Great wurde
docht sear!
KAPPIE EN DE KRAAK-KRAKERS
Henk Nauta en Zwaantje
Heinsma winnen
tennistoernooi
life
Ingerekend,
maar niet uitgeteld!
Bejaardensoos hield
jaarvergadering
Marathon
Eindhoven
Sietse Palstra met
pensioen
Drokke tiid foar
Fügelwacht
Wommels e.o.
„Stoarm oer Lyts
Mankum” wie in
great sukses yn
Littens
Pagina 2
BOLSWARDS NIEUWSBLAD
Vader
Atze
vertelt:
- 1
Bijna 49 jaar bij zelfde baas
MAKKUM - De tennisvereniging „Makkum” organiseerde afgelopen zaterdag
een indoortoumooi voor haar senioren. Achtenveertig dames en heren namen
aan dit tennistournooi deel, 's Morgens om acht uur werd begonnen en ’s avonds
om kwart over zes waren de finalisten bekend. Henk Nauta won met Zwaantje
Heinsma- Van der Molen de eerste prijs. De lange wedstrijd dag werd ’s avonds
afgesloten in het hotel „De Prins” met een feestelijke ontmoeting van de leden
van de tennisvereniging.
Uitslagen: Winnaarsronde: 1. Henk Nauta en Zwaantje Heinsma-van der
Molen; 2. Jan Koornstra en Wil de Vries-Maat; 3. Sjoerd Schaaf en Klaske
Visser-van Veen; 4. Klaasje de Witte-Amels en Riet v.d. Bles-ten Brink
Verliezersronde: 1. Jacob Alkema en Ella Jansen-Suers; 2. Eelke de Vries en
Koos Romeijn-Nieuwland; 3. Joop Adema en Ina Bosma-de Wit.
Felicitaties werden uitgewisseld, rechts van het net de winnaars Henk Nauta en
Zwaantje Heinsma-van der Molen. Links Jan Koornstra en Wil de Vries-Maat
die tweede werden.
'L'wV-
JL
oan
£0.110
„Éen flinke
het spreek-
de buit
Jngerekend
burgemeester Werkhoven,
Ter inleiding
Hoogeveen, 27 november 1978
Aan onze kinderen en kleinkinderen
vast
Welnu dan, luister:
Bijnaam
It stik yn fjouwer bidriuwen is skreaun
troch R. Feenstra. Ynstekker yn Easter-
littens wie Sake van der Meer, it kapwurk
wie fan Hein Posthumus en de regy wie
yn hannen fan Henk Koning üt Winsum.
It stik wie prachtich. It waerd tige moai
spile. De rollen sieten der goed yn sadat
de hiele seal him tige formakke hat. De
Littenser spylers en spylsters hawwe in
pratte oefene om alles goed nei foaren to
bringen. Se binne der yn slagge in stik to
bringen dêr’t elkenien fol lof oer is.
- gemeente oansprekke oer gifspuitsjen
- Yn de hjerst propagandajounen halde
- Skoallen oansprekke
EASTERLITTENS De snie en gledde
diken koene de misnken net thüs-
halde fan de toanielütfïering óf-
roune sneantojoun op de boppeseal
fan Koldyk yn Easterlittens. De
buorren en diken, stegen en strjitten
wiene wer beriidber sadat de mins-
ken nei Albért de winkelman en Wibe
de bakkerij koene foar farske bólle
en oare lekkere spullen. Ek slach
ter Johannes hie noch wol jong fleis
sadat gjin minske foarby gie. De
boeren wiene de molke ek kwyt
hwant Nestlé Boalsert wie tige aktyf.
Gerrit Lettinga gie seis mei de trek
ker en bussen molke nei Boalsert
sadat ek hy rédden wie. Sa en nou it
toaniel, „Stoarm oer Lyts Mankum”.
Oan ’e ein soenen de bekers noch utrikt
oan fynders fan it earste Ijjipaei. Spitiger-
nóch wienen de winders net oanwêzich. By
de jongerein wie der net ien west dy’t
trochjown hie dat er in earste Ijipaei foun
hie. Doe bleau de foarsitter net oars dan
eltsenien to tankjen foar syn oanwêzigheit.
voor Witmarsumer opperwachtmeester.
(Wordt vervolgd)
- Sjocht men ransülen dan kin men dat
trochjaen oan M. van de Valk.
- Wikselkasten meitsje, atlaspojekt fan
de foriening fan fjildbiology
EINDHOVEN - Bij marathon-wedstrij-
den om de Sanders cup te Eindhoven op
zaterdagavond 10 februari eindigde Wil
lem Visser uit Sneek, trainer van de
Schaats Training Bolsward op een eer
volle zevende plaats. Tevens sleepte de
ex-Bolswarder nog een tweetal premie-
sprints in de wacht. Bij deze ronden
wedstrijd over 40 ronden in de categorie
veteranen vormde zich een kopgroep van
5 man.
ARUM - De bejaardensoos „Ons
Genoegen” kwam bijeen in het
Dorpshuis, waar de jaarvergadering
werd gehouden. Daar de voorzitter,
de heer M. Feenstra door ziekte
verhinderd was, leidde de heer D.
Faber de vergadering. Na opening
kreeg de secretaris de heer J. B.
Soederhuysen gelegenheid om het
jaarverslag voor te lezen. „Ons Ge
noegen” komt in het winterseizoen
drie keer per week bijeen in het
Dorpshuis om te biljarten. De heer
Faber gaf daarna als penningmee
ster verslag van het financiële ge
deelte. De boekhouding werd in orde
bevonden en getekend door de heren
D. Spoor en A. Feenstra.
De heer Faber wilde zijn funktie als
penningmeester liever niet meer doen en
voor hem is de heer A. Feenstra gekozen.
Verder werd de heer R. Feenstra als
tijdelijk voorzitter benoemd. Inmiddels
zorgden de dames A. Faber-Roosma en
D. Tjeerdema-Adema voor thee met een
koekje, wat natuurlijk zeer op prijs werd
gesteld; de heer Faber sloot de bijeen
komst met een toepasselijk woord.
WOMMELS - Tiisdei 6 febrewaris
waerd de jierlikse gearkomste hol
den fan de Fügelwacht Wommels e.o.
De foarsitter koe 16 leden wolkom
hjitte op de boppeseal by Seerden.
Hjirnei lieten de ponghalder en de
skriuwer harren forslach hearre. It
die bliken dat it fuorjen dizze winter
nochal hwat koste hie, mar dat de
helte fan dat jild werom kaem is
troch jeften fan Wommelsers.
By de bistjürsforkiezing waerd M.
Leyenaar mei algemiene stimmen wer
kiest sadat hy by wolwêzen wer trije jier
syn krêften oan de fügelwacht jaen kin.
Yn it skoft waerd de tradisjoniele forlot-
ting wer holden mei as prizen ü.o. twa
einekuorren oanbean troch Tj. Nijdam
en H. Twijnstra. Ek dit jier wiene de
lotten samar fuort. Nei it skoft waerd
bisletten dat der op 28 april teld wurde
sil yn de Brewaerd. Hwa’t meidocht moat
om 9 ure by Tj. Nijdam wêze. Dit jier
wurdt der op 17 maert in himmeldei
holden dy’t organisearre wurde sil troch
Doarpsbilang. Fansels sille de fügel-
wachters meihelpe. Doe kaem it pro
bleem ruilforkaveling oan ’e oarder.
Fragen hjiroer sille trochspile wurde op
de Alg. Gearkomste fan de BFVW yn
Ljouwert. Yn de rounfraech krige it
bistjür hiel hwat hüswurk mei.
Der moatte mear nestkaskes makke
- wurde.
De poeier van onze huisdokter had z’n werk gedaan. De griep
had me stevig te pakken; het zweet (dat de ambtenaar volgens
de volksmond niet spoedig plaagt), doordrenkte de lakens.
Vaag hoorde ik nog de klok tien slaan, koffietijd. De laatste
klank klonk samen met de zoemtoon van de stofzuiger beneden.
Het dromenrijk nam mij op en toverde uit m’n onderbewustzijn
me de beelden voor ogen van de uitreiking van de „Tweede
Distributiestamkaarten.” Drommen onderduikers toonden tri
omfantelijk hun vervalste persoonsbewijzen en leverden de
nagemaakte „hoekjes” van oude stamkaarten in.
Ze doken weer in de nevel van koortsige gedachten, waarin ik
zelf ook diep verzonk, onbewust van dreigend onheil.
Plots schoten de dekens van me af en staarden m’n verschrikte
blikken naar een uniform. Was dit een grap van een onzer
politiemannen, die me kwam opzoeken?
Nee, waarlijk geen grap
Een onbekende, grijnzende tronie in een S. D. pak informeerde
naarstig of ik het was, die hij voor zich had. Dat viel moeilijk te
ontkennen. Op mijn wedervraag, wie hij was, klonk het
zelfbewuste antwoord: „Ik ben van de Sicherheitsdienst; vertel
nu maar gauw, watje hebt uitgevoerd met die „hoekjes”, die je
van Brune gekregen hebt!”
„Hoekjes”.Brune”.
Dus wist hij van hoekjes en wist hij, dat Brune ze mij gegeven
had?
Wat wist hij nog meer en wat wilde hij nu?
Snel flitsten de mogelijkheden door m’n matte brein; zoekend
om een uitweg, talm ik met een antwoord en trek de dekens
terug.
„We hebben Sandstra en Brune al,” hervat Sikke Wolters -
want die was het - „haal er nu maar niet om heen, wat is er met
de hoekjes gebeurd, waar zijn ze?”
„Die heb ik verbrand.”
„Verbrand?”
„Ja, ik wilde er geen drukte mee hebben, ik heb ze verbrand.”
„Allemaal? Er zijn toch van gebruikt. Wie hebben die gekregen?
Zeg op!”
„Een stuk of vier zijn gebruikt, maar voor wie, dat weet ik niet.”
Oan it ein waerd der dan ek omraek
klapt. De spylers en spylsters krigen in
boskje tulpen mei mimosa. Ek de regis
seur de ynstekker ensfh. waerden net
forgetten.
Nei öfrin koe men noch efkes dounsje op
de muzyk fan „The Musicals”.
BOLSWARD-In De Doele werd
zaterdagavond een afscheidsavond
gegeven ter .ere van Sietse Palstra
die de daags ervoor de pensioenge
rechtigde leeftijd had bereikt. Van
die 65 jaar was hij 'bijna 49 jaar
werkzaam bij de firma S. H. de Jong,
aardappelhandel in Bolsward. De
heer Joh. de Jong, de tegenwoordige
eigenaar van de aardappelhandel,
schetste de verdiensten en de kapaci-
teiten van de heer Palstra en bood
hem als afscheidskado een boot met
aanhangmotor aan. Dit kado viel
zeer in de smaak bij de heer Palstra,
omdat hij hier altijd al naar had
verlangd. Mevrouw Palstra werd ook
in de hulde betrokken middels een
passend geschenk.
Het St. Franciscuskoor, waarin de heer
Palstra tenor zingt, zong zaterdagavond
twee toepasselijke liederen. Eén en
ander werd zeer gewaardeerd door de
aanwezigen. De kinderen van de jubilaris
gaven de feestvreugde een extra di
mensie door het opvoeren van een revue.
De kleinkinderen zongen uit volle borst
een „aardappellied”.
De heer D. Bosma vertelde zijn ervarin
gen en belevenissen met de heer Palstra
aan de hand van grote tekeningen. De
heer Bosma hield een zowel boeiend als
interessant betoog. Een gezellig dansje
maakte de stemming helemaal kompleet.
Tot slot dankte de heer Palstra op een
gevoelige wijze voor alles wat zijn echt
genote en hem was aangeboden. Naast
de gebruikelijke bloemen sprong één
kado er toch wel uit, namelijk een 14-
daagse vakantie.
Toen mijn overgrootvader terugkeerde van de tiendaagse
veldtocht in 1830, nam hij als herinnering mee een bronzen
kruis, waarop de woorden: „Voor moed, beleid en trouw”.
Bewaren wij het niet als een kleinood van ervaring uit een tijd
van spanning en strijd?
Nog, als onze vingers langs het draaglint glijden, spreekt het ons
van de emoties, die de krijgstocht meebracht - en van de blijde
thuiskomst na korte afwezigheid.
Bij mijn terugkeer uit veertien maanden gevangenschap, nam ik
als herinnering mee een kruis van ontbering en ontmoediging
(de dwarsbalk) maar ook van hoop en behoud (het rechte hout!)
Laten we het bewaren als een kleinood van beleving, uit een tijd
van spanning en strijd.
Nog, als onze vingers door de grijzende lokken glijden, spreken
we over de dagen, „Toen Vader weg was”.
„Vertel nog eens van de gevangenschap,” vroegen de
jongsten
„Een flinke zeeman.herhaalde de stuurman binnens
monds, terwijl hij met een verdroomde blik voor zich uit
staarde. „Dat is de eerste keer dat iemand zoiets tegen me
zegt.Ja, ja!”
„Die stuurman wind je om je pink en ringvinger!” fluisterde
Priezel vergenoegd tegen de bankdirectrice. „Die zal doen
wat je zegt!”
„En dat was net de bedoeling!” mompelde Eulalia terug.
„Tenslotte moet ik er voor zorgen, dat hij het schip tot
zinken brengt! Gelukkig hebben die zeelui niet in de gaten,
dat we de goudlading tegen stenen hebben omgewisseld -
maar we moeten vlug zijn! Neem die agent mee van boord -
en zorg dat je een beetje in de buurt blijft wanneer we varen.
Zodra je hoort of ziet, dat de Draak gezonken is, strijkje de
verzekeringscenten op! Ik ontmoet je daarna wel om d_ 1
te verdelen!”
It wie op in doarpsjoune. Earst hie in
toanielselskip in stik spile. Nei ófroun
wie der dounsjen.
En samar ynienen dounse Anke mei
Durk. Se wist seis letter net iens hoe’t
it kommen wie. Hy tilde in lokje fan har
hier op en lustere har yn ’t ear: „Ik
bring dy aensens thüs, goed?”
Goed? Dér hoegde hy ommers net nei
to freegjen! It wie krekt as fielden har
fuotten de flier net mear. Hja sweve en
har bloed gounze troch har hiele lea.
Durk, hy brocht har thus. Se sil joun yn
syn earms lizze.
Togearre wêze mei oars gjinien derby.
Yn folslein tsjuster by him wêze.
Jaloerske minsken seine, dat hy de fam-
men naem en se dan weitrape yn ’e drek.
20 „Ik wil weten wat dat voor gedonder is op het
achterdek!” riep Kappie door de spreekbuis. „En wat doe je
in de kombuis, klont?”
„Ik-kik maak kof-koffie!” stotterde de maat terug. „Voor de
politieagent. En d-dat gedonder k-komt door de lading g-
goud.
„De kisten worden momenteel gestouwd!” sprak Eulalia
Strever, de stuurman opzij duwend. „Over een uur kunnen
we afvaren!”
En voor dat Kappie kon antwoorden, sloot ze
apparaat.
„We?” herhaalde de maat verbaasd. „Wie zijn we?”
„Ik ga ook mee!” verklaarde de dame. „Ik wil wel eens zien,
hoe zo’n flinke zeeman als jij al moeilijke dingen doet! En
bovendien is het een mooie reis! Ik kan meteen m’n vacantie
opnemen!”
Dy’t der net op klear wiene bleaunen
mei in bern sitten. Hy seach der noait
wer nei om
Mar Anke har bloed jaget sa en se wit
dat se har hielendal oan him jaen sil.
Folslein!
Se wol libje. Se sil libje dizze nacht.
Wibe Polstra in broer fan har freondin-
tsje dounset nou mei har. Se heart net
iens hwat er seit.
Durk mei syn hease lüd, syn baernende
eagen en syn müle flak by har ear. Syn
wêzen is yn har wêzen baernd.
„Sil Durk dy joun nei hüs bringe?” fre-
get Wibe sêft.
„Hast der hwat op tsjin of bist jaloersk?”
graut se werom.
„Dou moatst it net dwaen, Anke. Nei ien
joun wille krijst safolle pine efternei. Sa
'datst tinkst, dat dyn hert yn stikken fait.
Ik wit it fan myn aldste suster.”
„Aid wiif, ik kin wol op mysels passe!”
„Dat kinstou net, toe leau my mar. Dou
bist noch fiersten to jong.”
„Aide pake!” gniist se.
En wer hellet se in glês kola mei tik. ’t
It is fêst har tredde al. Toarst hat se, in
baernende toarst.
Dat Durk har noch net ienkear hwat
drinken oanbean hat, kin har neat skele.
Hy bringt har thus en sy sil wol meitsje
dat er har mei ien kear net wer stikke
lit.
Hwer is er nou wer?
O ja, hy dounset mei Marijke, de nota
risdochter. Sjoch ris hoe’t hja him oan-
laket. O, se hatet dat fanke. Sa leaf en
aerdich tsjin Durk to dwaen. Marijke
giet nei de universiteit yn Grins. Dokter
wol de dame wurde.
Dat is dochs neat foar Durk?
Mar sjoch nouris hoe’t hja him de kop
mal makket. Se leit him under ’t doun
sjen de holle suver op 't skouder. Poeh!
Hwat in oanstelster. Se soe wol oan Durk
roppe wolle: „Triuw dat fanke fuort, se
mient der neat fan! Dou bist dochs fier-
stentomin foar har. Mar sy seis dan?
Dit fanke is folie kreazer. Nou smyt se
sabeare achteleas har glanzgjende krol
len nei efteren.
Dan hja, Anke, mei har koart knipte
prükje slük hier. It is en bliuwt in tin
protsje, dêr’t gjin kapper hwat moais fan
meitsje kin. Se byt op har neilen as soe
har libben der fan öfhingje.
Dêr glidet Wibe wer by har lans mei in
famke. Hy bücht him nei har oer en
ropt: „Neiltsje bite dogge lytse famkes.”
O se hatet Wibe, dat hy dat nou krekt
„Kom dan maar mee; ik weet het wel. Kom er uit, vlug!” Een
krachtterm, een dreiging; de dekens gaan de lucht in.
„Ik kan niet mee. Ik ben ziek; vraag maar aan de dokter. Vraag
maar aan de burgemeester, die weet wel dat ik ziek ben. Ik kan
niet meegaan, geen sprake van.”
„De burgemeester staat ook onder bewaking. Ga nu maar even
mee naar ’t gemeentehuis. U moet even verhoord worden; is ’t
waar wat U vertelt, dan gaat U dan weer naar bed.”
Wat is het beste in dit gevalDe lucht staat dreigend. Verder
tegenspartelen is tevergeefs. Onlangs is een collega, die er van
door ging, neergeschoten
Misschien is hij met een kluitje in ’t riet te sturen, straks bij het
verhoor. Misschien verneem ik dan meer en valt het mee wat zij
weten. Over de pyama trek ik m’n kantoorpak aan. De zondagse
schoenen zijn ’t dichtst bij de hand. Een trui, een muts; de
winterjas met de kraag over de oren.
„En wie van de distributieambtenaren heeft er bij geholpen?” O
wee, een nieuwe vraag, wie moet er meer aan geloven? Wie? Er
waren méér dan één, die in elk geval verzwegen moeten blijven.
Niemand van kantoor mag genoemd, dan halen ze die ook
meteen Piet van Tuinen van de uitreikploeg, die heeft de
beste kans om weg te zijn, vóór men hem op het spoor is.
Een por en een herinnering aan de vraag nopen tot een
antwoord.
„Van Tuinen was er mee bekend.”
„Kom, dan nu eerst naar ’t gemeentehuis.”
Op de overloop wachten Moe en Beppe vol angst en protesteren
heftig tegen het meegaan.
„Ik bel de burgemeester op,” zegt Moe, „dit kan toch zo maar
niet.”
„Dat zul je wel laten!” Dreigend fel blikken de S. D. ogen van
onder de Duitse klep.
„Ik doe het tóch! Als ik het tóch doe?”
„Dan ruk ik de hele telefoon van de wand en dan ga je zelf ook
mee!”
Ik tracht hem té bedaren, ’k Zal wel meegaan.
„Uw man komt straks terug. Even een verhoor op het
gemeentehuis. De auto brengt hem heen en terug.”
Slap van de zweetkuur schrijd ik langs het tegelpad hét erf af.
Een auto wacht. Een onbekende chauffeur.
Brune zit achterin, bewaakt door de Hooiboer
Hoe hebben ze Piet Brune zo gauw te pakken gekregen? Is
onze „opper” een handlanger van Sikke? Konden we dan geen
tip krijgen, dat er gevaar op handen was, zoals we ze meer dan
eens zelf hadden doorgegeven?
Een bedenkelijk knipoogje is ’t enige contact, wat me met Brune
mogelijk is.
Sikke nestelt zich tussen ons en commandeert de chauffeur naar
’t gemeentehuis. We zwaaien de Herestraat af, vol gas het dorp
in. Op het Kaatsplein passeren we
die me blijkbaar niet opmerkt.
Als een bruidspaar rijden we tot voor de treden van de
gemeentehuisstoep, maar geen galante chauffeur noodt ons met
een buiging tot uitstappen. Onder stramme bewaking van de
Hooiboer blijven we zitten wachten op wat binnen in ’t gebouw,
waar ook de burgemeester nu verscheen, beraadslaagd wordt.
We proberen enkele punten te bepraten, maar vertrouwen de
chauffeur, wiens onbekende, onbestemde tronie ons niet
aanstaat, niet voldoende om vrijuit te spreken. Een minimum
woordental is echter genoeg om voorlopig dekking te zoeken
tegen de intrige van het komende verhoor.
Sikke komt terug; wij stappen niet uit, maar wenden de steven
in de richting Makkum, blijkbaar om Van Tuinen op te sporen.
Welnu, die kan bijtijds gewaarschuwd en verdwenen zijn.
We jagen langs bekende paden; ontmoeten Frits, de kassier van
de distributiedienst bij Kievitshorne (heeft hij alarm geslagen
bij Van Tuinen?) en koersen recht op Makkum aan. We stoppen
bij „Ons Gebouw”, het uitreiklokaal. Sikke er op af; hij komt ras
terug, zonder Van Tuinen. Ziezo, dit is mis, die is in veiligheid.
Zwijgend rijden we de weg terug naar Witmarsum. Thuis geen
mens voor de ramen te zien. Geen zwaai noch blik zelfs ten
afscheid is ons gegund. Bij ’t gemeentehuis wordt de Hooiboer
afgedankt. Een S.D. kameraad komt de taak van Sikke ver
lichten.
Op naar Leeuwarden!
Wat zal onze reis nog brengen? Voor de middag komen we
niet terug.
Hwat Durk Pypke bisielde om yn it aid
arbeidershüske fan Westra’s pleats efter
yn ’t lan to krópen?
Pór allinne sünder freonen, frou of faem?
Ek net sa jong mear. al twa en tritich
jier aid!
Kreaze fint om to sjen mei syn bosk
dónker krol hier en in swart burdtsje.
Eagen as koallen fjór en altyd yn ’e
pronk. Né spikerbroeken en slobbertruijen
hie Durk net oan.
In bytsje heas lód hie er en it wie krekt
as wie it ek dat, dat de fammen en ek
wol troude froulju sa slij nei him mak
ken.
Se hoegden him mar efkes oan ’t wurd
to hearren, ien eachopslach en se wiene
wei fan him. Net allinne de fammen üt
it eigen doarp. Ek fier der omhinne koe
ne se him allegearre. As er feest yn ’e
doarpen wie of yn ’e stêd, Durk wie pre-
sint. Nei ófrin brocht er fêst immen nei
hüs. Soms lieten dy sleauwe fammen
harren feinten rinne foar ien joune mei
him. Ek brocht er wolris in troudenien
thüs.
Hy steurde him der net oan. Se woene
net oars, seis mar witte.
„Oh ienkear yn syn earms to lizzen,”
suchtte it smidsfanke, dêr sil ik foar myn
libben genóch oan hawwe.”
Se roun Durk efternei, oeral dêr’t se
him seach, mar by dat sutrige wentsje
yn ’e greiden kaem se net. Dat doarst se
net.
It waerd Durk oanbrocht fan Anke. Hy
lake der hwat om. It bern wie noch mar
fyftjin jier. Och, hy hie ’t allang fqrnom-
men dat se him oeral efternei roun.
Lêstich wie se net en hy bearde mar,
dat er har net seach
sien moat. Se wol der ek graech mei op-
halde. Mar as hja sa yn spanning sit kin
se ’t net litte.
Sjoch, dêr giet Durk mei Marijke nei in
taffeltsje. Hy biedt har in stoel oan. Hwat
in fortoaning! Hja giet sitten en hy hel
let bier foar himsels en set in romer
foar har del. ’t Liket wol konjak. Anke
siedt hast.
Is ’t net om üt jin fel to springen?
Hy hat sein, dat er har joun thüs brin
ge sil! Is er dat nou al wer forgetten?
Mei gleone eagen sjocht Anke, hoe’t Durk
en Marijke de glêzen tsjin elkoar
tikje litte.
Dêr komt har broer Hotse op har ta.
„Hwat mankeart dy, Anke, bist wol
goed?” freget er.
„Sodemiterje op, hoe soe ik net goed wê
ze!” graut se.
„Hwerom sitst hjir dan allinne?” Syts
en Eelkje sykje om dy
Dat moat der ek noch bykomme. Syts en
Eelkje har stive deeglike freondinnen.
Lit se opwaeije, hja hat gjin forlet fan
har.
Dêr komme se laitsjende wei oan.
„Hea, hwat sitstou hjir üngesellich op
in tsjuster hoekje,” beart Syts.
„Ik sit hjir goed, nimmen kriget my hjir
wei.”
„Kom mei, ju,” praet Eelkje, „yvy ha dér
sa’n gesellich hoekje. Bearn hat in slok
je op en fortelt de moaiste moppen.”
Mar Anke wol net, dy bliuwt sitten,
dêr’t se sit, tichte by de ütgong. Hjir kin
er har net üntkomme, hwant hjir moat
hy lans.
Dan ynienen stiet hy foar har. Syn ea
gen boarje yn harres. O, hwat fielt se
har nou slop en healwiis.
Se soe fan alles sizze wolle oer Marijke,
mar se docht it net.
„Kom!” seit er allinne mar. En as yn in
dream giet se him efternei.
As hja har jaske fan ’e kapstok lókt,
sjogge Wibe syn eagen har warskögjend
oan.
Hja wol net warsköge wurde se
wol
„Dizze kant üt,” seit Durk.
Mar dat is net de wei nei har hüs.
Einlings bigrypt se it en yn har greats-
kens soe se it wol ütroppe wolle: „Hy
nimt my mei nei syn hós, en ik bliuw
fannacht by him!”
Doe’t se trettjin jier wie dreamde se al
fan him. Yn alle romantsjes, dy’t se lies
wie Durk de haedpersoan. Dat is mei de
jierren net oerbettere. It waerd hieltyd
slimmer.
Op it smelle modderige paedtsje nei syn
hüs pakt er har by de han. ’t Is of der in
felle gloede troch har hinne slacht. Sa I
soe se wol óren mei him rinne wolle.
(Wurdt fuortset)
SLUUP'
7“-^
'a
L,