Gerevaccineerd.
Kijkjes in Amerika.
V.
k
s
3
SneekBolswardHarlingen.
LLI
<S>
spreien of dekkleeden, in één woord, bijna alle
I
8
7
6
5
4
3
2
1
d
a.
v.
a.
v.
a.
v.
ft
s
Evers
Harpagon.
Humoreske uit het soldatenleven.
5,50 9,—
6,25 9,40
Bij 4e correspondentiepartij, welke
ge8Peeld wordt tusscben de schaak-
de schaakclub
der partij na
Twee dagen hield de dokter me te bed en
toen ik den derden dag mocht opstaan, was ’t
of ik weken ziek geweest was, zoo’n invloed
hadden de dekens en het dieet op mijn gestel
gehad.
Eenmaal in den tuin mogende loopen kwam
ik spoedig wat bij, vooral toen ik wat meer eten
kreeg, na den derden dag. Hoe ik ze zonder lec
tuur en zonder aanspraak, dan nu en dan van
den oppasser twee woorden, doorgekomen was
begreep ik niet. De dekens en de tift schijnen
me echter half suf te hebben gemaakt. Mijn leed
was echter nog niet geleden.
Ik snakte naar een boek, ’t Was mijn eerste
vraag toen ik een collega ontmoette.
O, zei hij, bij den portier in het kamertje
naast den ingang daar is een bibliotheek, waar
je voor een cent een boek kan krijgen
Wat voor moois hebben ze in de bibliotheek
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az.
Bolsward.
ken zooals die van geestelijke, geneesheer,
advocaat, schrijver enz, zijn hieronder begrepen
gelukkig behoeven de „edele” wapenberoepslieden
(dat wil zeggen de menschenslachters).niet in de
Republiek medegeteld te worden. De huisbedien
den vormen een leger op zich zelven het lersche
meer dan eenig ander ras, is in dien tak verte
genwoordigd. Als een natuurlijk gevolg zijn in
deze klasse de vrouwen percentsgewijze in grooter
aantal aanwezig dan in eenige andere hoofdaf-
deeling. Een millioen drie honderd en zestig
duizend Amazonen, dus een derde van het ge-
heele lichaam, doen als zoodanig dienst.
Het vierde en laatste industrieele lichaam be
staat uit hen, die bij den handel en het vervoer
wezen werkzaam zijn en is vertegenwoordigd door
ongeveer een millioen acht honderd duizend per
sonen, waarvan slechts zestig duizend tot de
vrouwelijke kunne behooren.
Deze vier afdeelingen vormen de zeventien
millioen werkbijen, die den honig bereiden voor
den nationalen korf, waarin geene plaats is voor
hen „die niet werken of spinnen.”
In dezen korf worden de luiaards niet bij tus-
schen-poozen doodgestoken, maar hun wordt een
voudig niet toegestaan, tot leven te komen. Indien
’t een exemplaar gelukt, de slachting te ontsnappen
en hij rondwandelt zonder nuttige bezigheid te
verrichten, waardoor hij recht op zijn bestaan
verkrijgt, wordt hij door het publiek aangezien als
de buitenman den „fat” beschouwde, dien hij
ontmoette, toen hij voor het eerst op Broadway
wandelde: „Wel, heere mijn deugd, wat vreemd
soortig wild komt men tegen, als men het huis
zonder geweer verlaat!”
Er heerscht een overgeërfd denkbeeld in den
republiekeinschen geest, dat het beste, wat men
doen kan voor den nutteloozen, ledigloopenden
en genoegen najagenden man, ook in het voor
deel van den Staat, is, zoo hem al niet neer te
schieten dan hem ten minste weg te jagen.
Toen eene der jonge Amerikaansche schoonen
het voorname heertje, dat onlangs haar land de
eer van een bezoek aandeed, vroeg, hoe de aris
tocratische, niet bezige klassen hun tijd doodden,
antwoordde hij„O, die gaan van het eene huis
naar het andere, begrijpt u niet? Zij vermaken
zich, begrijpt u Nooit doen zij eenig werk, weet
u. „O,” was haar antwoord, „zulk volk is er bij
ons ook, landloopers.”
Het was klaarblijkelijk niet de democratische
afdeeling van het Engelsche volk, dat de Ooster-
sche reiziger bezocht, maar het arme, verdrukte
land der aristocratie, waar eerlijke arbeid lager
geschat wordt dan erfelijke ledigheid.
Triumphant Democracy."
een dag kwartierziekeen dag vrij van dienst.
Toen onze compagnie aan de beurt kwam en
we allen met opgestroopte mouwen naar voren
traden, beproefde ik nog eens door een flinken
kneep in mijn arm, waar de pokjes zaten, ze den
schijn van zweren te geven. Doch ’t mocht niet
baten. Met afgunstige blikken verslond ik de
overige pokken op de armen mijner kameraden.
Dag vrij van dienstDag vrij van dienstklonk
’t achtereenvolgens uit den mond van den dokter
en hij had ’t op de lippen om ’t ook voor mij
te zeggen, toen hij eensklaps mijn arm greep en
door zijn lorgnet naar mijn pokken tuurde.
Ik stond te beven op mijn model-schoenen
voelde me bleek worden.
Dat ziet er leelijk uit, jongen, en terwijl hij
mij scherp aankeek, zeker erg pijnlijk, is’t niet"?
Ja, dokter, prevelde ik.
Zoo, ja, dat is bepaald gevaarlijk jij moet
maar in de infirmerie komen.
Maar, dokter... waagde ik uit te stooten.
Infirmeriewas het afdoend antwoord.
Het huilen stond me nader dan ’t lachen.
Ik hield me echter cordaat tegenover mijn
lachende kameraden, diegelukkiger waren geweest.
Toen ik ’s middags in de infirmerie kwam, had
de dokter aan den oppasser de noodige consignes
gegeven.
Ik werd n°. 7 op zaal 8 waar niemand anders
lag, omdat ik, zooals de oppasser zei, volgens de
dokter zeer gevaarlijk ziek was.
Ik begon me inderdaad ziek te voelen Dadelijk
naar bed luidde het consigne en vooral goed onder
de dekens blijven. Mijn kleeding, tot mijn onder
broek en sokken in cluis, werd ingenomen, alle
benoodigdheden voor een zieke, die zijn bed niet
mag verlaten aangedragen. Een witten slaapmuts
en een blauwe halsdoek voltooide mijn zieketoilet
en daar lag ik tegen de ledige houten kribben en
witte muren met matglazen ruiten te staren.
Naast mjjn krib kwam een tafeltje te staan
met een grooten thee pot, waaruit ik, zoolang de
voorraad strekte, slappe, zeer slappe thee kon
tappen in een wit aarden kannetje in den vorm
van een strooppot.
Mijn maag vertelde nu heel spoedig dat er aan
mijn gezondheid weinig ontbrak; doch toen ik
haar met een kannetje tift tevreden gesteld had,
maakte twijfel zich van mij meester.
Zou er mogelijkheid zijn, dat ik de pokken
kreeg! Vreeselijke gedachte. Die afzondering;
dat in bed moeten blijven; alles duidde er op;
de zorg van den oppasser, die me telkens kwam
herinneren dat ik toch vooral onder de dekens
moest blijven..., het angstzweet brak me uit...,
de gedachte aan huis, aan mijn moeder bezorgde
me een gevoel van heimwee, zooals ik dat nog
niet gekend had.
Doch ik vermande me en ik nam me ernstig
voor als pokken uitbraken, dat ik er niet aan
zou komenliever pijn verdragen dan mijn ge-
heele leven met een gezicht te loopen, waarin
men poffertjes kan bakken.
De afgrijselijkste gezichten, slachtoffers der
pokken, kwamen me voor den geest en toen de
Van Sneek
Te Bolsward
Harlingen
Van Harlingen
Te Bolsward
Te Sneek
ac
LLl
g
O
---
De bezigheden van het volk van eene halve
eeuw geleden komen ons in vergelijking met die
van den tegenwoordigen tijd buitengewoon primi
tief voor. Het verschil gelijkt inderdaad meer op
vijf eeuwen dan op vijf tientallen jaren. Laten
wij als voorbeeld de schoenenfabrikatie te Lynn,
(Massachusetts) nemen. Vijftig jaar geleden
zoude de bezoeker van dit dorp uit de loodsen,
die tegen de muren der huizen waren opgeslagen,
het onophoudelijk geklop van vele hamers hebben
waargenomen. Dit geluid werd voortgebracht
door de leerlingen van St. Crispijn, die, met de
leest op de knie, aan den arbeid waren en wel
licht een paar schoenen per dag vervaardigden.
Gedurende den zomer werden dezelfde mannen
boeren of visschers en in het dorp was het geluid
van de hamers der schoenmakers verstomd. De
tegenwoordige stad Lynn, met vijf en veertig
duizend inwoners, heeft veel schoone gebouwen
van groote lengte en hoogte, die lijnrecht van
de kleine houten loodsen van vijftig jaar geleden
afstammen. In deze gebouwen worden schoenen
en laarzen bij millioenen vervaardigd, zonder
ternauwernood door de zonen van St. Crispijn
gehanteerd te worden. De machinerie snijdt
hamert en naait nu. Massachusetts is de schoe
nenstaat bij uitnemendheid. Volgens Mulhall
waren er in 1835 dertigduizend schoenmakers
meer dan in 1880, ofschoon in het laatste jaar
de opbrengst der fabrieken 70 millioen gulden
grooter was dan in 1835.
Even belangrijke veranderingen in den aard
van bet werk vonden in de weefindustrie plaats.
In 1830 was het vervaardigen van linnen-, wollen
en katoenen stoffen in de huishouding zeer alge
meen.
Verscheiden duizenden gezinnen sponnen en
weefden hunne eigene kleeren, beddelakens en
tafellinnen. Zij kochten katoengaren en vermeng
den dit meermalen met hun linnen en wol. Dekens,
vroeg ik opgewekt.
Ik weet niet of ’t in den wandel is, maar
anders moet je maar vragen de rooie Evers, of
de verloopen portier.
Dank je wel.
Ik spoedde me naar den portier.
In een klein kamertje zat een bejaarde dikke
vrouw met bolle hangende wangen, die door de
banden van een zwarten tullen muts opgebonden
waren. Op een vleeschklompig neusje hing een
koperen bril met groote ronde glazen. De linker
gevuiste hand was in een kous gestoken, die zij
onder haar rood gelaat hield, terwijl de rechter
hand een stopnaald langs den neus door den
kous stak.
Tegenover haar, aan een geïmproviseerde schrijf
tafel, zat een klein burger meneertje met een
vuurrooden knevel, een koper lorgnet op, een
veeren pen in de rood krullende haren, met een
nijdig dienstgezicht over een boek gebogen.
Toen ik, na tegen de openstaande deur geklopt
te hebben, binnen trad, nam hij het lorgnet van
zijn gelaat en vroeg met een knarsende stem
"Wat wou jij, volontair?
Ik wou gaarne een boek ter leen hebben.
Welk nummer
Dat weet ik niet.
Moet ik ’t dan weten. En nijdigerhoe heet ’t
De rooie Evers of de verloopen portier, ant
woordde ik argeloos.
Die woorden maakten een indruk alsof de blik
sem was ingeslagen.
De portier werd vuurrood. Zjjn vrouw liet haar
beide armen in de schoot vallen. Ik keek den
portier aan en zag zijn roode haren.
Ik kleurde.
Hij maakte een beweging met zijn rechterarm
bliksemse kwajongenen als ik niet ge
bukt had en ’t kamertje ontvlucht was, had ik
een klap gekregen, waarvoor ik misschien nog
minstens vijf dagen in de Infirmerie had moe
ten blijven. Ik vluchtte den tuin in, die onmid
dellijk achter den ingang gelegen was en stond
te midden van een tiental beterende zieken, die
bijna om vielen van lachen.
Mijn zegsman lachtte het hardst en kon bijna
niet tot bedaren komen.
Onwillekeurig begon ik ook te lachen maar ’t
moet leelijk geweest zijn, want ik beefde nog
van den schrik.
Nu werd ’t me duidelijk, dat ik er in was ge-
loopen en den portier die rood was en Evers
heette voor goed tot mijn vijand had gemaakt.
Toen ik den anderen dag de Infirmerie verliet
en langs den portier moest, draaide ik mijn hoofd
om, uit vrees dat hij me zou herkennen.
En toen de deur achter ons toeviel, was het
of ik een nieuw leven begon te leven.
Ik heb me nooit weer ziek gemeld, zelfs niet
als er reden voor bestond.
De dekens, het dieet en dan
liever sterven
avond begon te vallen, kroop ik angstig met het
gelaat onder de dekens, in weerwil dat ik door
nat was van het transpieeren.
Met den naam van mijn moeder op de lippen
en de gedachte aan huis sukkelde ik eindelijk
in slaap.
Toen ik ’s morgens wakker werd, moe en af
gemat, was mijn eerste werk mijn gelaat en
lichaam te betasten of er ook bultjes te voelen
waren.
Gelukkig was er geen enkele te bespeuren.
Tegen tien uur kwam de dokter binnen gevolgd
door den ziekenvader en den oppasser.
Wel, hoe is ’t met onzen patient - en hij
had mijn pols reeds te pakken laat me je
tong eens zien Nou mooi is ie nog niet.
Oppasser heb je gedaan wat ik je gezegd heb
Ja dokter.
Hoeveel dekens heeft hij
Twee dokter, (’t Was N.B. in Juli.)
Geef ’m er dan nog een deken bij.
Mijn gezicht moet er allerongelukkigst uitge
zien hebben, want ik zag de ziekenvader glim
lachen.
Ik trachtte den dokter, door hem medelijdend
aan te zien, te vermurven, doch zijn gelaat bleef
den ernst behouden, die bij een gevaarlijk pa
tient past.
Schrijf op ziekenvaderdieet, (tweemaal
daagsch een stukje brood met een beetje rijste-
melk.)
Welke medicijnen dokter? vroeg de zieken
vader.
Voorloopig geen, we moeten ’t eerst nog eens
aanzien. Vooral goed er onder blijven
De tranen sprongen me in de oogen, maar de
dokter kende geen medelijden.
De arme oppasser bracht nu een derde deken,
’t Was om te bezwijken van de warmte. De man
kreeg medelijden met me.
Houw je maar bedaard, morgen zal de bui
wel gezakt zijn. Hoe kan je ook zoo dom wezen
om je ziek te melden als je niets mankeert.
Ik had den oppasser wel om den hals willen
vliegen. Nu wist ik tenminste dat ik niets man
keerde en dat ik voor mijn straf ziek moest zijn.
e f g h
Zwart.
Pion F5—F4
Koning c8b8
artikelen voor huishoudelijk gebruik, werden
grootendeels door de familie gemaakt. Men ver
onderstelt, dat twee derden van al de kleeren,
het linnen, de dekens enz. der bewoners van het
binnenland te huis zijn vervaardigd. Het is
evenzoo met zeep en kaarsen gesteld. Maar vele
krachten waren aan het werk, die eene omwen
teling zouden teweegbrengen in de wijze van
werken van dien tijd. De stoommachine verving
geleidelijk het waterrad, of nam zijne plaats in,
als de winter de rivieren had doen bevriezen.
Hierdoor verzekerde zij geregeld werk aan de
arbeiders der fabrieken, en bevrijdde de fabri
kanten van het schrikbeeld, gedurende de helft
van het jaar een renteloos kapitaal te bezitten.
Vervolgens werden door spoorwegen en kanalen
de hulpmiddelen tot het vervoeren der producten
van ieder fabrieks-centrum snel verbeterd. De
groote verbeteringen in het machinewezen brach
ten tevens den handenarbeid meer en meer op
den achtergrond. Zoo doende spon een spil in
1834 gemiddeld van een zesde tot een derde
meer dan eenige jaren vroeger. Inderdaad, men
beweerde in 1834, „dat een persoon in een ge
geven tijd meer dan het dubbele gewicht in
garen kan spinnen, dan hij in 1829 kon doen.”
En zoo ontstond er eene volledige verandering
in de levenswijze van het volk. In de plaats
van in boerderijen met het oude spinnewiel, of
in afgelegen hutten met den weefstoel te werken,
vestigen zich de spinners en wevers gezamenlijk
in groote steden.
Een groot gedeelte van het volk hield zich
vijftig jaar geleden bezig met den landbouw, een
ander vak, waarin de werktuigkunde eene totale
verandering heeft gebracht.
De Republiek is tegenwoordig, zooals zij immer
was, een natie van arbeiders. Luiaards zijn er
dun gezaaid, veel minder dan onder eenige an
dere groote natie. Voor den Amerikaan ligt
een land, dat op ontwikkeling wacht. De werk-
loonen zijn hoog en in iederen werkkring kunnen
prijzen worden gewonnen. De handwerksman
verheft zich door ervarenheid en geestkracht tot
meesterkecht, om eindelijk, met of zonder deel
genoot, voor eigene rekening zaken te doen. Als
het land meer bevolkt wordt, is het natuurlijk
moeielijker, deze prijzen te bemachtigenmaar
dit besef is juist eene drijfveer te meer en spoort
den mensch aan, het ijzer te smeden, nu 't heet
is. De menschelijke bijen van den Amerikaan-
schen korf werken in vier groote afdeelingen.
De eerste bestaat uit zeven en drie kwart mil
lioen lieden, die Moeder Aarde zoo lang met den
schoffel streelen, totdat zij met eenen oogst
pronkten uit hen, die de kudden hoeden het
rundvee op duizend heuvels en de schapen in
de bedauwde velden, waar de murmelende beekjes,
De sergeant van de week had ’t tot tweemaal
toe met luider stemme afgelezen Morgen om
halfnegen aantreden voor het tweede peleton, om
in de infirmerie gerevaccineerd te worden.
Voor velen was het een vreemd woord gere
vaccineerd, doch de oudere soldaten lichtten de
jongeren spoedig in, dat het herinenting betee-
kende.
Sommigen waren er blij mede, want ’t gaf een
dag vrij van exerceerenanderen, die zich hun
dikke armen uit hun jeugd nog konden herinneren,
waren er minder mede ingenomen.
De revaccinatie had plaats, en den volgenden
dag moest het andere peleton van de compagnie
er aan gelooven, om door den dokter geprikt te
worden.
Na dien dag ontstond er op de compagnie een
ongekende belangstelling voor eikaars armen.
Zoodra was de exercitie niet afgeloopen, of de
jassen gingen uit, de hemdsmouwen werden op
gestroopt en de armen-inspectie begon.
Van de meesten waren de twee of drie prikjes
slechts flauw te zien, in weerwil van het knijpen,
dat het geprikte armdeel onderging. Van enkelen
echter begonnen de prikjes zich uit te zetten tot
roode dikke schuifjes, die gloeiden en pijn ver
oorzaakten, zoo zelfs, dat de bovenarm van den
weerpijn stijf werd en het hanteeren van het ge
weer bezwaarlijk ging.
Den derden en vierden dag kreeg de korporaal
van de week op zijn gewone vraag na de reveille
Zijn er ook zieken van vijf, zes, soms van tien
jongelui ten antwoordPrecent, korporaal
Toen de dokter er geweest was, aan wiei) ze
hun armen hadden moeten toonen, hadden zij
allen een a twee dagen vrij van dienst gekregen
een buitenkansje waarom zij door de andere jon
gens het stuk speelt te Kampen bij het In
structie Bataljon benijd weiden.
Onder die benijders behoorde ook ik. En tot
mijn schande moet ik bekennen, dat de pijn aan
mijn pokken zeer denkbeeldig was en de hoop
op een dag vrij van dienst de grootste drijfveer,
waarom ook ik den anderen dag een plaatsje op
het ziekenrapport verzocht.
Toen ik ’t eenmaal gezegd had, was er van
herroepen geen sprake, ofschoon ik wel een lief
ding had willen geven, om het ongedaan te
maken.
Daar weergalmde het signaal tusschen de muren
van do binnenplaats: Voor den dokter! Voor
den dokter Voor den dokter
Mij klonk het in de ooren als: Wat be’j be
gonnen! Wat be’j begonnen! Wat be’j begonnen1
Met lood in de schoenen betrad ik met de
andere zieken het wachtlokaal, waar de officier
van gezondheid voor de tafel van den sergeant
van de wacht gezeten was en van de ziekenrap
porten de namen een voor een afriep, om de zieken
stuk voor stuk de tong te zien, de pols te voelen
eu achter hun namen te schrijveninfirmerie
Vreeselijk ongeluk op het meer
van Genève.
Zaterdagmiddag om twaalf uur, toen de pas
sagiers juist aan het koffie drinken waren, sprong
de ketel van het stoomschip Montblanc. De Mont-
blanc is de grootste passagiersboot, die dagelijks
het meer van Genève bevaart. Gedurende het
zomerseisoen vervoert deze boot een aantal tou-
risten, meest vreemdelingen, gewoonlijk honderd
tweehonderd per reis. Het deksel van den
ketel sloeg dwars door de boot heen en vernielde
den salon der eerste klasse passagiers. De heete
stoom drong den salon binnen en verbrandde de
ongelukkigen. Toen men eindelijk in den salon kon
binnendringen, vond men al de reizigers op een
hoop, allen dood of afgrijzelijk verbrand. De han
den en het gelaat waren letterlijk ontveld door
den stoom.
De Revue de Lausanne zegt uit officiëele bron
te vernemen, dat de commissie van toezicht op
het stoomwezen eenigen tijd geleden een klein
barstje in den ketel had ontdekt, dat zij echter
voor niet gevaarlijk hield. De commissie wilde
echter niet toestemmen, den ketel langer dan een
jaar nog te gebruiken en de eigenaars verbonden
zich den ketel in 1892 te hernieuwen. Dit feit
wekte, zoodra, het bekend werd, groote veront
waardiging, de verantwoordelijkheid der eigenaars
en der commissie is dan ook groot. Het aantal
dooden, waaronder genoemd wordt mevr. Brunent
van Amsterdam, bedraagt 22, 30 personen zijn
ernstig gekwetst.
Een later bericht meldt dat alle gewonden op
een na zijn bezweken.
Extra Tram alleen des
Dinsdags nam.
Van Sneek 2,15
Bolsward 3,
Te Harlingen 4,15
Van Sneek
Te Bolsward
Harlingen
Van Harlingen 7,9,25 12,45 3,30 6,50 9,20
Te Bolsward R 15 8,15 - - 10 40 2 4.40 R._ 19>39
Sneek
{Tijd van Greenwich.)
Op Werkdagen:
7,— 9,10 10,30 12,15 3,30 7,15 9,—
5 15 7,35 9’49 11,10 12,55 4,05 8,— 9)40
6,30 8,50 12,20 2,20 5,15 9,15
6 15 0,10 9 40 ^9’49 *2, 4,49
7’— 8,55 10,15 11,20 2,40 5,15 8,45
Op Zondagen
7,— 9,10 12,15
5,15 7’35 9’40 12’55 4,45
6,30 8,50 2,20 6,—
7,— 9,25 3,30 6,50
6,15 8’15 19’494’40 6,25 8’“
7,— 8,55 11,20 7,— 8,45
die aan de weilanden het groenend aanschijn
geven, doorheen stroomen. Dat is een aange
naam, heilzaam leven, welriekend gemaakt door
de zoetste geuren der natuur, nog vol van den
vrede en de rust van de vroegere kalme dagen.
Deze zwoegers betreden een met rozen begroeid
levenspad en moeten benijd worden en al is het
boerenbestaan in Amerika een zwoegersleven,
het is er niet te slechter om. Het is de leeg-
looper, die medelijden verdient.
Na deze benijdenswaardige arbeiders onderden
vrijen hemel komt de tweede afdeeling, de fabrieks
arbeiders, drie millioen acht honderd duizend in
getal ongeveer het halve getal van de diena
ren van Ceres tellen deze geharde zonen van
Vulkaan.
Iedereen, die een vindingrijken geest of eene
werktuigkundige bekwaamheid bezit, vindt eene
geschikte bezigheid in dit leger. Verscheidenheid
in beroepen is voor de natie een levensbeginsel
en dit vinden wij hier. Van ’s morgens tot ’s
avonds opgesloten in molens en fabrieken, te
midden van het onophoudelijk geraas der machi
nes, vervaardigen deze handige, met rook en roet
bedekte zwoegers de dingen, die door ’s menschen
geest ontworpen zijn van spelden tot ankers.
In deze klasse zijn begrepen zij, die letterlijk in
de ingewanden der aarde leven, die in de diep
te der ondoorgrondelijke mijnen, de aarde van
hare verborgene schatten berooven en ze aan het
daglicht brengen, ten dienste van het menschdom.
Het is opmerkenswaardig, dat, terwijl in den land
bouw slechts zeven percent van de afdeeling vrou
wen zijn, de verhouding in dezen tak niet min
der dan zestien percent bedraagt. Vrouwen ver
richten het lichtere fabriekswerk meer dan zes
honderdduizend harer houden zich zoo bezig. Deze
afdeeling wekt onze deelneming ophaar werk
is het minst aangename van alles. Afgesloten
van het luchtruim en opgesloten in mjjnen of fa
brieken schijnt zij uit de tegenwoordigheid der
natuur verbannen te zijn.
Dit is de klasse, die in de Zondagsverordenin-
gen het meest moet worden bedacht. Laat haar
op dien dag tenminste in de natuur den God der
natuur beschouwen. De gevangenen op den
zevenden dag binnen de muren te houden, waar
binnen zij reeds zes dagen gekerkerd waren, zou
wreedaardig zijn. Is er geen hervormer, die
handelen wil volgens de bewering, dat de bosschen
de eerste tempelen Gods waren en de zwoegers
daar wil heenleiden op hun eenigen vrijen dag
De jaarlijksche bijeenkomsten in de bosschen
worden steeds minder en toch hadden deze hunne
voordeelen. Arme mannen en vrouwen vingen
daar een vluchtigen blik op van de natuur.
De volgende afdeeling, die der dienstbaren,
overtreft de voorgaande klasse even in aantal,
want deze bereikt vier millioen. De beroepsvak-
a b o
Wit.
21e zet ladl
22e zet Dame e2d3
Bij de correspondentiepartij, welke
„Philidor” uit Leeuwarden en
„Westergoo” alhier, is de stand
den 20en zet van zwart
Fm
en
T
Ti
s
a
if
"•1
r
o?
ec s
I— o