to
I
IfflWS- H llilllliinn: III.III TOOK DE
No. 46
Z E S-E N-D ERTIGSTE
A R G A N G.
1881.
'O
1 al-
aren
rden
8 JUNI.
Bi O O LA XI».
7
?en
den 8 tot en met Woefafag den 15 Juni 1881 I ting
0.
j
Alle brieven
in te zenden.
«i i-bp
van Suriname is door de
beschuldigd, geldelijk ge-
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.— franco per post ƒ1.25.
en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
7
teren
waar
afge-
ko
ol,
mda-
32
14
80
36
ruk-
ans-
klij-
chte
ans-
jren
>lul«
eden
aag.
,00
0.
van te maken, dat hij tegen een kanaal stemde,
dat hij in strijd achtte met ’s lands belang -
maarnaar hen werd niet geluisterd. Ter
wille van Amsterdam had hij toch maar voor
moeten stemmen
„Inderdaad, aldus besluit het Vad., de laatsto
vergadering van „Burgerplicht” is zeer leerrijk
geweest. De toejuichingen, waarmede men den
heer Holtzman overlaadde, toen hij het college,
waartoe hij behoort, aan de kaak stelde, karak-
teriseeren den geest, die de vergadering bezielde.
Dat belooft veel goeds voor de a, s. verkiezin
gen! Of zou er misschien nog voor de verkie
zingen reactie komen
De rechtbank te Utrecht heeft uitspraak ge
daan in het bekende proces- Verdonk.
Men zal zich herinneren, dat het geschil liep
over de vraag, wien de prijs van 300,000 gul
den toekwam, in 1869 op een Oostenrijkse^ lot
gevallen.
r De stiefdochter van den sedert overleden heer
Verdonk maakte daarop aanspraak en had te
gen zijne erfgenamen een eisch ingêsteld tot te
ruggave van dat bedrag.
De rechtbank heeft echter, conform do con
clusie van het O. M., aan dj eischeres ham
vordering ontzegd, op grond dat. het bedriege-
lyke dér handelingen, die door de eischeres als
kunstgrepen waren gesteld, niet ge..oegzaam be
wezen was.
De Gouverneur
heeren de Jong c. s. beschuldigd, geldelijk ge
ïnteresseerd tö zijn in goudondernemingen, wat
do.or het Regeeringsreglement verboden is. Brie
ven van de heeren Léijsner te Paramaribo en
A B. Mulder te ’s Gravenhage bevestigen dit?
liot adrcs, waarin die beschuldiging voorkomt,
is bij de Tweede Kamer aanhangig. De Mi
nister van Koloniën heeft lij dj behandeling
van een vroeger adres van soortgelijke strekking
den heer van Sypesteijn verdedigd, maai- de.
klacht is zoo ernstig, zegt het Vaderland, dat
zij door den. rechter moet worden ondéizodit.
De Tweede Kamer heeft besloten omtrent dit
adres nadere inlichtingen van den Minister van
Koloniën te verzoeken.
Het Gerechtshof te. 's Hage heeft v. B., graan
handelaar te Breda, wegens zijn bekende poging
‘tot oiiikooping van een ambtenaar aan ’t De
partement van Oorlog, veroordeeld tot 45 dagen
celstraf en eene boete van f50.
Vrijdag jl. had te Rotterdam de algemeene
vergadering der Nieuwe Afrikaansche Handels-
vennootschap plaats. Het resultaat van het eer
ste jaar der nieuwe maatschappij is buitenge
woon voordeelig, dank zij een voortreffelijken
oogst op Afrika’s westkust. Er is een netto winst
gemaakt van piet minder dan f 1.171.941,83*/2,
terwijl alle onkosten niet meer dan f 65.748,38
bedragen.
De directie stelt voor f 500.000 voor het reser
vefonds af te zonderen, dat daardoor op eens tot
het maximum komt, bepaald bij art. 29 der
statuten. Het winstcijfer, ter veideeling over
blijvende, bedraagt dan f671.941,83'/,. Volgens
art. 30 der statuten wordt hiervan eerst uitge
keerd aan aandeelhouders 5 pct. over het maat
schappelijk kapitaalf 99.750blijft over
f 572.191,83’/2, waarvan voor de drie leden der
directie, ieder 5 pet., f85.828,77, zoodat er om
te verdeelen overblijft f 486.363,06^. Aandeel
houders ontvangen dus in het geheel uitkeering
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
dc gemöente Sneek, maken aan de ingezetenen
dier gemeente bekend
dat de alphabctische naamlijst van de perso
nen, die in dit jaar aan de loting voor de Schut
terij moeten deelnemen, ter visie zal liggen op
de Secretarie van de gemeente van Woensdag
Verschillende bladen wijzen met betuiging van
spijt en verontwaardiging op de houding door de
kiesvereeniging „BwrperpZ»c/it” te Amsterdam
aangenomen met betrekking tot den heer Rut
gers van Rozenburg. De Tijd acht de bewe
ring, dat het niet weder cahdidaat stellen van
den heer. Rutgers het gevolg zou zijn van zijn
houding in zake het kanaal door de Geldersche
vallei, ongegrond en ziet de ware reden in den
straffen toon, waarop hij zich in een zitting in
de Kamer over den gemeenteraad van Amster
dam heeft uitgelaten.
„Wat ons betreft zegt de Tijd wij heb
ben alles behalve reden om het gebeurde te
betreuren, en de „ellendige” Kamer, zooals een
barer leden (de heer Holtzman) haar in de open
bare zitting van „Burgerplicht” noemde, zal, in
ons oog, er niet ellendiger om worden als zij
den heer Rutgers verliest. Maar dit neemt niet
weg, dat ér alle reden bestaat om de schouders
op te halen over deze kleingeestige wraak eener
liberale coterie, die. een der liberaalsten onder
de liberalen den bons geeft, omdat hij, over
haar sprekende, onafhankelijk in zijn oordeel
heeft durven zijn.”
Het Vaderland trekt een lijn van vergelijking
tusschen de heeren Holtzman en Rutgers. Het
blad toont met de cijfers aan, dat de heer Holz-
man slechts voor ruim een derde de zittingen
der Kamer bijwoonde, terwijl de heer Rutgers
zelden of nooit afwezig was. De heer Holtz
man was er wèl als het Amsterdamsche belan
gen gold of als er een politiek plannetje ten uit
voer moest worden gebracht; Rutgers bijna
altijd op zijn post in Den Haag, - Holtzman
bijna altijd in zijn handelszaak te Amsterdam.
Rutgers, wars van alle politieke partijschap, zijn
eigen wég gaande^Holtzman meedoende met
een fractie, die "zooveel van zich heeft doen
spreken; Rutgérs, onaf hankelijk volksvertegen- i
woordiger, die steeds den moed heeft om zijn
overtuiging uit te spreken^ en boven alles'trouw
verdediger van algemeéne landsbelangen,
Holtzman bovenal Amsterdammer, die blijkbaar
altijd in de eerste plaats de vraag steltwat
eischt het belang van de hoofdstad?
Dat laatste heeft, naar het Vad. meent, vooral
den doorslag gegeven. Om zich daarvan te over
tuigen, behoeft men slechts na te gaan, op welke
gronden de candidatuür van den heer Rutgers
is bestreden. Toen artikel 1 van ’s ministers
Tak kanalenwet aan de orde was, stemde de
heer Rutgers tegen het Limburgsche kanaal.
Het Limburgsche kanaal werd afgestemd en
dientengevolge werden de Limburgsche leden
zoo ontstemd, dat zij stemden tegen het geheele
artikel, waarin het Geldersche vallei-kanaal was
opgenomen. Hadden zij voor gestemd, dan zou
waarschijnlijk de kanalenwet zijn tot stand ge
komen.
Ergo zoo redeneerden nu de heeren van
Burgerplicht is het de schuld van den heer
Rutgers, dat Amsterdam nog geen kanaal heeft.
Zijn stem tegen hot Limburgsche kanaal ver
raadt gemis aan politieken takt. Immers was
het Limburgsche kanaal door de meerderheid
goedgekeurd, dan zouden de Limburgers niet
on’siemd zijn geworden.
Of de heer Holtzman het met die opvatting
eens was blijkt niet, maar in elk geval vond
hij het niet noodig om een woord ten gunste
van zijn ambtgenoot te spreken. Wel waren
er enkele anderen, die beweerden, dat het toch
te ver ging den heer Rutgers er een verwijt
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Sneek, brengen door deze onder de aandacht
van degenen die, gedurende het jaar 1880, iets
voor de gemeente hebben verricht of aan haar
gelevérd, dat hunne pretentiën, voorzoover ze
niet vóór of op 30 Juni e. k. zijn ingeleverd,
moeten worden gehouden voor verjaard en ver
nietigd, volgens ark 228 der gemeentewet, in
verband met de wet van 8 November 1815
(Staatsblad no. 51).
Sneek den 4 Juni 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. van DRIESSEN.
De Secretaris J. W. BENNEWITZ.
ADVERTENTIËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7'/2 Cents. Bij abonnement is de prijs be’’
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
des voormiddags van 9 tot 1 uur, tin einde elk
in staat te stellen om, ingeval hem eenige personen
of omstandigheden mochten voorkomen,, die op
de lijst nog zouden belmoren te worden aange-
teekend of daarvan weggelaten, zulks aan het
Gemeentebestuur te kennen te geven;
dat de \oting zal plaats hebben op het Ge
meentehuis op Vrijdag den 24 Juni 1881 des
voormiddags elf uur, voor hen die geboren zijn
in 1856, terwjjl daarna dadelijk zal worden over
gegaan tot de naloting der ingeschrevenen van
de jaren 1847 tot 1855.
Wordende ieder ingeschrevene opgeroepen om
bij de loting tegenwoordig te zijn, en, redenen
van vrijstelling hebbende, die alsdan op te geven.
En, opdat znlks kome ter kennis van de be
langhebbenden, zal deze worden afgekondigd en
geplaatst in de Sneeker Courant.
Snoek den 7 Juni 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. van DRIESSEN.
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek maken belanghebbenden be
kend
dat op heden zijn uitgeloot de aandeelen no.
7, 8, 12, 17, 18 en 25 der geldleening groot
f 13000, in 1872 ten laste der gemeente aange
gaan.
Sneek, 4 Juni 1881.
Burgemeester en Wethouders van. Sneek,
J. VAN DRIESSEN,
De Secretaris
J. W. BENNEWITZ.
UIT DE PERS.
De heer mr. J. D. Veegens bespreekt in ’t
laatste nummer van de Vragen des Tijds de
intrekking der rentebelasting en haar
gevolgen. Als negatief resultaat van het de
bat over de rentebelasting kan z. i. geacht wor
den vast te staan, dat de weg, door den min.
Vissering ingeslagen om het roerend goed te
belasten, een verkeerde was, en dat men, indien
men niet tot de effectenbelasting van den minis
ter Gleichmau wil terugkeeren, zal moeten
overgaan tot de invoering der algemeene be
lasting op de inkomsten, met uitzondering van
die op den grond welke op de herziening
van de kadastrale opbrengst der ongebouwde
eigendommen wacht en tot de afschaffing
der patentwet, waarvan men slechts enkele ge
deelten in een bedrijfsbelasting zal kunnen her
vormen.
Maar bovendien zal het gebeurde met de
rentebelasting z. i. van invloed zijn op de her
vorming van het kiesrecht. „Censusverlaging
binnen de grondwettige grens-acht de schrijver
geheel onvoldoende, en grondwetsherziening wordt,
naar hij meent, meer, en meer noodza^elijk.
Wel stemt hij toe, dat grondwetsherziening on
mogelijk is zonder compromis met de kerkelijke
partijen, maar zulk een compromis ‘behdéft-, z. i.
niet af te schrikken. j
„Hetgeen het zwaarste is zooschrijft hij
moet het zwaarste wegen. Indien het waar
is, dat de kerkelijke partijen in herziening der
Grondwet, met betrekking tot kiesrecht en de
fensie, niet zullen toestemmen, zonder gelijktij
dige herziening van art. 194 der Grondwet, dan
wordt een wijziging van laatstgenoemd artikel
een zaak van ernstige overweging; die wijziging
zou zich daartoe kunnen bepalen, dat de inrich-
van het openbaar onderwijs eenvoudig aan
I den gewonen wetgever werd overgelaten, met
behoud, zoo men wil, van de eerste en in elk
geval van de beide laatste alinea's van het ar
tikel.”
K E N N I S G E V I N G.
NATIONALE MILITIE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
de gemeente Sneek
Gelet op het besluit van den Commissaris
des Konings dezer Provincie van den 2 Mei
1881, le Afd. M. en 8. no. 417, brengen door
deze ter kennis van do belanghebbenden, dat
het onderzoek over de verlofgangers van de mi
litie te land in deze Gemeente zal plaats heb
ben op Zaterdag den 18 Juni e. k.des voor
in iddags ton 10 ure.
Dat aan dat onderzoek zullen belmoren deel
ie nemen de Miliciens-Verlofgangers van de
vier oudste ligtingen, voor zoo ver zij vóór den
Isten April jl. in het genot van onbepaald ver
lof zijn gesteld.
Dat de verlofganger bij het onderzoek moet
verschijnen in niforra gekleed, en voorzien van
de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn
vertrek met verlof medegegeven, van zijn zak
boekje en van zijn verlofpas.
Dat, behoudens het bepaalde in art. 130 dier
wet, een arrest van twee tot zes dagen door
den Militie-Commissaris kan worden opgelegd
aan den verlofganger:
1°. die, zonder geldige redenen, niet bij het
■Onderzoek verschijnt;
2°. die, daarbg verschenen zijnde, zonder
geldige redenen, niet voorzien is van de hiervo-
ren vermelde voorwerpen’;
3 wiens kleeding- of uitrustingstukken bij
■onderzoek niet in voldoenden staat worden bij
vonden
4°. die kleeding- of uitrustingstukken, aan
oen ander toebehoorende, als de zijne vertoont.
De verlofgangers worden herinnerd dat, nu
or maar één onderzoek in het jaar wordt gehou-
<len, zij bepaaldelijk moeten opkomen en dat de
strafbepalingen van art 144 der wet strengelijk
zullen worden toegepast op de zoodanigén, die
■zonder geldige redenen niet verschijnen en dat
zoodanige verlofgangers, die zich in eene andere
gemeente gaan vestigen, do verplichting wordt
voorgehouden, welke aan hen bij art. 134 der
wet is opgelegd.
8neek den 17 Mei 1881.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. van DRIESSEN,
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ.
-■‘I
I
11
uil
i
i
1 o
V
/ifi
1
J
/1« -
1 6
1
I 8
I
I 0
/i
OEEKER (OlltlVI.