s
I»
De duivel op het bal.
i
GEMENGD NIEUWS.
<z>
SneekBolswardHarlingen.
(Tijd van Greenwich.)
al kostbaar
7
hart
van
UJ
ca
a.
v.
a.
v.
7,15
8-
9,15
5,05
5,45
9,—
9,40
9,—
9,40
a.
v.
O P
5,50
6,30
7,50
a.
v.
6,50
8,—
8,45
6,50
8,-
8,45
s
7,15
8,—
*9,15
3,40
5,05
5,45
7,—
8,15
8,55
"to
C
S
5
5,40
O P
5,50
6,30
7,50
«lagen:
12,15
12,55
9,20
10,40
11,20
«1 a
„In-
Groote, het opschrift
„Dit is de weg naar Constantinopel.”
Ontwaak, onvoorzichtige droomer, ontwaak,
want de moorddadige ischoostchik houdt plotseling
zijn slede aan den hoek van het eenzame kerk
hof stil, keert op zijn zitplaats om en maakt
eene beweging om zijn scherpe bijl op te heffen.
OntwaakEen keizerrijk hangt aan,...
Gelukkig is Gospodin Tchort ontwaakt, terwijl
hij eenige woorden over een traktaat mompelt.
Hij is ontwaakt en ziet de hand, die boven zijn
hoofd is uitgestrekt.
Ik eisch uw beurs, roept hem de ischoostchik
toe, toen hij zag dat hij zijn slachtoffer niet in
den slaap kon verworgen.
Wat Gospodin Tchort deed, zou geen sterveling
in de wereld hebben kunnen doen, geen ander
dan Gospodin Tchort. Met een tegenwoordigheid
van geest, sneller dan de gedachte, staat hij in
de slede op, doet zijn masker voor, werpt zijn
pelsjas van zich en vertoont zich in het helsche
costuum, zooals hij in de zaal Botschoi versche
nen was, niet minder vreeselijk bij het maanlicht
dan te midden van den glans der lichten op
het bal.
En ik eisch uw zielantwoordde hij met een
donderende stem.
TchortTchortde duivelriep de ischoostchik
en viel bewusteloos neder tusschen de pooten van
zijn paard.
Gospodin Tchort gaat van de slede, en op een
verachtende wijze den ischoostchik een schop ge
vende, zeide hij op een gebiedenden toon tegen
hem Sta op, hond
Maar de hond bleef onbewegelijk. Gospodin gaf
hem een tweeden schop, maar de hond bleef on
bewegelijk. Gospodin bukt zich, schudt hem bij
den arm, de arm valt slap en krachteloos op
de sneeuw. Gospodin roept bij herhaling den
ischoostchik... tevergeefs legt hij de hand op zijn
harthet klopt niet meer. Hij beschouwt het
gelaat.... bij het maanlicht ziet hij dat het doods
bleek en stijf is, met strakke oogen en geopen-
den mondkortom, zijn vreeselijk gelaat toont
dat de hond dood is.
Hij is dood, morsdood. De ellendige, door een
bijgeloovige vrees bevangen, had zonder twijfel
aan een bovennatuurlijke verschijning geloofd
Hij had zich verbeeld den duivel te zien, die hem
een strik gespannen had en hem voor al zijne
misdaden was komen straffen.
Een meer vreesachtig mensch dan Gospodin
Tchort zou zoo hard hij kon de vlucht genomen
hebben; want het is in Rusland een ernstige, soms
zeer gevaarlijke zaak voor den levende, o n met
een doode of met een gekwetste in aanraking te
komen.
Een minder bij de hand mensch dan Gospodin
zou zeker zeer verlegen geweest zijn wat hij had
moeten doen met den afzichtelijken last, waar
mede hij op zulk een onverwachte wijze achter
bleef. Maar onze duivel was, met zulk een klei-
nigheid.niet verlegen: hij nam spoedig een besluit.
Het paard van de slede snoof, met loshangende
teugels, bedaard op de sneeuw, alsof het eenig
voedsel zocht, dat er toch niet was.
Gospodin bezat de kracht van een Hercules
hij grijpt den ischoostchik bij den arm, werpt hem
dwars op de slede, neemt de zweep, gaat zitten,
roept het paard een puiama (voort) toe, rijdt
naar Suzame waar een politiebureau is, en ter
wijl hij met de zweep klapt, neuriet hij een aria
uit de opera Robert le Diable.
Hij gaat voorbij een of twee van die kleine
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsward
Te Sneek
kin, fijne lippen, bakkebaarden, die ronde wangen
omringen, een knevel, die omgekruld is, zwart
haar, dat van nature krult en het achterhoofd
nauwelijks dekt. Hij springt op en deinst achter
uit Ik geloof waarlijk, dat, als Gospodin Tchort
hem niet bij den arm tegengehouden had, de
majoor voor hem op de knieën zou gevallen zijn.
Het lijk moet geopend worden, zeide Gospodin;
deze man moet het eene of andere ongemak
hebben, dat hij zoo plotseling gestorven is. Breng
mij nu een andere slede, opdat ik terug keere...
ik wil deze niet meer gebruiken. Men brenge
het paard naar de brigade der pompiers en ver-
koope het rijtuig ten voordeele der armen.
Men bracht het eigen rijtuig van den majoor,
waarvoor men in allerijl het beste paard gespan
nen had en op welker bank men zijn besten pels
gelegd had. Gospodin Tchort neemt weder zijn
masker af, bedekt zijn hoofd met zijn muts, maar
verbergt zijn aangezicht geheel en al achter den
kraag van zijn pelsjas.
Gij moet mij naar het steenen gedenkteeken
van Alexander brengen, tegenover Mala-Mallio-
naïa, zeide hij tot den koetsier. Maak voortin
galop
Dit zeggende ging hij in de slede zitten. De
koetsier klapt met de zweep en zij vliegen heen.
Fodor Nicolaïvitch, riep de majoor van politie
op strengen toon, toen de vreemdeling vertrokken
was, het komt mij voor, Nicolaïvitch, hond, dat
gij geen eerbied genoeg betoond hebt aan dezen
doorluchtigen heer. Korporaaldraag zorg dat
Fodor Nicolaïvitch dezen morgen, om acht uur,
tachtig knoetslagen knjge, opdat hij zijne superi
euren Jeere respecteeren.
Nadat de majoor dit vonnis had uitgesproken,
geeuwde hij eens, stak zijn sigaar aan en ging
weder naar bed.
Om acht uur, juist toen de ongelukkige Fodor
begon te kermen bij het ontvangen van zijn les
in de étiquette, kwam de yemstihik, die Gospodin
Tchort naar zijn bestemming gebracht had, aan
het bureau van politie terug.
Dat moet een groot heer zijn, zeide hij, mis
schien wel een adjudant van den Gossudar (keizer.)
Hij heeft mjj een blauw briefje gegeven (een
oriefje van vijf roebels,) en ik heb hem regel
recht naar het winterpaleis zien gaan. Wil je
piet mij drinken, Michiel Prosperovitch En waar
is Fodor ach, die geliefde kameraad krijgt een
lesje met den stok Ach...
De lijkschouwing van den ischoostchik, door
den chirurgijn van de politie gedaan, bewees dat
de ongelukKige reeds lang aan een slagaderbreuk
leed. Bij de hoogte, waarop deze hartkwaal ge
klommen was, was elke plotselinge aandoening
doodelijk en niets was dus meer waarschijnlijk
dan dat de dood veroorzaakt was, door dat hij
zijn ontmoeting voor de verschijning van den
duivel zelven gehouden had. Een omstandig rap
port van het gebeurde, opgemaakt door den
majoor van politie, werd naar het winterpaleis
gezonden. Eenige weken later ontving deze ambte
naar een miniatuurportret in vergulden lijst, een
officier voorstellende, in de uniform van de garde
te paard, met een ster op de borst en het roode
ordelint van St. Andreas. Het gelaat van dezen
officier, ernstig maar schoon, had groote grijze
oogen, een hoog voorhoofd, ronde kin, fijne lippen,
bakkebaarden, die ronde wangen omringden,
een gekrulden knevel, krullend haar e i een kaal
achterhoofd. Onder het portret stond een N.
Stoomdruk Firma B. Cuperus Az. Bolsward.
Van Sneek
Bolsward
Te Harlingen
Van Harlingen
Bolsward
Te Sneek
-------
Slot.
Nu moet gij weten, dat in dezen tijd te St-
Petersburg menigvuldige moorden plaats hadden,
en dan moet gij ook nog weten, dat de meeste
dezer moorden door ischoostchiks, door conduc
teurs van drowski’s of sleden waren gepleegd ge
worden. De vorige week nog was op den top van
den Newski, een dier conducteurs, nadat men
bewezen had dat hij een Duitsch koopman ver
moord had, met den knoet doodgeslagen gewor
den; men had hem overvallen toen hij langs een
gat, dat men in het ijs van de Newa gemaakt
had, tegenover Wasily-Ostron, reed. Om door
dit voorbeeld meer schrik in te boezemen, had
de politie, op hoog bevel, al de ischoostchiks van
St. Petersburg gedwongen om de terechtstelling
bij te wonen. Het gerucht liep dat er onder een
zekere klasse van de ischoostchiks een soort van
verbond van verworgers bestond, zoo als van de
de thugs in Indië.
Men voegde er zelfs bij, dat al de koetsiers van
drowski’s, die uit zeker dorp, dat in de nabijheid
van de hoofdstad lag, kwamen, van hunne vroegste
jeugd af door de partij van den oude van den
Berg of aanhangers van Bohwanie aangeworven
waren, om het vreeselijke beroep van moordenaar
uit te oefenen, en dat zij van de slaperigheid ge
bruik maakten, welke de vinnige koude, bij die
genen verwekte, die zich van hunne rijtuigen be
dienden.
Welnu, deze sombere ischoostchik met rosach-
tigen baard moest zeker een van die moordenaars
zijn, want in plaats van Gospodin Tchort in de
aangewezen richting van het steenen monument
van Alexander I, dat tegenover het winterpaleis
stond, te rijden, richtte hij zich naar de Nove-
Most, of groote ijzeren brug, en van daar naar
het groote kerkhof van Wasily-Ostrow. Ja, de
schurk heeft booze voornemens, want als degene,
dien hij rijdt, niet begonnen was met onvoorzich
tig in te dommelen, dan had bij kunnen zien, hoe
hij eene kleine bijl te voorschijn haalde en den
scherpen kant op den nagel van zijn duim be
proefde en over den schouder een verraderlijken
blik op den vreemdeling wierp, dien hij waar
schijnlijk naar een noodlottig einde reed.
Gospodin Tchort, is gelukkig niet geheel inge
sluimerd, in weerwil van de vermoeienis van het
bal en de slaapverwekkende kracht van zulk een
kouden nacht; maar hij geeft zich aan een droo-
merij over, die hem bijna onverschillig maakt voor
de richting, welke de slede volgt, hetzij naar het
monument van Alexander I, hetzij naar het
kerkhof van Wasily-Ostrow. Hij vergeet in
deze droomerij niet alleen het winterpaleis, maar
ook de Fransche actrices en danseressen, die hij
zoo even bij zich te soupeeren gehad had. Hij is
in zijn verbeelding naar de oevers van den Bos
porus gevoerd; hij beschouwt de bouwkundige
pracht van den vergulden Horen, de torentjes
van Stamboel en de Sophiakerkhij ziet den
padishah van Roum in zijn vergulde boot naar
de zoete wateren afdalenhij verdwaalt tusschen
de kronkelende rivieren van Beresteende tui
nen van het serail staan voor hem open
plotseling komt hij door een van die bekoorlijke
en onverklaarbare veranderingen, die men zoo
menigvuldig in de droomen heeft, op zijne schreden
terug in een stad van Zuid-Rusland, en leest op
eenen paal, aldaar geplaatst door Catherina de
H e r k
9,05
9,45
11,15
7,-
8,15
8,55
1Z n
9,05
9,45
5
5,40
in den brandenden zonneschijn te liggen, ten prooi
aan hyena’s en gieren.
Het is thans bewezen, dat een kinderleven
ongeveer f 1500 waard is. Dezen zomer werd bij
militaire schietoefeningen een zoontje van een
zekeren Broecker gedood. De vader vroeg 2000
mark schadevergoeding. Maar de militaire raad
kende hem 2335 mark toe en hij was daarmede
natuurlijk tevreden.
Een zwendelaar in Duitschland heeft een
prachtig exemplaar gevonden ter staving der
waarheid van de spreuk „De dommen sterven
niet
Jozef Melichen, een metselaar in Kalfstein,
vond eens in een dagblad een advertentie, waarin
een bankierszaak in Weenen een agent zocht,
en Melichen vond het gemakkelijker zich toe te
leggen op den verkoop van loten, dan om te
gaan met kalk en cement. In ’t eerst ging hij
eerlijk te werk, maar hij maakte slechte zaken.
De menschen wilden van zijne loten niets weten.
Toen beproefde hij het met bedrog en gaf allerlei
mogelijke leugentjes ten beste, zooals: de keizer
had, om den armen boerenstand te helpen, de
uitgifte zijner loten bevolen, waarvan op elk
nommer een grooten prijs moest vallen en nu
bloeide zjjn zaakje. Vooral in den boer Andreas
Hechenleitner in Haring vond hij een zeer ge
willig sujet voor zijne zwendelarijen.
Hij bracht bij dezen, voor en na, een massa
loten aan den man, natuurlijk boven de waarde,
en ontving daarvoor gezamenlijk 4180 mark. Dat
was nu nog niet zoo heel erg. Maar op een dag
kwam Melichen met de blijde doch onware tijding,
dat de boer een prijs van 50,000 mark had ge
trokken, waarover hij evenwel eerst in Maart
kon beschikken. Maar deze moest dan aan Me
lichen terstond 786 mark uitbetalen voor den
stempel, wat hij ook deed. Spoedig daarop bracht
de agent de tijding, dat de boer, die bovendien
door zijne papieren reeds sterk was betrokken
bij het bankiershuis, daarin aandeelhouder diende
te worden, wat de keizer ook verlangdehij
moest zijne hoeve verkoopen en in Weenen gaan
wonen. Wilde hij dit niet, dan moest hij tot straf
een regiment soldaten voeden en kleeden, of
hem, den agent, 700 mark betalen.
Hechenleitner hield te veel van zijn hoe^o en
zijn land, en zoo’n heele regiment te eten te geven
onderzoek der justitie, was de kerel heel ver
wonderd, dat men hem in hechtenis zou hodden
voor zoo’n kleinigheid, die door de buren over
dreven was en wijl er zoo iets in elk huishouden
kan gebeuren. Hij was tevens bekommerd, in
dien hij niet thuis was, wie dan zijn vrouw zou
oppassen
Welk goed hart
Zonderlinge zaak. Binnenkort zal er te Frei
burg een zonderling proces bepleit worden. Voor
twee jaar hoorde een werkman die aan de rivier
de Sarine woont, kreten om hulphij liep naar
het water en had het geluk eene vrouw te red
den die van de rotsen was. gevallen welke over
de rivier hangen.
Toen zij kon verhalen wat er gebeurd was,
verklaarde de vrouw Maradan te heeten en een
buitengoed te bewonen dat aan de Sarina lag.
Zij werkte in haren hof toén een persoon haar
kwam spreken hij bracht haar dicht bij de rivier
en stortte haar in de diepte. Haar man was dien
dag naar de markt te Bulle.
Toen deze s avonds thuis kwam, vernam hij
wat er gebeurd was, maar toen men hem zeide,
dat zijne vrouw gered was, verbleekte hij.’s An
derdaags werd hij aangehouden en er begon pen
groot proces. Maradan verscheen voor de assisen
met zijne twee medeplichtigen, de eene een soort
bandiet, die tot alles in staat was, en de meid.
Deze laatste had betrekking met Maradan en zij
had de 200 fr. betaald aan den helper, om mad.
Maradan in ’t water te werpen.
De man, een gevreesde kerel, bekende niets,
’t Is een oude herder, die een mooi fortuin bezit,
men weet echter niet op welke wijze verkregen..
Men verdenkt hem voor twintig jaren een rijken
eigenaar van La Gruyère vermoord te hebben.
In den Mop van het proces heeft men dok het
vermoeden gekregen dat hij zijn eerste vrouw
vermoord heeft. De jury sprak een veroordeelend
vonnis uit en Maradan werd tot 8 jaar, de helper
tot 10 jaar en de meid tot 12 jaar dwangarbeid
veroordeeld.
Het proces, bekend onder den naam van de
misdaad der Neigles, maakte veel opschudding
in het kanton, maar nu was het geheel in de ver
getelheid geraakt.
Eduard Rod, een Fransch romanschrijver,
schreef over die gebeurtenis eene novelle, onder
den titel: „Het huis der misdaden? Dezer dagen
nam een blad van Freiburg dat verhaal over.
Rod had natuurlijk al de namen veranderd,
maar de omstandigheden zijn zoo getrouw weer
gegeven, dat men er zich niet in kan bedriegen
en iedereen begreep dat er kwestie was van de
misdaad van Neigles.
Zoo stonden de zaken toen de galeiboeven van
Freiburg gezonden werden naar de werven van
Brunisried. Naar het sriiijnt, mogen zij daar met
elkander spreken, want Maradan vernam dat l’Ami
du Peuple een belangwekkend feuilleton over ziin
proces bevatte.
De slimme deugniet, die het wetboek op zijn
duim kent, dacht aanstonds dat hij daar gold kon
uit slaan, krachtens het artikel, dat verbiedt een
veroordeelde de misdaad, die hij geboet heeft of
nog boet, te verwijten. Maradan verkreeg een
onderhoud met zijn advocaat en deze heeft aan
stonds een proces op touw gezet tegen 1'A.mi du
Peuple. Hij vraagt in naam van den gelasterden
galeiboef 3000 fr. schadeloosstelling.
Deze zaak zal binnenkort voor de rechtbank
komen. Het mooiste van alles is dat Eduard Rod
van niets weet.
hutten in het bosch, waarde Boulotsniks wonen,
de nachtwachten, met hellebarden gewapend.
Een dier wakers]roept hem half slapende toe:
Wie daar! Hij antwoordtGoed Vriend! en ver
volgt zijn weg. De andere slaapt gerustmen
verschalkt gemakkelijk de waakzaamheid van
deze opzichters der publieke veiligheid, die men
ook wel eens verdacht houdt, dat zij nu en dan
voor eigen rekening een kleinen moord begaan.
Gospodin Tchort mompelde eenige aanmerkingen
binnenmonds over de Boulotsniks in het alge
meen en over deze twee in het bizonder. Het is
duidelijk, zeide hij... Wat?
Hij is bij het bureau van politie aangekomen.
Bij de deur staat een agent met een lange jas
die een kreet van verbazing laat hooren op het
gezicht van een slede, die zoo vreemd beladen
en niet minder vreemd bestuurd wordt.
Getrouw aan het instinkt van zijn beroep, maakt
de agent een beweging om als voorloopige maat
regel den persoon tegen te houden, die stout
genoeg is om een lijk op een slede te vervoeren,
maar Gospodin Tchort stijgt van zijn zitplaats
af, duwt de politieagent zachtjes ter zijde en zegt:
Breng dit lijk binnen, Axenti Ivanovith en
haal mij terstond den majoor van politie.
Mijn naam is Fodor, antwoordt de soldaat, en
wie zijt gij
Stilzegt Gospodin Tchortgehoorzaam en
zwijg!
Zeker is hij, die aldus spreekt, gewoon dat
men naar hem hoort en hem gehoorzaamt, want
de soldaat onderdrukt met een verbaasd gelaat
een gemor, dat hem reeds op de lippen zweefde.
Hij wekt den majoor van politie, die te voor
schijn komt met een zakdoek om zijn houfd ge
wikkeld en zijn uniform half dicht geknoopt over
zijn gestreept flanellen vest.
Schtotakoï? wat is dat? vraagt de majoor van
politie, terwijl hij zijne oogen uitwrijft, die nog
niet goed open waren.
Gospodin Tchort neemt, zonder te wachten
dat men hem vraagt om te gaan zitten, een stoel,
en vertelt met weinig woorden het gebeurde van
den nacht, terwijl hij omtrent zijn masker en
kostuum, door van het bal te spreken waarop
hij geweest was, opheldering geeft. Onder het
spreken is de majoor volkomen wakker geworden
hij schudt met zijn hoofd als een ongeloovige,
en zijn pen in een inktkoker dompelende, begint
hij iets op een gedrukt, formulier te krabbelen.
Van tijd tot tijd ziet hij naar het afzichtelijk lijk,
dat, geheel stijf geworden, op een der bedden
van de wachters ligt uitgestrekt, als een indruk
wekkend getuigenis van de waarheid van het
drama dat men hem vertoont.
Een mooie geschiedenis, zeide hij, het hoofd
hoe langer hoe meer twijfelachtig schuddende;
een mooie geschiedenismaar hoe zal men die
gelooven Dat er een moord begaan is, is zeker.
Wij zullen u aanstonds de handboeien aandoen,
mijn vriend en dan ondervragen.,. Fodor! haal
den chirurgijn, den griffier en de handboeien en
gij, Michel Prosperovitch, neem hem zijn masker af.
Wacht! riep Gospodin Tchort op een meer
gebiedenden toon dan zoo even. Majoor
politiegij zijt een stommerik, zie mij aan.
Hij geeft den beiden soldaten een teeken om
zich te verwijderen, neemt een oogenblik zijn
masker af en doet het dadelijk weder voor. De
majoor van politie springt als door een knoetslag
getroffen op bij den strengen blik, waarmee men
hem aanziet; zijne oogen hebben een schoon ge
laat aanschouwd, een hoog voorhoofd, een ronde
Een curiosum. Onlangs lazen wij in de
bestekken tot aanbesteding van herstellingswer
ken aan de Abdij te MiddelburgUitbreken en
verwijderen van oude en verweerde steenen en
te vervangen door nieuwe van dezelfde soort!
In het dezer dagen verschenen Jaarboekje
voor het notarisambt wordt o. a. vermeld, dat van
1 Nov. 1892 tot 1 Nov. 1893 in ons land 33
candidaat-notarissen zijn benoemd tot notaris.
Op 1 Nov. jl. waren er nog 1178 candidaat-
notarissen, waarvan 255 uit de jaren 18901893
en uit de daaraan voorafgaande tien jaren 418.
Het getal notarissen bedroeg op 1 November jl.
921.
Nabij Montreal, Canada, moeten alle treinen
die de St. Laurens-rivier moeten oversteken, over
een buisvormige brug, waarvan de lengte 1950
meter bedraagtdeze brug is dan ook de langste
van deze soort, die er op den aardbol bestaat.
Daar evenwel de Maatschappij, die deze brug
heeft doen vervaardigen, hare eischen voor den
overtocht veel te hoog stelt (50 franc per rijtuig
en 40 centimen voor iederen reiziger) hebben de
spoorwegmaatschappijen, teneinde zich aan deze
buitensporige eischen te onttrekken, het p!an op
gevat om des winters, wanneer de rivier met ijs
is bedekt, hunne lijnen over dit ijs heen te leggen.
De lengte van dezen, aldus op het ijs rusten
den spoorweg, zou 32000 meter bedragen. Het
werk om dezen overtocht over het ijs iederen
winter te bewerkstelligen is bovendien niet be
langrijk, want men heeft erkend dat het voldoende
is, wanneer de benoodigde balken, door blokken
ijs bevestigd wordenop die balken welke den
ondersten vloer vormen, worden de dwarliggers
en de rails, zooals in de gewone omstandigheden,
bevestigd.
Om alles te doen zitten worden er gaten in
het ijs gemaakt en het water, dat zich midden
tusschen dezen houten rooster, die ontstaat door
de plaatsing van balken en dwarsliggers, ver
spreidt, gaat tot ijs over en maakt in minder dan
vier-en-twintig uren tijds van het geheel een zaam-
gepakte massa.
Men heeft ontdekt, dat de Birkenhead, een
schip dat veertig jaar geleden op de Zuid-Afri-
kaansche kust verging, 300,000 Engelsche sou-
vereigns, dus 3.600,000 gulden aan boord had.
De Engelsche regeering heeft een overeenkomst
gesloten met den ingenieur Bouwman te Johan
nesburg, om te trachten het geld weer te vinden.
De regeering zal daarvoor 2/s van het gevondene
afstaan.
Aan het hof van Negus (Keizer) Menelek
van Abessyniê moeten dezet dagen barbaarsche
gruwelen zijn gepleegd. Voor eenigen tijd werd
er een samenzwering tegen het leven van den kei
zer ontdekt. Verscheidene aanzienlijke personen
van het hof waren daarbij betrokkenmaar om
dat zij invloedrijke mannen waren vergaf de Negus
hun.
Aan een jonkman echter, die van het kom-
plot geweten had en bij de ontdekking gevlucht
was, maar later gevangen genomen werd, vierdde
de keizer zijne woede bot. Hij liet hem, zonder
vorm van proces, de tong en een voet wegnemen.
Daarmee nog niet voldaan, liet de keizer, die
nog wel tot de Christenvorsten gerekend wordt,
hem acht dagen later de rechterhand afhouwen
en hem toen naar de woestijn brengen, om daar
3,20
3,55
5,15
12,20
1,45
2,30
g -
12,15
12,55
2,15
9,20
10,40
11,20
en in de kleeren te steken, scheen hem ook nog
al kostbaardaarom betaalde hij liever de 700
mark. Eenige dagen later kwam de agent echter
reeds weer bij den boer, en verklaarde, dat het
bankiershuis een reden, een geldige reden ver
langde voor zijne weigering, en ingeval hij die
niet kon geven, moest Hechenleitner 500 mark
betalen. Maar nu was het te veel, de zak van
den boer was leeg, hij kon slechts nog 100 mark
betalen. En daarmede bleek de agent niet alleen
tevreden, maar hij kwam nooit weer om iets te
halen doch ook niet om iets te brengen.
In een onzer kleine provinciale bladen was
onlangs een schoolhoofd aan’t woord, zijn artikel
werd o. a. beantwoord door een hoofd.buiten
de school en uit vrees dat dit antwoord weer een
repliek zou uitlokken, plaatste de redactie in
haar blad de volgende correspondentie:
„Hoofden in de school, hoofden buiten de school,
hoofden zonder school, hoofden met een school,
en nog andere hoofden hebben zich hoofdelijk
opgemaakt om kolen vuurs te laden op de hoof
den, die, hoofdig genoeg, de hoofden onzer lezers
van stuk te willen brengen inzake het hoofdstuk
Onderwijs. Tot ons leedwezen is ons hoofd „Z
gezonden stukken" te eng om al die hoofden te
laten praten."
Ruzie om een vet varken. In de gemeente
Lauw, op een uur van Tongeren, woonde sedert
eenigen tijd met zijn vrouw zekere Joannes C. E.,
die vroeger in betrekking was aan den Luik-
Limburger spoorweg, te Vivegnis. Voor eenige
dagen ontstond er twist tusschen de echtelieden
C. E., wegens het verkoopen van twee varkens,
die zij gemest hadden, en waarvan de man, nog
al oploopend van aard, het koste wat het wilde,
zich wilde ontdoen. De vrouw verzette zich echter
tegen het verkoopen van haar varken, dat nog
niet vet genoeg was, en joeg het dier terug naar
zijn stal. Hierop schoot haar man in zulk een
woede, dat hij in het huis een scheermes ging
halen en zijne echtgenoote er mede eene diepe
snede in den hals toebracht, benevens twee won
den aan het hoofd en den arm.
De ongelukkige viel badend in haar bloed en
haar toestand is zeer bedenkelijk. De woestaard
werd onmiddellijk aangehouden en naar de ge
vangenis van Tongeren overgebracht.
’s Anderendaags, verhaalt men, na het tweede
4
ft
5B
j..
V
S
i
it
O
-
fa
2,15
i