MEUBELEN
in de grootste verscheidenheid steeds voorhanden.
A. FABER
s
it
Fisclier,
z
Dames I
Stemmen uit den Vreemde.
GEMENGD NIEUWS.
J. J. VAN DER HOEK,
Appelmarkt, BOLSWARD.
5
s
MEÜBELM AG AZIJN
voor alle standen sints 16 jaar gevestigd op het
NIEUWE MARKTPLEIN.
Tandarts J. F. RUEB.
Tandheelkundige Operatiën-
firma J. JAKLES
bericht aan zjjn geëerde begunstigers dat hij
SneekBolswardHarlingen.
GO
Billijke prijzen!
Nieuw Marktplein,
ver
eigenaardige tint in het bloed van
UJ
ca
LdU
ca
a.
v.
a.
v.
a.
v.
5,15
6,—
5,15
6,—
man,
i den
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az.,
Bolaward.
9,5
9,59
7,—
8,15
8,55
12,30
1,10
2,30
9,25
10,45
11,30
3,20
3,55
5,15
12,15
1,50
2,30
7,15
s-
9,15
6,50
8
8,45
9,—
9,40
9,—
9’40
6,50
8,—
8,45
W
R
an
6-
6,35
7,50
5,5
5,45
7,15
8
9,15
3,30
4,55
5,5
5,45
O
a
Vriéndelijk aanbevelend,
i.
ti
Grootst, Soliedst en meest Concurreerend
Men vergete niet een bezoek te brengen om
prijzen en afwerking te vergelijken.
MEUBELEN eigen fabrikaat, 2 jaar
garantie.
Nadere conditiën worden gaarne door mij ge
geven.
ontvangen heeft
Nieuwe PA ARSEN,
BONTEN,
BUKSKINS,
THIBET'S,
STOFFEN,
MADAPOLAMS,
GRASLINNENS,
en houdt zich tot levering
lijkste aanbevolen.
Solide waar!
Aanbevelend,
MEUBELMAKER.
Bolsward.
-
c» 5
genoegen doet dien schoonen jongen man zijne
fraaie haren te zien beweenen antwoordde de
barbier.
Eenige gevangenen naderden hun makker en
trachtten hem te troosten.
Maar bij stiet hen terug.
Laat mij met rust, bid ik u. Mijn God
mijn God! waarom mij aldus te doen IjjdenHoe
is mijn leven verwoestMijn moed is gebroken!....
Dood mij liever om er een eind aan te maken.
En lang nog weende en klaagde de gevangene,
terwijl de ontstelde barbier met bevende hand
voortging hem de helft van zijn gelaat te scheren
onder het vijandig gemor en gevloek der banne
lingen. Friesche courant.
Ondergeteekende bericht, dat er
vanaf 1 April gedurende 14
dagen eene KNIPCURSUS
zal worden gehouden, volgens de DRESDENER
METHODE, die tot nu toe de gemakkelijkste
en meest voldoende methode is om in zeer kor
ten tijd boven- en onderkleeren op maat te
leeren knippen.
Zij die wenschen aan dien cursus deel te ne
men, worden beleefd verzocht zich vóór 30
Maart aan te geven.
LEEUWARDEN, Nieuwestad G 84.
Te SNEEK te consulteeren eiken Dinsdag
van 9—4 uur, bij den Heer Veltman, Suup-
markt 97, over
't Vullen der Tanden en 't plaatsen van
Kunsttanden.
9,5
9,50
10,5
11,30
7,—
8,15
8,55
Op Zondagen
12,30
1,10
2,30
9,25
10,45
11,30
Nieuwe PIQUE’S
a JOURS,,
MEDIUMS,
CORSETS.
BEDTIJKEN,
DEKENS,
DRILS, enz.
daarvan ten vriende-
{Tijd van Greenwich.)
Op erkdagen
6,—
6,35
7,50
De lastertong is een zwaard, dat met één
slag er drie kwetst: zich zelf, den beleedigde en
den toehoorder.
Er is geen edeler gevoel tot liefdadigheids-
betaon, dan dat van hart tot hart en niet slechts
van beurs tot beurs gaat. Gr. de Hauszonville.
Hoe dikwijls mijmert de mensch over toe
komstig geluk en laat het tegenwoordige voorbij
gaan.
Een heer, die ’s morgens wat heesch sprak
zeide tot een vriendik heb een katarrhe in mijn
keel.
Is ’t niet een kater vroeg de vriend.
De schoenmaker, mevrouw de maat nemende
met een innemend glimlachje: „Mevrouw heeft
bijna geen voet.”
Mevrouw droogjes: „Dat heb ik aan de re
kening nog niet gemerkt.”
Van Sneek
Te Bolsward
Harlingen
Van Harlingen
Te Bolsward
Te Sneek
Van Sneek
Te Bolsward
Harlingen
Van Harlingen
Te Bolsward
Sneek
orberen, leeft nog altijd voort, tot beschaming
van alle geneeskundigen, die soms bij een be
dorven maag met de handen in het haar moch
ten zitten.
Men leest aan het slot van zeker bericht in
een Zuid-Californisch blad
„Het kind is het eerste Hollandsche kind in
de vallei van San Luis geboren. Het bericht is
geschreven door een Deen, gezet door een Mor
moon, de proef is gelezen door een Amerikaan,
het zetsel is in den vorm gezet door een Duit-
scher, het papier gedrukt door een Mexicaan.
Dit geeft een goede voorstelling er van, hoe sa
mengesteld de bevolking van het verre zuidwes
ten is.
Sedert menschenheugenis is er in China niet
zoo’n koude winter geweest. Zelfs de oudste
lieden kunnen zich zoo’n strengen winter niet
herinneren. Dertig jaar geleden lag in Midden-
China ook drie weken lang sneeuw, maar toen
was de koude niet zoo hevig als in dezen winter
en nu ligt de sneeuw ook al zoolang. Op den
eersten Februari zag het er nog volstrekt niet
naar uit, alsof het zou gaan dooien en het daar
zoo ongewone sneeuwkleed zou verdwijnen, en
vooitdurend kwamen van alledeelen vanhetgroote
rijk berichten van zeldzame koude en veel sneeuw.
Groot moet de verwondering der Chineezen in de
zuidelijke havensteden geweest zijn. UitFutschau
wordt bijv, bericht, dat de sneeuwval daar des
avonds om elf uur begon. Toen nu den volgenden
morgen de gestaarte zonen van het Hemelsche
rjjk den een na den ander hun neus buiten de
deur staken, waren zij uitermate verwonderd
over het witte landschap, daar bijna geen hunner
ooit iets dergelijks gezien hadden. „Hiyah, hiyab!”
een uitroep, waarmee zij groote verwondering
uitdrukken, hoorde men telkens opnieuw. Groot
was echter ook weer hun vreugde, als een der
„oude inwoners* kwam verklaren, dat deze
merkwaardige gebeurtenis het toeken was van een
uitstekende en rijken oogst.
In Honkong vormden zich in den prachtigen,
terrasvormigen, planten tuin, die op de helling
van het gebergte ligt, en ook in een groot aantal
particuliere tuinen, tusschen de tropische gewassen
groote ijskegels, wat eveneens een daar nooit
gezien, doch prachtig schouwspel opleverde, dat
door de Chineezen met groote bewondering werd
bekeken en geroemd.
De Chineezen hebben een gebruik, welks
invoering in andere landen geen kwaad zou doen.
Het is namelijk hunne gewoonte, om al hun
schulden bij het begin van het jaar af te doen;
zoodra deze betaald zijn, plaatst hij boven zijn
deur een zeker teeken, waaraan de voorbijgangers
weten, dat niemand iets van hem te vorderen
heeft. Het wordt zelfs als een groote eer beschouwd
om dit teeken het eerst boven zijn deur te kunnen
plaatsen, en hij, die het in de eerste week van
het jaar kan aanbrengen, geniet het vertrouwen
van het publiek en heeft zijn finantieele positie
gevestigd.
Ofschoon een veertien dagen te vroeg wel
licht, moge onderstaand verhaal uit een Ameri-
kaansch blad hier eene plaats vinden.
Robert Hansborough, van Chillicothe, Ohio, is
eigenaar van eene koe die pikzwarte melk geeft.
De koe is van gekruisd Jerseysch en Dun-
hamscb ras, werd geboren op zijne boerderij,
evenals hare moeders en zusters, welke, zonder
ling genoeg, nooit eenige afwijkende bijzonder
heden opleverden in de kleur vau hare melk.
Mollie, zooals dit zonderlinge schepsel genoemd
wordt, heeft vijf of zesmaal gekalfd, en hare
spruiten zijn allen gevoed met zwaï te melk Deze
bevat een tamelijk roomgehalte, hetwelk een
weinig lichter van kleur is dan de melk zelve en
eene boter oplevert die op een mengsel gelijkt
van kootteer en vet. Hoe zonderling het schijnen
moge, is de smaak van deze boter nochthans zeer
goed en wordt door het gezin Hansborough gaarne
gegeten. Aanvankelijk, toen Mollie het eerst ge
molken werd en de melk zwart bleek te zijn,
was iedeieen bang om die te gebruiken, maar
toen haar kalf er geen hinder van bleek te heb
ben en er vet en speelziek van werd, was ook
bij de buisgenooten het vooroordeel spoedig ver
dwenen en werd zelfs de voorkeur gegeven aan
den zwarten room. De eigenaar heeft gedurig
aanzoek van circusmannen en vertooners van
rariteiten, om de koe te koopen, maar hij heeft
hunne aanbiedingen nog steeds van de hand ge
wezen.
Geen harer kalveren heeft de zonderlinge eigen
schap der moeder overgeërfd en de scheikundigen
die de melk hebben onderzocht, verklaren geen
oorzaak te kunnen opgeven van het zonderlinge
verschijnsel. Sommigen schrijven de donkere kleur
toe aan een eigenaardige tint in het bloed van
het rund.
Te Brussel zal in den loop der maand April
eene tentoonstelling van dag- en weekbladen en
tijdschriften worden gehouden. Zij, die een aan
deel willen nemen, moeten f 10 betalen. Hoe meer
exposanten, hoe minder voordeel men zal hebben
van zijn tien gulden, want de inzending zal in de
massa verloren gaan.
Om zeker te zijn dat men bij het doorsnij
den van rails bij een zelfde temperatuur altijd
dezelfde lengte verkrijgt bij afkoeling, maken
Duitsche metaalwerkers gebruik van gekleurde
glazen waardoor men de rails niet kan zien wan
neer zij op een bepaalde temperatuur zijn gebracht.
Het doorsnijden van de rail moet geschieden juist
op het oogenblik dat zij onzichtbaar wordt.
Een rail tot roodgloeihitte gebracht, wordt on
zichtbaar door donderblauw of oranjegele glazen.
Het aan de bezoekers van den Ilarz bekende
gehucht Torfhaus, een paar uur zuidelijk van
Harsburg gelegen, een der hoogste nog bewoonde
punten van de bergketen en een der uitgangs
punten voor beklimmers van den Broeken, is in
de asch gelegd.
Zondagnacht ontstond, ongeveer om half
drie brand in den „salon de rafraichissement* van
den heer J. Olthuis, Rokin 40 te Amsterdam.
Het perceel werd bewoond door den heer Olt
huis met vrouw en vier kinderen en drie com
mensaals.
Door den rook en het geknetter der vlammen
werden de bewoners gewekt, doch toen was het
reeds niet meer mogelijk, langs de trap naar be
neden te vluchten.
Allen begaven zich ongekleed naar de tweede
verdieping, waar ten slotte alle huisgenooten in
de kamer van den commensaal Ten Harmsen bij
een waren.
Redding was, meenden allen niet meer moge
lijk, en het is dan ook alleen aan de flinkheid
van den heer Ten Harmsen te danken, dat bij
dezen brand niet weder menschenlevens zijn ver
loren gegaan. Deze heer wist namelijk, met zeer
veel moeite, van het balcon zijner kamer, het on
geveer een meter lager gelegen venster van het
naastbijaelegen huis bewoond door de firma
Peyser Co. te bereiken hij sloeg de ruiten
in en kwam zoo bij den buurman binnen.
Door zijn krachtige hulp werden nu alle be
woners met de meid mee tien personen
langs denzelfden gevaarlijken weg in veiligheid
gebracht.
De brandweer, die intusschen was aangekomen,
was het vuur binnen een kwartier meester.
De winkel en de eerste verdieping ziju geheel
uitgebrandde bewoners werden liefderijk opge
nomen door de buren. De firma Peyser Co.
heeft veel waterschade geleden. Alles was ver
zekerd.
Uit Utrecht wordt geschreven
Van oudsher heeft het geloof aan bovenna
tuurlijke, althans voor velen onverklaarbare din
gen, ook onder de bevolking van onze stad een
niet geringen aanhang gevonden. Spoken en
geestverschijningen konden hier steeds op eeo
groot en dankbaar publiek rekenen, en het was
vooral in het zoogenaamde „boveneinde* der
stad, dat men geregeld van allerlei akelige nachte
lijke verschijningen, wonderdadige genezingen,enz.
hoorde vertellen. Reeds sinds jaren hoort men
van dergelijke dwaasheden niet meer, maar toch
kan men buiten de Tolsteeg nog vele ouderen van
dagen met eene soort van trots hooren spreken
van den knecht van den ouden heer Deerns
(den vroegeren directeur der begraafplaats) die
de knecht met zijn hocus pocus en zijn
duim in een half uur een verstuikten voet genas,
waarvoor een dokter minstens zes weken noo-
dig had.
In die buurt woonden destijds achter de Pel
molen waar thans het physïologisch labora
torium ongeveer staat ook eene vrouw, die „de
gaaf* had, menschen die aan de huig leden, te gene
zen. Zij trok daartoe aan drie haartjes, die zij
op de kruin van den patient uitkoos, en legde
daarin een knoop. Kaalhoofdigen genas zij ook,
maar hoe, dat was en bleef baar geheim, want
die behandelde zij in het donker
De nagedachtenis van- Kaatje Berlijn, eigenlijk
eene ingezetene van Maarsen, en bij hengelaars
zeer bekend om de gemakkelijkheid, waarmede
zij baarzen en andere slootbewoners wist te ver
schalken, is nog bij velen hier ter stede, waar
zij eene menigte klanten had, in gezegend aan
denken.
Er leven er nog, die nergens baat gevonden
hadden, en die zij van bloedarmoede volkomen
genas, alleen door oplegging der handen en de
verzekerino’, dat hem niets scheelde. En het ver
haal van de merkwaardige genezing eener geheel
„opgegeven* vrouw, die zij tot herstel van eene
maagkwaal een tinnen lepel zand uit den Krom
men Rijn en een boterham met spek toeliet ver-
H A A R EMIL!
De koopman F. las met zichtbare opmerk
zaamheid, doch in een misnoegde stemming in
een sierlijk boekje, dat hij in de kamer van zijn
vijftien-jarig dochtertje had gevonden. Hetgeen
er in stond, gaf een gebouw beeld weer vaneen
jeugdig hart en uit enkele plaatsen was het zelfs
te bemerken, dat dit jonge meisjeshart ook harts
tochtelijke aandoeningen kon hebben. Zoo stond
er bijvoorbeeld ergens in: Neen, zelfs niet
voor al het goud der aarde, zelfs niet voor alle
edelgesteenten geef ik je op, mijn eenige, mijn
verheveneZooeven ontmoette ik hem bij den
kruidenier, waar hij voor zijn vader Limburgsche
kaas haalde. Ik zag, hoe zijn hart in opstand
kwam, tegen zulk een vernederende boodschap,
maar met mannelijke dapperheid, met de hem
eigen beleefdheid deed hij baar toch. O, Emi),
hoe bemin ik je Mama zegt, dat de „arme
ridder* zooveel hield van frambozen-pudding.
Hij eet die ook graag. O, hoe heerlijk zou ik
die voor hem toebereiden, ’s morgens, ’s middags,
’s avonds. Ook hierin openbaart zich zijn voor
name eeest. Hij, die zelf een ridder is in geest
en handelwijze, in dapperheid en edelmoedigheid,
die eet ook slechts ridderlijke spijzen. Slaapwel,
mijn Emil!...* Op een andere plaats stond:
„Ik las vandaag, dat Spaansche meisjes niet zel
den reels op hun veertiende jaar trouwen. Wat
een heerlijk land, waarin men tot de erkenning
gekomen is, dat het niet de jaren zijn, die do
menschen rijp maken, maar de geest. Emil is
pas zeventien, maar rijn gedichten bewijzen mij,
dat hij met de geleerdsten kan wedijveren. Hoe
wonderschoon klinkt dat gedicht, dat hij mij gis
teravond in de hand drukte, toen hij, op last van
zijn vader, de bestelde laarzen bij papa bracht
Gij zonne der zonnen,
Genotbron der bronnen,
Gij roos aller rozen
Bestemd om te kozen,
Gij beheerscht al mijn zinnen,
Slechts u kan ’k minnen.
Wat een geest, wat een vastberadenheid, spreekt
uit die paar regels! Ik beheersch al zijn zinnen
die edele, die goede
Niettegenstaande zijn edelmoedigheid, zijn goed
heid en zijn vastberadenheid, gebeurde heteens,
nadat deze woorden in het boekje waren geschre
ven, dat de jonge man e/m flinke dracht slagen
ontving, en wel met de hand van den papa der
smachtende jonge dame. De heer F. was name
lijk door de openbaring die hij in het boekje van
zijn dochtertje had gelezen, lang niet gesticht, en
daar hij als het voorwerp van haar vroege nei
ging, den zoon van zijn schoenmaker zag aange
wezen, liet hij dezen minnaar, dezen armen rid
der en aardigen-bakvischjes-najager bij zich ko
men, en bracht hem op bovengenoemde eigen
machtige wijze aan het verstand, dat hij zich in
het vervolg van de kleine moest verwijderd hou
den. Ook zijn dochtertje kreeg een ernstige
waarschuwing, die zóó door-en-door werkte, dat
zij er twee dagen lang kiespijn van had. Daarmee
was echter de stoornis, van zijn gemoeds-even-
wicht, door de liefdesbetrekking van zijn dochter
gestoord, doch niet hersteld, want in den namid
dag kreeg hij bezoek van zijn schoenmaker,
mijnheer Richard G., die voor de, zijn zoon aan
gedane onnette behandeling, rekenschap kwam
vragen. De uitslag van dit bezoek was, dat de
heer F. den schoenmaker, ter zake van huisvrede
breuk, aanklaagde.
Aan de behandeling der zaak ontleenen wij
het volgende
Voorzitter: Als verstandig vader had u er
toch tevreden mee moeten zijn, dat mijnheer F.
uw zoon het onzinnige van zijn vrijerij, op deze,
zij het dan wel voelbare wijze onder het oog
bracht.
BeklaagdeMoar da ken ik om de moan niet
inzien, meneer de rechtbank. As meneer d’er
pelzier in het om te sloan, loat-ie dan z’n eige
kindere sloan, moar niet main jonge, die me geld
genogt gekost het, en die ’n heel kaptaal in z'en
hooft het zitteik zou hem best op de tetoon-
stelling van Sjikago kanne loate kaike, en ik
geloof, da’k doarmee 'n oardig sjentje zou ver-
diene De jonge het gestudeerd en het ’t
gebrocht. Hij kan Letijn, zeg ik uwes, waarvan
zoo’n koopman, die niks as wolle goed verkoopt,
niks-niemendal geen begrip het. De ouwe Re-
mijne het-ie allegoar geleze en wat de Grieke
anbelangt, die kan-ie allemoal uit z’n hoofd.
Zoo’n jonge mit zoo’n gezonde geest en zoo’n
kennis die za’k me toch moar niet zoo late rau
sde.
VoorzitterDat is hier nu de zaak niet. In
ieder geval had u de woning van den aanklager,
op diens verlangen moeten verlaten.
BeklaagdeIk wou nog al in vriendskap van
’em skeie. As me nou die Julie, dat is z’n doch
ter, ziet u, zoo verkikkert op ’em is, wat ik
graag wil geloove, omdat-ie zoo’n fameus knappe
jonge is en toch ook ’n toekomst het, vanwegens
z’n beschaafde geleerdigheid, dan kan ze, zei ik
teugen-em, nog een bietje wacbte, tot-ie oud ge
nogt zou zijn geworde en een flinke pessisie had,
wat ook al niet zoo heel lank zal dure. Main
is ’et maisie tot nog toe heel goed bevalle en
lood het ze ook nou, daar het teugeswoerdig een
gestudeerde jonge wel recht op, want zoo’n studie
kost me ook ’n bom duite. Maar denkt uwes, dat
de man d’er op ingong? ’t Kon ’m geen biet
skeie! Hij begon zelfs te skelde en noemde mijn
Emil ’n ezel en een stommert. Dat liep me dan
toch werechtig de spuigate-n-uit en toe heb ik
effetjes een liggie voor ’m opgestoke.
VoorzitterMaakt u het toch kort. U moest
de woning van den aanklager verlaten, maar u
hebt dat niet gedaan, niet waar
BeklaagdeHoe kon ik dat doen, ’t handel
de ommes om zukke gewichtige feuiielje-zoake,
woarbij bij toch ook z’en belang had. ’t Dee me
zelf leed omdat arreme maisie, omdat ze nou een
maal main Emil niet kou vergete. Een goeie
smoak het ze, dat mot gezeit worde.
De zaak eindigde met de veroordeeling van den
beklaagde tot eene boete van 10 gulden.
De volgende aangrijpende schets uit het leven
der Russische bannelingen is ontleend aan een
werk van den Russischen schrijver Lineff, getiteld:
„Te midden der verdoemden.* Wij bevinden ons
in de keuken der bannelingen. Op den drempel
van de wijd geopende deur staat een schild wacht.
Midden in de keuken bemerkt men eenige ge
vangenen, bewaakt door een troep soldaten. Naast
een aanbeeld staat een kleine, bruine man, met
een lang zwart voorschoot. Naast hem is een
persoon, gekleed in een oude versleten uniform
zonder epauletten, de barbier van de gevangenen,
bezig een scheermes te slijpen op een breede le
deren riem, die vastgemaakt is aan het venster
kozijn. Een brigadier en twee wachters brengen
twee lange ketenen aan en werpen ze voor het
aanbeeld.
Welnu, wie zal een goed voorbeeld geven
vraagt de smid op goedhartigen toon.
Ik, als ’t u goed isEenmaal moet ik cr
toch aan gelooven.*
En een jonge man met een prachtig bos zwart
haar, dat in lange lokken langs zijn hals valt,
treedt glimlachend naar voren.
Arme duivel! hij is tot twaalf jaar dwang
arbeid veroordeeld, zegt een gevangene tot een
der bewakers: hij heeft zijn vrouw vermoord.
Het is anders een goede kerel.
De jonge man zet zich op den grond en steekt
de beenen vooruit en onder de kwinkslagen zijner
makkers, die hunne beurt afwachten, neemt de
smid de maat zijner enkels om er de ketens aan
vast te hechten. Men behoeft dan nog slechts de
beide ringen te sluiten door een spijker meteen
verbazenden kop door ieder er van te slaan.
En nu, verroer u niet; let op, zegt de smid
tot den patient, voordat hij met de operatie be
gint en gij bewakers, zorgt er voor, dat hij het
been niet opheft, anders sta ik nergens voor in.
Wees maar gerust, zegt de moordenaar op
een vastberaden toon, ik zal mij niet laten ver
minken.
Ja! die praatjes kennen we; wat doet men al
niet om uit den kerker te komen
Past op! ik begin, riep de smid en hij
zwaaide een grooten, zwaren hamer, waarmee
bij den spijker door den ring dreef.
De minste afwijking van den hamer en het
been van den banneling was veibrjjzeld gewor
den.
Alles ging goed.
De jonge man stond op zijn hoog, breed voor
hoofd en zijn schoon gelaat waren met dikke
zweetdroppels bedekt.
Prachtige armbanden heeft men u daar ge
geven, spotte de gevangene, die de plaats van
den eerste innam.
Praat er niet van, praat er niet van, mak
kers, zei een derde, het ware beter voor ons
opgehangen te worden, dan zulke ringen te
dragen.
Ik spot met die dingen! zei een banneling,
die klaarblijkelijk reeds meer dan cens kennis
met die armbinden gemaakt had. Als ik toch
wilde vluchten, zou ik mij door dat speelgoed
niet laten weerhouden ik zou het als een veer
meedragen.
In dien tijd had de jonge moordenaar, wien
men zoo pas de ketens had aangelegd, op een
schamel voor een venster plaats genomen, in af
wachting van eene nieuwe kwelling.
Wat prachtige haren Wat prachtige haren
riep vol geestdrift de barbier uit, die zijn mes
sleep wat is het jammer die te moeten afknippen.
Als men een schaap scheert, doet men dat
om het voordeel, sprak een gevangene, maar men
scheert ons om ons te vernederen, ons te ont
sieren.
Door ons aldus de helft van het gelaat te
scheren, hernam een grijsaard, doet men ons meer
kwaad dan Siberië en de kerker kunnen doen
men maakt daardoor melaatschen van ons.
Klaagt gij, klaagt gij zeide de brigadier
gjj moogt eerder dankbaar zijn, omdat men u
niet meer biandmerkt; het is nog niet zoo heel
lang geleden
Plotseling weerklonk door de zaal een onbe
dwingbaar snikken. Al de gevangenen zwegen
en keken met medelijden naar den jongen i
wiens schoone lokken onder de schaar van
barbier gevallen waren.
De ongelukkige, die kalm aannezien had, hoe
de smid den hamer zwaaide, en dreigde zijne
beenen te verbrijzelen, snikte als een kind, toen
hem zijn dichte haarbos, waarop hij zoo trotsch
was, ontnomen werd.
Genoeg, vriend, genoeg geweend, zei de
barbier met eene van ontroering trillende stem.
Laat hem uitschreiensmeekten al de an
dere gevangenen,
Als het van mij afhing, ging ik veel liever
dadelijk hier van daandenkt ge dat het mij
n
n
n
p
n
w
n
n
■v
r