■WH.W imwifffl SSM. -imwimii iwrüe Z E S-E N-D E R T I G S T E 1881. r i N o, 26 JULI 1581. No. 60 87 JULI. aa« i aan Willem In vele plaatsen des lands, zegt de Kamp. -a ng X) Alle brieven in te zenden. >n 1)3 :en )h- Icr 14 )k-, tja d. ?er ra, tja en n- I 6 O 8 8 lat- Jl- j ÏG, b!)| 1 Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco ----!L.<Bsa«BHasBnn> examen voor hen, die een aato wenschen te ver krijgen van hoofdonderwijzer of hoofdonderwij zeres. „Die bepaling is hard zegt de Amsterd Courant. »Wjj willen nog daarlaten,' dat die strenge eisch wordt gesteld voor Nederlandsche taal en voor rekenen, maar; op de theorie van onderwijs en opvoeding dat voorschrift dok toe te passen, j dit is inderdaad zeer hard en onpaedagogisch tevens. Hoe is het mogelijk geweest, dat men zulk een voorschrift in een besluit heeft kunnen opnemen? Ieder die geen vreemdeling op het gebied van het onderwijs is, weet dat de be grippen, vooral over de theorie der opvoeding, van alle opvoedkundigen en onderwijzers op verre na niet dezelfde zijn. „Is het niet denkbaar, dat daaromtrent de be grippen van den examinator geheel anders zijn dan die van den examinandus, maar is het daar om uitgemaakt, dat de begrippen van den laatst genoemde niet deugen en hij daarom voor dat vak eene onvoldoende aanteekening heeft verdiend, waardoor dan tevens zonder eenige consideratie zijn vonnis is geveld? Is het niet denkbaar ja het is zelfs meer dan denkbaar, want het feit heeft zich voorgedaan, dat candidaten voldoende, meer dan voldoende zelfs, zijn bevonden in alle vakken, maar onvoldoende in het vak der theo rie van opvoeding en onderwijs, en dus de commissie moest zich aan het voorschrift hou den onverbiddelijk, zonder eenigen vorm van proces werden afgewezen? „Is dat niet hard, is dat niet ontmoedigend voor hen, die het bewustzijn hebben, dat .zij hun studietijd wel hebben doorgebracht, daarvan ook bewijzen hebben geleverd, maar in de paedagogie niet voldeden, terwijl hét toch verre van uitge maakt is, dat de beste theoretici ook, althans wat het onderwijs betreft, de beste practici zijn Hét tegendeel kon wel eens bij velen blijken het geval te wezen. „Wij twijfelen geen oogenblik of al de zes commissiën die examens voor de acte van hoofd onderwijzer en hoofdonderwijzeres, de eerste on der de wet van 1878, hebben afgenomen, zullen dé ervaring hebben opgedaan, dat het boven aangehaalde voorschrift in art. 12 van het kon. besluit van 28 Mei 1879 te kras is, en dat, in dien eene dergelijke bepaling blijft gehandhaafd, de jongelieden, die zich aan het onderwijs wij den, niet aangemoedigd, maar wel afgeschrikt zullen worden, zich aan het examen ter ver krijging van de acte van hoofdonderwijzer of hoofdonderwijzeres te wagen. Is onze veronder stelling ten opzichte van het oordeel der leden van de examencommissiën over het meer gemel de artikel juist, waaraan wij geen oogenblik twijfelen - dat zij dan en hierop dringen wij krachtig aan zich vereenigen om, na de ervaring, die zij hebben opgedaan, den minister van Binnenlandsche Zaken te verzoeken, dat een heilloos voorschrift, ’t welk zoo ter kwader ure door zijn ambtsvoorganger in een koninklijk besluit is gebracht, daaruit hoe eerder hoe beter verwijderd of althans merkelijk gewijzigd wor de, opdat een dergelijk zwaard van Damocles niet meer hange boven de hoofden van hen, die aan een examen, als waarvan in dit artikel sprake is, wenschen deel te nemen. Blijven de examencommissiën op een rationeele en degelijke wijze samengesteld, dan behoeft er geen vrees gekoesterd te worden, dat onbevoegden zullen worden toegelaten, terwijl de moed van hen, die zich voor bedoeld examen voorbereiden, gesterkt zal worden, en ten slotte het lager onderwijs zelf er wel bij zal varen.” ADI ERTENTIÊN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, xoor eiken regel meer 7’^ Cents. Bij abonnement is de prijs be langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. ten en vrijheden was en do gewetensvrijheid aanrandde evenzeer huiverden zij terug voor wat zij schending achtten van hét „goddelijk recht.” Dit alles echter maakt.juist het feit der af zwering belangwekkend. De afzwerings-akte verkrijgt voor ons met die wetenschap de ver hoogde beteekenis eener huldigings-akte met een die der huldiging van bet Zedelijk Recht als hooger dan alle, door welke traditie oök als goddelijk afgekondigde rechten. Tegenover het recht aan het kerkelijk gezag toegekend, had de Hervorming dat zedelijk recht, als het goddelijke bg uitnemendheid uitgeroepen, ’t Was dezelfde Protestantsche geest, die het hier boven het zoogenaamd, „goddelijk recht” der vorsten ten troon verhief en geen prerogatieven der kroon liet gelden, die dat zedelijk recht te na kwamen. Zonder conventies en tradities en dogma’s schijnt de menschheid niet te kunnen leven. Zij hebben allen aanspraak op eerbiedigingdoch allen ook maar tot op zekere hoogte. Telkens komt er een tijd, dat de menschheid zich boven hen voelt staan en de vraag stelttot hoever heb ik ze te eerbiedigen? Op het oogenblik dat zij zich vormen passen zij, sluiten zij op haar leven. Maar straks groeit de menschheid, zich ontwikkelend en vervormend, er onder uit en breekt er doorheen en werpt ze van zich, ’t Zijn do kritieke tijdperken harer geschiedenis: zij kan ze niet ontloopen, ze moet er door heen, voorwaarts schrijden. Noem den moed, die het waagt, de beslistheid die het aandurft, de vol harding die het ten uitvoer brengt, de vrucht van gewctenstrouw of van geloof in God in dien ge maar erkent, dat in dezelfde mate als een geslacht welbewust en in rustig vertrouwen, zonder hartstocht maar vastberaden, datgene wat meer is dan alle conventie en traditie en dogma uit hun verstikkende omknelling tracht te red den, in dezelfde mate ook toont karakter te bezitten en zijn ^groote vertegenwoordigers de herauten zijn van een nieuwen en beteren tijd. De Staten-Generaal zullen straks, als zij van hun stap op den Rijksdag té Augsburg reken schap zullen afleggen, op gronden, aan het be schreven recht ontleend, dien stap verdedigen. Dat eischen de omstandigheden; dat eisehte hun positie tegenover do vorsten van Europa; dat strookte met hun eigen begeeren, dat niet naar omverwerping uitging, maar naar hand having van wat in den waren zin des woords recht van bestaan had. In de afzweringsacte zelf konden zij met de mededeeling van het grondmotiefvolstaan„den vorst gehoorza men wij” wij huldigen het rechtmatig gezag - „doch niet den tiran” die zijn gezag misbruikt. Daarmee was kort en goed alles gezegd. Er mochten redenen zijn, die het noodzakelijk maakten elders meer dan dit eene én overigens voldoende te zeggen, hiermee was alles gezegd. Ons althans boezemt na drie honderd jaren belang in niet de vraag, of zij met de wet in de hand hun daad konden ver dédigen, noch de wijze, waarop zij het deden, maar dat zij met een beroep op de eeuwige beginselen van het Recht de daad hebben vol- voerd. UIT DE PERS. „Zij, die in één der drie hoofdvakken: de „Nederlandsche taal, het rekenen en de theorie „van onderwijs en opvoeding of in twee of meer „der andere vakken volstrekt onvoldoende zijn „bevonden, „worden zonder stemming (van de „leden der examencommissie) afgewezen.” Zoo luidt het Koninklijk besluit van,28 Mei 187.9, .-waarbij gevoegd is het prograïnina van Willem door den koning van Spanje geschre ven was ..„Wij bannen hem voor eeuwig uit al ouzo rijken, met verbod aan al onze onderdanen, van wat rang of aanzien, in het openbaar of heimelijk met hem gemeenschap te houden, hem spijze, drank, brandstof of andere benoodigdhedeu te verschaffen. Wij vergunnen elkeen hem aan bjf en goederen te beschadigen. Wij stellen ge zegden Willem van Oranje als een vijand van het menschebjk geslacht bloot en leveren hem over aan den smaad en de willekeur van een iegelijk en geven zijn goederen aan elk, die er zich meester van weet te maken. En zoo ie mand van onze onderdanen, of een vreemdeling, vroom en edelmoedig genoeg gevonden mocht worden om ons van deze pest te verlossen en hem ons dood of levend uit te leveren, of wel hem het leven te benemen, zullen wij hem on middellijk na het verrichten der daad vijfen twintig duizend gouden kroonen doen uit betalen en zoo hij eenig misdrijf mocht gepleegd hebben, hoe groot ook, belooven wij hem dat te verge ven; en zoo hij niet reeds van adel is, zullen wij hem om zijne vroomheid tot den adelstand verheffen.” Niet waar? Dat men hier te lande een vorst als Philips niet meer als Heer wilde erkennen schijnt ous de eenvoudigste zaak ter wereld. Het sprak, zouden wij zeggen, van zelf, ’t Ver wondert ons veeleer, dat het niet eerder was geschied. „Den Koning trouw tot den bedelnap” was de leus der Geuzen geweest en overal waar het Wilhelmus van Nassauen was aange heven, had men met instemming de woorden gezongen, door St. Aldegonde zoo juist Willem van Oranje in den mond gelegd Den Koning van Hispaniën Heb ik altijd geëerd. Doch ’t verwondert ons veeleer, dat men zoo lang ter goeder trouw den Heer dezer gewesten als vorst dezer landen geëerbiedigd had, wiens dwingelandij men zoo smartelijk gevoelde en zoo van ganscher ziele verfoeide en met opoffering van goed en bloed bekamptedat men zoolang, tegen alle hoop in, de hoop was blijven koeste ren, dat de wélingelichte Philips zou goedma ken wat de kwalijk onderrichte misdreven had; dat men, in ’t kort, eerst thans het woord sprak, waarbij hem „naar recht en rede” de gehoor zaamheid werd opgezegd. Doch wie zou in zijne plaats regeeren Wil lem zelf begeerde men, maar hij was nog niet over te halen geweest den schijn op zich te la den van ten eigen bate-en met eerzuchtige be doelingen zich de vertrapte Nederlanden te heb ben aangetrokken, en eerst thans hadden de onderhandelingen met den Hertog van Anjou haar beslag gekregen, waarbij hij ’t zou voor korten tijd maar zijn en een jammerlijke mis rekening blijken de teugels van ’t gezag zou opnemen. Maar bovendien: Eon Karei van Engeland was nog niet onthoofd, een Jacobus nog niet verjaagd; Frankrijk had nog niet in een reeks van voorbeelden op zijne wijze doen zien, dat niet het volk om den vorst is men was, als in latere tijden, nog niet gewoon vorsten aan te stellen en af te zetten, schier met meer gemak dan met een burgemeester gsschiedt. Er was nog geen boek te schrijven als Daudet’s „Les Rois en exil.” Roomsen en onroomsch huldig den nog de leer van het droit divin, het „goddelijk recht” der vorsten. Den Calvinisten met hunne grondstelling van de souvereiniteit Gods, waarvan ’s vorsten souvereihiteit de af schaduwing was, zat die leer in het bloed. En onze vaderen mochten met taaie volharding zich verzetten tegen Wat hun krenking hunner rech- Ofschoon deze gedenkwaardige dag uit onze roomrijke geschiedenis heden niet tot een natio nen feestdag werd gemaakt, komt het ons toch niet ongepast voor, deze belangrijke gebeurtenis hier nog eens in herinnering te brengen, door I gedeeltelijk in onze kolommen over te nemen een artikeltje van den heer van Loenen Marti- I net, voorkomende in de Pr or. Ov. Ct. van he- I dm. Wij lezen daar o. a. «Den iegelijk is kennelijk, dat een vorst van I Gode gesteld is tot een hoofd zijner onderzaten, I om ze te bewaren en te beschermen, als een I herder tot bewaring zijner schapen. En dat de I onderzaten van God niet geschapen zijn ton be- I hoeve van den vorst, om hem in alles wat hij beveelt, of het godvruchtig of goddeloos, recht of onrecht is, als slaven te dienenmaar do v-rst om den wil der onderdanen, zonder welke hij geen vorst is, om hen met recht en rede te regeeren, voor te staan en lief te hebben, als een vader zijne kinderen, en een herder zijne scha pen, Wanneer de vorst zulks niet doet, maar I zjne onderzaten, iu plaats van hen te bescher- I men, zoekt te verdrukkenwanneer hij hun I hunne oude vrijheden, privilegiën en oude her- I komsten benemen wil, en hen gebieden en ge- I kruiken als slaven, is hij niet langer voor I "vorst, maar voor een dwingeland te houdenen «Is zoodanig mogen hem de Staten des lands niet recht en rede afzetten en een ander in zijne I plaatsjjtot beschermer en hoofd kiezen.” Dus luidt de aanhof der acte, waarbij de Sta- I ten-G metaal der Ver een? gde Nederlanden de I wereld koud deden, dat zij den Koning van I o panje, Philips II, als Heer hunner landen de I gehoorzaamheid opzeiden en tot de keuze van I «en ander wenschten over te gaan. I Dus de aanhef. De rest volgde van zelf. De bewijzen, dat men hier te doen had met een I geval, als in den aauhef was verondersteld, wa ren overvloedig voorhanden, ze lagen voor ’t gnjpen, opgetast gedurende een tal van jaren. Geheel de natie was, niet bij manier van «Preken, maar in gruwelijk-letterlijken zin, door haar Heer ten doode gedoomd, eii ’t had niet aan hem, ’t had niet aan den Hertog van Alva I gelegen,, dat ’t vonnis nog niet naar do letter I was ten uitvoer gelegd. Toen de Staten tot staving van hun recht om.Philips af te zweren, m het vervolg der acte hem als een dwingeland toekenden, s. behoefden zij wat er in de laatste vï]f- en twintig jaren al zoo gebeurd was, maar op te sommen, jaar voor jaar, bijkans dag voor Zij konden eindigen met wat het vorige Jaar was geschied. Toen was Willem van Oranje vogelvrij verklaard. Toen had het volk gelezen. Willem zelf had er voor gezorgd dat het gelezen werd aan alle hoven van Europa toen had het- volk gelezen wat van zijn vader Hij had er teven» voor gezorgd, dat overal GVn apologie gelezen was. Sta het slot daar- hiér vermeld. Alle Nederlanders herkennen die woorden hun Willem van Oranje en we- p» dat hij dus spreken mocht; „Met de hulp God-en de wakkerheid mijner vrienden hoop mijn leven zoolang te behouden, als het wel pijn en het geluk des volks, waaraan ik dat leven dewjjd hebt, het zullen vorderen. Ik ben in Gods handen - m ijn wereldsch goed en leven zijn sedert ring aan zijnen dienst gewijd. Hij zal erover beschikken, zooals voor zijne eer en mijn heil het beste is." Onder de apologie stond: ,Je main* ^endrai!". man w a. s zooals hij spra k, totdat de “rnipmoord hem trof, i. 1/ ibe 0 i 3- la V i On- fl gö- f 801 ko- S bijl 35, 1 «MEEKEK COURANT.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1881 | | pagina 1