MEIWS- EN ABVERTENTIE-BLAB VOOR BE
GEMEENTE EN HET ABRÖNBJSSEMENT SNEER.
i1
1’
18 7 0
WOENSD AG
S3 MAART.
'>l
7
geweerd zijn geworden.
Dat is op de meeste
zij onregtvaardigja schandelijk
zooals schouw-
.1
J
DE ZONDAGSWET.
Na verloop van eeuwen zal de nu in Neder
land vigerende Wetgeving, zoo er dan ten min
ste belangstellenden zijndie haarom hare
oudheids wille, beoefenen, stof geven tot het
maken van tallooze gissingen. Terwijl het na
geslacht de wetten van onzen tijd onderzoekende,
aan den eenen kant eene legio tekstverbeterin
gen zal trachten te makenzal men aan den
anderen kant de schijnbaar gegronde conjectuur
maken, dat in Nederland gedurende de 19e eeuw
twee of meer verschillende Wetgevingen gelijk
tijdig en naast elkander geldende zijn geweest.
Men zal zich, om dat te kunnen verklaren, in
tallooze gissingen verdiepen. Over dien toestand
zullen de geleerden van dien tijd dikke verhan
delingen schrijven elkander aanvallen en weêr-
leggenmaar het geschiedkundig feitdat zij
voor zich hebbenzal hun een even onverklaar
baar geheim zijn en blijven.
In de 19e eeuw vigeerden in Nederland twee
geheel verschillendelijnregt met elkander in
strijd zijnde Wetgevingenin theorie noch prak
rijk met elkander te rijmenof zelfs maar eenig-
zins aan elkaêr te passen.
Men zal in die dagen lezen dat alle godsdien
sten in Nederland voor de Wet gelijk waren
dat alle Wetten overeenkomstig de Grondwet
moesten zijn en niet met haar in strijd wezen
dat de gereformeerde kerkelijke feestdagen door
alle ingezetenen moesten gevierd wordenzelfs
door niet-christenendat de arbeid vrij ismaar
dat het verboden was op Zondag te werken
dat de verdediging van het Vaderland als een
eerste pligt op elk Nederlander rusttemaar dat
alleen de mingegoeden haar behoefden te ver-
vullendat moedtrouw en vaderlandsliefde te
huur waren; dat, wie iemand door eene onregt-
matige daad schade toebrachtzulks moest ver
goeden, doch dat de regterlijke magt elk indi
vidu ad libitum in de gevangenis kan zetten
mits dit uit preventie doende en daardoor den
preventief gevangen in naam en bestaan voor
altijd mogt ongelukkig makendat alle Vader
landers voor de Wet gelijk zijnmaar dat zulks
in bijna geen geval waar is dat wie zonder oor-
2 deel des onderscheids kwaad deedniet gestraft
I werd, maar dat kinderen van vier jaren oud
1 door den regter tot gevangenis werden veroor-
deeld; dat bedelen gestraft wordtmaar werken
i verboden is, enz enz. enz. Kortom, dat men
tegen bijna elke Wet eene contra-wet haddie
de eerste volkomen te niet deed, of dat er eene
onbekende hoofdwet of uitlegkundige regel ge
weest isdie voorschreefdat alle wetten het
tegenovergestelde beteekenden van ’t geen er in
staat.
Hoe
ADVERTENT1ËN van 1 tol 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarenboven 7 Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
Deze CO UR A N T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
in strijd met de Grondwet van 1814, na 1848
werd het onregt nog grooter, omdat de toen
aangenomen herziening het beginsel van schei
ding van Staat en Kerk volkomen heeft gehul
digd. Desniettegenstaande bleef de Wet gehand
haafd en kon men in 1815 nog beweren(ge
lijk geschied is) dat eene speciale wet aan de
Grondwet kon derogeeren in 1848 kon die be
wering niet meer aangevoerd worden. Toch is
zij gehandhaafd geworden en zelfs is aan haar
bepaaldelijk gedacht in de Jagtwet van 1852
waarin het jagen en visschen op Zondag wordt
verboden, om van andere Wetten nog te zwij
gen. Wij zeggen, dat aan die Wet dit verbod
te wijten is, want anders zouden wij den wet
gever moeten verdenken van den arbeider het
genot van het visschen te hebben misgunddoor
het juist op den eenigen dagdat hij er tijd
toe heeftte verbieden. En dat is niet aanne
melijk; althans niet te denken van het bestuur
dat toen aan ’t hoofd van zaken stond.
Op Zondagen en op zoodanige godsdienstige
feestdagenals door de kerkgenootschappen van
de christelijke godsdienst dezer landen algemeen
erkend en gevierd wordenmogen geene be-
roeps-bezigheden worden verrigt, welke den
godsdienst zouden kunnen storen, maar ook geen
openbare arbeid mag er verrigt worden, zonder
noodzakelijkheid en schriftelijke toestemming van
het plaatselijk bestuur.
Dat onder die algemeen erkende godsdiensti
ge feestdagen alleen verstaan werden en worden
die van het hervormd kerkgenootschapweten
wij allenen ’t ligt ook in de Wet zelve duide
lijk opgeslotenwant zij spreekt van «algemeen
erkende en gevierde” dagen. En dit kon alleen
gezegd worden van de kerkelijke feestdagen der
hervormden. En soms is ’t zelfs moegelijk te
zeggen, welke dagen men er dan nog onder
heeft te verstaan. Bijvoorbeeld de 2e Kerst-
paasch- en pinksterdag en goede Vrijdag worden
dan eens stipt gevierd en dan eens bij wijze van
protest tegen de viering als een schoonmaakdag
gebezigd.
Wat beroepsbezigheden zijn, is wel duidelijk,
dochvolgens de toepassing der Wetzijn het
alleen die, welke in engeren zin den naam van
arbeid dragen., Het is immers en in allen geval
le geoorloofd geweest op Zondag schrijfwerk te
verrichten of zich met handwerken bezig te
houden, ofschoon daarover de kerkelijk vromen
zich vrij wat meer ergeren dan over het des
Zondags dweilen van stoepen of schoonvegen der
straten.
Het doen malen van molens behoort ook al
onder de verboden beroepsbezigheden even als
of de goede natuur mede die dagen in ledig
heid moest doorbrengen, alsof zij stil moest
staan. Wanneer wij dit bedenkendan zeggen
wij niet te veel, zoo wij beweren, dat de Zon-
dags-wet een Godbedillend karakter bezit en dat
zij in plaats van een godsdienstig karakter aan
den dag te leggenjuist het tegenovergestelde
doet.
Tengevolge der Zondags-wet kunnen geheele
oogsten te loor gaan, de velden onder water
gerakenwant toestemming tot veldarbeid of
het doen malen van watermolens mag wel ge
geven, maar kon ook geweigerd worden. En
dat is geschied.
Den armen arbeiderdie een stukje gronds
heeftom het te bebouwenwordt door die
Wet de mogelijkheid er toe ontnomenwant
de eenige dag, waarop hij 't doen kan, is juist
de Zondag,
Langs dien weg belet zij hem zich uit zijne
armoede op te heften en bevordert zij willens
en wetens 4e armoede. Do Zondags wet is daar-
onzer hoogleerarendan moeten zij overtuigd
geraken dat een deel van het volk door krank
zinnigen of zinneloozen werd vertegenwoordigd
en dat aan dezelfde soort het hooger onderwijs
was toevertrouwd.
Doch laten wij ons tot een punt bepalen, ho
pende dat lot het nageslacht in de volgende
eeuwen een exemplaar van dit nommer der
Sneeker Courant moge gerakenopdat het de
ervaring opdoe, dat in de 19e eeuw niet alle
Nederlanders blind zijn geweest voor hetgeen
waarom het nageslacht ons als zinneloos moet be
schouwen.
Wij wenschen daarom stil te staan bij de
Zondagswet.
Die Weteen product van Wetgeving uit de
eerste dagen van de jammerlijke regeering van
koning Willem I, dateert van 1 Maart, 1815,
en draagt reeds in haren aanhef het klaarblijke
lijk bewijs met zich, dat de Grondwet van 1814
voor hem niets anders was dan eene geschreve
ne letter en dat de Staten-Generaal van die da
gen haar of niet begrepen of uit laakbare volg
zaamheid niet wilden kennen.
Het heet toch in den aanhef: «Alzoo wij in
overweging genomen hebben de noodzakelijkheid
omop het voetspoor onzer godsdienstige voor
vaderen die daarop steeds den hoogsten prijs
steldende pligtmatige viering van den dag des
Heeren en andere dagen den openbaren christelij
ke godsdienst toegewijddoor eenparige en voor
de geheele uitgestrektheid dier Vereenigde Ne
derlanden algemeen werkende maatregelen te
verzekeren.”
Intusschen waren in art. 134 der Grondwet,
die toen heette te vigeren alle godsdiensten ge
lijk gesteld. Deze Wet posterieur aan die Grond
wet trok die gelijkstelling, wat de Israëlieten be
treft, in, ên was daardoor, op zich zich zelve
reeds, eene miskenning van den grond, waarop
ons staatsgebouw was opgetrokken. Zij stelde
wettelijk en feitelijk de Joden bij hunne chris
telijke medeburgers ten achteren niet alleen,
maar dwong hen daarenboven de feestdagen der
Christenen mede te vieren. Daarom maakte zij
inbreuk op de gewaarborgde vrijheid van gods
dienstige overtuigingof erger nogzij dwong
hen godsdienstige feesten te vieren, van welke
zij uit den aard der zaak een afkeer moesten
hebben. Zij dwingt hen daartoe op straffe van
boete en gevangeniswant al wie in strijd han
delt met die Wet, zal gestraft worden met eene
boete van niet hooger dan ƒ25 of eene gevan
genis van 3 dagen. Bij herhaling wordt de
straf verdubbeld, met verbeurdverklaring van te
koop gelegde of üitgestalde goederen en het slui
ten voor ééne maand van herbergen en andere
publieke plaatsen.
Met andere woorden, men ontnam den over
treder zijne middelen van bestaan. In die da
gen van politieke barbaarschheid deed men even
wel veel erger dingen dan deze. Men nam het
toen zoo naauw niet en de Souvereine Vorst «bij
de gratie Gods” beschouwde zich zoo al niet on
feilbaar, dan toch als een schepsel, dat van zij
ne daden geene of slechts schijn-verantwoording
schuldig was.
De vereeniging met Belgie.deed de Zondags
wet onveranderd voortbestaan, en niettegenstaan
de de bepaling in de Grondwet, art. 133, dal
de vorst de christelijke hervormde godsdienst
moest belijden, verviel, om den R. G. broeders
van het Zuiden geen aanstoot te gevenwerd
den hervormden niet bevolen de R. G. christe
lijke feestdagen mede te vieren. De ongelijkheid
voor de Wet bleek daaruit nog duideiyker, dan
het onrecht, den Joden aangedaan.
Tot 1848 kunnen wij dan ook veilig als alge-
meenen regel stellendat de R. C. om hunne
godsdienst uit alle openbare ambten stelselmatig
zoo iels bestaanbaar is geweestzal nie
mand evenwel kunnen vermoeden. Wanneer er
in die dagen nog iets van de Nederlandsche regt-
spraak overig zal gebleven zijnzullen zij nog
'Teemder opzienwanneer zij daarin lezendat
de regterlijke magt in naam van een en denzellden
koning, soms in een en dezelfde maand beslist
heeft, dal wit wit en wit zwart was. Hoe zon-
derling moet het hun wel voorkomenwanneer
’rij vernemen, dat het in Nederland’s hooldstad
°p het drukste van den dag reeds nacht was
(bijv, in den maand December 3 u. 40 m.) in
Augustus om 8 u. en dat de kinderscholen des
nachts soms aanvangen (bijv, in de zelfde maand
December om 8 uur.)
Wanneer de dan levende menschen nog een
exemplaar vinden van zeker werk uil de 18e
eeuw, de verkeerde Wereld getiteld, zullen ge
leerden onder hen de meening opperen dat
hetgeen in dit boek is voorgesteldin de daarop
v°lgende eeuw is in praktijk gebracht.
NVanneer zij het Bijblad op onze Staatscou-
i ranl lezenen sommige werken van sommige
i om mede een bron van pauperisme.
Men is dezer dagen den Limburgschen indu
strieel Regout lastig gevallen over het verbod
aan zijne werklieden gegevenom buiten do
werkuren arbeid te verrigten en wij beamen die
afkeuring ten volle; maar de Zondags-wet gaat
verder zij verbiedt hem dien arbeid gedurende
meer dan een zevende gedeelte van het jaar.
Regout verbiedt het alleen aan zijne arbeiders
die niet gedwongen zijn hem te gehoorzamen of
voor hem te arbeidende Wet verbiedt het op
straf aan allen, die in Nederland zich bevinden.
Die gruwel bestaat sedert 1 Maart 1815, dus
ruim 55 jarenen toch heeten wij in een vrij
land te wonenwaar de godsdienst vrij is. Des
niettegenstaande zijn wij verpligt uiterhjken gods
dienst te huichelenwillen wij niet getraft worden.
Daarom is de Wet ook onzedehjk.
In Belgiewaar zij ook vigeerde werd de
Wet zoo toegepastdat de meeste markten des
Zondags en wel voor de kerken werden gehou
den. Dat is op de meeste en vooral groote
plaatsen nog zóó.
Hoe de Wetgever zelf met zijne Zondags-wet
in strijd wasblijkt uit het bepaalde omtrent
de oefeningen der schutterijen bij voorkeur op
dien dag. Waar het staatsbelang in het spel
was, daar behoefde dus van den godsdienstzin
onzer voorvaderen »die daarop steeds den hoog
sten prijs stelden” geene notitie genomen te worden.
Maar stelden die voorvaderen er wel zoo’n
hoogen prijs op?
In Friesland zeker niet.
In Stemmen voor Waarheid en Vrede, het
Maart-nommerlezen wij toch van de hand van
Dr. Bronsveld, dat des Zondags middags de
predikanten niet in de kerk maar op het veld
waren te vinden en dat de erfhuizen op Zondag
werden gehouden. Daar dit in 1660 eene alge-
meene gewoonte was, wordt die Zondagsgods-
dienstzin van de «de vrome voorvaderen” nog al
twijfelachtig. En klaagde de kerkeraad van Leeu
warden in 1667 niet bitterlijk over de gewoonte,
dat de schoolmeesters tusschen de predikatiën
«’t haijr scheeren”
Op Zon- en kerkelijke feestdagen mogen geen
koopwaren met uitzondering van geringe, hoe
genaamd op marktenstraten of openbare’ plaat
sen worden uitgestald of verkocht.
In Utrecht houdt men toch op Zondag kersen-
markten daar is men dan toch wel modelkérke-
lijk godsdienstig.
Maar men boude hierbij in ’toog, dat, wierd
de Wet op dat punt gehandhaafd, de nadeelen
voor de eigenaars van kersen-boomgaarden te
groot zoude zijn.
Voor hen dat is voor de grondeigenaars is
alzoo de Wet niet geschreven; zij drukt alleen
op den minderen manden arbeider en kleinen
winkelier.
Daarom is
onregtvaardig.
Openbare vermakelijkheden, zooals schouw
burgen, enz. worden niet op die dagen gedoogd,
maar de plaatselijke besturen mogen er wel per
missie toe geven. Alzoo mag de Wet, ten be
hoeve van meer gegoeden en rijken, worden ge
schorst.
Daarom is zij hatelijk ten aanzien van min
gegoedendie wegens de kosten, geen gebruik
van schouwburgen enz. kunnen maken. Maar zij
is tevens onmagtig om het verbod te handhaven
want Amsterdam heeft het bewijs geleverddat
zonder permissie op Zondag zeer gemakkelijk
tooneelstukken kunnen opgevoerd worden. Men
verandert den naam van schouwburg in dien
van een kunstlievend gezelschap op welks ver
gaderingen de leden gasten mogen introduceren
tegen entrée, door het lid, dat introduceert te
betalen. Eu dat lid is natuurlijk altijd de onder-
■i
SNEEKER COURANT
1
l
vvcciu z-yu ^cwurueu.
Was reeds de Zondagswet bij hare invoering