Great wurde docht sear! KAPPIE EN DE KRAAK-KRAKERS Henk Nauta en Zwaantje Heinsma winnen tennistoernooi life Ingerekend, maar niet uitgeteld! Bejaardensoos hield jaarvergadering Marathon Eindhoven Sietse Palstra met pensioen Drokke tiid foar Fügelwacht Wommels e.o. „Stoarm oer Lyts Mankum” wie in great sukses yn Littens Pagina 2 BOLSWARDS NIEUWSBLAD Vader Atze vertelt: - 1 Bijna 49 jaar bij zelfde baas MAKKUM - De tennisvereniging „Makkum” organiseerde afgelopen zaterdag een indoortoumooi voor haar senioren. Achtenveertig dames en heren namen aan dit tennistournooi deel, 's Morgens om acht uur werd begonnen en ’s avonds om kwart over zes waren de finalisten bekend. Henk Nauta won met Zwaantje Heinsma- Van der Molen de eerste prijs. De lange wedstrijd dag werd ’s avonds afgesloten in het hotel „De Prins” met een feestelijke ontmoeting van de leden van de tennisvereniging. Uitslagen: Winnaarsronde: 1. Henk Nauta en Zwaantje Heinsma-van der Molen; 2. Jan Koornstra en Wil de Vries-Maat; 3. Sjoerd Schaaf en Klaske Visser-van Veen; 4. Klaasje de Witte-Amels en Riet v.d. Bles-ten Brink Verliezersronde: 1. Jacob Alkema en Ella Jansen-Suers; 2. Eelke de Vries en Koos Romeijn-Nieuwland; 3. Joop Adema en Ina Bosma-de Wit. Felicitaties werden uitgewisseld, rechts van het net de winnaars Henk Nauta en Zwaantje Heinsma-van der Molen. Links Jan Koornstra en Wil de Vries-Maat die tweede werden. 'L'wV- JL oan £0.110 „Éen flinke het spreek- de buit Jngerekend burgemeester Werkhoven, Ter inleiding Hoogeveen, 27 november 1978 Aan onze kinderen en kleinkinderen vast Welnu dan, luister: Bijnaam It stik yn fjouwer bidriuwen is skreaun troch R. Feenstra. Ynstekker yn Easter- littens wie Sake van der Meer, it kapwurk wie fan Hein Posthumus en de regy wie yn hannen fan Henk Koning üt Winsum. It stik wie prachtich. It waerd tige moai spile. De rollen sieten der goed yn sadat de hiele seal him tige formakke hat. De Littenser spylers en spylsters hawwe in pratte oefene om alles goed nei foaren to bringen. Se binne der yn slagge in stik to bringen dêr’t elkenien fol lof oer is. - gemeente oansprekke oer gifspuitsjen - Yn de hjerst propagandajounen halde - Skoallen oansprekke EASTERLITTENS De snie en gledde diken koene de misnken net thüs- halde fan de toanielütfïering óf- roune sneantojoun op de boppeseal fan Koldyk yn Easterlittens. De buorren en diken, stegen en strjitten wiene wer beriidber sadat de mins- ken nei Albért de winkelman en Wibe de bakkerij koene foar farske bólle en oare lekkere spullen. Ek slach ter Johannes hie noch wol jong fleis sadat gjin minske foarby gie. De boeren wiene de molke ek kwyt hwant Nestlé Boalsert wie tige aktyf. Gerrit Lettinga gie seis mei de trek ker en bussen molke nei Boalsert sadat ek hy rédden wie. Sa en nou it toaniel, „Stoarm oer Lyts Mankum”. Oan ’e ein soenen de bekers noch utrikt oan fynders fan it earste Ijjipaei. Spitiger- nóch wienen de winders net oanwêzich. By de jongerein wie der net ien west dy’t trochjown hie dat er in earste Ijipaei foun hie. Doe bleau de foarsitter net oars dan eltsenien to tankjen foar syn oanwêzigheit. voor Witmarsumer opperwachtmeester. (Wordt vervolgd) - Sjocht men ransülen dan kin men dat trochjaen oan M. van de Valk. - Wikselkasten meitsje, atlaspojekt fan de foriening fan fjildbiology EINDHOVEN - Bij marathon-wedstrij- den om de Sanders cup te Eindhoven op zaterdagavond 10 februari eindigde Wil lem Visser uit Sneek, trainer van de Schaats Training Bolsward op een eer volle zevende plaats. Tevens sleepte de ex-Bolswarder nog een tweetal premie- sprints in de wacht. Bij deze ronden wedstrijd over 40 ronden in de categorie veteranen vormde zich een kopgroep van 5 man. ARUM - De bejaardensoos „Ons Genoegen” kwam bijeen in het Dorpshuis, waar de jaarvergadering werd gehouden. Daar de voorzitter, de heer M. Feenstra door ziekte verhinderd was, leidde de heer D. Faber de vergadering. Na opening kreeg de secretaris de heer J. B. Soederhuysen gelegenheid om het jaarverslag voor te lezen. „Ons Ge noegen” komt in het winterseizoen drie keer per week bijeen in het Dorpshuis om te biljarten. De heer Faber gaf daarna als penningmee ster verslag van het financiële ge deelte. De boekhouding werd in orde bevonden en getekend door de heren D. Spoor en A. Feenstra. De heer Faber wilde zijn funktie als penningmeester liever niet meer doen en voor hem is de heer A. Feenstra gekozen. Verder werd de heer R. Feenstra als tijdelijk voorzitter benoemd. Inmiddels zorgden de dames A. Faber-Roosma en D. Tjeerdema-Adema voor thee met een koekje, wat natuurlijk zeer op prijs werd gesteld; de heer Faber sloot de bijeen komst met een toepasselijk woord. WOMMELS - Tiisdei 6 febrewaris waerd de jierlikse gearkomste hol den fan de Fügelwacht Wommels e.o. De foarsitter koe 16 leden wolkom hjitte op de boppeseal by Seerden. Hjirnei lieten de ponghalder en de skriuwer harren forslach hearre. It die bliken dat it fuorjen dizze winter nochal hwat koste hie, mar dat de helte fan dat jild werom kaem is troch jeften fan Wommelsers. By de bistjürsforkiezing waerd M. Leyenaar mei algemiene stimmen wer kiest sadat hy by wolwêzen wer trije jier syn krêften oan de fügelwacht jaen kin. Yn it skoft waerd de tradisjoniele forlot- ting wer holden mei as prizen ü.o. twa einekuorren oanbean troch Tj. Nijdam en H. Twijnstra. Ek dit jier wiene de lotten samar fuort. Nei it skoft waerd bisletten dat der op 28 april teld wurde sil yn de Brewaerd. Hwa’t meidocht moat om 9 ure by Tj. Nijdam wêze. Dit jier wurdt der op 17 maert in himmeldei holden dy’t organisearre wurde sil troch Doarpsbilang. Fansels sille de fügel- wachters meihelpe. Doe kaem it pro bleem ruilforkaveling oan ’e oarder. Fragen hjiroer sille trochspile wurde op de Alg. Gearkomste fan de BFVW yn Ljouwert. Yn de rounfraech krige it bistjür hiel hwat hüswurk mei. Der moatte mear nestkaskes makke - wurde. De poeier van onze huisdokter had z’n werk gedaan. De griep had me stevig te pakken; het zweet (dat de ambtenaar volgens de volksmond niet spoedig plaagt), doordrenkte de lakens. Vaag hoorde ik nog de klok tien slaan, koffietijd. De laatste klank klonk samen met de zoemtoon van de stofzuiger beneden. Het dromenrijk nam mij op en toverde uit m’n onderbewustzijn me de beelden voor ogen van de uitreiking van de „Tweede Distributiestamkaarten.” Drommen onderduikers toonden tri omfantelijk hun vervalste persoonsbewijzen en leverden de nagemaakte „hoekjes” van oude stamkaarten in. Ze doken weer in de nevel van koortsige gedachten, waarin ik zelf ook diep verzonk, onbewust van dreigend onheil. Plots schoten de dekens van me af en staarden m’n verschrikte blikken naar een uniform. Was dit een grap van een onzer politiemannen, die me kwam opzoeken? Nee, waarlijk geen grap Een onbekende, grijnzende tronie in een S. D. pak informeerde naarstig of ik het was, die hij voor zich had. Dat viel moeilijk te ontkennen. Op mijn wedervraag, wie hij was, klonk het zelfbewuste antwoord: „Ik ben van de Sicherheitsdienst; vertel nu maar gauw, watje hebt uitgevoerd met die „hoekjes”, die je van Brune gekregen hebt!” „Hoekjes”.Brune”. Dus wist hij van hoekjes en wist hij, dat Brune ze mij gegeven had? Wat wist hij nog meer en wat wilde hij nu? Snel flitsten de mogelijkheden door m’n matte brein; zoekend om een uitweg, talm ik met een antwoord en trek de dekens terug. „We hebben Sandstra en Brune al,” hervat Sikke Wolters - want die was het - „haal er nu maar niet om heen, wat is er met de hoekjes gebeurd, waar zijn ze?” „Die heb ik verbrand.” „Verbrand?” „Ja, ik wilde er geen drukte mee hebben, ik heb ze verbrand.” „Allemaal? Er zijn toch van gebruikt. Wie hebben die gekregen? Zeg op!” „Een stuk of vier zijn gebruikt, maar voor wie, dat weet ik niet.” Oan it ein waerd der dan ek omraek klapt. De spylers en spylsters krigen in boskje tulpen mei mimosa. Ek de regis seur de ynstekker ensfh. waerden net forgetten. Nei öfrin koe men noch efkes dounsje op de muzyk fan „The Musicals”. BOLSWARD-In De Doele werd zaterdagavond een afscheidsavond gegeven ter .ere van Sietse Palstra die de daags ervoor de pensioenge rechtigde leeftijd had bereikt. Van die 65 jaar was hij 'bijna 49 jaar werkzaam bij de firma S. H. de Jong, aardappelhandel in Bolsward. De heer Joh. de Jong, de tegenwoordige eigenaar van de aardappelhandel, schetste de verdiensten en de kapaci- teiten van de heer Palstra en bood hem als afscheidskado een boot met aanhangmotor aan. Dit kado viel zeer in de smaak bij de heer Palstra, omdat hij hier altijd al naar had verlangd. Mevrouw Palstra werd ook in de hulde betrokken middels een passend geschenk. Het St. Franciscuskoor, waarin de heer Palstra tenor zingt, zong zaterdagavond twee toepasselijke liederen. Eén en ander werd zeer gewaardeerd door de aanwezigen. De kinderen van de jubilaris gaven de feestvreugde een extra di mensie door het opvoeren van een revue. De kleinkinderen zongen uit volle borst een „aardappellied”. De heer D. Bosma vertelde zijn ervarin gen en belevenissen met de heer Palstra aan de hand van grote tekeningen. De heer Bosma hield een zowel boeiend als interessant betoog. Een gezellig dansje maakte de stemming helemaal kompleet. Tot slot dankte de heer Palstra op een gevoelige wijze voor alles wat zijn echt genote en hem was aangeboden. Naast de gebruikelijke bloemen sprong één kado er toch wel uit, namelijk een 14- daagse vakantie. Toen mijn overgrootvader terugkeerde van de tiendaagse veldtocht in 1830, nam hij als herinnering mee een bronzen kruis, waarop de woorden: „Voor moed, beleid en trouw”. Bewaren wij het niet als een kleinood van ervaring uit een tijd van spanning en strijd? Nog, als onze vingers langs het draaglint glijden, spreekt het ons van de emoties, die de krijgstocht meebracht - en van de blijde thuiskomst na korte afwezigheid. Bij mijn terugkeer uit veertien maanden gevangenschap, nam ik als herinnering mee een kruis van ontbering en ontmoediging (de dwarsbalk) maar ook van hoop en behoud (het rechte hout!) Laten we het bewaren als een kleinood van beleving, uit een tijd van spanning en strijd. Nog, als onze vingers door de grijzende lokken glijden, spreken we over de dagen, „Toen Vader weg was”. „Vertel nog eens van de gevangenschap,” vroegen de jongsten „Een flinke zeeman.herhaalde de stuurman binnens monds, terwijl hij met een verdroomde blik voor zich uit staarde. „Dat is de eerste keer dat iemand zoiets tegen me zegt.Ja, ja!” „Die stuurman wind je om je pink en ringvinger!” fluisterde Priezel vergenoegd tegen de bankdirectrice. „Die zal doen wat je zegt!” „En dat was net de bedoeling!” mompelde Eulalia terug. „Tenslotte moet ik er voor zorgen, dat hij het schip tot zinken brengt! Gelukkig hebben die zeelui niet in de gaten, dat we de goudlading tegen stenen hebben omgewisseld - maar we moeten vlug zijn! Neem die agent mee van boord - en zorg dat je een beetje in de buurt blijft wanneer we varen. Zodra je hoort of ziet, dat de Draak gezonken is, strijkje de verzekeringscenten op! Ik ontmoet je daarna wel om d_ 1 te verdelen!” It wie op in doarpsjoune. Earst hie in toanielselskip in stik spile. Nei ófroun wie der dounsjen. En samar ynienen dounse Anke mei Durk. Se wist seis letter net iens hoe’t it kommen wie. Hy tilde in lokje fan har hier op en lustere har yn ’t ear: „Ik bring dy aensens thüs, goed?” Goed? Dér hoegde hy ommers net nei to freegjen! It wie krekt as fielden har fuotten de flier net mear. Hja sweve en har bloed gounze troch har hiele lea. Durk, hy brocht har thus. Se sil joun yn syn earms lizze. Togearre wêze mei oars gjinien derby. Yn folslein tsjuster by him wêze. Jaloerske minsken seine, dat hy de fam- men naem en se dan weitrape yn ’e drek. 20 „Ik wil weten wat dat voor gedonder is op het achterdek!” riep Kappie door de spreekbuis. „En wat doe je in de kombuis, klont?” „Ik-kik maak kof-koffie!” stotterde de maat terug. „Voor de politieagent. En d-dat gedonder k-komt door de lading g- goud. „De kisten worden momenteel gestouwd!” sprak Eulalia Strever, de stuurman opzij duwend. „Over een uur kunnen we afvaren!” En voor dat Kappie kon antwoorden, sloot ze apparaat. „We?” herhaalde de maat verbaasd. „Wie zijn we?” „Ik ga ook mee!” verklaarde de dame. „Ik wil wel eens zien, hoe zo’n flinke zeeman als jij al moeilijke dingen doet! En bovendien is het een mooie reis! Ik kan meteen m’n vacantie opnemen!” Dy’t der net op klear wiene bleaunen mei in bern sitten. Hy seach der noait wer nei om Mar Anke har bloed jaget sa en se wit dat se har hielendal oan him jaen sil. Folslein! Se wol libje. Se sil libje dizze nacht. Wibe Polstra in broer fan har freondin- tsje dounset nou mei har. Se heart net iens hwat er seit. Durk mei syn hease lüd, syn baernende eagen en syn müle flak by har ear. Syn wêzen is yn har wêzen baernd. „Sil Durk dy joun nei hüs bringe?” fre- get Wibe sêft. „Hast der hwat op tsjin of bist jaloersk?” graut se werom. „Dou moatst it net dwaen, Anke. Nei ien joun wille krijst safolle pine efternei. Sa 'datst tinkst, dat dyn hert yn stikken fait. Ik wit it fan myn aldste suster.” „Aid wiif, ik kin wol op mysels passe!” „Dat kinstou net, toe leau my mar. Dou bist noch fiersten to jong.” „Aide pake!” gniist se. En wer hellet se in glês kola mei tik. ’t It is fêst har tredde al. Toarst hat se, in baernende toarst. Dat Durk har noch net ienkear hwat drinken oanbean hat, kin har neat skele. Hy bringt har thus en sy sil wol meitsje dat er har mei ien kear net wer stikke lit. Hwer is er nou wer? O ja, hy dounset mei Marijke, de nota risdochter. Sjoch ris hoe’t hja him oan- laket. O, se hatet dat fanke. Sa leaf en aerdich tsjin Durk to dwaen. Marijke giet nei de universiteit yn Grins. Dokter wol de dame wurde. Dat is dochs neat foar Durk? Mar sjoch nouris hoe’t hja him de kop mal makket. Se leit him under ’t doun sjen de holle suver op 't skouder. Poeh! Hwat in oanstelster. Se soe wol oan Durk roppe wolle: „Triuw dat fanke fuort, se mient der neat fan! Dou bist dochs fier- stentomin foar har. Mar sy seis dan? Dit fanke is folie kreazer. Nou smyt se sabeare achteleas har glanzgjende krol len nei efteren. Dan hja, Anke, mei har koart knipte prükje slük hier. It is en bliuwt in tin protsje, dêr’t gjin kapper hwat moais fan meitsje kin. Se byt op har neilen as soe har libben der fan öfhingje. Dêr glidet Wibe wer by har lans mei in famke. Hy bücht him nei har oer en ropt: „Neiltsje bite dogge lytse famkes.” O se hatet Wibe, dat hy dat nou krekt „Kom dan maar mee; ik weet het wel. Kom er uit, vlug!” Een krachtterm, een dreiging; de dekens gaan de lucht in. „Ik kan niet mee. Ik ben ziek; vraag maar aan de dokter. Vraag maar aan de burgemeester, die weet wel dat ik ziek ben. Ik kan niet meegaan, geen sprake van.” „De burgemeester staat ook onder bewaking. Ga nu maar even mee naar ’t gemeentehuis. U moet even verhoord worden; is ’t waar wat U vertelt, dan gaat U dan weer naar bed.” Wat is het beste in dit gevalDe lucht staat dreigend. Verder tegenspartelen is tevergeefs. Onlangs is een collega, die er van door ging, neergeschoten Misschien is hij met een kluitje in ’t riet te sturen, straks bij het verhoor. Misschien verneem ik dan meer en valt het mee wat zij weten. Over de pyama trek ik m’n kantoorpak aan. De zondagse schoenen zijn ’t dichtst bij de hand. Een trui, een muts; de winterjas met de kraag over de oren. „En wie van de distributieambtenaren heeft er bij geholpen?” O wee, een nieuwe vraag, wie moet er meer aan geloven? Wie? Er waren méér dan één, die in elk geval verzwegen moeten blijven. Niemand van kantoor mag genoemd, dan halen ze die ook meteen Piet van Tuinen van de uitreikploeg, die heeft de beste kans om weg te zijn, vóór men hem op het spoor is. Een por en een herinnering aan de vraag nopen tot een antwoord. „Van Tuinen was er mee bekend.” „Kom, dan nu eerst naar ’t gemeentehuis.” Op de overloop wachten Moe en Beppe vol angst en protesteren heftig tegen het meegaan. „Ik bel de burgemeester op,” zegt Moe, „dit kan toch zo maar niet.” „Dat zul je wel laten!” Dreigend fel blikken de S. D. ogen van onder de Duitse klep. „Ik doe het tóch! Als ik het tóch doe?” „Dan ruk ik de hele telefoon van de wand en dan ga je zelf ook mee!” Ik tracht hem té bedaren, ’k Zal wel meegaan. „Uw man komt straks terug. Even een verhoor op het gemeentehuis. De auto brengt hem heen en terug.” Slap van de zweetkuur schrijd ik langs het tegelpad hét erf af. Een auto wacht. Een onbekende chauffeur. Brune zit achterin, bewaakt door de Hooiboer Hoe hebben ze Piet Brune zo gauw te pakken gekregen? Is onze „opper” een handlanger van Sikke? Konden we dan geen tip krijgen, dat er gevaar op handen was, zoals we ze meer dan eens zelf hadden doorgegeven? Een bedenkelijk knipoogje is ’t enige contact, wat me met Brune mogelijk is. Sikke nestelt zich tussen ons en commandeert de chauffeur naar ’t gemeentehuis. We zwaaien de Herestraat af, vol gas het dorp in. Op het Kaatsplein passeren we die me blijkbaar niet opmerkt. Als een bruidspaar rijden we tot voor de treden van de gemeentehuisstoep, maar geen galante chauffeur noodt ons met een buiging tot uitstappen. Onder stramme bewaking van de Hooiboer blijven we zitten wachten op wat binnen in ’t gebouw, waar ook de burgemeester nu verscheen, beraadslaagd wordt. We proberen enkele punten te bepraten, maar vertrouwen de chauffeur, wiens onbekende, onbestemde tronie ons niet aanstaat, niet voldoende om vrijuit te spreken. Een minimum woordental is echter genoeg om voorlopig dekking te zoeken tegen de intrige van het komende verhoor. Sikke komt terug; wij stappen niet uit, maar wenden de steven in de richting Makkum, blijkbaar om Van Tuinen op te sporen. Welnu, die kan bijtijds gewaarschuwd en verdwenen zijn. We jagen langs bekende paden; ontmoeten Frits, de kassier van de distributiedienst bij Kievitshorne (heeft hij alarm geslagen bij Van Tuinen?) en koersen recht op Makkum aan. We stoppen bij „Ons Gebouw”, het uitreiklokaal. Sikke er op af; hij komt ras terug, zonder Van Tuinen. Ziezo, dit is mis, die is in veiligheid. Zwijgend rijden we de weg terug naar Witmarsum. Thuis geen mens voor de ramen te zien. Geen zwaai noch blik zelfs ten afscheid is ons gegund. Bij ’t gemeentehuis wordt de Hooiboer afgedankt. Een S.D. kameraad komt de taak van Sikke ver lichten. Op naar Leeuwarden! Wat zal onze reis nog brengen? Voor de middag komen we niet terug. Hwat Durk Pypke bisielde om yn it aid arbeidershüske fan Westra’s pleats efter yn ’t lan to krópen? Pór allinne sünder freonen, frou of faem? Ek net sa jong mear. al twa en tritich jier aid! Kreaze fint om to sjen mei syn bosk dónker krol hier en in swart burdtsje. Eagen as koallen fjór en altyd yn ’e pronk. Né spikerbroeken en slobbertruijen hie Durk net oan. In bytsje heas lód hie er en it wie krekt as wie it ek dat, dat de fammen en ek wol troude froulju sa slij nei him mak ken. Se hoegden him mar efkes oan ’t wurd to hearren, ien eachopslach en se wiene wei fan him. Net allinne de fammen üt it eigen doarp. Ek fier der omhinne koe ne se him allegearre. As er feest yn ’e doarpen wie of yn ’e stêd, Durk wie pre- sint. Nei ófrin brocht er fêst immen nei hüs. Soms lieten dy sleauwe fammen harren feinten rinne foar ien joune mei him. Ek brocht er wolris in troudenien thüs. Hy steurde him der net oan. Se woene net oars, seis mar witte. „Oh ienkear yn syn earms to lizzen,” suchtte it smidsfanke, dêr sil ik foar myn libben genóch oan hawwe.” Se roun Durk efternei, oeral dêr’t se him seach, mar by dat sutrige wentsje yn ’e greiden kaem se net. Dat doarst se net. It waerd Durk oanbrocht fan Anke. Hy lake der hwat om. It bern wie noch mar fyftjin jier. Och, hy hie ’t allang fqrnom- men dat se him oeral efternei roun. Lêstich wie se net en hy bearde mar, dat er har net seach sien moat. Se wol der ek graech mei op- halde. Mar as hja sa yn spanning sit kin se ’t net litte. Sjoch, dêr giet Durk mei Marijke nei in taffeltsje. Hy biedt har in stoel oan. Hwat in fortoaning! Hja giet sitten en hy hel let bier foar himsels en set in romer foar har del. ’t Liket wol konjak. Anke siedt hast. Is ’t net om üt jin fel to springen? Hy hat sein, dat er har joun thüs brin ge sil! Is er dat nou al wer forgetten? Mei gleone eagen sjocht Anke, hoe’t Durk en Marijke de glêzen tsjin elkoar tikje litte. Dêr komt har broer Hotse op har ta. „Hwat mankeart dy, Anke, bist wol goed?” freget er. „Sodemiterje op, hoe soe ik net goed wê ze!” graut se. „Hwerom sitst hjir dan allinne?” Syts en Eelkje sykje om dy Dat moat der ek noch bykomme. Syts en Eelkje har stive deeglike freondinnen. Lit se opwaeije, hja hat gjin forlet fan har. Dêr komme se laitsjende wei oan. „Hea, hwat sitstou hjir üngesellich op in tsjuster hoekje,” beart Syts. „Ik sit hjir goed, nimmen kriget my hjir wei.” „Kom mei, ju,” praet Eelkje, „yvy ha dér sa’n gesellich hoekje. Bearn hat in slok je op en fortelt de moaiste moppen.” Mar Anke wol net, dy bliuwt sitten, dêr’t se sit, tichte by de ütgong. Hjir kin er har net üntkomme, hwant hjir moat hy lans. Dan ynienen stiet hy foar har. Syn ea gen boarje yn harres. O, hwat fielt se har nou slop en healwiis. Se soe fan alles sizze wolle oer Marijke, mar se docht it net. „Kom!” seit er allinne mar. En as yn in dream giet se him efternei. As hja har jaske fan ’e kapstok lókt, sjogge Wibe syn eagen har warskögjend oan. Hja wol net warsköge wurde se wol „Dizze kant üt,” seit Durk. Mar dat is net de wei nei har hüs. Einlings bigrypt se it en yn har greats- kens soe se it wol ütroppe wolle: „Hy nimt my mei nei syn hós, en ik bliuw fannacht by him!” Doe’t se trettjin jier wie dreamde se al fan him. Yn alle romantsjes, dy’t se lies wie Durk de haedpersoan. Dat is mei de jierren net oerbettere. It waerd hieltyd slimmer. Op it smelle modderige paedtsje nei syn hüs pakt er har by de han. ’t Is of der in felle gloede troch har hinne slacht. Sa I soe se wol óren mei him rinne wolle. (Wurdt fuortset) SLUUP' 7“-^ 'a L,

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Bolswards Nieuwsblad nl | 1979 | | pagina 2