NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD B O L S W A R B E Ni W O N S E R A 0 g E L 1893. Twee en dertigste Jaargang. No. 9. BINNENLAND. BUITENLAND. BEKNOPT VERSLAG der vergadering van de Afd. „Patrimonium” gehouden op Donderdag 23 Febr. in „de Doele.” VOOR dat het ADVERTENTIEPRIJS: 50 Cts. van 1—7 regels. Ver volgens 10 Ct. per regel. Overigens naar plaatsruimte. ABONNEMENTSPRIJS: 80 Cents per 3 maanden. Franco per post 95 Cents. ^xxxxxxxxx^xxxxxxxxx DONDERDAG 2 MAART. ^xxxxxxxxx^xxxzxxxxxx^ Na de opening en het gebed van den Voor zitter trad als Spreker op de Weleerw. heer F. N. Kruyswijk, met een rede over: Het ambacht in het licht van Gods woord. Spreker zeide niet te zijn gekomen om het hanteeren van hamer of spade te leeren, maar om te spreken over het ambacht in het licht van Gods woord. In het Oude Testament wordt het ambacht aangeduid door woorden, waaraan 't be grip snijden en verdeelen ten grondslag ligt en in het Nieuwe Testament wordt van dienst en ambt gesproken. Gods woord spreekt dus over verdee- ling van don arbeid. God die Almachtig is, door en van Wien alle kracht is, heeft elk schepsel in zijnen dienst. Elk is een wachter op Sions muren en elke afwijking van den dienst Gods, is dienst van den afgod. De godsdienst (d. i. dienst Gods,) geschiedt in de vreeze des Hoeren, welke vreeze in de liefde zijn oorsprong vindt. Eiken arbeid, elk ambacht acht spreker een goddelijk beroep, al straalt er ook een verschillende aardsche glans af. Omdat nu elke arbeid voor God is, de Meester van alles, is er in het begrip dienen een eere. Evenals een kind zijn vader, een bruidegom zijn bruid gaarne een dienst bewijst, zoo moet ook de liefde Gods de drijfveer zijn bij alle werk. Na de pauze vervolgde SprekerDienen is geen schande maar een levensbehoefte en tevens een eer, de volmaaktste liefde verdrijft de vrees. Wij zijn als kinderen in den dienst des Vaders, in natuurlijken en geestelijken zin en wordt dit kindschap gescheiden van het knechtschap, dan ontstaat slaafschheid. „Zoo iemand zijn kruis niet opneemt en zich zelf niet verloochent, kan hij mijner niet zijn/ Men legt de Kerk wel eens ten laste, dat zij slechts wissels trekt op de eeuwigheid, doch dit ontkent spreker. De zaligheid vangt aan met den dienst en dus reeds hier op aarde. Alleen de natuurlijke mensch kan hier niet volmaakt geluk kig zijn, hij begrijpt den vrede des gemoedsniet, omdat hij niet gelooft, niet hooger meet dan het stoffelijke, en het geestelijke niet kent. Men heeft op allerlei wijze getracht het geloof te verdrijven, doch 't ging niet. De Kerk en de dienst des Heeren blijft, en des werelds dwaas heid is der Christenen wijsheid. Christus zelf getuigde, dat Zijne spijze was, den wil te vol brengen Desgenen, die Hem gezonden had. De geheele natuur trouwens, is in den dienst Gods. Nu meene of bewere men niet, dat alleen bidden en het vouwen der handen voldoende zijn, neen, evenals een schipper, die op het licht van den haven het oog gericht heeft, doch tevens acht geeft op het schip en het roer, zoo moet ook het woord Gods geen doel, maar middel zijn. Gelijk een machine door stoom, moeten wij gedreven worden door een geest, hetzjj dan de geest Gods of die des duivels. De waarlijk schrik kelijke toestanden waartoe wij-omtrent den arbeid zijn gekomen, zjjn veroorzaakt door de zonde. De stoom komt bij velen van den verkeerden kant, zoodat de machine achteruit slaat. Slechts door het ambacht te stellen in het licht Gods, kan men gelukkig worden. Onze tegenstanders, zei Spreker ten slotte, baden zich in de zegeningen des Christendoms en toch spuwen zij het beginsel er van. Men handelt zoo doende als een kind, dat zijn Vader een trap geeft en ieder zal dit toch een ontaard kind noemen. De mensch staat op een valsch standpunt, als hij niet in God gelooft en alleen zijn eigen ik be- schouwt. De heer Van Emmeues uit Arnhem wenscht met Spreker in debat te treden, en spreekt onge veer het volgende Het moet mij in de eerste plaats van het hart, dat ik van deze rede heel iets anders had ver wacht, n.l. het bespreken van de toestanden, waar in de ambachtslieden verkeeren, en de middelen ter verbetering. Hoe men het ook voorstelle, ik vind dienst toch altijd een slaafseh begrip. Wat het dienen van God betreft, daaraan doe ik niet mêe, maar hierin wensch ik ieder vrij te laten. Ik zie er geen gevaar in voor de maatschappij, als de schipper bij het staren naar het licht, maar niet vergeet, de roerpen te hanteeren. Dat echter de menschen elkander moeten dienen, wil er bij mij niet in. Dat de een voor den ander moet kruipen, begrijp ik niet, daar toch volgens Gods woord wij allen gelijk zijn. Van waar dan die slaafsche toestand Aan de eene zijde buiten sporige weelde, aan de andere gebrek en honger lijden. Ik doe niet aan theologie, maar meen toch dat zelfs in Gods woord, en wel bij Samuël, voor de koningen wordt gewaarschuwd. Multatuli schetst ons in een zijner werken een koningschap, waar de zoon van koning Krates door toedoen der min, zijn vader opvolgt, en volgens mijn mee- ning, hebben wij hier heden avond het betoog van zulk een min gehoord. Het knechtschap zoo als dit thans bestiaf, is ware slavernij, en ook deze werd vroeger door de Kerk goedgekeurd. Zij heeft echter de bakens verzet, toen het getij verliep. De naam is veran derd doch het wezen bestaat nog, een wareloon- slavernij, en deze is misschien nog erger dan het vroeger ooit was. Toen bracht het eigenbelang vaak mede, den slaaf goed te voeden, nu is dit niet meer noodig. Ooststellillg'werf. Het bakken van eigen brood is hier in den laatsten tijd belangrijk toe genomen onder de landbouwers. Er zijn dorpen waar bijna geen brood door de bakkers wordt aangevoerd, omdat men de rogge, het vorige jaar verbouwd, geheel verwerkt voor eigen gebruik. Die geen geschikten oven heeft om te bakken, bakt bij zijnen buurman of hij behelpt zich op eene andere wijze. De meesten worden tot zelf bakken aangemoedigd, doordat de rogge het vorige jaar uitoiuntend van kwaliteit was en dan sma kelijk örood levert, terwijl door de bakkers wel eens buitenlandsche rogge wordt gebezigd. In de N. R. Ct. komt een schrijven voor uit Groningen, behelzende de vertaling van een paar stukjes in de Friesche volkstaal, door mr. P. J. Troelstra geschreven ie het tijdschrift Eor hits en hiem jaargang 1889. Het eerste dezer stukjes luidt volgens de N. R. Ct. als volgt Eene soort vliegen. Er zjjn menschen, die altijd azen op het vuil van een ander. Zij zijn juist anders, dan het be hoort, want zij loopen het mooie grimlachend voorbij en lachen blijde, wanneer zij iets vuils van een ander vinden. Zulke menschen schijnen gelukkige menschen te zijn. Want doordat er veel meer verkeerds dan schoons op de wereld is, kunnen zij veel vaker lachen dan een ander. Ook hebben zij dit voor, dat zij het schoone niet eens meer kunnen zien, doordat hunne oogen vol vuil komen. Zoo zien zij alles vuil, hebben geen hinder meer van het mooie en kunnen dus altijd vreugde hebben. Maar hun lach is het gelach van den satan en in de hel hoort hunne vreugde thuis. En omdat zij altijd boven den mesthoop rondvliegen, zijn het vliegen, waarvan men den waren naam zoo niet noemt. Vertrap hen in den modder, indien gij ze onder den voet krijgt, want op hunne wieken dragen zij de besmettelijke ziekten door het land. Het tweede stukje „Wat ik u in het bijzonder toewensch is een vredige zin. In den slechten tijd, dien wij beleven, is deze waar zeer opgeslagen. Hoedt u en laten uwe mannen zich ook hoeden voor het nieuwe evangelie van de ontevredenheid. Dat maakt het brood, dat gij eet, dor en hard en hebt gij geen brood, dan maakt het den honger dubbel scherpHet geeft geen brood, maar lijden Wacht u voor de nieuwe apostels Thans pleegt dezelfde heer Troelstra luide te verkondigen „Diep betreur ik het, dat er nog tevreden arbeiders zijnlaat de N. R. Ct. op deze aanhalingen volgen. Naar aanleiding van het bovenstaande schrijft mr. Troelstra in de xV. R. Ct. van verl. week, dat de correspondent zich de moeite van het citeeren wel had kunnen besparen, omdat wat hij wilde bewijzen, ook zonder citaat voldoende bekend was. „Ik schaam mij zoo vervolgt hij volstrekt niet te erkennen, dat er eene groote verandering van denkbeelden in mij heeft plaats gehad en hoop, dat uw geestrijke correspondent over vier jaren op dergelijke inconsequentien kan worden gewezen, als waarop hij mij wijst. Hij zal dan tevens hebben ervaren dat er nogal wat moed toe behoort om, wanneer men sociaal-democraat is geworden, voor zijne nieuw verkregen over tuiging zóó te propageeren, als ik dit sedert twee jaren heb gedaan, en dan misschien ook het ba nale van zijn geestige opmerking inzien. De landverhuizing uit Zeeland naar Noord- Amerika neemt sterk toe. Deze week vertrok ken enkele gezinnen uit Middelburg derwaarts, terwijl veel gezinnen uit Zeeuwsch-Vlaanderen zich gereedmaken de reis te aanvaarden. Van de gewijzigde bedrijfsbelasting lekt tot heden absoluut niets uitzegt de Haagsche cor respondent van de N. Gr. Ct.men weet, dat er een nieuw ontwerp komt, doch wat het zijn zal is voor iedereen een raadsel. De heer Pier son is er intusschen gereed raeê en in de vol gende week gaat ’t gewichtig stuk in zee. Ook het voorloopig verslag over de kieswet zal in de eerste dagen van de Kamercessie in komen. Veel verder zal dit onderwerp intusschen vóór Paschen niet gebracht worden, want het is niet waarschijnlijk, dat de Minister Tak, ondanks zijn groote vlugheid, binnen een maand meteen omgewerkt voorstel gereed is. Een omgewerkt voorstel Zeker, dat verwacht men algemeen. Het is een publiek geheim, dat reeds nu door mannen van alle fractiën der Ka mer wordt gezocht naar een oplossing, die alle gematigde voorstanders van kiesrechtuitbreiding zou kunnen bevredigen. Ook den heer Tak kan dit dus niet onbekend zjjn en het zal dus zijn streven wel wezen om, door een anlere uitwer king van ’t beginsel, waarvan de regeeringsvoor dracht uitgaat, de ernstige pogingen der bestrij ders te ondervangen, althans de liberalen, die tegen zijn oorspronkelijk out werp bedenking heb ben, te winnen voor zijn definitief concept. Dat de hier op touw gezette adresbeweging te gen 't kieswet-ontwerp eenig gewicht zal in de schaal leggen, gelooft niemand, sedert gebleken is dat men langs allerlei omwegen onbevoegden op de lijsten laat teekenen, sedert aan t licht gekomen is dit de colporteurs van de anti-kies- wetmannen, per handteekening, die zij te huis brengen, betaald krijgen. Wel beeft het Digblad deze bewijsbare feiten tegengesproken, doch men weet nu eenmaal dat de tegenspraken van die zijde dezelfde diensten doen als de uitzonderingen voor den regel. De conservatieve beweging zal geen invloed hoegenaamd uitoefenen op de wet gevende macht en ’t Haagsciie conservatisme is trouwens sedert lang dood. Eindelijk is er dan toch een Minister die zich verklaart tegen het reusaclitig misbruik, dat in ons land van het papier wordt gemaakt. De heele administratie is een papiermagazijn, waarin maatregelen verborgen zijn als Sint-Nikolaas- surprises in nare „verpakking/ Óm de militaire autoriteiten te ontlasten van administratieve bemoeiingen, die niet onvermij delijk noodig zijn, is nu door den Minister van Oorlog eene beperking en vereenvoudiging van de dienstcorrespondentie voorgeschreven. Verschillende maandelijksche nominatieve op gaven en andere staten zijn daartoe ingetrokken, terwijl ook in onderscheidene rapporten zoomede in de monsterrollen, vereenvoudigingen zijn aan gebracht. Hoever die vereenvoudigingen zullen worden uitgestrekt en hoelang zij duren zullen, moet de toekomst leeren, maar indien bij de andere De partementen van algemeen bestuur en vooral ook in Indië het „rapporten-stelsel44 tot het noodzake lijke werd teruggebracht, zou ons land niet slech ter bestuurd worden en heel wat nationaal papier, nationale inkt en vooral nationale tijd worden bespaard. Weldra komt zich oen gepensioneerd Indisch ambtenaar, de heer J. C. Schaiee van der Does, gewezen onderschout (commissaris van politie) te Samarang, beklagen over de willekeur, welke hij van hoogere en lagere bestuurs-ambtenaren in Indië zou hebben ondervonden. Zijn grieven komen hierop neêr: Hij werd in 1866 benoemd tot onderschout. De heer Wegener was toen resident en wilde „uit fiscaliteit44 eenige waterstaatsdiensten aan de poli tie opdrageo. De ass.-resident de heer de Wit kwam daartegen op, als in strijd met een goede uit >efening der politiezorg. Hij werd spoedig tot resident van Kediri benoemd en onder zijn opvolger werd de uitbreiding van de bemoeiin gen der politie doorgedreven. DeheerS. v. d. D., die slechts f 150 ’s maande trok met vrije woning, zegt, dat hij eerst zich inspande die velerlei diensten te voet te verrich ten, daar hij niet ais andere schouten het middel wist met zulk een salaris ruim te leven. Hij was echter genoodzaakt een dogcar te nemen, kwam wegens de uitgaven, die hij in ’s lands dienst verrichten moest, in schulden en moest zijn boe del verkoopen. Hij bracht tevergeefs zijn beklag in bij zijn chef te Simarang en later bij den di recteur van Binnealandsch Bestuur en den alge- meenen secretaris te Batavia. Hij klaagde den resident Wegener aan in zeven requesten, aan den Gouverneur-generaal gericht, zonder dat het baatte, daar steeds advies bij den aangeklaagde zelf werd gevraagd. Eindelijk werd hij ziek, zoo dat overplaatsing naar een koeler klimaat door don geneeskundige werd voorgeschreven, maar een verzoek daartoe, aan den Gouverneur-gene- ra il gericht, werd aangehouden bij het dep. van Binnenlansch Bestuur. De ziekte nam zóó toe, dat de geneeskundige commissie een tweejarig verlof naar Nederland voorschreef. In plaats van dit te verkrijgen, werd hij echter eervol ontslagen. Hij beweert ten slotte van den lande wegens het verrichten van waterstaatsdiensten ongeveer f6000 of meer te vorderen te hebben. De heer Schadee heeft zich, naar men verneemt, Wanneer de Belgen nog altijd niet de Grond wetsherziening hebben, die zij verlangen, dan ligt het niet aan te weinig ijver van hun kant. Al krijgt de regeering niet een herziening zooals zij die wenscht, toch kan zij zich deze eer toe rekenen, dat zij gelegenheid heeft gegeven om honderden vellen papier te doen volschrijven, duizenden vergaderingen heeft laten houden en millioenen woorden den nek heeft doen breken. En is zij met die eer niet tevreden, dan komt haar ook deze nog toe, dat gebleken is, hoe een vraag aanleiding kan geven tot vijf h zes oplos singen, die alle in de oogen der oplossers de juiste en de ware zijn. Het geldt de vraag, hoe het kiesrecht moet worden geregeld. De eerste oplossing is die van Paul Jansonkiesrecht krjge ieder, die zijn 21ste levensjaar heeft volbracht (algemeen kies recht derhalve). De afgevaardigde Nothomb, van de rechterzijde, heeft er iets anders op gevonden: het kiesrecht worde gegeven aan ieder manne- De Spreker van heden avond is nog jong, al dus vervolgde de heer v. E., en hij zal waarschijn lijk niet genoeg bekend zijn met de sociale nooden hij zal niet weten dat duizenden onvoldoende ge voed worden, dat er eiken dag kinderen schreiende naar bed gaan, omdat er geen brood voor hen is. En elk mensch toch, geloovig of niet, heeft recht op het leven, en dus ook op de levensmiddelen. Ik heb in den bijbel, ik meen bij Jesaja, gelezen, dat het wee wordt uitgeroepen over hen, die huis aan huis en akker aan akker trekken. Ik vind dus dat de tegenwoordige toestanden wel in strijd zijn met Gods woord. Men zegt „standen moeten er zijn,” ik geloof dit niet, wijl wij allen gelijk zijn, en gelijke rechten hebben, doch al moeten er ook honderd standen zijn, er zal toch nooit zulk een stand bij behooren, die honger moet lijden. Het privaat bezit maakt, dat de een het genadebrood van den ander moet eten, en de on tevredenheid bij zulke onbestaanbare toestanden noem ik een deugd, ja zij is zelfs noodzakelijk alle uitvindingen hebben wij aan ontevredenheid te danken. Reeds 18 eeuwen is het Christendom gepredikt, en nog leven wij in een maatschappij, die haar naam onwaardig is. Er bestaat geen maatschap pelijkheid. Het recht van den sterkste geldt nog, do een stoot den ander het brood uit den mond. De eerste christenen leidden een communistisch leven en dit lijkt mij beter toe, dan het stelsel wat de Kerk thans predikt. Ds. Kruyswijk antwoordde hieropHet is met het oog op den tijd onmogelijk op al het gesprokene van den heer v. E. terug te komen. Slechts ter loops kan ik hier en daar een opmer king maken. Wat de heer v. E. van mijne rede verwachtte, kon ik natuurlijk niet weten, doch het middel ter verbetering in den toestand is door mij wel degelijk aangewezen, en wel, dat ieder zich rich te naar Gods woord. Het is geconstateerd, dat bij de vereeniging „Patrimonium” te Amsterdam van de 1000 leden geen dozijn zulk een treurig be staan heeft als de heer v. E. schilderde, en ook ik heb in het veld mijner bediening duidelijk be merkt, dat bij hen die gelooven, slechts hoogst zelden zulk een treurig lot heerscht. Dat de heer v. E. mistast als hij den bijbel wil verklaren, ver wondert mij niet: Samuël waarschuwde het volk, voor een koning als bij andere volken en om het handhaven van het gezag van den koning en als Jesaj a zijn stem verheft tegen opeenhooping van bezit tingen, dan is het alleszins duidelijk, dat hij on eerlijk verkregen goed bedoelt. De conclusie, die de heer v. E. hieruit trekt, raakt kant noch wal. Krates wil ik niet op den troon hebben, doch het gezag dat uit God is, zal ik steeds verdedigen. Het is overigens bekend dat er tusschen ge- loovigen en ongeloovigen geen overeenstemming kan komen, ja debat is tusschen ons beiden ook eigenlijk ónmogelijk, daar wij zelfs geen basis hebben, waarop wij samen gaan. Dat ik met de sociale ellende onbekend ben, is onwaar, integendeel heb ik zelf wel een half jaar lang het nijpendst gebrek geleden en ken het dus bij persoonlijke ondervinding. Met Multatuli heb ik niet op, die was een leugenaar en wel met brutale lompheidzijn gebed van een onwetende o.a. staat vierkant tegenover de waarheid. Overigens moet ik bekennen, den heer v. E. met belangstelling te hebben gehoord, die blijk baar met overtuiging heeft gesproken. Van ver zoening is dan ook geen sprake. De partijen zul len hoe langer hoe verder van elkander wijken, God zelf heeft zulks geprofeteerd. Eén weg gaat links, één rechts, dit is onverbiddelijk, en wat is dan de beste der wegen, die der liefde of die van haat, gelijk die dezer dagen in Amsterdam werd gepredikt De heer v. Einnienes nam nog even ’t woord en vond het niet mooi dat Spreker per sonen aanviel, als Multatuli en den Voorzitter der gehouden vergadering te Amsterdam. Hij stelt echter voor met den Spreker van heden avond opnieuw in debat te treden over de vraag Staat de werkeloosheid in verband met gelooven en niet-gelooven, of is zij een gevolg van de wijze van productie? Ds. Kruyswijk nam dit debat aan en later hoopt men daar in dezelfde zaal gevolg aan te geven. Met een kort gebed werd de vergadering gesloten. lijk ingezetene, die den leeftijd van 25 jaar heeft bereikt. De heer Graux heeft weer een andere oplossing, een meer negatievevan het kiesrecht worden uitgesloten allen, die lezen noch schrijven kunnen. De regeering daarentegen lost het vraag stuk aldus op: het kiesrecht worde afhankelijk gesteld van het bezitten eener eigen woning en het kunnen aantoonen van een zekere mate van bekwaamheid. Nummer vijf is de slotsom, tot welke de conservatieve liberaal Frère-Orban is geko men Van het kiesrecht worden uitgesloten allen, die geen voldoend lager onderwijs hebben genoten. Waar zooveel keuze is, wordt het kiezen zelf moeilijk. Het is den Belgen gegaan, gelijk zeker klassiek dier, dat stond tusschen twee hoopen hooi en niet wist van welken hoop het eerst te proeven. De Belgen hebben elke oplossing onder zocht en zóó lang onderzocht, dat men ze alle even mooi is gaan vinden en men geen uitspraak durft te doen over de eene of andere. Men stelt zich tevreden met redeneeren, het af breken van het eeno stelsel en het hemelhoog verheffen van het andere, wetende dat men toch tot geen uit slag komt. De regeering beklaagt zich daarover niet; zij dringt niet aan op bespoediging der be handeling, op voortvarendheid. Want het is een bekend feit, dat Grondwetsherziening der regee ring vrij onverschilligis. Wanneer men haar slechts ongemoeid laat, is zij dubbel tevreden, want ook zij acht het leven nog te schoon om Het spoedig te verlaten. In de Parijsche Kamer werd door Moreau voorgesteld, een lijst mede te deelen van de se natoren en de kamerleden, die onder den vorm van bezoldiging, presentiegeld, bureaukosten of anderszins gelden uit begrootingsposten genieten. Ondanks het verzet van den Minister van Fi nanciën Tirard, is het amen dement-Moreau bij tweede stemming aangenomen met 309 tegen 59 stemmen. De begroeting voor 1893 is met 407 tegen 15 stemmen aangenomen. Bolswardsche Courant

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 1