NIEÜWS- EN ADVERTENTIEBLAD
ARB EN
1
s
No. 45.
PRAATJES OVER ALLERLEI,
betreffende LEEUWARDEN.
1
1891.
Dertigste Jaargang.
BINNENLAND.
B
M
o a
o 'w
VOOR
Ej
ABONNEMENTSPRIJS80 Cents per 3 maanden.
Franco per post 95 Cents.
ADVERTENTIEPRIJS50 Cts. van 17 regels. Ver
volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte.
■l*
r' J
$XXXXXXXXX^XKXXXXXXA$
DONDERDAG 5 NOVEMBER.
^IXCXCXCXIXCXIXIXCXC^ KXXXXXXXX$
F
Ftanekeradeel. Schreef men in de vorige
week, dat de prijs der landerijen weder stijgende
bleek te zijn, op een publieken verkoop te Tzum
kon men dat mede gewaar worden.
Daar werd dezer dagen een boerenplaats onder
bod gebracht. De aanbieding geschiedde bij per-
ceelende plaats beslaat 75 p. m., is „zeer ge
legen,” maar met uitzondering van een paar
stukken behoort het land niet tot de puikste kwa
liteit. Zoo’n tachtig man, gegadigden en nietge-
gadigden, waren opgekomen en soms kwamen er
meer dan dertig inschrijvingen op een perceel.
Er werd dan ook zoo op ingehakt, dat er bij
den provisioneelen verkoop reeds over de 44
mille beloofd is. Per pondemaat met inbegrip
van alle „overname” staat de plaats al over de
f 600 doorelkander gerekend. Men zegt dat er
velen zijn onder de schrijvers die een „slimme”
veertien krijgen. De hoop, dat de boerderij in
haar geheel zal blijven, is flauw. Rekent men
onkosten en al, en wil een eigenaar 4 pct. van
zijn kapitaal trekken, dan zal een huurder f 28
p. p. moeten geven, de grondlasten medegerekend
en dat kan geen touwen houden.
Achlum. Een 14-jarig meisje, dat Woens
dagavond tusschen 6 en 7 uur uit de buurt
alhier kwam met talhouten en eenig geld om
zich naar huis te begeven, ontmoette een mans
persoon, die haar blijkbaar van de zorg voor het
laatste wel wilde ontlasten. Zij zette het echter
op een loopen, tevens om hulp roepende. Een
arbeider, van den boer komende, ijlde terstond
ter hulp, waarop de al te dienstvaardige vrind
het hazenpad koos.
Blijkens het verslag der Tweede Kamer
over de nieuwe overeenkomst met de Billiton-Maat-
schappij is in de veertig jaren, dat deze Maat
schappij bestaan heeft, 51% millioen of 22 maal
het werkelijk bestede kapitaal verkregen. Wilde
men de berekening van debet en credit laten
loopen interest op interest en daarbij rekening
houden met de plaats gehad hebbende aflossing
van kapitaal, dan zou natuurlijk de einduitkomst
nog veel grooter winsten aanwijzen.
In den Haag, waar tusschen de leden van
den Raad en het Gemeentebestuur nogal ver
schil van gevoelen bestaat, zooals bijna bij elke
Raadszitting aan ’t licht komt, werden dit jaar
over de gemeentebejrooting geen aigemeene be
schouwingen gevoerd. De Raad schijnt van oor
deel dat, daar deze rubriek der behandeling toch
tot geene practische resultaten leiden kan, zij
veilig achterwege kan blijven. Gelegenheid om
elkander onaangenaamheden te zeggen blijft er
toch genoeg over.
De concurrentie tusschen de slagers te Ze-
venaar is in den laatsten tijd zóó toegenomen,
dat uitmuntend rundvleesch thans voor 50 cent
per kilo met been, en 60 cent per kilo zonder
been wordt verkocht. Tengevolge van deze lage
prijzen geeft men de beesten lager aan voor den
accijns, maar daarmee neemt de fiscus geen vrede.
Alleen deze week zijn drie beesten door de amb
tenaren benaderd, waarvan twee werden geslacht.
Het vleesch dezer dieren werd voor nog lagere
prijzen verkocht.
De Boodschapper, het anti-revolutionair or
gaan, dat in den Haag verschijnt, bevat een
belangrijke mededeeling omtrent de quaestie der
vele „appels” (in zake van schoolsubsidiën), welke
aan den nu afgetreden secretaris-generaal mr. Hu-
brecht werden geweten, maar in dat geval
meenden wij veeleer voor rekening van den
Minister Lohman kwamen. Volgens „vertrouw
bare inlichtingen,” die aan De Boodschapper
„werden verstrekt,” heeft zich de zaak aldus toe
gedragen
„Teneinde in alle provinciën gelijkvormige
toepassing van de wet te verkrijgen, heeft de
vorige Minister van Binnenlandsche Zaken aan
de Commissarissen der Koningin en aan de in
specteurs verzocht om in alle twijfelachtige ge
vallen te appelleeren. Op die wijze is in bijna
elke quaestie een eindbeslissing genomen door den
Koning, op voordracht van een Minister uit het
Kabinet, dat de wet op het lager onderwijs voor
stelde en werd alzoo de eenparigheid in de
uitvoering verzekerd.
Het zal nu moeten worden afgewacht of een
volgend Minister van Binnenlandsche Zaken van
de eens genomen beslissingen afwijkt. Hij kan
dat slechts doen op gronden aan de wet ontleend.
Voor partijdigheid bestaat hier echter weinig
gevaar.
In ieder geval kan noch de Raad van State,
noch de heer Hubrecht daaraan iets toe of af
doen. In dezen beslist de Minister geheel zelf
standig.
Volgens deze lezing, die wel de ware zal zijn,
heeft inderdaad de Minister Lohman de vele be
roepen tegen de beslissingen van Gedep. Staten
uitgelokt. En dat kan hem geenszins ten kwade
worden geduid integendeel, voor zulk een poging
om gelijkvormige toepassing der wet te verzeke
ren, is zeer veel te zeggen, al is er nogal om
slag aan verbonden.
Intusschen vraagt het Hbl., waar blijft bij deze
toedracht van zaken de „algemeen bekende” grief,
welke tegen mr. Hubrecht is te berde gebracht
Te Zundert, bij Breda, begaf zich enkele
dagen geleden eene zekere vrouw G. naar het
bosch om hout te sprokkelen. Nauwelijks hier
mede bezig, had zij het ongeluk uit te glijden,
rubriek V raagbaak reeds dadelijk een zestal vragen
met antwoorden. Men kan licht begrijpen, zegt
de Gemeentestem, dat deze rubriek en de daarin
voorkomende antwoorden in hooge mate onze
belangstelling opwekten, welke zeker niet ver
minderde, toen wij bemerkten, dat zoowel de
vragen als de antwoorden letterlijk overeenstem
den met eenige uit de rubriek correspondentie
van onze drie voorlaatst verschenen nommers.
De inzenders der vragen in ons blad zijn der
halve blijkbaar over onze adviezen niet voldaan
geweest en hebben gemeend zich, maar met an
dere onderteekening, tot de redactie van de
Waarheidsvriend te moeten wenden, teneinde ons
op de proef te stellen.
Het doet ons genoegen dat die proef buiten
mate gunstig voor ons is uitgevallen, daar zoo
als wij reeds zeiden, de adviezen in genoemd
blad letterlijk gelijk zijn aan de onze. Dit resul
taat is ons des te aangenamer, omdat net blad,
wellicht minder bescheiden, de juistheid zijner
antwoorden vooropstelt.
En dan durft men nog zeggen, dat twee juris
ten het nimmer eens zijn.
Gaasterland. De jagers in onze gemeente
klagen niet meer, en zulks zou ook ondankbaar
zijn, daar deze week schijnt goed te willen ma
ken, wat de vorige bedorven hebben. Het getal
houtsnippen toch, dat geschoten is, is zeer aan
zienlijk. Velen wisten nl. op één dag tusschen
20 en 40 stuks buit te maken, die voor f 1.65
per exempl. van de hand werden gedaan. Met
het lijstervangen is ’t nog steeds het oude liedje.
De Duitsche opera te Amsterdam heeft op
gehouden te bestaan. De artisten keeren naar
hun vaderland terug.
De 24-jarige landbouwer J. van Dregt te
Haarlemmerliede ontving een zoodanigen trap
van zijn paard tegen het onderlijf, dat hij in hoogst
zorgwekkenden toestand verkeertzijn zieke
vader werd door dit ongeval dermate door den
schrik bevangen, dat hij Maandag overleed.
Zurich.. Vrijdag j. 1. ontstond brand bij den
landbouwer R. de B. alhier. De schuur met het
daarin aanwezige hooi werd grootendeels vernield.
Door de krachtige hulp van de wakkere dorps
bewoners bleef het voorhuis gespaard. De brand
spuit met bediening uit Witmarsum die zoo spoe
dig mogelijk aanwezig was, deed nog goede
diensten, zoodat van den voorraad hooi nog wat
werd behouden.
Nijland., 2 Nov. Gisteren verliet een man
ons dorp, dien bijkans ieder met weemoed zag
vertrekken, ’t Was de heer dr. W. Beekhuis Jz.
Acht en dertig jaren oefende hij het ambt van
geneesheer in Nijland en environs uit en hij be
toonde zich niet alleen dokter, maar tevens
vriend. Zijne hoedanigheid: met de treurenden
te treuren en met de bigden blijde te zijn, deed
hem ieders hart veroveren.
Hij was de oprichter van ’t Friesch gezelschap
„Nut en Nocht” en van de afdeeling van den
Ned. Protestantenbond alhier; steeds was hij
van deze vereenigingen de ijverige president.
Veel hebben we hier aan hem te danken; bij
het tegenwoordig geslacht in ons dorp e. o. zal
hjj zeker in aangename herinnering blijven. Moge
hij te midden van zijn gezin na zoovele moeite
volle en welbestede jaren in zijne nieuwe woon
plaats, Groningen, nog vele jaren van welver
diende rust smaken
Men schrijft uit den Haag
Door de directie der Staatsspoorweg-Maat-
schappij is aan sommige harer ambtenaren ver
gunning verleend om op te treden als correspon
denten voor dagbladen. Hoewel aan deze ver
gunning, naar wij vernemen, de voorwaarde
verbonden is, dat door die ambtenaren niet in
beschouwingen wordt getreden over aangelegen
heden der Staatsspoor wegmaatschappij betreffende,
blijkt het toch nu en dan, dat dit verbod wordt
overtreden en de spcorweg-ambtenaar-journalist
bij gebreic aan stof berichten de wereld inzendt,
die wel degelijk zijne Maatschappij raken niet
alleen, maar ook zeer dikwijls de waarheid te
kort doen.
Zoo is dan nu weder in het phantastisch brein
van zoo’n correspondent het bericht ontsproten,
dat de zetel der Exploitatie-Maatschappij te Ut
recht óf naar de A mstelstad, óf naar de Residentie
zal worden overgebracht.
Dit ais stellig verklaarde bericht werd door
verschillende couranten opgenomen, Was het
waar, het zou zeer schadelijke gevolgen hebben
voor Utrecht en voor de ambtenaren zelf.
Want wanneer werkelijk dit besluit door den
raad van commissarissen was genomen, zouden
niet minder dan pl. m. 3009 ingezetenen Utrecht
met der woon verlaten, wat een groot geldelijk
nadeel voor die stad zou opleveren, iets wat voor
de Utrechtsche neringdoenden enz., die in hoofd
zaak van spoorwegambtenaren, studenten en van
het garnizoen moeten bestaan geen kleinigheid
is te noemen.
Maar behalve dit, zou ook de schade, die door
de verplaatsing van be loeiden zetel aan die
ambtenaren zelven werd berokkend, zeer groot
zijn, wanneer men weet, dat het meerendeel dier
menschen genoopt is om, op grond hunner lage
tractementen door bijwerk tijdens hunne vrije
avonduren, in hun dagelijksch onderhoud te voor
zien.
Een ingesteld onderzoek heeft echter doen zien,
dat het bericht geheel bezijden de waarheid is,
daar by de directie der Sraatsspoorweg-maat-
schappij hoegenaamd niets van eene overbrenging
van haren zetel bekend is.
De tijd van vergaderen nadert weer.
Sprekers van een gulden tot tien cents zullen
hun talenten weer in Friesland laten hooren.
Als we hier niet wijs worden, dan ligt het niet
aan de voorlichters.
Een begeerige plek schijnt Friesland vooral
voor niet-Friezen ook te dezen opzichte te zijn.
Dat spreekt maar raak, avond op avond, somwij
len tweemaal op een dag, terwijl anderen zeker
om geen tijd te verliezen, hun tabernakelen hier
hebben opgeslagen.
Als Friesland niet in welvaart vooruitgaat, ligt
de oorzaak ergens anders dan dat we niet be
sproken worden.
Opmerkelijk echter is het, dat velen van die
rederijkers, zal ik ze maar eens noemen, in hunne
omgeving bijna nooit een mond opendoen.
En toch zooals men dat hier noemt, „bleu” zijn
die menschen volstrekt niet en aardig in omgang,
nu dat is een lust, ze kunnen een mensch binnen
den tijd van een minuut aan 't lachen en schreien
brengen.
Neen, maar dat is een feit, zoo iets hebben ze toch
vóór, boven de stijve Friezen.
’tls waar, menigeen zegt meer dan hij waar
kan maken en sommigen praten hun mond wel
eens voorbij, maar, volgens ’t algemeen gevoelen,
zeggen ze het dan toch maar en zoo iemand is
vooral in onze dagen veel waard, 't Moet kras
gezegd worden, anders komt er geen verbetering.
Een feit is het, we al vast van de hollandsche spre
kers geleerd hebben, dat we niet veel meer doen
om de toestanden te verbeteren, maar in ’t zeggen
aanmerkelijk vooruit zijn gegaan.
Wel zeker, goed voorgaan doet volgen.
’t Werken is voor de dommen. Zoo wijs wor
den wij, Friezen, zachtkens aan ook al.
„’tls mei sizzen net to dwaen” moge een aar
dige spreuk voor de oudjes geweest zijn, ’t jon
gere geslacht weet het beterde macht van het
woord, dat is het middel om de menschen geluk
kig te maken.
Daaromleve het woord en weg met den
arbeid
’tls aardig op te merken hoe enkele sprekers
in de annonces of op plakkaten zich „burger” noe
men. Waartoe dat dient zouden we niet kunnen
zeggen. In de vergaderingen en ’t particuliere
leven toch worden ze gewoonlijk met den naam
„mijnheer” aangesproken. Wij gelooven dan ook,
dat menigeen het stichtelijk zou vervelen, wan
neer men hem buiten het vergaderlokaal, waar,
zooals we zeiden, het bijna nimmer gebeurt, tel
kens met den naam van burger aansprak, en er
spoedig een: loop naar den duivel met jeGoeien
morgen, burger! Hoe vaar je, burger Mag ik je
even spreken, burger? zou volgen.
Welnu, waartoe dan die aanstellerij, welke zoo
geheel met onze vormen breekt
Stelt iemand er prijs op in ’t maatschappelijk
leven met den naam van „burger” aangesproken
te worden, laat hij het dan publiceeren, dan weet
ieder waarnaar hij zich te gedragen heeft.
Er zijn er, die met zeker welgevallen weten te
verhalen, dat Leeuwarden achteruitgaat en, ten
gevolge van gewijzigde omstandigheden, nog steeds
verder zal achteruitgaan.
De waag gaat achteruit, de beurs wordt ook
minder bezocht, de veemarkt gaat achteruit, de
handel verplaatst zich, ’t garnizoen wordt eerlang
tot één bataillon ingekrompen, dan wordt de „staf”
ook verplaatst, zoodat we ten slotte met een hoopje
tuchtelingen en wat ambtenaren blijven „zitten.”
Jammer, dat het gerechtshof ook niet opgeheven
of verplaatst wordt, dan was Leeuwarden voor
goed „dood” en hadden de pessimisten hun zin.
Maar, zoover zijn we nog niet. En zoover zal
’took wel niet komen, of er moest al wat
anders gebeuren.
Ondertusschen is het een feit, dat, niettegen
staande die zoogenaamde en voor sommigen
zoo begeerde achteruitgang van Frieslands
hoofdstad, er geregeld gebrek aan burger- en ar
beiderswoningen is.
Dat is toch geen teeken van achteruitgang.
Niet zoo spoedig zijn eenige arbeiderswoningen
„vlinterknippig” gebouwd, gewoonlijk één kamer,
zonder beschoten dak, op bijna onmogelijke plaat
sen of ver vóór ze nog voltooid, somwijlen vóór
ze nog gebouwd zijn, dagen reeds de huurders op
om ze te betrekken tegen f 1.50 a f 1.60 per week,
staan ze aan den zonkant, dan doen ze een dub
beltje meer.
Dat zoo’n huur in verband met den kosten
den prijs veel te hoog is, laat zich denken,
maar de markt is willig en waarom zou de
huisbaas er niet van profiteeren
En, welgelukzalig hij, die nog een nieuwe wo
ning kan betrekken, aï is hij dan ook aanvanke
lijk erg vochtig.
Minder gelukkig nog zijn de werklieden er aan
toe, die voor denzelfden of nog hoogeren prijs een
oud „kot” bewonen en toch, wegens gebrek aan
beter, genoodzaakt zijn te blijven waar ze zijn.
Gelukkig daarom die werklieden, welke het
voorrecht te beurt viel, de nette en doelmatige
woningen van de vereeniging „Help u Zelven” of
„Eigen brood bovenal” te kunnen betrekken.
Friesche Crt.
met het treurig gevolg, dat zij haar been brak.
Daar zij buiten machte was op te staan, riep zij
te vergeefs om hulp. Eerst na twee dagen en
een nacht aan weer en wind blootgesteld te zijn
geweest, werd zij in zeer deerniswaardigen toe
stand aangetroffen.
Naar de Midd. Ct. meldt is A. Kempe, ge
arresteerd als de dader van den te Meliskerke
gepleegden moord, weder op vrije voeten gesteld.
In den avond van Vrijdag begaven de schip
persknechts G. v. d. Z. en L. v. d. N., wonende
te Waddingsveen, liggende met hun vaartuig in
de gracht aan de Gasthuislaan te Delft, zich in
het vooronder ter ruste, en hadden de onvoor
zichtigheid een pot met gloeiende briquetten
daarin mede te nemen, en zulks na vooraf door
een anderen schipper op het gevaar daarvan te
zijn gewezen. Den volgenden morgen, toen nie
mand op de schuit te voorschijn kwam, werd de
politje gewaarschuwd, en bleek al spoedig da?
de beide personen waren gestikt. In eene in de
nabijheid staande woning gebracht, kon de in
middels ontboden geneeskundige slechts den dood
constateeren.
In de Schutter wordt eene, naar ons voor
komt, zeer billijke opmerking gemaakt omtrent
den omslag, die wordt in acht genomen bij het
ondersteunen van oud-strijders. Deze zijn allen
menschen van den dag en in plaats van hun te
geven wat voor hen ingekomen is, worden er lijsten
en nog eens lijsten gemaakt en de tijd gaat voorbij
en de menschen sterven vóór dat zij iets krijgen.
Zoo althans verhaalt de Schutter, dat twee jaar
geleden aan hare redactie door den heer de Win
ter te ’s Hertogenbosch opgave was gevraagd van
behoeftige oud-strijders in Groningen. Er werd
een comité opgericht, burgemeesters riepen de
oud-strijders op, deze verschenen en leverden hunne
bewijsstukken in. Er zou eene aigemeene collecte
worden gehouden en den lOden of 12den Sep
tember de eerste uitdeeling plaats hebben. En
thans in November hebben de oud-strijders in
Groningen nog niets gekregen. Uit die provincie
werd de opbrengst der collecte, die f 692.53 be
droeg, naar het hoofdcomité te Utrecht gezonden
had men het geld in Groningen gehouden, dan
zou men daar aan de oude menschen wat hebben
kunnen geven. Thans wordt het bewaard in de
bureau’s, terwijl van hun kant de Vereeniging
van gepensioneerde onderofficieren, die anders een
tientje gaf aan honderd oud-strijders, dit jaar dit
had nagelaten, omdat het comité haar het werk
uit de handen had genomen.
Aan oneerlijkheid valt hier niet te denken,
maar voor de oudgedienden is het toch vrij wel
hetzelfde, of hot geld weg is dan wel of de
bureaucratie in haar sleur- en talmgeest het
niet uitkeert en het „administreert”, terwijl de
hoogbejaarde oud-strijders niets ontvangen en
misschien in armoede en gebrek zijn omgekomen
vóór hun iets wordt toegezonden. Arnh. Ct.
De vrouwelijke bewoners van Groningen en
voornamelijk zij, die boven de vijftien en beneden
de dertig jaren tellen, beklagen zich er over, dat
zij ’s winters zoo weinig gelegenheid hebben tot
dansen. Om daaraan tegemoet te komen, wordt
er thans een poging in het werk gesteld om een
gemaskerd bal-vereeniging op te richten, waarvan
een ieder, zonder dat op verschil van stand (het
groote struikelblok) zal worden gelet, tegen eene
geringe contributie lid kan worden. Bij herhaling
zijn te Groningen reeds pogingen in het werk
gesteld om dergelijke bals te organiseeren en in
stand te houden, maar telkens moesten de onder
nemers hun arbeid staken, wegens gebrek aan
deelneming.
Een zeer belangrijk staatsstuk kan, volgens
den Haagschen correspondent der N. Gr. Ct.,
dezer dagen worden tegemoetgezien, nl. het rap
port der Staatscommissie tot onderzoek naar den
toestand van het materieel onzer marine. Ben ik
wèl ingelicht, dan zou die commissie een waar,
doch daarom ook zeer treurig tafereel over onze
scheepsmacht opgehangen hebben en krachtige
versterking van onze vloot aanbevelen binnen een
niet al te ruimen termijn, ik meen van vijf jaren.
Zij zou daarvoor een opzettelijke leening van 60
millioen willen sluiten. Met dit inderdaad niet
al te bescheiden, maar ook geenszins overdreven
bedrag zou men dan een voldoende scheepsmacht
kunnen verkrijgen voor de verdediging van onze
kusten en zeegaten en tevens enkele grooto vaar
tuigen voor de bescherming onzer overzeesche
bezittingen. Verder zou het getal onzer kleine
schepen en torpedo-booten tot een voldoend cijfer
worden opgevoerd, terwijl er mogelijkheid zou
bestaan dat wij na een jaar of vijf een vloot
zouden bezitten van schepen, die, zooal niet
allen van de nieuwste typen, toch zeker door
moderne constructie, snelle vaart en bewapening
met ’t beste, wat thans in Europa wordt aan
getroffen, zouden kunnen wedijveren. Men zegt,
dat de nieuwe Minister van Marine, de voor
stellen der commissie grootendeels tot de zijne
makende, met een zoodanig grootsch plan zal
voor den dag komen.
Dezer dagen werd der redactie van de Ge
meentestem toegezonden het 2e nommer van een
te Sittard verschijnend weekblad de Katholieke
Waarheidsvriend. Blijkens het opschrift belooft
dit blad zijnen lezers o. m dat daarin zullen
worden opgenomen en met juistheid beantwoord,
alle vragen betreffende gemeente-aangelegenhe
den of gemeente-wetten. Ten bewijze hoezeer het
haar ernst is met die oplossing van vragen be
treffende gemeente-wetten, geeft de redactie in de
Mt—J'-- r
IS*
Bolswardsche Courant
N
y