V. d. KLEI
n zijnde
j n weg.
ze
zen.
dag van GRATIS KOPER uias
5 November
Huivende üaargoïi
OSINGA - GUARD
alle merken vlug en goedkoop
ia
ri
r
OOSTERDIJK
i
HUIZINGAS KAPPERSZAAK
a
vj
II
JLAKKER, BOLSWARD
I
v°ordee!iger
toch
v°°rdeeligerl
Ook voor Heerenkleedlng
Compleet f2.-
's Morgens f 1.50
i reparatie-inrichting
IK
F
BRENNIN KM EIJ ER
BRENNINKMEIJ ER
Ook voor Heerenkleedlng
interessante prijsvraag
een
Arbeid.
Een
„De Kerstnacht”
IN
IMfZCMEV
/TUKKEN
bladen uitge-
geeft op elk
was
hij
-
ARUM.
ito
van S. J. van der Molen, Ids
Wiersma, O. Rijpma, Bauke
van der Sloot en een aardig
muziekstukje.
Een mooL nummer.
de rij, kun-
ïlding maken
igen kalender
te-Oasfabriek
maandblad een mooie hout
snede van aardige landschap
pen, afgewisseld met interi
eurs uit keuken of kamer.
Daarnaast zijn telkens afge-
beeld de bijpassende kook-
of verwarmingsfornulzen en
andere apparaten met gas
verwarming.
Een prachtige uitgevoerde
kalender, in alle opzichten
passende bij het gasbedrijf.
4 1 i
sten in de geschiedenis van
Zuid-Afrika. Nog steeds
staan op den Tafelberg, die
van het eene tot het andere
HEVIGE BOSCHBRAND
ZUID-AFRIKA.
Bij een buitengewoon he-
vigen brand op de hellingen
van den Tafelberg zijn niet
minder dan 400 A 500 H.A.
dennenbosch vernield. De
schade wordt geraamd op
bijna twee millioen gulden.
Men beschouwt dezen
boschbrand als den hevig-
Terwy'l wy in de steden by vriezend weer zoo weinig mogelyk op straat vertoeven, is het
voor de kinderen die in de bergen wonen geen grooter vreugde dan dat echte vriezend weer.
De Ski’s worden voor den dag gehaald en alles wordt vergeten. Op de totoEen leeraar met
een troepje leerlingen tijdens de Ski-lessen
geraakt. Naar verluidt had
een paar hoofdwonden opge-
loópen, welke verwondingen ech
ter niet van ernstigen aard ZOU-
den viin
stoeien wei een boeiende
verschijning Is In het land-
schap, maar niettemin een
gevaarlijk parasiet.
Ook in December dient de
aandacht naar den tuin uit
te gaan, het is P. L. Rusticus,
die hierop attent maakt;
Frans Makkink brengt ons
temidden van de Texeischc
trekvogels, Practicus bepaalt
onze gedachten bij de kamer
planten in December en A.
W. Francken betrekt pns
I»
f
toestellen.
Raden van
nogmaals bij vreedzame
jachtavonturen in Zuid Aus- met als hoofdrijzen 500 foto-
tralie.
Voorts vermelden wij nog
VROFOTIIDICiE SLUITING einde brandt, honderddui- een artikel van Chr. A, C, mooie maandkalender met 12
R
'1
C&A
C&A
(Wordt vervolgd.)
Januari
it-
TRALE
Naar een schilderij van Rubens)
Oudejaarsdag
vanaf I uur ’smiddags gesloten
ter voorbereiding der Balans-Opruiming
laten verloren gaan. Ik ben van plan te gaan kij
ken.
Hij werd onderbroken door zware stappen op den
stoep. Door het stille huis, dat zulke akelige gehei
men binnen zijn muren verborg, klonk luid het
harde kloppen op de deur.
„Gelukkig! Daar zijn ze!” riep Philbrick. „Wacht
even! Ik zal ze inlaten.”
uiawiivviv
ook zeer aanzienlijk.
gereed. De andere liet zijn licht naar alle kanten
ronddansen. Op de trappen waren roode drunpels
en vlekken zichtbaar. Ze leidden in de richting
van het rofrnuis.
„Zou hij in dat fornuis gestopt zijn?” zei Tim. „Dan
zal het wel lang en breed in de kranten komen met
al onze namen erbij!”
„O, alstublieft geen krantenberichtn,” smeekte Phil
brick. „Daar moet ik niets van hebben.... daar
heb ik zoo’n hekel aan!”
„Stil!” beval Ashley. „U moet het nemen, zooals
het valt! Wees stil!”
Philbrick gehoorzaamde; zijn lippen trilden voort
durend, alsof hij in zich zelf liep te prevelen.
Maar de agenten vergisten zich, met te meenen,
dat de oplossing in het fornuis te vinden zou zijn.
De bloedsporen liepen er slechts langs en voorbij
het fornuis lag een grootere plas, van waaruit ze
weer dreigend verder liepen naar den hoek, waar
de piano-krat stond.
„Daar!.... daarheen!” riep Philbrick, „naar de
zelfde plek, waar die Chinees is!”
„Zoo, is dat de kist, waar u het zooeven over gehad
hebt?” vroeg Tim.
„Ja,” antwoordde Ashley, „en daar....”
„Houw uw mond,” beval Tim. „Laat de eigenaar
voor zichzelf praten. Hij weet er allicht meer van
dan een buitenstaander. Is dat de kist, die u be
doelde?”
„We zullen gauw genoeg zien wat het is!”
Ze gingen naar de keuken toe, lieten het zoeklicht] e
over de roode plassen schijnen en vermeden zorg
vuldig er doorheen te loopen. Bibberend kwam de
oude Philbrick achter hen aan. T. Ashley liep het
achterste, zich bewust, dat een of ander verschrik
kelijk geheim weldra aan het licht zou komen. Hij
kon zich nog steeds niet voorstellen, wat het wezen
zou.
In de keuken bleven ze allen staan. Het roode
spoor leidde naar de trap en verdween dan in de
duisternis van het trapgat. Bij het spookachtig
licht van de lamp en het zoeklichtje was het een
akelig en griezelig tooneel.
„Het schijnt wel, alsof iemand daar in dien kelder
is neergeslagen,” meende Tim. „En toen langs de
trap naar boven is gesleept
„Neem me niet kwalijk,” onderbrak hem Ashley.
„Dat spoor reikt niet tot aan de voordeur. Het be
gint er wel dicht bij, maar aan de manier, waarop
de bloedstrepen loopen is te zien, dat iemand of
iets dezen kant uit gesleept is. Dus.
„Dat is voor u misschien een bewijs,” snauwde Tim.
„Maar wij zullen het op ons eigen houtje wel uit
zoeken, zonder uw hulp. Vooruit, we gaan naar be
neden!”
Moedig, hoewel met de noodige voorzorgen welk
verstandig mensch doet dat niet, als zijn leven
misschien op het spel staat? gingen ze achter
elkaar de trap af. Tim hield zijn revolver tot vuren
HOOFDSTUK III.
Het ongelooflijke.
Bleek, bevend en strompelend, een nietig, mager
persoontje in zijn overjas en grooten hoed, zoo ging
de oude Philbrick naar de deur toe. Hij deed ze
stutelig open en zag twee agenten staan. Op den
achtergrond onderscheide hij flauw de omtrekken
van een politieauto, wier koplichten een helderen
stralenbundel wierpen over het Terrace.
„Goeden avond mijnheer,” zei de grootste van de
twee. „Wat is er bij u aan de hand? Hebt u een
indringer in huis?”
„Ja, die hadden we,” antwoordde de oude heer
Philbrick. „Hij lag in mijn kelder te slapen. Maar
wat we nü hebben, dat mag de hemel weten!”
„Wat bedoelt u?” vroeg de andere. „Is hier geen
licht aan te steken?”
„Alleen maar een petroleumlamp. De stroom is af
gesloten. Ik was al op weg naar Florida, maar
„Ja, dat is wel goed! Komt er minder opaan!....
Waar is die man?”
„Hij was in den kelder, zooals ik u zei,” antwoorde
Philbrick. „Maar.
„Kom, laten we de zaak goed begrijpen,” onderbrak
de grootste. „U bent eigenaar van dit hius?”
„Nee.ik huur het alleen maar.van Petar
Barzilen hij
„Aha.... is het eigendom van den ouden Barzil?”
zei de kleinste agent. „Ja, daar ziet het er wel naar
uit! Somber, verwaarloosd en zoo meer. Maar....
dat hindert niet. Laten we nu maar naar den in
dringer kijken.”
De oude Philbrick gedroeg zich gewoonweg hulpe
loos en daarom kwam T. Ashley tusschenbeide
„Laat ik maar even uitleg geven. Deze heer heeft
een geweldige zenuwschok gehad en is niet in
staat, om de zaaK dnideliik uit te leggen. De feiten
komen in het kort hierop neer
Met de lamp nog steeds in de hand, een oogenblik
de vreeselijke bloedsporen en al wat ze te betee-
kenen konden vergetend, verhaalde de de
tective in korte trekken de gebeurenissen van het
laatste uur. Hij vertelde, dat hij, toevallig voorbij
komend, om hulp was gevraagd. De agenten luis
terden aandachtig en met ambtelijk wantrouwen
naar zijn verhaal. Ze waren aan vreemde verhalen
gewend en lieten er zich niet gauw door van streek
brengen. Maar toen Ashley vertelde van den Chi
nees, die in een toestand van verdooving in een
pianokrat gevonden was, ontwaakte hun belang
stelling toch wel.
„Wat? ’n Chinees? In slaap in een pianokrat? Dat
is weer eens wat nieuws!” zei de korte, „vind je
ook niet, Tom? Die is goed, zeg! Misschien is die
kerel doodgewoon dronken of suf van de opium!”
„Hoe komen we naar beneden?” vroeg de andere:
„We willen dien vogel in zijn kooi liefst zoo gauw
mogelijk eens zien.”
„Wacht even! riep Ashley. „Er is nog meer en
naar ik vrees.veel en veel erger!”
„Hoe bedoelt u dat.... erger?”
„Toen we, nadat we het bureau hadden opgebeld,
hier terugkwamen, hoorden we een vreemd geluid
beneoen. Net of er een deur werd dichtgedaan. En
toen vonden we hier in de hal
„Nou, wat dan?” vroeg de grootste. „Dien Chinees
zelfs soms?”
„Neen. We vonden bloed!”
„Bloed?Waar dan?”
T. Ashley liet het licht van de lamp over den vloer
schijnen.
„Kijk zelf maar eens!”
De beide agenten keken. Geen van beiden scheen
nu juist bijzonder ontsteld. Het was voor hen dan
ook geen buitengewoon iets, bloed te zien.
„Zeker aan het vechten geweest!” zei de agent, die
Tom heette. „Hebben jullie het met iemand aan den
stok gehad?”
„Ik....” stotterde Philbrick. „Ik zou niet weten,
met wien!”
„Ik evenmin,” zei Ashley. „Het heele zaakje is voor
ons een onoplosbaar raadsel. We hadden zelf juist
het bloed ontdekt en waren net van plan naar den
kelder te gaan, toen jullie aan de deur klopten.
„O zoo?” vroeg de andere agent, wantrouwend.
„Hm! Het lijkt hier anders wel wat op een slagerij!
Ik wil wedden, Tim, dat hier iemand vermoord is.”
Hij haalde zijn zaklantaarn te voorschijn en Tim
trok zijn revolver uit den holster.
V I