Gerevaccineerd. Kijkjes in Amerika. V. k s 3 SneekBolswardHarlingen. LLI <S> spreien of dekkleeden, in één woord, bijna alle I 8 7 6 5 4 3 2 1 d a. v. a. v. a. v. ft s Evers Harpagon. Humoreske uit het soldatenleven. 5,50 9,— 6,25 9,40 Bij 4e correspondentiepartij, welke ge8Peeld wordt tusscben de schaak- de schaakclub der partij na Twee dagen hield de dokter me te bed en toen ik den derden dag mocht opstaan, was ’t of ik weken ziek geweest was, zoo’n invloed hadden de dekens en het dieet op mijn gestel gehad. Eenmaal in den tuin mogende loopen kwam ik spoedig wat bij, vooral toen ik wat meer eten kreeg, na den derden dag. Hoe ik ze zonder lec tuur en zonder aanspraak, dan nu en dan van den oppasser twee woorden, doorgekomen was begreep ik niet. De dekens en de tift schijnen me echter half suf te hebben gemaakt. Mijn leed was echter nog niet geleden. Ik snakte naar een boek, ’t Was mijn eerste vraag toen ik een collega ontmoette. O, zei hij, bij den portier in het kamertje naast den ingang daar is een bibliotheek, waar je voor een cent een boek kan krijgen Wat voor moois hebben ze in de bibliotheek Stoomdruk Firma B. Cuperus Az. Bolsward. ken zooals die van geestelijke, geneesheer, advocaat, schrijver enz, zijn hieronder begrepen gelukkig behoeven de „edele” wapenberoepslieden (dat wil zeggen de menschenslachters).niet in de Republiek medegeteld te worden. De huisbedien den vormen een leger op zich zelven het lersche meer dan eenig ander ras, is in dien tak verte genwoordigd. Als een natuurlijk gevolg zijn in deze klasse de vrouwen percentsgewijze in grooter aantal aanwezig dan in eenige andere hoofdaf- deeling. Een millioen drie honderd en zestig duizend Amazonen, dus een derde van het ge- heele lichaam, doen als zoodanig dienst. Het vierde en laatste industrieele lichaam be staat uit hen, die bij den handel en het vervoer wezen werkzaam zijn en is vertegenwoordigd door ongeveer een millioen acht honderd duizend per sonen, waarvan slechts zestig duizend tot de vrouwelijke kunne behooren. Deze vier afdeelingen vormen de zeventien millioen werkbijen, die den honig bereiden voor den nationalen korf, waarin geene plaats is voor hen „die niet werken of spinnen.” In dezen korf worden de luiaards niet bij tus- schen-poozen doodgestoken, maar hun wordt een voudig niet toegestaan, tot leven te komen. Indien ’t een exemplaar gelukt, de slachting te ontsnappen en hij rondwandelt zonder nuttige bezigheid te verrichten, waardoor hij recht op zijn bestaan verkrijgt, wordt hij door het publiek aangezien als de buitenman den „fat” beschouwde, dien hij ontmoette, toen hij voor het eerst op Broadway wandelde: „Wel, heere mijn deugd, wat vreemd soortig wild komt men tegen, als men het huis zonder geweer verlaat!” Er heerscht een overgeërfd denkbeeld in den republiekeinschen geest, dat het beste, wat men doen kan voor den nutteloozen, ledigloopenden en genoegen najagenden man, ook in het voor deel van den Staat, is, zoo hem al niet neer te schieten dan hem ten minste weg te jagen. Toen eene der jonge Amerikaansche schoonen het voorname heertje, dat onlangs haar land de eer van een bezoek aandeed, vroeg, hoe de aris tocratische, niet bezige klassen hun tijd doodden, antwoordde hij„O, die gaan van het eene huis naar het andere, begrijpt u niet? Zij vermaken zich, begrijpt u Nooit doen zij eenig werk, weet u. „O,” was haar antwoord, „zulk volk is er bij ons ook, landloopers.” Het was klaarblijkelijk niet de democratische afdeeling van het Engelsche volk, dat de Ooster- sche reiziger bezocht, maar het arme, verdrukte land der aristocratie, waar eerlijke arbeid lager geschat wordt dan erfelijke ledigheid. Triumphant Democracy." een dag kwartierziekeen dag vrij van dienst. Toen onze compagnie aan de beurt kwam en we allen met opgestroopte mouwen naar voren traden, beproefde ik nog eens door een flinken kneep in mijn arm, waar de pokjes zaten, ze den schijn van zweren te geven. Doch ’t mocht niet baten. Met afgunstige blikken verslond ik de overige pokken op de armen mijner kameraden. Dag vrij van dienstDag vrij van dienstklonk ’t achtereenvolgens uit den mond van den dokter en hij had ’t op de lippen om ’t ook voor mij te zeggen, toen hij eensklaps mijn arm greep en door zijn lorgnet naar mijn pokken tuurde. Ik stond te beven op mijn model-schoenen voelde me bleek worden. Dat ziet er leelijk uit, jongen, en terwijl hij mij scherp aankeek, zeker erg pijnlijk, is’t niet"? Ja, dokter, prevelde ik. Zoo, ja, dat is bepaald gevaarlijk jij moet maar in de infirmerie komen. Maar, dokter... waagde ik uit te stooten. Infirmeriewas het afdoend antwoord. Het huilen stond me nader dan ’t lachen. Ik hield me echter cordaat tegenover mijn lachende kameraden, diegelukkiger waren geweest. Toen ik ’s middags in de infirmerie kwam, had de dokter aan den oppasser de noodige consignes gegeven. Ik werd n°. 7 op zaal 8 waar niemand anders lag, omdat ik, zooals de oppasser zei, volgens de dokter zeer gevaarlijk ziek was. Ik begon me inderdaad ziek te voelen Dadelijk naar bed luidde het consigne en vooral goed onder de dekens blijven. Mijn kleeding, tot mijn onder broek en sokken in cluis, werd ingenomen, alle benoodigdheden voor een zieke, die zijn bed niet mag verlaten aangedragen. Een witten slaapmuts en een blauwe halsdoek voltooide mijn zieketoilet en daar lag ik tegen de ledige houten kribben en witte muren met matglazen ruiten te staren. Naast mjjn krib kwam een tafeltje te staan met een grooten thee pot, waaruit ik, zoolang de voorraad strekte, slappe, zeer slappe thee kon tappen in een wit aarden kannetje in den vorm van een strooppot. Mijn maag vertelde nu heel spoedig dat er aan mijn gezondheid weinig ontbrak; doch toen ik haar met een kannetje tift tevreden gesteld had, maakte twijfel zich van mij meester. Zou er mogelijkheid zijn, dat ik de pokken kreeg! Vreeselijke gedachte. Die afzondering; dat in bed moeten blijven; alles duidde er op; de zorg van den oppasser, die me telkens kwam herinneren dat ik toch vooral onder de dekens moest blijven..., het angstzweet brak me uit..., de gedachte aan huis, aan mijn moeder bezorgde me een gevoel van heimwee, zooals ik dat nog niet gekend had. Doch ik vermande me en ik nam me ernstig voor als pokken uitbraken, dat ik er niet aan zou komenliever pijn verdragen dan mijn ge- heele leven met een gezicht te loopen, waarin men poffertjes kan bakken. De afgrijselijkste gezichten, slachtoffers der pokken, kwamen me voor den geest en toen de Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen Te Bolsward Te Sneek ac LLl g O --- De bezigheden van het volk van eene halve eeuw geleden komen ons in vergelijking met die van den tegenwoordigen tijd buitengewoon primi tief voor. Het verschil gelijkt inderdaad meer op vijf eeuwen dan op vijf tientallen jaren. Laten wij als voorbeeld de schoenenfabrikatie te Lynn, (Massachusetts) nemen. Vijftig jaar geleden zoude de bezoeker van dit dorp uit de loodsen, die tegen de muren der huizen waren opgeslagen, het onophoudelijk geklop van vele hamers hebben waargenomen. Dit geluid werd voortgebracht door de leerlingen van St. Crispijn, die, met de leest op de knie, aan den arbeid waren en wel licht een paar schoenen per dag vervaardigden. Gedurende den zomer werden dezelfde mannen boeren of visschers en in het dorp was het geluid van de hamers der schoenmakers verstomd. De tegenwoordige stad Lynn, met vijf en veertig duizend inwoners, heeft veel schoone gebouwen van groote lengte en hoogte, die lijnrecht van de kleine houten loodsen van vijftig jaar geleden afstammen. In deze gebouwen worden schoenen en laarzen bij millioenen vervaardigd, zonder ternauwernood door de zonen van St. Crispijn gehanteerd te worden. De machinerie snijdt hamert en naait nu. Massachusetts is de schoe nenstaat bij uitnemendheid. Volgens Mulhall waren er in 1835 dertigduizend schoenmakers meer dan in 1880, ofschoon in het laatste jaar de opbrengst der fabrieken 70 millioen gulden grooter was dan in 1835. Even belangrijke veranderingen in den aard van bet werk vonden in de weefindustrie plaats. In 1830 was het vervaardigen van linnen-, wollen en katoenen stoffen in de huishouding zeer alge meen. Verscheiden duizenden gezinnen sponnen en weefden hunne eigene kleeren, beddelakens en tafellinnen. Zij kochten katoengaren en vermeng den dit meermalen met hun linnen en wol. Dekens, vroeg ik opgewekt. Ik weet niet of ’t in den wandel is, maar anders moet je maar vragen de rooie Evers, of de verloopen portier. Dank je wel. Ik spoedde me naar den portier. In een klein kamertje zat een bejaarde dikke vrouw met bolle hangende wangen, die door de banden van een zwarten tullen muts opgebonden waren. Op een vleeschklompig neusje hing een koperen bril met groote ronde glazen. De linker gevuiste hand was in een kous gestoken, die zij onder haar rood gelaat hield, terwijl de rechter hand een stopnaald langs den neus door den kous stak. Tegenover haar, aan een geïmproviseerde schrijf tafel, zat een klein burger meneertje met een vuurrooden knevel, een koper lorgnet op, een veeren pen in de rood krullende haren, met een nijdig dienstgezicht over een boek gebogen. Toen ik, na tegen de openstaande deur geklopt te hebben, binnen trad, nam hij het lorgnet van zijn gelaat en vroeg met een knarsende stem "Wat wou jij, volontair? Ik wou gaarne een boek ter leen hebben. Welk nummer Dat weet ik niet. Moet ik ’t dan weten. En nijdigerhoe heet ’t De rooie Evers of de verloopen portier, ant woordde ik argeloos. Die woorden maakten een indruk alsof de blik sem was ingeslagen. De portier werd vuurrood. Zjjn vrouw liet haar beide armen in de schoot vallen. Ik keek den portier aan en zag zijn roode haren. Ik kleurde. Hij maakte een beweging met zijn rechterarm bliksemse kwajongenen als ik niet ge bukt had en ’t kamertje ontvlucht was, had ik een klap gekregen, waarvoor ik misschien nog minstens vijf dagen in de Infirmerie had moe ten blijven. Ik vluchtte den tuin in, die onmid dellijk achter den ingang gelegen was en stond te midden van een tiental beterende zieken, die bijna om vielen van lachen. Mijn zegsman lachtte het hardst en kon bijna niet tot bedaren komen. Onwillekeurig begon ik ook te lachen maar ’t moet leelijk geweest zijn, want ik beefde nog van den schrik. Nu werd ’t me duidelijk, dat ik er in was ge- loopen en den portier die rood was en Evers heette voor goed tot mijn vijand had gemaakt. Toen ik den anderen dag de Infirmerie verliet en langs den portier moest, draaide ik mijn hoofd om, uit vrees dat hij me zou herkennen. En toen de deur achter ons toeviel, was het of ik een nieuw leven begon te leven. Ik heb me nooit weer ziek gemeld, zelfs niet als er reden voor bestond. De dekens, het dieet en dan liever sterven avond begon te vallen, kroop ik angstig met het gelaat onder de dekens, in weerwil dat ik door nat was van het transpieeren. Met den naam van mijn moeder op de lippen en de gedachte aan huis sukkelde ik eindelijk in slaap. Toen ik ’s morgens wakker werd, moe en af gemat, was mijn eerste werk mijn gelaat en lichaam te betasten of er ook bultjes te voelen waren. Gelukkig was er geen enkele te bespeuren. Tegen tien uur kwam de dokter binnen gevolgd door den ziekenvader en den oppasser. Wel, hoe is ’t met onzen patient - en hij had mijn pols reeds te pakken laat me je tong eens zien Nou mooi is ie nog niet. Oppasser heb je gedaan wat ik je gezegd heb Ja dokter. Hoeveel dekens heeft hij Twee dokter, (’t Was N.B. in Juli.) Geef ’m er dan nog een deken bij. Mijn gezicht moet er allerongelukkigst uitge zien hebben, want ik zag de ziekenvader glim lachen. Ik trachtte den dokter, door hem medelijdend aan te zien, te vermurven, doch zijn gelaat bleef den ernst behouden, die bij een gevaarlijk pa tient past. Schrijf op ziekenvaderdieet, (tweemaal daagsch een stukje brood met een beetje rijste- melk.) Welke medicijnen dokter? vroeg de zieken vader. Voorloopig geen, we moeten ’t eerst nog eens aanzien. Vooral goed er onder blijven De tranen sprongen me in de oogen, maar de dokter kende geen medelijden. De arme oppasser bracht nu een derde deken, ’t Was om te bezwijken van de warmte. De man kreeg medelijden met me. Houw je maar bedaard, morgen zal de bui wel gezakt zijn. Hoe kan je ook zoo dom wezen om je ziek te melden als je niets mankeert. Ik had den oppasser wel om den hals willen vliegen. Nu wist ik tenminste dat ik niets man keerde en dat ik voor mijn straf ziek moest zijn. e f g h Zwart. Pion F5—F4 Koning c8b8 artikelen voor huishoudelijk gebruik, werden grootendeels door de familie gemaakt. Men ver onderstelt, dat twee derden van al de kleeren, het linnen, de dekens enz. der bewoners van het binnenland te huis zijn vervaardigd. Het is evenzoo met zeep en kaarsen gesteld. Maar vele krachten waren aan het werk, die eene omwen teling zouden teweegbrengen in de wijze van werken van dien tijd. De stoommachine verving geleidelijk het waterrad, of nam zijne plaats in, als de winter de rivieren had doen bevriezen. Hierdoor verzekerde zij geregeld werk aan de arbeiders der fabrieken, en bevrijdde de fabri kanten van het schrikbeeld, gedurende de helft van het jaar een renteloos kapitaal te bezitten. Vervolgens werden door spoorwegen en kanalen de hulpmiddelen tot het vervoeren der producten van ieder fabrieks-centrum snel verbeterd. De groote verbeteringen in het machinewezen brach ten tevens den handenarbeid meer en meer op den achtergrond. Zoo doende spon een spil in 1834 gemiddeld van een zesde tot een derde meer dan eenige jaren vroeger. Inderdaad, men beweerde in 1834, „dat een persoon in een ge geven tijd meer dan het dubbele gewicht in garen kan spinnen, dan hij in 1829 kon doen.” En zoo ontstond er eene volledige verandering in de levenswijze van het volk. In de plaats van in boerderijen met het oude spinnewiel, of in afgelegen hutten met den weefstoel te werken, vestigen zich de spinners en wevers gezamenlijk in groote steden. Een groot gedeelte van het volk hield zich vijftig jaar geleden bezig met den landbouw, een ander vak, waarin de werktuigkunde eene totale verandering heeft gebracht. De Republiek is tegenwoordig, zooals zij immer was, een natie van arbeiders. Luiaards zijn er dun gezaaid, veel minder dan onder eenige an dere groote natie. Voor den Amerikaan ligt een land, dat op ontwikkeling wacht. De werk- loonen zijn hoog en in iederen werkkring kunnen prijzen worden gewonnen. De handwerksman verheft zich door ervarenheid en geestkracht tot meesterkecht, om eindelijk, met of zonder deel genoot, voor eigene rekening zaken te doen. Als het land meer bevolkt wordt, is het natuurlijk moeielijker, deze prijzen te bemachtigenmaar dit besef is juist eene drijfveer te meer en spoort den mensch aan, het ijzer te smeden, nu 't heet is. De menschelijke bijen van den Amerikaan- schen korf werken in vier groote afdeelingen. De eerste bestaat uit zeven en drie kwart mil lioen lieden, die Moeder Aarde zoo lang met den schoffel streelen, totdat zij met eenen oogst pronkten uit hen, die de kudden hoeden het rundvee op duizend heuvels en de schapen in de bedauwde velden, waar de murmelende beekjes, De sergeant van de week had ’t tot tweemaal toe met luider stemme afgelezen Morgen om halfnegen aantreden voor het tweede peleton, om in de infirmerie gerevaccineerd te worden. Voor velen was het een vreemd woord gere vaccineerd, doch de oudere soldaten lichtten de jongeren spoedig in, dat het herinenting betee- kende. Sommigen waren er blij mede, want ’t gaf een dag vrij van exerceerenanderen, die zich hun dikke armen uit hun jeugd nog konden herinneren, waren er minder mede ingenomen. De revaccinatie had plaats, en den volgenden dag moest het andere peleton van de compagnie er aan gelooven, om door den dokter geprikt te worden. Na dien dag ontstond er op de compagnie een ongekende belangstelling voor eikaars armen. Zoodra was de exercitie niet afgeloopen, of de jassen gingen uit, de hemdsmouwen werden op gestroopt en de armen-inspectie begon. Van de meesten waren de twee of drie prikjes slechts flauw te zien, in weerwil van het knijpen, dat het geprikte armdeel onderging. Van enkelen echter begonnen de prikjes zich uit te zetten tot roode dikke schuifjes, die gloeiden en pijn ver oorzaakten, zoo zelfs, dat de bovenarm van den weerpijn stijf werd en het hanteeren van het ge weer bezwaarlijk ging. Den derden en vierden dag kreeg de korporaal van de week op zijn gewone vraag na de reveille Zijn er ook zieken van vijf, zes, soms van tien jongelui ten antwoordPrecent, korporaal Toen de dokter er geweest was, aan wiei) ze hun armen hadden moeten toonen, hadden zij allen een a twee dagen vrij van dienst gekregen een buitenkansje waarom zij door de andere jon gens het stuk speelt te Kampen bij het In structie Bataljon benijd weiden. Onder die benijders behoorde ook ik. En tot mijn schande moet ik bekennen, dat de pijn aan mijn pokken zeer denkbeeldig was en de hoop op een dag vrij van dienst de grootste drijfveer, waarom ook ik den anderen dag een plaatsje op het ziekenrapport verzocht. Toen ik ’t eenmaal gezegd had, was er van herroepen geen sprake, ofschoon ik wel een lief ding had willen geven, om het ongedaan te maken. Daar weergalmde het signaal tusschen de muren van do binnenplaats: Voor den dokter! Voor den dokter Voor den dokter Mij klonk het in de ooren als: Wat be’j be gonnen! Wat be’j begonnen! Wat be’j begonnen1 Met lood in de schoenen betrad ik met de andere zieken het wachtlokaal, waar de officier van gezondheid voor de tafel van den sergeant van de wacht gezeten was en van de ziekenrap porten de namen een voor een afriep, om de zieken stuk voor stuk de tong te zien, de pols te voelen eu achter hun namen te schrijveninfirmerie Vreeselijk ongeluk op het meer van Genève. Zaterdagmiddag om twaalf uur, toen de pas sagiers juist aan het koffie drinken waren, sprong de ketel van het stoomschip Montblanc. De Mont- blanc is de grootste passagiersboot, die dagelijks het meer van Genève bevaart. Gedurende het zomerseisoen vervoert deze boot een aantal tou- risten, meest vreemdelingen, gewoonlijk honderd tweehonderd per reis. Het deksel van den ketel sloeg dwars door de boot heen en vernielde den salon der eerste klasse passagiers. De heete stoom drong den salon binnen en verbrandde de ongelukkigen. Toen men eindelijk in den salon kon binnendringen, vond men al de reizigers op een hoop, allen dood of afgrijzelijk verbrand. De han den en het gelaat waren letterlijk ontveld door den stoom. De Revue de Lausanne zegt uit officiëele bron te vernemen, dat de commissie van toezicht op het stoomwezen eenigen tijd geleden een klein barstje in den ketel had ontdekt, dat zij echter voor niet gevaarlijk hield. De commissie wilde echter niet toestemmen, den ketel langer dan een jaar nog te gebruiken en de eigenaars verbonden zich den ketel in 1892 te hernieuwen. Dit feit wekte, zoodra, het bekend werd, groote veront waardiging, de verantwoordelijkheid der eigenaars en der commissie is dan ook groot. Het aantal dooden, waaronder genoemd wordt mevr. Brunent van Amsterdam, bedraagt 22, 30 personen zijn ernstig gekwetst. Een later bericht meldt dat alle gewonden op een na zijn bezweken. Extra Tram alleen des Dinsdags nam. Van Sneek 2,15 Bolsward 3, Te Harlingen 4,15 Van Sneek Te Bolsward Harlingen Van Harlingen 7,9,25 12,45 3,30 6,50 9,20 Te Bolsward R 15 8,15 - - 10 40 2 4.40 R._ 19>39 Sneek {Tijd van Greenwich.) Op Werkdagen: 7,— 9,10 10,30 12,15 3,30 7,15 9,— 5 15 7,35 9’49 11,10 12,55 4,05 8,— 9)40 6,30 8,50 12,20 2,20 5,15 9,15 6 15 0,10 9 40 ^9’49 *2, 4,49 7’— 8,55 10,15 11,20 2,40 5,15 8,45 Op Zondagen 7,— 9,10 12,15 5,15 7’35 9’40 12’55 4,45 6,30 8,50 2,20 6,— 7,— 9,25 3,30 6,50 6,15 8’15 19’494’40 6,25 8’“ 7,— 8,55 11,20 7,— 8,45 die aan de weilanden het groenend aanschijn geven, doorheen stroomen. Dat is een aange naam, heilzaam leven, welriekend gemaakt door de zoetste geuren der natuur, nog vol van den vrede en de rust van de vroegere kalme dagen. Deze zwoegers betreden een met rozen begroeid levenspad en moeten benijd worden en al is het boerenbestaan in Amerika een zwoegersleven, het is er niet te slechter om. Het is de leeg- looper, die medelijden verdient. Na deze benijdenswaardige arbeiders onderden vrijen hemel komt de tweede afdeeling, de fabrieks arbeiders, drie millioen acht honderd duizend in getal ongeveer het halve getal van de diena ren van Ceres tellen deze geharde zonen van Vulkaan. Iedereen, die een vindingrijken geest of eene werktuigkundige bekwaamheid bezit, vindt eene geschikte bezigheid in dit leger. Verscheidenheid in beroepen is voor de natie een levensbeginsel en dit vinden wij hier. Van ’s morgens tot ’s avonds opgesloten in molens en fabrieken, te midden van het onophoudelijk geraas der machi nes, vervaardigen deze handige, met rook en roet bedekte zwoegers de dingen, die door ’s menschen geest ontworpen zijn van spelden tot ankers. In deze klasse zijn begrepen zij, die letterlijk in de ingewanden der aarde leven, die in de diep te der ondoorgrondelijke mijnen, de aarde van hare verborgene schatten berooven en ze aan het daglicht brengen, ten dienste van het menschdom. Het is opmerkenswaardig, dat, terwijl in den land bouw slechts zeven percent van de afdeeling vrou wen zijn, de verhouding in dezen tak niet min der dan zestien percent bedraagt. Vrouwen ver richten het lichtere fabriekswerk meer dan zes honderdduizend harer houden zich zoo bezig. Deze afdeeling wekt onze deelneming ophaar werk is het minst aangename van alles. Afgesloten van het luchtruim en opgesloten in mjjnen of fa brieken schijnt zij uit de tegenwoordigheid der natuur verbannen te zijn. Dit is de klasse, die in de Zondagsverordenin- gen het meest moet worden bedacht. Laat haar op dien dag tenminste in de natuur den God der natuur beschouwen. De gevangenen op den zevenden dag binnen de muren te houden, waar binnen zij reeds zes dagen gekerkerd waren, zou wreedaardig zijn. Is er geen hervormer, die handelen wil volgens de bewering, dat de bosschen de eerste tempelen Gods waren en de zwoegers daar wil heenleiden op hun eenigen vrijen dag De jaarlijksche bijeenkomsten in de bosschen worden steeds minder en toch hadden deze hunne voordeelen. Arme mannen en vrouwen vingen daar een vluchtigen blik op van de natuur. De volgende afdeeling, die der dienstbaren, overtreft de voorgaande klasse even in aantal, want deze bereikt vier millioen. De beroepsvak- a b o Wit. 21e zet ladl 22e zet Dame e2d3 Bij de correspondentiepartij, welke „Philidor” uit Leeuwarden en „Westergoo” alhier, is de stand den 20en zet van zwart Fm en T Ti s a if "•1 r o? ec s I— o

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1892 | | pagina 4