s I» De duivel op het bal. i GEMENGD NIEUWS. <z> SneekBolswardHarlingen. (Tijd van Greenwich.) al kostbaar 7 hart van UJ ca a. v. a. v. 7,15 8- 9,15 5,05 5,45 9,— 9,40 9,— 9,40 a. v. O P 5,50 6,30 7,50 a. v. 6,50 8,— 8,45 6,50 8,- 8,45 s 7,15 8,— *9,15 3,40 5,05 5,45 7,— 8,15 8,55 "to C S 5 5,40 O P 5,50 6,30 7,50 «lagen: 12,15 12,55 9,20 10,40 11,20 «1 a „In- Groote, het opschrift „Dit is de weg naar Constantinopel.” Ontwaak, onvoorzichtige droomer, ontwaak, want de moorddadige ischoostchik houdt plotseling zijn slede aan den hoek van het eenzame kerk hof stil, keert op zijn zitplaats om en maakt eene beweging om zijn scherpe bijl op te heffen. OntwaakEen keizerrijk hangt aan,... Gelukkig is Gospodin Tchort ontwaakt, terwijl hij eenige woorden over een traktaat mompelt. Hij is ontwaakt en ziet de hand, die boven zijn hoofd is uitgestrekt. Ik eisch uw beurs, roept hem de ischoostchik toe, toen hij zag dat hij zijn slachtoffer niet in den slaap kon verworgen. Wat Gospodin Tchort deed, zou geen sterveling in de wereld hebben kunnen doen, geen ander dan Gospodin Tchort. Met een tegenwoordigheid van geest, sneller dan de gedachte, staat hij in de slede op, doet zijn masker voor, werpt zijn pelsjas van zich en vertoont zich in het helsche costuum, zooals hij in de zaal Botschoi versche nen was, niet minder vreeselijk bij het maanlicht dan te midden van den glans der lichten op het bal. En ik eisch uw zielantwoordde hij met een donderende stem. TchortTchortde duivelriep de ischoostchik en viel bewusteloos neder tusschen de pooten van zijn paard. Gospodin Tchort gaat van de slede, en op een verachtende wijze den ischoostchik een schop ge vende, zeide hij op een gebiedenden toon tegen hem Sta op, hond Maar de hond bleef onbewegelijk. Gospodin gaf hem een tweeden schop, maar de hond bleef on bewegelijk. Gospodin bukt zich, schudt hem bij den arm, de arm valt slap en krachteloos op de sneeuw. Gospodin roept bij herhaling den ischoostchik... tevergeefs legt hij de hand op zijn harthet klopt niet meer. Hij beschouwt het gelaat.... bij het maanlicht ziet hij dat het doods bleek en stijf is, met strakke oogen en geopen- den mondkortom, zijn vreeselijk gelaat toont dat de hond dood is. Hij is dood, morsdood. De ellendige, door een bijgeloovige vrees bevangen, had zonder twijfel aan een bovennatuurlijke verschijning geloofd Hij had zich verbeeld den duivel te zien, die hem een strik gespannen had en hem voor al zijne misdaden was komen straffen. Een meer vreesachtig mensch dan Gospodin Tchort zou zoo hard hij kon de vlucht genomen hebben; want het is in Rusland een ernstige, soms zeer gevaarlijke zaak voor den levende, o n met een doode of met een gekwetste in aanraking te komen. Een minder bij de hand mensch dan Gospodin zou zeker zeer verlegen geweest zijn wat hij had moeten doen met den afzichtelijken last, waar mede hij op zulk een onverwachte wijze achter bleef. Maar onze duivel was, met zulk een klei- nigheid.niet verlegen: hij nam spoedig een besluit. Het paard van de slede snoof, met loshangende teugels, bedaard op de sneeuw, alsof het eenig voedsel zocht, dat er toch niet was. Gospodin bezat de kracht van een Hercules hij grijpt den ischoostchik bij den arm, werpt hem dwars op de slede, neemt de zweep, gaat zitten, roept het paard een puiama (voort) toe, rijdt naar Suzame waar een politiebureau is, en ter wijl hij met de zweep klapt, neuriet hij een aria uit de opera Robert le Diable. Hij gaat voorbij een of twee van die kleine Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsward Te Sneek kin, fijne lippen, bakkebaarden, die ronde wangen omringen, een knevel, die omgekruld is, zwart haar, dat van nature krult en het achterhoofd nauwelijks dekt. Hij springt op en deinst achter uit Ik geloof waarlijk, dat, als Gospodin Tchort hem niet bij den arm tegengehouden had, de majoor voor hem op de knieën zou gevallen zijn. Het lijk moet geopend worden, zeide Gospodin; deze man moet het eene of andere ongemak hebben, dat hij zoo plotseling gestorven is. Breng mij nu een andere slede, opdat ik terug keere... ik wil deze niet meer gebruiken. Men brenge het paard naar de brigade der pompiers en ver- koope het rijtuig ten voordeele der armen. Men bracht het eigen rijtuig van den majoor, waarvoor men in allerijl het beste paard gespan nen had en op welker bank men zijn besten pels gelegd had. Gospodin Tchort neemt weder zijn masker af, bedekt zijn hoofd met zijn muts, maar verbergt zijn aangezicht geheel en al achter den kraag van zijn pelsjas. Gij moet mij naar het steenen gedenkteeken van Alexander brengen, tegenover Mala-Mallio- naïa, zeide hij tot den koetsier. Maak voortin galop Dit zeggende ging hij in de slede zitten. De koetsier klapt met de zweep en zij vliegen heen. Fodor Nicolaïvitch, riep de majoor van politie op strengen toon, toen de vreemdeling vertrokken was, het komt mij voor, Nicolaïvitch, hond, dat gij geen eerbied genoeg betoond hebt aan dezen doorluchtigen heer. Korporaaldraag zorg dat Fodor Nicolaïvitch dezen morgen, om acht uur, tachtig knoetslagen knjge, opdat hij zijne superi euren Jeere respecteeren. Nadat de majoor dit vonnis had uitgesproken, geeuwde hij eens, stak zijn sigaar aan en ging weder naar bed. Om acht uur, juist toen de ongelukkige Fodor begon te kermen bij het ontvangen van zijn les in de étiquette, kwam de yemstihik, die Gospodin Tchort naar zijn bestemming gebracht had, aan het bureau van politie terug. Dat moet een groot heer zijn, zeide hij, mis schien wel een adjudant van den Gossudar (keizer.) Hij heeft mjj een blauw briefje gegeven (een oriefje van vijf roebels,) en ik heb hem regel recht naar het winterpaleis zien gaan. Wil je piet mij drinken, Michiel Prosperovitch En waar is Fodor ach, die geliefde kameraad krijgt een lesje met den stok Ach... De lijkschouwing van den ischoostchik, door den chirurgijn van de politie gedaan, bewees dat de ongelukKige reeds lang aan een slagaderbreuk leed. Bij de hoogte, waarop deze hartkwaal ge klommen was, was elke plotselinge aandoening doodelijk en niets was dus meer waarschijnlijk dan dat de dood veroorzaakt was, door dat hij zijn ontmoeting voor de verschijning van den duivel zelven gehouden had. Een omstandig rap port van het gebeurde, opgemaakt door den majoor van politie, werd naar het winterpaleis gezonden. Eenige weken later ontving deze ambte naar een miniatuurportret in vergulden lijst, een officier voorstellende, in de uniform van de garde te paard, met een ster op de borst en het roode ordelint van St. Andreas. Het gelaat van dezen officier, ernstig maar schoon, had groote grijze oogen, een hoog voorhoofd, ronde kin, fijne lippen, bakkebaarden, die ronde wangen omringden, een gekrulden knevel, krullend haar e i een kaal achterhoofd. Onder het portret stond een N. Stoomdruk Firma B. Cuperus Az. Bolsward. Van Sneek Bolsward Te Harlingen Van Harlingen Bolsward Te Sneek ------- Slot. Nu moet gij weten, dat in dezen tijd te St- Petersburg menigvuldige moorden plaats hadden, en dan moet gij ook nog weten, dat de meeste dezer moorden door ischoostchiks, door conduc teurs van drowski’s of sleden waren gepleegd ge worden. De vorige week nog was op den top van den Newski, een dier conducteurs, nadat men bewezen had dat hij een Duitsch koopman ver moord had, met den knoet doodgeslagen gewor den; men had hem overvallen toen hij langs een gat, dat men in het ijs van de Newa gemaakt had, tegenover Wasily-Ostron, reed. Om door dit voorbeeld meer schrik in te boezemen, had de politie, op hoog bevel, al de ischoostchiks van St. Petersburg gedwongen om de terechtstelling bij te wonen. Het gerucht liep dat er onder een zekere klasse van de ischoostchiks een soort van verbond van verworgers bestond, zoo als van de de thugs in Indië. Men voegde er zelfs bij, dat al de koetsiers van drowski’s, die uit zeker dorp, dat in de nabijheid van de hoofdstad lag, kwamen, van hunne vroegste jeugd af door de partij van den oude van den Berg of aanhangers van Bohwanie aangeworven waren, om het vreeselijke beroep van moordenaar uit te oefenen, en dat zij van de slaperigheid ge bruik maakten, welke de vinnige koude, bij die genen verwekte, die zich van hunne rijtuigen be dienden. Welnu, deze sombere ischoostchik met rosach- tigen baard moest zeker een van die moordenaars zijn, want in plaats van Gospodin Tchort in de aangewezen richting van het steenen monument van Alexander I, dat tegenover het winterpaleis stond, te rijden, richtte hij zich naar de Nove- Most, of groote ijzeren brug, en van daar naar het groote kerkhof van Wasily-Ostrow. Ja, de schurk heeft booze voornemens, want als degene, dien hij rijdt, niet begonnen was met onvoorzich tig in te dommelen, dan had bij kunnen zien, hoe hij eene kleine bijl te voorschijn haalde en den scherpen kant op den nagel van zijn duim be proefde en over den schouder een verraderlijken blik op den vreemdeling wierp, dien hij waar schijnlijk naar een noodlottig einde reed. Gospodin Tchort, is gelukkig niet geheel inge sluimerd, in weerwil van de vermoeienis van het bal en de slaapverwekkende kracht van zulk een kouden nacht; maar hij geeft zich aan een droo- merij over, die hem bijna onverschillig maakt voor de richting, welke de slede volgt, hetzij naar het monument van Alexander I, hetzij naar het kerkhof van Wasily-Ostrow. Hij vergeet in deze droomerij niet alleen het winterpaleis, maar ook de Fransche actrices en danseressen, die hij zoo even bij zich te soupeeren gehad had. Hij is in zijn verbeelding naar de oevers van den Bos porus gevoerd; hij beschouwt de bouwkundige pracht van den vergulden Horen, de torentjes van Stamboel en de Sophiakerkhij ziet den padishah van Roum in zijn vergulde boot naar de zoete wateren afdalenhij verdwaalt tusschen de kronkelende rivieren van Beresteende tui nen van het serail staan voor hem open plotseling komt hij door een van die bekoorlijke en onverklaarbare veranderingen, die men zoo menigvuldig in de droomen heeft, op zijne schreden terug in een stad van Zuid-Rusland, en leest op eenen paal, aldaar geplaatst door Catherina de H e r k 9,05 9,45 11,15 7,- 8,15 8,55 1Z n 9,05 9,45 5 5,40 in den brandenden zonneschijn te liggen, ten prooi aan hyena’s en gieren. Het is thans bewezen, dat een kinderleven ongeveer f 1500 waard is. Dezen zomer werd bij militaire schietoefeningen een zoontje van een zekeren Broecker gedood. De vader vroeg 2000 mark schadevergoeding. Maar de militaire raad kende hem 2335 mark toe en hij was daarmede natuurlijk tevreden. Een zwendelaar in Duitschland heeft een prachtig exemplaar gevonden ter staving der waarheid van de spreuk „De dommen sterven niet Jozef Melichen, een metselaar in Kalfstein, vond eens in een dagblad een advertentie, waarin een bankierszaak in Weenen een agent zocht, en Melichen vond het gemakkelijker zich toe te leggen op den verkoop van loten, dan om te gaan met kalk en cement. In ’t eerst ging hij eerlijk te werk, maar hij maakte slechte zaken. De menschen wilden van zijne loten niets weten. Toen beproefde hij het met bedrog en gaf allerlei mogelijke leugentjes ten beste, zooals: de keizer had, om den armen boerenstand te helpen, de uitgifte zijner loten bevolen, waarvan op elk nommer een grooten prijs moest vallen en nu bloeide zjjn zaakje. Vooral in den boer Andreas Hechenleitner in Haring vond hij een zeer ge willig sujet voor zijne zwendelarijen. Hij bracht bij dezen, voor en na, een massa loten aan den man, natuurlijk boven de waarde, en ontving daarvoor gezamenlijk 4180 mark. Dat was nu nog niet zoo heel erg. Maar op een dag kwam Melichen met de blijde doch onware tijding, dat de boer een prijs van 50,000 mark had ge trokken, waarover hij evenwel eerst in Maart kon beschikken. Maar deze moest dan aan Me lichen terstond 786 mark uitbetalen voor den stempel, wat hij ook deed. Spoedig daarop bracht de agent de tijding, dat de boer, die bovendien door zijne papieren reeds sterk was betrokken bij het bankiershuis, daarin aandeelhouder diende te worden, wat de keizer ook verlangdehij moest zijne hoeve verkoopen en in Weenen gaan wonen. Wilde hij dit niet, dan moest hij tot straf een regiment soldaten voeden en kleeden, of hem, den agent, 700 mark betalen. Hechenleitner hield te veel van zijn hoe^o en zijn land, en zoo’n heele regiment te eten te geven onderzoek der justitie, was de kerel heel ver wonderd, dat men hem in hechtenis zou hodden voor zoo’n kleinigheid, die door de buren over dreven was en wijl er zoo iets in elk huishouden kan gebeuren. Hij was tevens bekommerd, in dien hij niet thuis was, wie dan zijn vrouw zou oppassen Welk goed hart Zonderlinge zaak. Binnenkort zal er te Frei burg een zonderling proces bepleit worden. Voor twee jaar hoorde een werkman die aan de rivier de Sarine woont, kreten om hulphij liep naar het water en had het geluk eene vrouw te red den die van de rotsen was. gevallen welke over de rivier hangen. Toen zij kon verhalen wat er gebeurd was, verklaarde de vrouw Maradan te heeten en een buitengoed te bewonen dat aan de Sarina lag. Zij werkte in haren hof toén een persoon haar kwam spreken hij bracht haar dicht bij de rivier en stortte haar in de diepte. Haar man was dien dag naar de markt te Bulle. Toen deze s avonds thuis kwam, vernam hij wat er gebeurd was, maar toen men hem zeide, dat zijne vrouw gered was, verbleekte hij.’s An derdaags werd hij aangehouden en er begon pen groot proces. Maradan verscheen voor de assisen met zijne twee medeplichtigen, de eene een soort bandiet, die tot alles in staat was, en de meid. Deze laatste had betrekking met Maradan en zij had de 200 fr. betaald aan den helper, om mad. Maradan in ’t water te werpen. De man, een gevreesde kerel, bekende niets, ’t Is een oude herder, die een mooi fortuin bezit, men weet echter niet op welke wijze verkregen.. Men verdenkt hem voor twintig jaren een rijken eigenaar van La Gruyère vermoord te hebben. In den Mop van het proces heeft men dok het vermoeden gekregen dat hij zijn eerste vrouw vermoord heeft. De jury sprak een veroordeelend vonnis uit en Maradan werd tot 8 jaar, de helper tot 10 jaar en de meid tot 12 jaar dwangarbeid veroordeeld. Het proces, bekend onder den naam van de misdaad der Neigles, maakte veel opschudding in het kanton, maar nu was het geheel in de ver getelheid geraakt. Eduard Rod, een Fransch romanschrijver, schreef over die gebeurtenis eene novelle, onder den titel: „Het huis der misdaden? Dezer dagen nam een blad van Freiburg dat verhaal over. Rod had natuurlijk al de namen veranderd, maar de omstandigheden zijn zoo getrouw weer gegeven, dat men er zich niet in kan bedriegen en iedereen begreep dat er kwestie was van de misdaad van Neigles. Zoo stonden de zaken toen de galeiboeven van Freiburg gezonden werden naar de werven van Brunisried. Naar het sriiijnt, mogen zij daar met elkander spreken, want Maradan vernam dat l’Ami du Peuple een belangwekkend feuilleton over ziin proces bevatte. De slimme deugniet, die het wetboek op zijn duim kent, dacht aanstonds dat hij daar gold kon uit slaan, krachtens het artikel, dat verbiedt een veroordeelde de misdaad, die hij geboet heeft of nog boet, te verwijten. Maradan verkreeg een onderhoud met zijn advocaat en deze heeft aan stonds een proces op touw gezet tegen 1'A.mi du Peuple. Hij vraagt in naam van den gelasterden galeiboef 3000 fr. schadeloosstelling. Deze zaak zal binnenkort voor de rechtbank komen. Het mooiste van alles is dat Eduard Rod van niets weet. hutten in het bosch, waarde Boulotsniks wonen, de nachtwachten, met hellebarden gewapend. Een dier wakers]roept hem half slapende toe: Wie daar! Hij antwoordtGoed Vriend! en ver volgt zijn weg. De andere slaapt gerustmen verschalkt gemakkelijk de waakzaamheid van deze opzichters der publieke veiligheid, die men ook wel eens verdacht houdt, dat zij nu en dan voor eigen rekening een kleinen moord begaan. Gospodin Tchort mompelde eenige aanmerkingen binnenmonds over de Boulotsniks in het alge meen en over deze twee in het bizonder. Het is duidelijk, zeide hij... Wat? Hij is bij het bureau van politie aangekomen. Bij de deur staat een agent met een lange jas die een kreet van verbazing laat hooren op het gezicht van een slede, die zoo vreemd beladen en niet minder vreemd bestuurd wordt. Getrouw aan het instinkt van zijn beroep, maakt de agent een beweging om als voorloopige maat regel den persoon tegen te houden, die stout genoeg is om een lijk op een slede te vervoeren, maar Gospodin Tchort stijgt van zijn zitplaats af, duwt de politieagent zachtjes ter zijde en zegt: Breng dit lijk binnen, Axenti Ivanovith en haal mij terstond den majoor van politie. Mijn naam is Fodor, antwoordt de soldaat, en wie zijt gij Stilzegt Gospodin Tchortgehoorzaam en zwijg! Zeker is hij, die aldus spreekt, gewoon dat men naar hem hoort en hem gehoorzaamt, want de soldaat onderdrukt met een verbaasd gelaat een gemor, dat hem reeds op de lippen zweefde. Hij wekt den majoor van politie, die te voor schijn komt met een zakdoek om zijn houfd ge wikkeld en zijn uniform half dicht geknoopt over zijn gestreept flanellen vest. Schtotakoï? wat is dat? vraagt de majoor van politie, terwijl hij zijne oogen uitwrijft, die nog niet goed open waren. Gospodin Tchort neemt, zonder te wachten dat men hem vraagt om te gaan zitten, een stoel, en vertelt met weinig woorden het gebeurde van den nacht, terwijl hij omtrent zijn masker en kostuum, door van het bal te spreken waarop hij geweest was, opheldering geeft. Onder het spreken is de majoor volkomen wakker geworden hij schudt met zijn hoofd als een ongeloovige, en zijn pen in een inktkoker dompelende, begint hij iets op een gedrukt, formulier te krabbelen. Van tijd tot tijd ziet hij naar het afzichtelijk lijk, dat, geheel stijf geworden, op een der bedden van de wachters ligt uitgestrekt, als een indruk wekkend getuigenis van de waarheid van het drama dat men hem vertoont. Een mooie geschiedenis, zeide hij, het hoofd hoe langer hoe meer twijfelachtig schuddende; een mooie geschiedenismaar hoe zal men die gelooven Dat er een moord begaan is, is zeker. Wij zullen u aanstonds de handboeien aandoen, mijn vriend en dan ondervragen.,. Fodor! haal den chirurgijn, den griffier en de handboeien en gij, Michel Prosperovitch, neem hem zijn masker af. Wacht! riep Gospodin Tchort op een meer gebiedenden toon dan zoo even. Majoor politiegij zijt een stommerik, zie mij aan. Hij geeft den beiden soldaten een teeken om zich te verwijderen, neemt een oogenblik zijn masker af en doet het dadelijk weder voor. De majoor van politie springt als door een knoetslag getroffen op bij den strengen blik, waarmee men hem aanziet; zijne oogen hebben een schoon ge laat aanschouwd, een hoog voorhoofd, een ronde Een curiosum. Onlangs lazen wij in de bestekken tot aanbesteding van herstellingswer ken aan de Abdij te MiddelburgUitbreken en verwijderen van oude en verweerde steenen en te vervangen door nieuwe van dezelfde soort! In het dezer dagen verschenen Jaarboekje voor het notarisambt wordt o. a. vermeld, dat van 1 Nov. 1892 tot 1 Nov. 1893 in ons land 33 candidaat-notarissen zijn benoemd tot notaris. Op 1 Nov. jl. waren er nog 1178 candidaat- notarissen, waarvan 255 uit de jaren 18901893 en uit de daaraan voorafgaande tien jaren 418. Het getal notarissen bedroeg op 1 November jl. 921. Nabij Montreal, Canada, moeten alle treinen die de St. Laurens-rivier moeten oversteken, over een buisvormige brug, waarvan de lengte 1950 meter bedraagtdeze brug is dan ook de langste van deze soort, die er op den aardbol bestaat. Daar evenwel de Maatschappij, die deze brug heeft doen vervaardigen, hare eischen voor den overtocht veel te hoog stelt (50 franc per rijtuig en 40 centimen voor iederen reiziger) hebben de spoorwegmaatschappijen, teneinde zich aan deze buitensporige eischen te onttrekken, het p!an op gevat om des winters, wanneer de rivier met ijs is bedekt, hunne lijnen over dit ijs heen te leggen. De lengte van dezen, aldus op het ijs rusten den spoorweg, zou 32000 meter bedragen. Het werk om dezen overtocht over het ijs iederen winter te bewerkstelligen is bovendien niet be langrijk, want men heeft erkend dat het voldoende is, wanneer de benoodigde balken, door blokken ijs bevestigd wordenop die balken welke den ondersten vloer vormen, worden de dwarliggers en de rails, zooals in de gewone omstandigheden, bevestigd. Om alles te doen zitten worden er gaten in het ijs gemaakt en het water, dat zich midden tusschen dezen houten rooster, die ontstaat door de plaatsing van balken en dwarsliggers, ver spreidt, gaat tot ijs over en maakt in minder dan vier-en-twintig uren tijds van het geheel een zaam- gepakte massa. Men heeft ontdekt, dat de Birkenhead, een schip dat veertig jaar geleden op de Zuid-Afri- kaansche kust verging, 300,000 Engelsche sou- vereigns, dus 3.600,000 gulden aan boord had. De Engelsche regeering heeft een overeenkomst gesloten met den ingenieur Bouwman te Johan nesburg, om te trachten het geld weer te vinden. De regeering zal daarvoor 2/s van het gevondene afstaan. Aan het hof van Negus (Keizer) Menelek van Abessyniê moeten dezet dagen barbaarsche gruwelen zijn gepleegd. Voor eenigen tijd werd er een samenzwering tegen het leven van den kei zer ontdekt. Verscheidene aanzienlijke personen van het hof waren daarbij betrokkenmaar om dat zij invloedrijke mannen waren vergaf de Negus hun. Aan een jonkman echter, die van het kom- plot geweten had en bij de ontdekking gevlucht was, maar later gevangen genomen werd, vierdde de keizer zijne woede bot. Hij liet hem, zonder vorm van proces, de tong en een voet wegnemen. Daarmee nog niet voldaan, liet de keizer, die nog wel tot de Christenvorsten gerekend wordt, hem acht dagen later de rechterhand afhouwen en hem toen naar de woestijn brengen, om daar 3,20 3,55 5,15 12,20 1,45 2,30 g - 12,15 12,55 2,15 9,20 10,40 11,20 en in de kleeren te steken, scheen hem ook nog al kostbaardaarom betaalde hij liever de 700 mark. Eenige dagen later kwam de agent echter reeds weer bij den boer, en verklaarde, dat het bankiershuis een reden, een geldige reden ver langde voor zijne weigering, en ingeval hij die niet kon geven, moest Hechenleitner 500 mark betalen. Maar nu was het te veel, de zak van den boer was leeg, hij kon slechts nog 100 mark betalen. En daarmede bleek de agent niet alleen tevreden, maar hij kwam nooit weer om iets te halen doch ook niet om iets te brengen. In een onzer kleine provinciale bladen was onlangs een schoolhoofd aan’t woord, zijn artikel werd o. a. beantwoord door een hoofd.buiten de school en uit vrees dat dit antwoord weer een repliek zou uitlokken, plaatste de redactie in haar blad de volgende correspondentie: „Hoofden in de school, hoofden buiten de school, hoofden zonder school, hoofden met een school, en nog andere hoofden hebben zich hoofdelijk opgemaakt om kolen vuurs te laden op de hoof den, die, hoofdig genoeg, de hoofden onzer lezers van stuk te willen brengen inzake het hoofdstuk Onderwijs. Tot ons leedwezen is ons hoofd „Z gezonden stukken" te eng om al die hoofden te laten praten." Ruzie om een vet varken. In de gemeente Lauw, op een uur van Tongeren, woonde sedert eenigen tijd met zijn vrouw zekere Joannes C. E., die vroeger in betrekking was aan den Luik- Limburger spoorweg, te Vivegnis. Voor eenige dagen ontstond er twist tusschen de echtelieden C. E., wegens het verkoopen van twee varkens, die zij gemest hadden, en waarvan de man, nog al oploopend van aard, het koste wat het wilde, zich wilde ontdoen. De vrouw verzette zich echter tegen het verkoopen van haar varken, dat nog niet vet genoeg was, en joeg het dier terug naar zijn stal. Hierop schoot haar man in zulk een woede, dat hij in het huis een scheermes ging halen en zijne echtgenoote er mede eene diepe snede in den hals toebracht, benevens twee won den aan het hoofd en den arm. De ongelukkige viel badend in haar bloed en haar toestand is zeer bedenkelijk. De woestaard werd onmiddellijk aangehouden en naar de ge vangenis van Tongeren overgebracht. ’s Anderendaags, verhaalt men, na het tweede 4 ft 5B j.. V S i it O - fa 2,15 i

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1893 | | pagina 4