g
was.
van
naat
reed
ning
Toei
ZOOV
tiekt
f
In hooge kringen,
Roman van Reinhold Ortmann.
BirrEVLiyn,
puike
ff ek
pt nu
lid o
Irzett
Ki tide,
bg zo
BOnd
>rk f
■id e,
Bis h
|n do
•e, da
ar b
goh
en
n.
ets ei
>rd Ij
en al
inde,
i)d i
Vaar
Ml
ifgelij
ör die
zÖu
ilpiaa
De N. Zutph. Ct. zou wel, als aanvullingen
pendant van het onderzoek naar den overmatigen
arbeid in werkplaatsen en fabrieken eene andere
enquête willen aanbevelen.
In de onmiddellijke nabijheid der Kamer zetelt
een heirleger ambtenaren, die, ten deele zeer
weelderig bezoldigd, arbeiden in de groote
etaatswerkplaats.
Er zijn er, die beweren, dat daar ontzaglijk
zwaar wordt gewerkt. Ér zijn or ook, die
volhouden, dat velen verbazend weinig uitvoeren
voor flinke bezoldigingen. Wat is waarheid?
Eene contra-arbeids-enquête geve daarop het
antwoord.
„Wellicht zou zij leeren, dat door schamel
bezoldigde lieden veel wordt gearbeid, maar dat
een aantal hoog gesalarieorden veilig konden
gemist worden. Misschien ook zou zij andere
resultaten opleveren. Maar denkelijk zou deze
enquête tot groote besparingen kunnen leiden.
„Als de Kamer er eens den tijd voor mocht
kunnen vinden, bevelen wij dus dit onderzoek
aan. Ook op dat gebied is ’t de moeite waard,
de waarheid eens aan het licht te brengen en
uit eigen oogen te zien.”
durig van vrouw of baas, opmerking verdient
het zeker, dat Grietje Groenhout reeds 30 en
Jan Haarsma 44 jaar ten huize van den heer
J. Kresner alhier hunne diensten onafgebroken
hebben verricht.
Naar aanleiding der tochten van „werkeloo-
zen” door de stad waarschuwen de Amsterdam-
sohe dagbladen, dat de thans gevolgde wijze
van om hulp te vragen, is in strijd met het
Wetboek van Strafrecht, dat de volgende be
palingen bevat:
Art. 432. Met hechtenis van ten hoogste 12
dagen wordt gestraft1. als schuldig aan bedelarij
hjj, die in het openbaar bedelt.
Art. 433. Bedelarij, gepleegd door drie of
meer personen boven den leeftijd van 16 jaar
wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
drie maanden.
Art. 434. De schuldige aan een der in beide
vorige artikelen omschreven overtredingen kan
bovendien, zoo hij tot werken in staat is, tot
plaatsing in eene rijks werkinrichting worden ver
oordeeld voor den tijd van ten hoogste 3 jaren.
Reeds moet door de politie naar aanleiding daar
van, proces-verbaal zijn opgemaakt tegen een
der deelnemers aan die optochten.
SN EEK, 8 Februari.
Het derde Abonnements-concert der muziek-
vereeniging Apollo belooft schitterend te zullen
worden. Volgens achterstaande advertentie zal
de zoo gunstig bekende Studenten-muziekver-
eeniging van Leiden: C. Dur, hare vereerende
medewerking verleenen.
Zij, die den heer Leonidas van Praag op het
eerste concert hoorden, zullen zich ongetwijfeld
verheugen, hem te zien wederkeeren met de
hh. leden der Studenten-muziekvereeniging.
Wisselen meiden en knechts somwijlen ge-
San!
teml
D.
zulle
schei
liber
want
vatie
trict
Rèat,
door
wij n
plaat
kansi
gunst
beste
U|Uil
te B
vo or
houd
men,
centr
geko!
de pj
punt
aannt
ff1;
»dei
over
gewo<
naar
den, i
toch i
keure
den s
jVan o
itl Ma
rten
■'Vol
it gi
i K<
notie,
l=>
u i
et 2
torst
ing
vai
Kén
pMiel
I De
Bbat
hissie
legeer
ran o,
I Uit
Bsch
Wgini
ivbtgo'
nillioi
iverkei
ESbrac
I De
Ka
hzijdi
echter weldra zinken, zoodat er waarlijk geen
tijd overbleef voor verder overleg of onderüau-
deling.
in het gezicht van het bijna met zekerheid
dreigende verderi begonnen ook de banden der
discipline onder de bemanning der „Alice” te ver
slappen, al had men dan ooh tot nu toe gewil
lig en zonder verzet aan alle bevelen van den
kapitein gehoorzaamd. Met de wetenschap dat
er geen mogelijkheid meer bestond, allen te
redden, bekroop ieder hunner de vrees, dat juist
hem het noodlot zou kunnen treffan, tot de ter
dood gewijden te behooren, en de zucht tot
zelf behoud begon de boventoon te krijgen op
de neiging tot gehoorzame plichtsvervulling.
Wel is waar werd oogonbiikkelijk gevolg ge
geven aan het bevel van den kapitein om de
tweede reddingsboot gereed te maken, maar
toen men er in geslaagd was deze te water te
brengen, wilde ieder de eerste zijn, die er in
ging, en het worstelen daarom scheen een strijd
op leven en dood te zullen worden. Kapitein
Patterson was er echter de man niet naar, om
ook onder zoo’n wanhopigen toestand alle respect
bij zijn volk te verliezen, en zij weken onwille
keurig terug, toen hij met een enkelen sprong
midden tusschen hen stond en de vechtenden
rechts en links smeet.
„Zult gij dadelijk uw verstand eens gaan ga
leen, die in Beek was ingestapt zonder van een
plaatsbiljet te zijn voorzien, even voor het
station Geleen uitgestapt, terwijl de trein nog
in volle vaart was. Hij bekwam daarbij hevige
kneuzingen. Zijn toestand is hoogst zorgwekkend.
Toen zekere A. v. D. te Breda Donderdag
met zijn vrouw van een bruiloft huiswaarts
keerde, bemerkte hij dat in zijn huis brand uit
gebroken was. Met hulp der politie werd deze
spoedig gebluscht. Bij nader onderzoek bleek
het dat hier kwaadwilligheid in het spel was,
terwijl een bedrag van ruim f 200 uit een kast
ontvreemd was.
XXXVI.
Vervolg.)
Aan blusschen viel hier niet meer te denken,
en het vreeselijk gevaar, dat het vuur zich ook
zou kunnen meêdeelen aan het daaronder ge
legen ruim met zijne zoo licht ontbrandbare
stoffen, lag zoo voor de hand en was zoo drei
gend, dat er geen enkel oogenblik kon worden
•geaarzeld, maar dadelijk gehandeld moest worden.
Gelukkig behield kapitein Patterson al zijn
tegenwoordigheid van geest en koelbloedigheid,
waaraan hier te meer behoefte bestond, omdat
zijne voor het meerendeel uit nog jonge zee
lieden bestaande bemanning op het punt scheen
het hoofd kwijt te raken. Hg beval de beide
reddingsbooten dadelijk vlot te maken, en, daar
hij zelf geen enkel oogenblik op het dek gemist
k®u worden, zond hij een van zijn manschappen
naar beneden naar Helene’s kajuit, om de jonge j
dame van het gevaar in kennis te stellen en
haar boven te roepen. 1
Onder al hot ongeluk was het nog altijd als
een gelukkig toeval te beschouwen dat de wind
het vuur meer naar boven joeg en naar den
tegenovergestelden kant waar de gevaarlijke
brandstof lag opgestapeld. Al werd de onver
mijdelijke catastrophe daardoor slechts kort ver
schoven, zoo bleef er nu toch eenige tijd over
voor de maatregelen tot redding, en dat was
in dezen vreeselijken toestand in elk geval een
onwaardeerbare winst.
Bij helder weder en een kalme zee zou er
weinig te vreezen zijn geweest voor het leven
van de zich op het schip bevindende personen,
want de reddingsbooten verkeerden in den bes
ten toestand en de koers, waarin de „Alice”
zich bewoog, werd buitendien door zoo vele
schepen gevolgd, dat de schipbreukelingen zeker
reeds heel spoedig door een ander vaartuig zou
den zijn opgemerkt en opgenomen. Maar bij
het heerschende on weder werd de zaak meer
dan bedenkelijkde holstaande zee maakte het
buitengewoon moeilijk, de booten gelukkig te
water te krijgen, en daarbij lag het voor de
hand, dat zy, bij hun lichte bouw, gemakkelijk
door de eerste groote golf overstelpt en omvor-
geworpen konden worden. Onder aide talrijke
j min of meer avontuurlijke gebeurtenissen uit
I kapitein Fred Patterson’s leven, was deze onge-
twijfeld verre weg de gevaarljjkste, en voor de
OVERZICHT
Nog gaat geen dag voorbij, waarop niet een of
meer der ministerieele bladen in Duischland met
het schrikbeeld van een oorlog dreigen. De
onafhankelijke bladen trachten den daardoor
gemaakten indruk te verzwakken en beroepen
zich op de geruststellende woorden des keizers
en op de verzekering van Bismarck, dat met
zijne toestemming de Duitschers Frankrijk niet
zullen aanvallen. Zij kunnen evenwel niet ont
kennen, dat het gouvernemont, door zwijgend
die opruiende taal te dulden, zich bloot stelt
aan het verwijt een oorlog te willen uitlokken.
Daarom wordt aangedrongen op eene officieele
verloochening van het bekende artikel der Post,
maar daaraan heeft het gouvernement nog geen
gehoor gegeven.
Het is begrijpelijk, dat in Frankrijk de ver
denking veld wint, dat Duitschland een voor
wendsel zoekt om zoo spoedig mogelijk den
oorlog te kunnen beginnen, nu het Rusland
voorloopig heeft tevreden gesteld en in het re-
petitie-geweer een wapen bezit, dat het Fransche
overtreft. Hoe sterker die overtuiging wordt,
des te meer zullen de Franschen zich haasten,
hunne uitrustingen te voltooien en dit zal weder
in Duitschland worden uitgelegd als een bewijs
van hunne oorlogzuchtige gezindheid. De Köln.
Ztg. heeft het reeds uitgesproken, dat men aan
geene vredelievende verzekeringen van Frank
rijk kan geloof slaan, zoolang generaal Boulan
ger niet de oorlogsvoorbereidselen staakt.
Dit is in de tegenwoordige omstandigheden
ónmogelijk voor den Franschen Minister van
Oorlog en dat hij zal aftreden, omdat Bismarck’s
dagbladen het voorschrijven, is ondenkbaar. Het
land stelt in hem groot vertrouwen en de kalme, -
gematigde toon der Fransche bladen, die den I haalde verzekeringen
toestand bespreken, is niet alleen toe te schrij
ven aan den wensch alles te vermijden, wat
het oorlogsgevaar zou kunnen vergrooten, maar
zeker ook aan de overtuiging, dat Frankrijk op
zijn leger en zijne vestingen en op generaal
Boulanger kan rekenen.
Indien het tot een oolog kwam tusschen
Duitschland en Frankrijk, zou waarschijnlijk
geen van beiden een bondgenoot vinden, maar
licht zou toch ook elders de strijd ontbranden.
Oostenrijk wapent zich niet alleen om zijne on
zijdigheid te handhaven en wat Engeland betreft,
zegt de Standard, dat wanneer voor of tijdens
een Franseh-Duitschen oorlog Rusland optrekt
om het Balkanschiereiland te veroveren en Kon-
stantinopel te bezetten, Engeland niet een on
verschillig toeschouwer kan blijven; niemand
zou den naam eens staatsman» verdienen die
niet inzag, dat gewichtige quaesties, waarbij
Engeland groot belang heeft, in de tegenwoor
dige verwikkelingen hare oplossing te gemoet
gaan geen redenaar, hoe welsprekend ook, zou
het volk overtuigen, dat t’ thans het oogenblik
is, om de wapenrusting af te leggen en dat het
dwaas is, voor haar instandhouding nieuwe be
lastingen te betalen; maar erger dan dwaasheid
zou het zijn, wanneer Engeland met over el
kander geslagen armen bleef staan, terwijl Eu
ropa zich op het ergste voorbereidt.
op de troonrede stelde Cremer als amendement
voor, onmiddellijk tot de ontruiming van Egypte
door de Engelsche troepen over te gaan.
Sir J. Ferguson sprak de bewering tegen
dat de aanwezigheid der Britsche troepen iu
Egypte ergernis zou geven aan de vreemde mo
gendheden, die integendeel van een pressie be
treffende den duur der bezetting hebben afgezien.
Engeland heeft getoond, dat het in Egypte
voor de welvaart van dat land en de geheele
wereld werkzaam wil zijn; dat het bereid is
zich ten plechtigste te verbinden tot de onzij-
digverklaring van Egypte en het Suez-kanaal.
Ons hoofddoel”, zeide hij verder, „is herstel
van het financieel evenwicht, inrichting van een
degelijk bestuur, verbetering van den volkstoe
stand, invoering eener krachtige politiemacht en
tot standbrenging eener sterke regeering, onder
erkenning der suprematie van den Sultan als
hoofd van het Mohammedaansche geloof.” Hij
ging daarop na welke verbeteringen reeds zijn
gemaakthij verklaarde dat de regeering met
betrekking tot Egypte verstandhouding zoekt
niet de mogendheden en niet streeft naar een
altoosdurend verblijf, noch ook naar een te groote
verlenging van Engelands oponthoud in dat land.
„In elk geval,” dus besloot hij, „zullen wij
Egypte niet verlaten, voordat wij al onze ver
plichtingen hebben vervuld, en wij ons gekwe
ten hebben van de verantwoordelijkheid die op
ons rust. Wij bevinden ons niet in Egypte
met een zelfzuchtig doel.”
Illingworth stelde een wijziging voor in het
amendement-Cremer, iu dien geest dat ontrui
ming van Egypte niet onmiddellijk zou plaats
hebben, maar wel in de naaste toekomst. Deze
wijziging werd echter met 247 tegen 127 stem
men verworpen, en daarna het amendement-
Cremer insgelijks afgewezen, met 263 tegen 97
stemmen.
Bij al de oorlogsgeruchten der laatste weken,
waartoe de Duitsche verkiezingsstrijd aanlei
ding heeft gegeven, geraakte buitenaf de strijd
tusschen Bismarck en het clericale centrum wel
eenigszins op den achtergrond. Thans echter
wordt de aandacht weder daarop gevestigd door
een brief van den pauselijken staats secretaris,
kardinaal Jacobini, aan den nuncius msgr. Di
Pietro te München, waarin het centrum ver
maand wordt om zich te gedragen naar een
vroeger uitgesproken wensch van den Paus, om
„met het oog op de bij het septennaat zoo nauw
betrokken kerkelijke en zedelijke quaesties,”
het centrum voor de legervoorstellen te zien
stemmen.
Dat zulks niet geschied is, wordt toegeschre-
ven aan de hoofdleiders van het centrum, die
met opzet hun collega’s onkundig lieten van
den wensch des H. Vaders. De Wurtemberger
Staatsanzeiger, die te Stuttgart verschijnt, uit
zijn verontwaardiging daarover. „Het ware eer
lijk geweest, indien alle katholieke kiezers in
kennis waren gesteld met den wensch des Pau
sen. Wie het stuk geheim hield zegt het
blad drage hiervoor zelf de verantwoordelyk-
lijkheid, maar wij gelooven, dat het grootste
deel der ultramontaansche pers te goeder trouw
handelde. Laat zij daarom nu haar verzuim
herstellen on der waarheid de eer geven.”
Alle Berlijnsche bladen deelden den brief
van kardinaal Jacobini in zijn geheel mede
met uitzondering van de katholieke Germania,
welke er slechts een paar regels aan wijdde en
betwijfelt of de vertaling wel juist is en vooral
of het schrijven wel voor openbaarmaking bestemd
eerste maal dreigde een zekere moedeloosheid
zich van hem te zullen meester maken.
Toch deed hij alles, wat hij als zijn plicht
als zeeman beschouwde, en vooral toen hij zag
hoe de naar de kajuit gezonden matroos met de
bleeke, sidderende Helene, haar meer dragende
dan leidende, weer op het dek verscheen, stond
zijn besluit vaster dan ooit, om geen middel
tot redding onbeproefd te laten.
De grootste der reddingsbooten, die natuurlijk
nog de meeste veiligheid aanbood, was gelukkig
over boord gebracht en had het water bereikt
zonder om te slaan. Reeds stond de bootsman
gereed er in te springen, terwijl de matrozen
de touwen vasthielden, toen een reusachtige
golf het lichte vaartuig ophief en het met zulk
een geweldige kracht tegen de zijde van het
schip slingerde, dat het krakend te bersten stiet
en er dus niet meer aan te denken viel, het
te gebruiken tot het bergen van menschenle-
vens. Een kreet van woede en wanhoop ont
snapte aan den mond der bemanning, want
hun toestand werd daardoor niet weinig haclie-
ijkcr. Het zwakke vaartuig, ’t welk hun nog
als een laatste hoop overbleef, bood nauwelijks
ruimte genoeg voor allen aan en zou zeker
overvol worden als niemand achterbleef.
Het brandende schip, waarvan het voorste
gedeelte reeds bijna geheel in vlam stond, zou
Op ’t oogenblik schijnt de wind echter weer
meer uit den vredeshoek te waaien.
Op de paniek die Vrijdag vooral op de beurzen
te Berlijn en te Londen, zoowel als te Parijs
en te Weenen, heerschte, volgden Zaterdag van
alle zijden zeer geruststellende verzekeringen.
De Keizer en de kroonprins van Oosten
rijk begonnen daarmede reeds Vrijdagochtend
of liever Donderdag avond, op het bal der Wee
ner industrieelen, dat door hen bezocht werd,
„’t Is niet zoo erg als men zegt,” waren ’s Kei
zers eigen woorden tot den hofraad Exner en,
tot een lid der delegatie over het aangevraagde
oorlogscrediet sprekende, verklaarde hij„Dat
beteekent geen oorlog, wij moeten alleen de
ontstane gaten weder vullen,” terwijl een lid
der feestcommissie van hem de verzekering kreeg:
„Er is geen grond voor ernstige bezorgdheid.”
’t Is een correspondent van het Berl. Tgbl. die
een en ander overbrengt en verzekert dat ook
kroonprins Rudolf den toestand niet zorgwek
kend noemt.
In een tweede blad is hetzelfde orgaan in staat
mededeeling te doen van de „eigen woorden”
(a la Mühlbach), Vrijdag door den Duitschen
kroonprins geuit. Tot den geheimraad Mendels
sohn sprak hij „Ik verwonder mij over de
bezorgdheid ter beurze Frankrijk zal ons niet
aanvallen en wij zullen Frankrijk niet aanvallen.”
In donzelfden geest werd naar St. Petersburg
geseind, toen de Russische Czaar en Von
Giers gelijktijdig een telegram zonden aan kei
zer Wilhelm en Bismarck, om opheldering te
vragen over de wapeningen in hun land. De
verklaring luidde dat die maatregelen van zui
ver verdedigenden aard waren en dat Duitsch
land volstrekt geen plan had om Frankrijk aan
te vallen.
De Fransche regeering is zelfs zoo over
tuigd van het volkomen bevredigende van don
toestand, dat de minister-president, Goblet, Vrij
dag den afgevaardigde Sigismond Lacroix, die
hem zjn plan mededeelde om het ministerie over
het buitenland te interpelleeren, trouwhartig den
raad gaf zulks liever niet te doen. Na de her-
i van Freycinet, zijn voor
ganger, en van hem zelf, kon er geen twijfel
overblijven aan hun vredelievende bedoelingen
en zou een nieuwe verklaring, zoowel met het
oog op de politiek als de financiën, geheel over
tollig zijn. De paniek der beurs was alleen het
werk van speculanten. Lacroix nam genoegen
daarmede en interpelleerde niet.
Alleen Montenegro schijnt strijdlustig. Uit
W eenen wordt althans gemeld, dat vorst Nikita
zijn geheele strijdmacht op voet van oorlog heeft
gebracht en dat in Maart 35,000 man gereed
zullen staan om over de grenzen te trekken.
Als alle mogendheden echter den vrede willen
zal de vorst van de Zwarte Bergen ook zijn
strijdlust nog wel weten te bedwingen.
In het Engelsche parlement kwamen jl.
Vrijdag de Europeesche aangelegenheden zelfs
niet eens ter sprake doch bepaalde men zich tot
Zanzibar en Egypte. Sir J. Ferguson deelde
mede, dat tusschen Engeland en Duitschland
een volledige overeenkomst is getroffen aan
gaande do grenzen van Zanzibar en de beharti
ging der wederzij dsche belangen aldaar. Frank
rijk en de Sultan van Zanzibar hebben zich
daarbij aangesloten, in zoover hun belangen
daarmede gemoeid zijn. Voorts deelde hij mede,
dat Engeland den Italianen te Massauah hulp
in artsen en in voorraad heeft aangeboden.
By het debat over het adres van antwoord
n