Zaterdag 5 Juni. NIEUWS- EN ADÏERTRNTIMIAD VOOR DE STAD EN HET ARRONDISSEMENT SNEER. I VIER-EN-TWINTIGSTE JAARGANG I 1°. 4°. Li van de vier ver zij vóór den In onbepaald verlof zijn Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS franco ƒ1.90. ADVERTENTIËN van Zegelrecht voor i F4 tevens kalm genoeg is om door zijne rustige houding het werken en wroeten van agitateurs te verlammen, of althans schadeloos te maken, waar deze er steeds op uit zijn de domme massa te ge bruiken om ons tot den ouden pruikentijd terug te voeren. Die ontwikkeling danken we vooral aan het goed, degelijk onderwijs der laatste ja- ren. Waarin onze regeering ook moge zijn te kort gekomen, dat ze een harer eerste plichten: »het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regeering”, zoo goed heeft begrepen en uitgevoerdgeeft haar aanspraak op de erkentelijkheid van dat deel der nederlandsche natie dat ’t wel meent met ons volksgeluk. De wetgever heeft o. i. terecht begrepen dat het zwaartepunt van vooruitgang en ontwikkeling gelegen is in het gehalte en de algemeenheid van het volks-onderwijs. Om het voor ieder toe gankelijk te maken schrijft de wet voor«eer biediging van ieders godsdienstige begrippen.” De school moet te dien opzichte «neutraal” zijn, d. i. zij hebbe zich eenvoudig te onthouden van deelneming aan alle gehaspel der verschillende kerk- en geloofspartijen. Deze komen bij we tenschappelijk onderwijs ook volstrekt niet te pas maar behooren thuis in de catechisatie-kamer of in de ouderlijke woning. Daar kunnen ze be vredigd worden naar ieders individueele behoef te en gedoceerd naar ieders private opvatting. Zoolang de staat zich met de zorg voor het openbaar onderwijs moet belasten en ze zou een haren heiligste plichten schenden indien ze er zich aan onttrok zoolang moet elke kerk- of geloofsvorm uit de schoollocalen geweerd wor den. Zij mag niet als catechiseermeester optre den omdat zij van haar standpunt geen gods dienstig begrip mag hebben. Het belang van alle onderdanen moet haar ge lijkelijk ter harte gaan en zij vermoeie zich daar om niet met de vraag naar het geloof van den een of ander. Zij blijve op haar terrein en de kerk op ’t hare. De tijd der onzedelijke samen koppeling van kerk en staat is immers voorbij. Het gezond verstand heeft dat huwelijk reeds voorlang als ontbonden verklaard. Men zette dus, in godsnaam, niet weer de eerste tred achter waarts die tot die onzalige tijden van kerkelijke bemoei- en heerschzucht zou kunnen terug voe ren. Men zal uit bovenstaande begrijpen, dat het onze innige overtuiging isdat het openbaar on derwijs zooals het bij de wet van 1857 gere geld is, moet gehandhaafd worden, en dat we ’t dus zeer zouden betreuren indien het aan de tegenstanders mocht gelukken art. 194 der grond wet zóó te wijzigendat het bijzonder onderwijs als regel werd erkend en het openbaar als uit zondering of aanvulling beschouwd. Wij zouden het een nationale ramp achten, waarvan het ein de niet te overzien was; een daad van reactie, die ons jarenlang berouwen zou omdat ze ons jaren achteruit zou voeren. Het openbaar onderwijs is een kostbaar klein ood voor het nederlandsche volk; het ishetpalla- genoeg ontwikkeld was om te begrijpen, dat niet die velen er waren om de enkelenen dat de predestinatie-Ieer van ’t gezag wijken moest voor den gezonden, beredeneerden volks wil. Genoeg is ’t voor ’t oogenblik er op te wij zen dat dit is geschied en dat de logica der fei ten nog dagelijks leerthoe op den duur ook alléén die regeeringsvorm de blijvende zal kun nen zijn, die gebaseerd is op den verklaarden wil des volks. Wij vertrouwen dan ook op de ■wel langzame maar toch zekere, overwinning der democratie. Dat deze zoo langzaam vordert vindt zijn grond in de vele momenten van achteruit gang, waardoor zoo vele jaren van vooruitgang weer geneutraliseerd worden. ’t Is ecne gewone verschijningdat op elke actie reactie volgt. Daarom is ’t dan ook niet te verwonderendat het gezagvoor een groot deel zijn prestige missende nadat het gekortwiekt was door zjjne vroegere gehoorzame dienaren, op middelen bedacht wasen ’t nóg altijd isom ’t verloren terrein te herwinnen. Dit is meer verklaarbaar dan de domheid van ’t volk, dat altijd met den spiegel van geschiedenis en erva ring voor oogen nog maar al te dikwijls zelf meêwerkt om weer terug te gaan naar dat El dorado van dienstbaarheid, dat zijne voorouders reeds zoo onprettig begonnen te vinden. Wij spraken zoo even over de deugdelijkheid van een regeeringsvorm door den volkswil in ’t leven geroepen, en wij dachten daarbij vooral ook aan die van ons land. Het jaar 1848 is ook voor óns in zooverre de weldoende genius geweest als het ’t constitutioneel koningschap op betere grondslagen gevestigd heeft. Het volk bekwam ook stem in de groote huishouding die men staat noemt. Het werd mondig ver klaard en ontving daarbij ’t recht zelf de mannen te verkiezen die het vertegenwoordigen en in’s lands vergaderzaal zijne belangen behartigen zouden. Enal is ’t nu waardat ook onze staatsinrich ting nog vele gebreken heeft en al doet zich in menig opzicht reeds de behoefte aan verbetering gevoelendit neemt niet weg dat we niet alleen niet ten achter staan bij de andere Europesche staten, maar deze zelfs in vele opzichten vooruit zijn. Dit mag evenwel geen reden voor dood- sche berusting bij het reeds verkreegnemaar wel een spoorslag zijn om rustig te blijven streven naar vooruitgang. Waar stilstand isis achter uitgang. Voor die rustige vooruitgang meenen we even wel een voldoenden waarborg te bezitten in het nederlandsche volkskarakterdat, bij ’t streven naar vrijheid, zich tevens kenmerkt door een zucht naar ordedie ons land bewaart voor soortgelijke buitensporigheden als de ons omrin gende rijken vaak te aanschouwen geven. Een machtig bolwerk daartegen is: de intellectueele ontwikkeling van onzen burgerstand de kern der natie die hoog genoeg staat om te be grijpen, dat met het oude, dat verouderd blijkt te zijngebroken moet worden om voor meer verlichte denkbeelden plaats te maken; en HERINNERING EN OPWEKKING. De revolutiekoorts van ’48 heeft althans déze heilzame uitwerking gehad, dat de rechten des volks niet maar alleen op den voorgrond getre den maar ook meer en meer erkend geworden zijn, ’t Is onnoodig thans te herinneren hoeveel jaren, ja eeuwen van verdrukking en lijden vooraf gegaan zijnen hoeveel phazen van knechtschap het volk heeft moeten doorloopenalvorens het WETHOUDERS van KENNIS GE V I N G. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en de gemeente SNEEK Gelet op het besluit van den Commissaris des Konings dezer Provincie van den 19 Mei 1869 2e atdecling n°. 700 (Prou. blad n°. 55), bren gen door deze ter kennis van de belanghebben den, dat het onderzoek over de verlofgangers van de militie te land in deze Gemeente zal plaats hebben op Donderdagden 17 Juni e. k., des voormiddags ten 10 ure, voor het Gemeen tehuis. Dat aan dat onderzoek zullen behooren deel te nemen de Miliciens-Vcrlofgangers oudste lichtingen, voor zoo April jl. in het genot van gesteld. Dat de verlofganger; bij het onderzoek moet verschijnen in uniform gekleeden voorzien van de kleeding en uitrustingstukkenhem bij zijn vertrek met verlof meöegegevenvan zijn zak boekje en van zijn verlofpas. Dat, behoudens het bepaalde in art. 130 dier weteen arrest van ttoee tot zes dagen door den Militie-Commissaris kan worden opgelegd aan den verlofganger die zonder geldige redenen, niet bij het onderzoek verschijnt; 2°. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenenniet voorzien is van de hiervo- ren vermelde voorwerpen 3°. wiens kleeding of uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden; die kleeding- of uitrustingstukkenaan een ander toebehoorendeals de zijne vertoont. De verlofgangers worden herinnerd datnu er maar één onderzoek in het jaar wordt gehouden, zij bepaaldelijk moeten opkomen en dat de straf bepalingen van art. 144 der wet strengelijk zul len worden toegepast op de zoodanigen die zon der geldige redenen niet verschijnen en dat zoo danige verlofgangers die zich in eene andere ge meente gaan vestigen de verpligting wordt voor gehouden welke aan hen bij art. 134 der wet is opgelegd. Sneek den le Juni 1869. Burgemeester en Wethouders Voornoemd HAMERSTER DIJKSTRA. De Secretaris G. J. PRUIM. en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten de Stad 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel daarenboven 10 Cents, behalve 35 Cents iedere plaatsing. Alle brieven en stukken, de uitgave of redactie betreffende, gelieve men franco toe te zendenaandenUitgever. BW SNEEKER COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1869 | | pagina 1