ïi
h
1
No. 15.
WOENSDAG 20 FEBRUARI 1895.
Radicaal.
iF
Vijf en twintigste Jaargang.
I
Dit Blad verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
Met welk recht H. steeds
t
zou over hebben
het door hem behandelde onderwerp, dat te ontwijken dat II. niet in staat was te geven,
mogen
Y. KUIPERS, firma h brandenburgh en zoon, te workum
'ij
11
Prijs per kwartaal 70 cent franco per post 85 cent.
Prijs der ADVERTENTIËN van 15 gewone regels 40 cents
Voor eiken regel meer 7| cent. Bij abonnement is de prijs belangrijk lager
Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever
Of H. reeds 20 jaren geleden voorstander
van leerplichtwat kan dat de lezers
gastvrijheid verleend te hebben en dit geschrijf
te kunnen beëindigen. Onze lezers mochten
’t verder vervelend vinden, en te vervelen is
o. i. niet radicaal.
Ten slotte, over hooghartigheid gesproken
H. zegt aan het eind van zijn «kantteeke-
j i de laatste jaren niet vol
doende dat wat er ook hier en daar in den
lande gebeurt, onmiddelijk door een partijtje
Amsterdamsche heeren in eene meeting wordt
besproken en met eene motie wordt ge- of
veroordeeld, dikwerf onder veel rumoer en
drukte. De platteland bewoners hebben zich
meermalen bijzonder vroolijk gemaakt over de
«degelijkheid” der daar gegeven adviezen en
zich afgevraagd»och lieve mensch, wat doe
je in de kou
(6) Het is onze bepaalde meening, dat men
ten platten lande beter wordt ingelicht dan in
de groote steden. De deelname aan de ver
kiezingen (vergelijk slechts de percentage der
opgekomenen in de verschillende kiesdistricten)
stelt Amsterdam b. v. al op bijzonder laag
standpunt. De heer G. zal dit ongetwijfeld
toeschrijven aan de ellendige regeling van het
kiesrecht, maar hij heeft dan ook al ondervon
den. dat zijn «boem” den politieken thermometer
al bitter weinig deed rijzen. Bij onze herhaalde
bezoeken aan Amsterdam hebben we ons meer
malen verbaasd over de onwetendheid van vele
ontwikkelde en nijvere burgers aldaar over de
aangelegenheden in eigen gemeente. De lieden
in de groote koopstad schenen ’t te druk te
hebben, om zich met de politiek te bemoeien.
Of ze er minder om waren
(7) Dit blijkt reeds uit al het voorafgaande.
(8) Iets, wat ook totaal overbodig was en
nog is. Wij hebben onze meening uitgespro
ken. Wil men die bestrijden, dan bepale men
zich daartoe en kome niet met eene reeks van
vragen, wier beantwoording zelfs den inzender
Door met die vra-
te komen werd de aangevallene
en verplaatste hij het
Dit is toch eenvoudig
vragen
Wij herhalen: aan wie de schuld,
een mep terug krijgt schreeuwt hij als een
magere hen.
Dit tusschen haakjes.(11)
Uit het stuk van
aan en vroeg naar o
wie de schuld dat” enz. dat onze gedachtenwisseling liep en niet over
Is dat het terrein van den strijd verplaatsen?
Al die vragen blijven ten volle van kracht en
behooren te worden beantwoord, vóór men het
recht heeft een politieke partij te verheerlijken
die bij de beantwoording dier vragen zal blij
ken schuldig te zijn (12)
Het is waar dat ik begonnen ben met te
zeggen dat H. een onderwerp behandelde
waarvan hij niet voldoende op de hoogte is. j
als onjuist ingelicht mijne verontschuldiging
aan, daar ik persoonlijk nimmer iets inzond en
dus zelf die ondervinding niet kon opdoen.(4)
Nu de «kantteekeningen”.
Het afgezaagde(5) middel om met wat uit
Amsterdam komt te speculeeren op de voor-
oordeelen van plattelandsbewoners, laat mij erg
koud. Tien jaren geleden woonde ik ook nog
in de provincie en weet dus maar al te goed
hoe men daar wordt voorgelicbt.(ö) Ik zal
daarom weer uitsluitend(7) het onderwerp be
spreken, door H. in het nummer van 6 Fe-
bruari behandeld en niet zooals hij voorgeeft
«handig” het terrein van den strijd verplaatsen.
Want, let goed op lezers, H. zegt wel dat ik
het terrein van den strijd heb verplaatst maar
hij bewijst het niet en toont ook met geen
enkel voorbeeld aan in welk opzicht dit door
mij is geschied.(8)
In het artikel van
H. de liberale partij in Nederland (9) en deel
de aan de radicalen eenige oorvijgen uit. Dat
laatste schijnt H. als een hem uitsluitend toe- geheele vierde kolom
komend recht(lO) te beschouwen want als hij vudea met alles wat H. zelf betreft 17)
Alsof hetgeen ik over de politiek en de li
beralen schreefhem, H., betrof I Alsof het
iemand ter wereld wat kan schelen hoe H.
11. haalde ik een volzin
aanleiding daarvan «aan
Met welken
Die uitslag Het antwoord ligt in mijne vragen,
H.
was
schelen De quaestie is dat de liberale partg,
die leerplicht op haar program plaatste, die
niet heeft ingevoerd. En nu kan H. zich er
niet afmaken met te zeggen dat hij evengoed
als de radicalen voorstander is. Tot nu toe
hebben de radicalen getoond dat zij geen po
ging onbeproefd lieten om hun politieke be-
Amsterdam, 14 Februari 1895.
Aan de Redactie van Friso
Een kort(l) antwoord slechts op de drie ko
lommen lange «kantteekeningen” van H. Daar 1
deze ook schrijft over de al of niet plaatsing I
van het door mij ingezonden stukje, wat ik
beschouwde als te behooren tot de taak der
redactie, zal het niet gewaagd zijn te onder
stellen dat »H.” en »de redact'e” één en de
zelfde zijn.(2) In dat geval verwondert bet
mij toch eenigszins dat H. mijn twijfel aan de
liberaliteitom ook mijn stukje te plaatsen
over eene politieke hervorming denkt of ge
dacht heeft.(18) Het was over de liberale partij
(1) Onze lezers kunnen oordeelen.
(2) Dat »H.” immer tot de Redactie van
dit blad behoorde, zich als ’t wezen moest ook
met zijn naam voluit teekende, is van algemeene
bekendheid. Hij plaatst alleen eene »H.,”
om niet verantwoordelijk te zijn voor andere,
niet alszoodanig gemerkte stukken.
(3) Het begrip betrouwbaarheid is als alle
andere zeer betrekkelijk. Hier laat die be
trouwbaarheid dus veel te wenschen over, zie
ook 2.
(4) De Redactie spreekt de hier bedoelde
weigering bepaald tegen. De heer G. onder
vindt reeds, hoe zijn schrijven zelfs eene eerste
j plaats in deze kolommen heeft verkregen. En
dit is, waar het der moeite waard was, ten
allen tijde gebeurd. Hij kan daarnaar infor-
meeren o. a. bij de heeren Pyttersen en Do-
mela Nieuwenhuis, ’t Zal de vraag zijn of
eenig ander blad dermate gastvrijheid verleende
aan vijandige aanvallers. Intusschen begrijpen
wij een «radicaal zijn,” dat op hooren zeggen
afgaat en bij voorbaat reeds veroordeelt, al
bijzonder slecht. Wel mocht de heer G. zich
verontschuldigen.
(5) Afgezaagd 1 Niet te haastig, waarde
Dat is toch allerminst verplaatsing van het
terrein van den strijd ?(12) Indien ik iets ge
zegd heb dat door feiten uit zijn eigen stukken
kan worden aangetoond dan is het toch zeker
wel dit, en bet meest doorslaande bewijs le
verde H. nu weer in zijn «kantteekeningen”.
«Wij erkennen, dat er door de liberale
partij nog veel onafgedaan is gelatenmaar
wij weten ook wij onnoozelen dat zij
»W ij achten ze
waardigheid” schrijft II. j groote moeite zou kosten,
genreeks aan 1
onmiddelijk aanvaller
terrein van den strijd,
genoeg. Bovendien hebben we die
beantwoord.
enz is ons antwoord geweest Niet het minst
aan U en Uwe partij, die zich heeft afgewend
van al de mede vooruitstrevenden, de liberalen,
en gemeene zaak heeft gemaakt met alle an
dere partijen, van welke wel teruggang, doch
in geen enkel opzicht vooruitgang viel te ver
wachten. Dit is treurig genoeg een feit, en
tevens eene fout voor de heeren radicalen, al
trachten ze die ook te bedekken met het
groote woord moreele politiek Menschen, die
zelve den boel in de war hebben gestuurd
mogen zich niet beklagen over achterlijkheid
in zaken dan alleen door de hand te steken in
eigen boezem 1
(9) Alle verbeteringen in den lande hebben
we aan haar te danken.
(10) Wij hebben, als ieder ander, het
recht, een oordeel te vellen.
(11) (Deze bijzonder dichterlijke uitspraak
laten we geheel voor rekening van den radi
caal en plaatsen ze, als den heer G. ontsie
rende, tusschen twee dikke haakjes).
(12) Zie onder 8. ’t Schijnt, dat het den
heer G. een weinig schemerde bij het stellen
van zijn stuk.
(13) Wel het beste bewijs, dat sedert die
afscheiding in ’88 de kracht ter hervorming
gebroken was. Juist die afscheiding was eene
vijandige daad en het heulen daarbij met den
verklaarden tegenstander van eiken vooruitgang
de tweede. Wie hier geene tegenwerking kan
vinden, moet wel zeer onnoozel zijn. Zij toch
ligt voor het grjjpen.
van
hij Treub’s optreden beschouwt als een streven
terug te keeren in de liberale partij en
hij beseft blijkbaar niet dat in de liberale
partijin zijn eigen partijop dit oogenblik len
reeds een scheuring is tot stand gekomen, die
de partij in twee groote lijnrecht tegenover-
elkander staande richtingen verdeelt.(16)
Zoo weinig voelt hij wat er omgaat in de
politiek, dat hij de bestrijding van voorgestelde
hervormingen toeschrijft aan de radicalen in
plaats van aan de conservatieven in de liberale
partij.(16) Zoo weinig leeft H. met zijn tijd
mededat hij nog niet heeft bemerkt dat de
j politiek van personen als een belachelijke aan-
6 Februari verheerlijkte matiging uit vervlogen tijden aan het verdwijnen
is om plaats te maken voor een politiek van
beginselen.(iG) Of is het niet belachelijk de
van het eerste blad te
Slot.
Op onze kantteekeningen tot den brief van
den heer Gerritsen ontvingen we onderstaand
antwoord, dat we weder zonder er een letter
in te veranderen, eene plaats in onze kolom
men geven, evenwel met een paar cijfertjes er
bij, geplaatst tusschen haakjes, die naar onze
nieuwe kantteekeningen verwijzenaan den
voet van zijn schrijven geplaatst. Daarmede
meenen we het hoor- en wederhoor voldoende tegenwerking kwam in den laatsten tijd voor
een groot gedeelte van Uwen kant. Het is
geen heldhaftigheid van jongere recruten om
te
partij, het is verraad aan de goede zaak om
als eigen clubje daartegen te ageeren en
gemeenschappelijken vijand in de kaart te spe- j
len.” Wij weten ook «wij onnoozelen” dat
zij telkens enz.
Ja, wel «onnoozelen.”
Want van alle hervormingen door mij op
genoemd is geen enkele aan
pen moet men ook kunnen bewijzen met ken- j hei goed vindt, iets anders
nis van zaken te hebben geschreven en dat dan een zeer beteekenend schouderophalen.(21)
kan H. alleen wanneer hij de door mij ge
lik door de redactie van noemde door liberalen voorgestelde hervormin- --- - - ---- ------
Spreekt de redactie dit £en °Pnoemt en aantoont in welk opzicht die f ningen dat hg op mijne schoolmeesterachtige
F jj_ -i_x Maar vragen niet zal antwoorden. «Wij achten ze
dat kan H. niet (14) Hij kan niet aantoonen verte beneden
t Nu zal ik niet
algemeen- beproefde
Brieven en Berichten, de Redactie betreffende franco
aan dit adres, uiterlijk Maandag en Donderdag middags 1 uur.
Advertentiên Dinsdag en Vrijdag morgens vóór 12 uur.
onze’
zeggen dat dit van ouds
en steeds afdoende gebleken voor
heden.(15) Zóó weinig is H. op de" hoogte wendsel hier wordt aangewend om het antwoord
maar alleen de hoop uitspreken dat hier of daar
in Friesland een schoolmeester gevonden zal
worden die de beantwoording op zich zal wil-
nemen. Hem reeds bij voorbaat mijn
dank.(22)
Onder dankzegging voor de plaatsing
O. V. GERRITSEN.
oode orde geweest kracht tegen zulk een degradatie
sedert de radicalen zich hebben afgescheiden sche bevolking,
dat is sedert 1888 en hoe konden nu die lee- dan daf ik zulk
lijke radicalen in dat opzicht de liberalen tegen- test mag laten passeeren
werken ?(13) Het is waarlijk niet genoeg om
dergelijke phrases maar neer te schrijven.
Wanneer men I
niet heeft begrepen. Immers uit zeer vertrouw-
bare bron(3) was mij verklaard dat de plaat
sing van stukken tegen de door H. aangege
ven richting, berhaaldelijk door de redactie
Friso was geweigerd. Lr
openlijk tegen, dan bied ik reeds bij voorbaat, I door de radicalen zÜn tegengewerkt.
wat hij heeft beweerd en nu zoekt hij kracht
in het uiten van personaliteiten en i
ginselen in daden om te zetten. De macht heer, of bewijzen
om dat te doen heeft hun ontbrokende kie
zers hebben hun nog nooit eene meerderheid
gegeven, in een regeerend college (19)
Kan datzelfde getuigd worden van de libe
ralen
Immers neen.
Zij werden door de kiezers in staat gesteld
om door daden te toonen welke waarde aan
telkens veel tegenwerking heeft ondervonden ^un woorden kon worden gehecht.
waar ze op medewerking mocht rekenen. F
in het stukje van 7 Februari 1.1.(20)
Ik beken dat mijn antwoord uitvoeriger is
j geworden dan ik plan had het te maken en
eserteeren uit de gelederen der vrijzinnige toch acht ik mij verplicht er nog enkele regels
om aan toe te voegen. Met welk recht H. steeds
den schrijft in de pluralis magistatis wil ik niet
onderzoeken, wellicht is het wel toe te schrij-
dat 1 ven aan overmaat van ’s mans bescheidenheid.
Maar, wanneer hij schrijft van «wij, Friezen”
en het dan doet voorkomen alsof hij een spe
cimen Fries was dan protesteer ik met alle
van de Frie-
Ik ken de Friezen te goed
een voorstelling zonder pro-
en zij kennen mij ge
lukkig te goed dan dat ik voor de dreigemen
ten van IIom voor politieke kwakzalver te
ter verantwoording wordt geroe- worden gehouden als ik niet schrijf zooals hij
-
'.illilS- II 1111:11! 'in
Bi lil lllllll rilIBSL IVI.
om
R«
i-'
UITGEVER:
I
I n n O U’ 1 I O U
‘-I