijk moesten schamen. Doch in de verkiezingsperiode schijnt het schaamtegevoel aan den kapstok te hangen en eigenwaan een deugd te zijn. Nauwelijks achter toonbank, lessenaar, van hun bedrijf of van waar dan ook ontvlucht, tre den ze op als maatschappelijke hervormers! Ze weten het, en hun cornuiten doen mee om de gemeente te vertellen, dat ze het inderdaad weten, een studie van de staatkunde hebben gemaakt. Hij is een demokraatklinkt het uit hun mond, men kan het hem aanzien, men kan het aan hem proeven. En zoo het geacnte publiek het nog niet gelooven wil, zullen we hem vragen stellen beantwoordt hij die, rond, eerlijk, zooals het een toekomstig afgevaardigde des volks betaamt, dan is hij een demokraat. En nu volgt een serie van vragen, die de ad- spirant-afgevaardigde natuurlijk nimmer heeft gezien of gehoord, doch die hij vlot, voor de vuist, rond en eerlijk, zooals het een demokraat be taamt, beantwoordt en klaar is de demo- kraat-adspirant-afge vaardigde. Met-een wordt dan de zittende afgevaardigde tot aristocraat tegen wil en dank bevorderd, doch daar zal minder op gelet worden in de ver- kiezingshitte. Over de uitkomsten der verkiezing zelve spre ken we ditmaal hier niet. Onze lezers kennen haar en hebben met be langstelling en blijdschap de overwinning der liberale partij gezien. Moge ze tot heil en zegen van het vaderland en de partij strekken, dan hebben we al die drukte en dat gesmaal op haar niet vergeefsch ons moeten getroosten. Deden we aan de tale Kuypers, we zouden zeggende menschen hebben het kwade voor haar gewild, doch de Heer heeft het anders be schikt, dies zij Hij geloofd. Friesche Crt. Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsw. a’ Te Sneek 4,- 5,45 7,— 7,30 8,45 Z’Z 9,25 van Bolsward en Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsw. a; Te Sneek met een gemerkte komt 1,30 te Sneek aan. De uren van vertrek en aankomst worden geregeld Terwijl Zaterdag een viertal werklieden be zig waren een moddermolen in het Merwede- kanaal aan den Muiderstraatweg, gemeente Die men af te breken, stortte de stelling daarbij noo dig, in, met het ongelukkig gevolg dat allen ver wondingen bekwamen. Een, de werkman B., moest onmiddelijk per schuitje naar het ziekenhuis te Amsterdam worden vervoerd. Voor de ongeluk kige daar aankwam, was hij reeds overleden. Onder den titel: „een Minister van Oorlog Y) t- cö o cS M cS -< w Y) y> Y •n a. n Y) Y) Y) n •n a. OJ CO s - 8

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1891 | | pagina 4