GOltEVIE EN HET AMUSEMENT SNEER
NIEUWS- EN ADVERTENTIE-BLAÖ VOOR DE
B IJ 1T E N L A N 0.
BINNENLAND.
Ha
1 8 7 O
V IJ F-E N-T W I N T GS T E
14 DECEMBER.
WOENSDAG
J A A R Gr A K G
6 I
HWÉHÜ
DE LAGER-ONDERWIJZER IN PRUISEN.
I
p I
1
I I
4 I
ir fl
5
4 1
3’ 1
-
4'1
G
SHEERER
ras
„Hel is al geen goudwat er blinkt?
kunnen zijn?
En wat we gebruiken kunnen
Volgens mededeeling
schoolmeester in Pruisen geoorloofd.
Zoo mag hij bijvoorbeeld geen lid zijn
0
2
naar het
j er wordt
voorbereid tot bet seminarium of de normaal
kweekschool.
hij zich naar
een s
van den minister van oor-
SNEEK, 13 December.
Door de kamer van Koophandel en Fabrieken,
is, in hare vergadering van heden, in plaats van
den heer mr. H. Hiddinga, die als zoodanig had
bedankt, tot secretaris benoemd, de heer 11.
Fennema Jr.
Te Tubbergen (Overijssel) heeft zich een ge
zelschip geconstitueerd, onder den titel: «Oefe
ning in de welsprekendheid.”
De secretaris van dat college verklaarde niet
te kunnen schrijven.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel daarenboven 7% Cents. Alle brieven en stukken,
de uitgave of redactie betreffende, worden franco ingewacht.
De vier uit de Duifsche krijgsgevangenschap
naar ons Land ontvluchte Fransehe huzaren, die,
zooals onderscheidene bladen meedeeldenin
strijd met hun verlangen, met de bevelen der
vrijen wil i Regeering en met het volkenrecht, weer over
de Pruisische grenzen gebracht werdenzijn,
naar de Arnh. Ct. verneemt, door de Duitschers
gefusilleerd.
log waren 1°. Jan. 1869 in ons land 653 gepen-
sionneerde wed. van officieren bij de landmacht.
In den loop van dat jaar zijn er 38 bij geko
men 35 overleden en 2 hertrouwdzoodat er
1°. Jan, 1870, 654 waren.
De ontvangsten hebben bedragen ƒ399 363,84,
de uitgaven 307.417,453het te kort alzoo
ƒ8 053,618. Het fonds bezit een op het Groot
boek ingeschreven kapitaal van 3’200,000 2/2pCt.
Door de laatste afstammelinge van de manne
lijke dissendenten van den admiraal Cornells Evert-
sen de wed M. W de Jonge van Campers Nieuw-
landgeb. M. M. Evertsen is aan de verzame
ling van oudheden te Middelburgten geschenke
gegeven de gouden keten en medaille, aan dien
zeeheld in 1659 door Frederik II van Denemar
ken vereerd'benevens de zilveren drinkschaal
aan diens stamvader Evert Ileindriczsen in 1590
door de admiraliteit van Zeeland geschonken.
Met haar zal het geslacht der Evertsen in rech
te linie zijn uitgestorven.
Met den pastor loei heeft onze schoolmeester
dank zij der Grondwetniets te maken en is
zijne onafhankelijkheid van de kerk daardoor ge
waarborgd.
Of het Pruisische minimum hooger of lager
is dan het Nederlandsche kunnen wij niet beoor-
deelen, omdat de juiste beantwoording dier vraag
afhankelijk is van de piaats waar; evenwel geven
360, benevens vrije woning, in eene stad van
tien duizend en meer inwoners geen grond om
het salaris in Pruisen beter dan in Nederland te
achten.
De verhouding van den Pruisischen schoolmees
ter tot de maatschappij is niet zeer opwekkend,
althans voor iemand die beweert een
te hebben en behoefte heeft aan vrijheid m den-
Het heeft Zijne Majesteit behaagd bij besluit
van den 9 dezer, no. 10 aan den heer Mr. T.
M. Roest van Limburg, op het daartoe door hem
gedaan verzoekmet ingang van den 12den
dezer een eervol ontslag te verleenen uit zijne
betrekking van minister van buitenlandsche za
ken met dankzegging voor de door hem den
lande bewezen dienstenen voorts met ge
zegd tijdstip het beheer van voorschreven de
partement ad interimop te dragen aan den
heer J. J. van Mulken, minister van oorlog.
De gemeenteraad te Leiden heeft bepaald dat
in die gemeente met 1 Januari a. s. te begin
nen eene inkomstenbelasting zal worden gehe
ven op den grondslag van eigen aangifte, en
waar die ontbreekt of onvolledig wordt geoor
deeld ambtshalve aanslag volgens een in de
verordening op de invordering vast te stellen ta
rief.
Deze C O U R A N T verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden is binnen deze Stad ƒ1.65, buiten
de Stad franco ƒ1.90.
LUXEMBURG.
Boven dit kleine landje zweeft eene pfuisische
annexatie-donderbui.
De Luxemburgsche Zeitung toch bevestigt
het bericht dat Pruisen het Londensche trac-
taatwaar bij de neutraliteit van Luxemburg werd
gewaarborgd heeft opgezegd. Volgens dat blad
is de opzegging direct gericht door den kanselier
van den Noord-Duitschen Bond aan den heer E.
Servais, eerste minister van het Luxemburgsche
kabinet. De grondenwaarop de opzegging be
rustzijn: 1. Beleediging van Pruisische ambte
naren, 2 proviandering der vesting Thionville
door middel van den Ooster-spoorweg; 3. het
niet verijdelen der machinatiëndie ten doel
hadden aan Fransehe krijgsgevangenen den terug
keer naar Frankrijk mogelijk te maken.
De eigenlijke reden verzwijgt de heer Bismarck
evenwel; deze zou o. i. aldus te formuleeren zijn
«en 4°. omdat wij Luxemburg gebruiken kunnen
bij Duitschland.
nemen we.
Men ziet het aan allesdat het Pruisen vol
strekt niet te doen is om veroveringen te
maken en dat annexatie plannen, den brave even
vreemd zijn als Napoleon III het is aan de tegen
woordige ellende van het arme Frankrijk.
Wie zoo iets ook zou durven beweeren, verdien
de.. ja, die verdiende zelf geannexeerd te worden 1
Nu wordt er ook geschreven als zou er reeds
sedert eene maand eene overeenkomst bestaan
tusschen den Groothertog en den koning van Prui
sen betreffende den afstand van dit gewesten-
dat de nota van Pruisen het gevolg zou zijn de
gesloten overeenkomst.
Zoo mag hij bijvoorbeeld geen hd zijn van
eenig gezelschap of genootschap behalve van het
parochiaal en districts conferenzwaarvan hij lid
moet zijn en welker vergaderingen hij niet mag
nalaten bij te wonen. Daar is het hem niet ge
oorloofd in eene beoordeeling te treden van ’t
geen het gezag goed vindt in te voeren of voor
te stellenhij heeft alleen te gehoorzamen en
stilzwijgend goed te keuren. Een eigene meening
te hebben of oordeel te uiten is hem stipt verboden.
De Pruisische schoolmeester mag geen blad
lezen, tenzij een plaalselijkmits volkomen kleur
loos en geen redeneringen behelzende.
Hij is lid van eeu leesgezelschap welks boe
ken door de autoriteit worden gekozen en ande
re dan welke hij niet lezen mag.
De Pruisische schoolmeester is de incarnatie
der discipline.
Waar de onderwijzer in zulk een toestand van
onderdrukking verkeert, zou men denken, dat
daar het onderwijs uitstekend zou
Wij voorwaar geenszins.
Zeer juist zegt de Engelsche schrijver Pattison
van den Pruisischen schoolmeester «Hij is ho
peloos geïsoleerd in eene soort van officiële we
reld en bezit geen middelen om te leeren kennen
wat daarbuiten in werkelijkheid wordt gedacht
of verricht.”
In den laatsten tijd is er veel geschreven over
het lager onderwijs en veel geklaagd over de ge
ringheid van bezoldiging der lagere schoolonder
wijzers. Inderdaad, die klacht is niet ongegrond,
1Een aantal
de lagere schoolvooral ten I de vertrekken
ning en kost (brood uitgezonderd) wordt voor of
tot hetzelfde doel te bekwamen. Op '18 jarigen
leeftijd gewoonlijk begint hij zijne studiën op het
seminarium waar hij 3 jaren verblijven moet.
Gedurende de beide eersten leert hij alles,
wat hij later aan anderen zal te leeren hebben,
en ’t welk nauwkeurig en zeer uitvoerig is gere
glementeerd in het 3e gaat hij over tot het ge
ven van onderwijs onder toezicht van den direc
teur des seminariums. Dit doet hij in de zooge
naamde praktische school, welke eene hoogst
eenvoudig lagere is Zijn verblijf in ’t seminari
um is eene oefenschool van strengezelfs zeer
strenge tucht. Hij maakt zijn eigen bed, reinigt
i en wordt geheel militairement be-
handeld. Als vergoeding voor onderhoudinwo-
door hém van'9 tot 18 "stuivers daags betaald, ken en lezenwant niets van daf^ alles is den
Zijn die 3 jaren behoorlijk doorgebracht, dan
legt de kweekeling zijn eerste examen af voor de
autoriteiten van het seminarium, onder toezicht
van schoolopzieners. Het loopt over godsdienst,
taalrekenkunde schrijven teekenen en zingen,
en geschiedt deels mondelingdeels schriftelijk
maar nauwgezet en in den regel vrij grondig.
Slaagt hijdan wordt hij geplaatst als hulpon
derwijzer in welke betrekking hij weder 3 ja
ren moet werkzaam geweest zijnvoordat hij zich
tot een tweede onderzoek mag aanbieden Dit
tweede of eindonderzoek betreft minder zijne be
kwaamheden dan wel zijne zeden, zijne karakter,
gedragen geschiktheid voor het onderwijs. Is ook
dit voldoende afgeloopen, dan wordt hij toegela
ten tot het afleggen van den eed van getrouw
heid enz.en verkrijgt hij den rang en titel van
schoolmeester.
In Pruisen wordt geen moeite gespaard, noch
worden middelen ontzien om den toekomstigen
onderwijzer te vormen en te drillen tot een le
vend beeld der schoolwet, tot een wezen, dat
geheel bezield is van die wetja men zou haast
zeggen, die wet zelve is, althans zóó dat men
niet weet te zeggen waar de wet uitscheidt en i
de mensch begint. i
De bezoldiging van den onderwijzer in Prui
sen is gering en diens afhankelijkheid van de
geestelijkheid zeer groot en in vele gevallen
i voor een vrij man onduldbaarvooral wanneer
de pastor loei hem zijn gezag en meerderheid
wil laten gevoelen. Deze kan elk oogenblik de
i school binnentreden en den onderwijzer onder-
j houden over zijne methode. Vooral is dat hate-
I lijk wanneer zulks in tegenwoordigheid der leer
lingen geschiedt ’t geen maar al te dikwijls bet
geval is. Op die wijze komt er aan de kwel
lingen, waarvan de onderwijzer het voorwerp is’,
geen einde en gelijkt zijn toestand vrij wat op
slavernij, vereenigd met eene zedelijke pijnbank.
Aan tegenspraak valt niet te denken en her
stel van grieven is zoo goed als onmogelijk ge
maakt door het stelsel van rescripten minuten
reglementen ordonnantiën disciplinaire maat-
gelenconsideratiënadviezen en wat dies meer
zij.
De bezoldiging iszeiden wij in Pruisen ge
ring ja was zoo klein dat in 1848 de centra
le besturen tusschen beide zijn moeten treden,
om den onderwijzers tegenover de gemeenten
(die hem betalen) ter hulp te komen. Vier jaren
later is bij kabinets schrijven door den koning
een algemeen onderzoek naar hunne inkomsten
bevolen, dal vijftien jaren daarna, alzoo eerst
in 1867 eene vaststelling bij de Wet van een
minimum van salaris heeft ten gevolge gehad.
Voor plaatsen van 10,000 inwoners en daar
boven bedraagt dat 360 gulden, benevens vrije
woning.
Wat de dorpen aangaat is bepaald, dat de ge
meente moet voorzien in brandstoffen voedings-
,luu rri middelen en voertuig; het geld, dat er bijkomt
schoolonderwijzer of geestelijke, om er zich is niet veel en daarenboven niet vastgesteld.
In den laatsten tijd is
het lager onderwijs
wijzers. Inderdaad, die klacht is niet ongegrond,
hoewel zij nogthans overdreven is. Een aantal
onderwijzers aan
platten lande hebben te weinig veel te weinig
salaris, maar regel is dat niet. Er zijn plaatsen
die een uiterst ger ing inkomen geven een mi
nimum van ƒ400 in geld en op sommige is het
nog daar beneden.
Wij zeggen een minimum in geld omdat de
emolumenten ook mede geteld moeten worden
en deze vooral daar van belang zijnwaar de
geldelijke vergoeding zoo bijzonder gering is.
Intusschen geldt ook in deze het spreekwoord
alle waar is naar haar geld.
Een bekwaam onderwijzerdie een minimum
tractement heeft, zal, met ietwat moeite er voor
te doen, al vrij spoedig eene betere plaats krijgen.
Vrij algemeen is de klacht, dat, zelfs in tame
lijk gunstige omstandigheden, de onderwijzers te
laag bezoldigd zijn, dan dat zij een huwelijk kun
nen aangaan.
Wij willen die grieven geenszins ontkennen
maa/merken op, dat de bezoldigingen der amb
tenaren ingericht zijn, en het ook behooren te we
zen, in evenredigheid tot de ver diensten der titu
larissen en niet afgemeten moeten worden naar
de behoeften van een huisgezin. Dat geldt niet
alleen voor den onderwijzersstand, maar voor allen.
Iemand, die vijfjaren of langer aan eene aca
demie heeft gestudeerd, bijv, in de rechten, en,
een paar jaren na zijne bevordering tot docter
in zijn vak, het geluk heeft kantonrechter te wor
den geniet een salaris van 600 en is betrek
kelijk vrij wat slechter af, dan een minimum-on-
dei wijzer met zijn 400 en vrije woningtuin
enz.die op een dorp woont en weinig stand
heeft op te houden.
Daarbij komt nog dal die ƒ600 van den kan
tonrechter gedurende de vijf eerste jaren van zijn
ambt, tot ƒ480 worden gereduceerd en dat hij
geene rente trekt van het kapitaal’t welk hij
aan zijne studiën heeft moeten bestedeneen ka
pitaal dat de min imwm-onder wijzer niet heeft
behoeven uit te geven en dat dus, zoo hij ’t ge
had heeft, nog rentegevend voor hem aanwezig is.
De klacht van lage bezoldiging is juist, maar
niet door den onderwijzer alleen aan te heffen.
Zij kan vrij algemeen door alle ambtenaren, in
’t civiele zoowel als in; ’t militaire, worden geuit.
Wij bedoelen hier natuurlijk die tractementen,
•waarmede men aanvangtzooals van kantonrech
ter 2e Luitenant, minimum-onderwijzer, enz.
Gewoonlijk wordtmet betrekking tot het la-
ger onderwijs, op Pruisen gewezen, alsof het
daar te lande een el dorado ware niet voor den
onderwijzer zoozeer, als wel voor hei onderwijs zelf.
Om daarover goed te kunnen oordeelenmoet
men wetenhoe de onderwijzer in dat land ge
vormd wordt en welke er zijne positie is.
De opleiding van den toekomsligen schoolonder
wijzer vangt aan op ongeveer 14 jarigen leeflijd,
als wanneer de knaap de lagere school heeft af
geloopen.
In Saksen en Silezie gaat hij dan
proseminanum, dus geheeten, omdat hij
In het eigenlijk Pruisen begeeft
een particulier persoon, gewoonlijk