«MR ffl B ARRMMSSKUrr SIHL
Ifflffi- ffl 1DIMMM11) IWIi lit
o
0
No 28.
T W E EE N-V E E R, T I G S T E J A A J? Q A N G,
1887.
)-
1
W O IT! IX IA o
6
f-
1.
Z. M. de Koning heeft benoemd tot ontvan
gers der belastingen te Balk den heer A. C.
J. Verhoetf, thans te Beliingwolde; te Franeker
den heer J. H. Pel, thans te Heeg.
n
a
m
;r
e
ie
h
t.
te
I.
n
1,
n
i-
is
-
aan
na
Men meldt uit Amsterdam, dat Tail en zijn
echtgenoot, de kapitein van het reddingsleger,
aldaar zijn aangekomen, om met een stadgenoot
’t noodige te overleggen voor een kalme pro
paganda.
Zaterdag 30 April, bij gelegenheid van de
algemeene vergadering van „het Nederlandsch
Tooneelverbond” te Amsterdam, wordt het mo
nument op het graf van mevr, Kleine onthuld.
Gelijk te verwachten was is de heer J. C.
Fabius door de anti-revolutionaire kiesvereeniging
„Nederland en Oranje” te Delft opnieuw tot
haren candidaat voor de Tweede Kamer ge
proclameerd.
ADVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7’/a Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
KENNISGEVING.
INa/tionale Alilitie.
I BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK,
V„oldoeQde aan art. &7 der wet op de Natio-
J jpTMilitie van den 19don Augustus 1861
Staatsblad no. 72), brengen door deze ter open-
,uro kennis, dat de tweede zitting van den Mili-
Beraad voor deze gemeente zal worden gehouden
m het gemeentehuis van Schoterland te Heeren-
op Woensdag den 13era April e. k., des
Wormiddags ten 9 */2 ure.
I Dat in die zitting uitspraak wordt gedaan om-
yent alle in de eerste zitting niet afgedane zaken
Hi omtrent hen, die als plaatsvervanger of num-
raerverwisselaar verlangen op te treden.
I Sneek den 28 Maart 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris
UIT DE PERS.
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
i voor 3 maanden /l.franco per post 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ol redactie betreffende, franco
in te zenden.
Aan alle rijkstelegraaf kantoren is, volgens de
N. R. C., door het hoofdbestuur gelast om, met
ingang Aan 6 April, dagelijks afzonderlijk te
noteeren het aantal verzonden dagbladtelegram-
men, met opgaaf van het woordental.
Zaterdag middag om 1 uur is, zonder eenige
bijzondere plechtigheid, de bloemententoonstelling
geopend, die de Nederlandsche Maatschappij van
tuinbouw en plantkunde te Amsterdam op het
terrein achter het Rijksmuseum heeft georgani
seerd. Het reusachtige, 6000 vierkante meter
oppervlakte beslaande, hoofdgebouw, dat voor
de dezen zomer te houden tentoonstelling van
voedingsmiddelen is bestemd, is voor eenige da
gen in een lusthof herschapen, dank zij de sa
menwerking van nagenoeg allen, die in de
beoefening van den vaderlandschen tuinbouw
een eervollen naam hebben te handhaven of er
een trachten te veroveren.
De middenzaal, als tuin aangelegd en met
eene rotspartij op den achtergrond, waaruit eeu
klaterende waterval stroomt, levert in ’t bijzonder
een toonbeeld van goeden smaak. Daarnaast
door een paar schuifdeuren afgescheiden, is een
locaal, waarin de planten uit de warme kassen,
van ver en dichtbij hierheen vervoerd, eene
doelmatig verwarmde standplaats vinden. Bui
ten het gebouw is eene uitgebreide verzameling
gegroepeerd van planten, die het verblijf in de
open lucht kunnen verduren: hulsten, coniferen,
ooft- en andere boomen, enz.
De lijst der inzendingen bevat niet minder
dan 753 nummers.
De tentoonstelling blijft tot 7 April geopend.
Men leest in de Arnh. Ut.
De elfjarige zoon van een onzer stadgenooten,
die zich op het volapük heeft toegelegd en zich
ook bezighoudt met het verzamelen van post
zegels, richtte eenigen tijd geleden geheel
uit zichzelf en zonder hulp een tweetal brieven
in die taal aan ver verwijderde medebeoefenaars
der wereldtaal. De eene brief was aan een
ingezeten van Guadelajare, de ander aan een
bewoner van Beiroet in Syrië gericht. Op beide
brieven ontving men antwoordzij bevatten
eenige postzegels uit die landen, waarom hij
gevraagd had, begeleid door een vriendelijk
schrijven ook in het volapük.
De Tweede Kamer ontvangt dikwijls al zeer
zonderlinge adressen. In de laatste maanden
heeft zij veel last van een Haagse üe juffrouw,
die zich over een geneesheer heeft te beklagen,
rechten op eeu erfenis meent te hebben, enz.
Zeer verschillend is het oordeel der bladen
fer de wijze waarop aan de crisis in de Tweede
amer een einde is gemaakt. Het eene waar-
icrt de wederzijds gebleken zucht tot toenade-
ng, het andere lacht om den minister, het derde
cselt de liberale partij.
I De A. R. C. besluit haar beschouwing aldus:
«Koeveel is thans gebleken, dat er in de politiek
ingenieurs, die bruggen bouwen, en inge-
UIS’ d*e in6uei1 graven; zooveel is ook zeker,
v' l dn^erzüde liefst ouder de eerste „cate-
Eliie wil gerangschikt worden. Voor het overige
II men van hetgeen Woensdag gebeurd is in
f historie schaarsch de wedergade vinden. Wel
un er voorbeelden, dat in het uiterste oogenblik
f» een dreigende oorlogsverklaring werd tegen-
>l ouden, maar ditmaal trokken de troepen af,
Mat de oorlog reeus was uitgebroken. Dat ziet
len niet alle dagen.”
I Het Hand, tracht den treurigon indruk, dien
Ptgebeurde teweeg gebracht heeft, te ver
achten, door op bijzondere omstandigheden te
[ijzen. Een grondwet, ondernomen door een
Leering welke niet de uitdrukking is van de
leerderheid en te kampen heeft met een ten deele
3er vijandige minderheid, komt niet zonder
wten en stooten tot stand. Geven en nemen
dan onmisbaar om het einddoel te bereiken,
■eeds veel is gewonnen, als van vele zijden
Jiechte geneiguueid tot gemeen overleg wordt
atoond. En dat die geneigdheid bestaat, is thans
ederom gebleken. De liberale meerderheid
ceit zeer verstandig gehandeld door harerzijds
e brug te slaan over de kloof: zy toont daar-
or opnieuw ten duidelijkste dat zij de grond-
itsherziemng wil doen slagen. De natie zal
lui uit ontwaren, dat geen partij bedoelingen in
tt spel zijn. En de vele leden der rechter-
jde, die Woensdag medewerkten om het ge
rande schip weder vlot te maken, hebben
ineens een zeer te waardeeren blijk van
tmatigdheid gegeven. De regeering trekke van
w.e geneigdheid party, om den arbeid tot een
°cd einde te brengen.
Het Vad. spreekt mede van een min of meer
'jnlijke vertooning. De regeering zal naar
blad hoopt uit de geschiedenis leeren, dat
1 'oortaan niet te spoedig op haar achterste
cc; en moet gaan staan. De grondwetsherziening
1 raar eigen prestige zullen er bij winnen.
Dok het Dagblad is oordeel, dat de gou-
^nementeele kracht en de waardigheid der
peering bij ’t gebeurde is ingeboet.
Daarentegen meent de Amst., dat eigenlijk de
erale party de minste is geweest en getoond
I Abonnementsprijs
Thans heeft diezelfde juffrouw de Kamer
verzocht: „haar ten gehoore te ontvangen.”
Dinsdag is dit adres ingekomen en, gelijk zulks
te doen gebruikelijk is, in handen gesteld van
de commissie voor de verzoekschiiften.
Jarenlang is Engeland gesloten voor den
invoer van vee uit ons land. De longziekte
heette daarvan de oorzaak te zijn. Aan de
landingplaatsen moest alle vee, uit ons land
aangevoerd, worden geslacht,
heeft te sidderen voor Heemskerk’s tuchtroe.
De liberalen staan nu, volgens dit blad,
handen en voeten gebonden en zullen zich,
zulk een smadelijke nederlaag, wel niet weer
wagen aan strijd over eenig beginsel. Van „een
offer op het altaar des vaderlands” wil het blad
niets hooren. „Neen, mijne heeren, roept
het uit het vaderland, dat zulke offers eischt,
zou geen enkel offer waard zijn. Gebrek aan
overtuiging, aan moed en trouw is geen offer
op het altaar des vaderlands. Integendeel. Het
is een aanslag op de eer des vaderlands. Wat
maakt gij van de natie, die gij er aan gewent,
dat de eersten in den lande, die leven en sterven
moesten voor hun eer en hun beginselen, zwak
genoeg zijn om fierheid misdaad en het offer
van eigen overtuiging deugd te achten Zijde
lings en rechtstreeks ondermijnt gij allen eerbied
voor een karaktervol bestaan.”
Zoo ongeveer denkt ook de Tijd er over, maar
het blad richt de booze woorden niet, gelijk de
Amst.y alleen tot de liberalen, maar ook tot de
regeering en tot de Tweede Kamer. „Eenigno-
bele comedie, welke bovendien slecht wordt
gespeeld,” luidt de qualificatie van het katholieke
blad.
„Toch wensehen wij kalm te blijven” voegt
het er aan toe en het bepaalt zich tot de op
merking, „dat de moreele waarde, de waardigheid
en de eer der regeering en volksvertegenwoor
diging van Nederland en vau het geheele Ne
derlandsche volk door al hetgeen er tot dusver
geschied is, om ons door een nieuwe grondwets
herziening gelukkig te maken, niet zijn ver
hoogd.”
De Standaard spreekt van het gebeurde onge
veer in dezelfde bewoordingen als de Tijd.
Heemskerk slikt de pil die eerst te volumineus
was geacht voor de ministerieele keel en de
linkerzij nam het voor lief dat de hoogstaange
slagenen, die de voordeur waren uitgeleid, later
door een achterdeurtje toch weer binnen kwamen.
Kapt gij een aal door midden, kop en staart
trekken toch weer naar elkander, zoo is het met
Heemskerk en de linkerzij gegaan.
Het Nieuws van den Dag geeft den in druk,
dien de vertooning op haar heeft gemaakt, in de
volgende bewoordingen weer: „Zulk een uitslag
had zeker niemand verwacht. Even verrassend,
als het inslaan van den bliksem, was het weer
doorbreken van het heldere zonlicht. Thans
behoeft men slechts te bidden om bestendig
weer, opdat niet het treffende van zulke natuur-
verschyuselen verloren ga.”
By de hervatting van de beraadslagingen, voegt
het blad er voorzichtigheidshalve by, zal eerst
kunnen blyken of de tot stand gekomen schik
king van duurzamen aard is.
In het jongste nommer van de Vragen des
Tijas wydt mr. J. D. Veegens zijn aandacht
aan het arbeiders vraagstuk en wel meer byzon-
der aan de twee onderdeden die door de enquête
op den voorgrond zyngebracut: de kinderarbeid
en de veiiigneid en gezoudiieid der werklokalen.
Na het vele dat in de laatste maanden over
dit onderwerp, met het oog op de enquête
commissie, ook door ons over deze beide vraag
stukken werd opgenomen, zullen wy ons thans
onthouden van een overzicht van ’t artikel.
Voldoende zij het te zeggen dat mr. Veegens
weuscht: 1°. uitbreiding der wet-Van Houten
tot op 13jarigen leeftyd 2J. beperking van den
arbeidsdag voor jongelieden beneden 17 jaren
en faan vrouwen van eiken leeftyd, om tusschen
een bepaald avonduur en morgenuur te werken,
met toekenning van een vasten wekelykschen
rustdag; 3°. verbod aan jongelieden beneden 17
#tar om te arbeiden in gevaarlijke of voor de
gezondheid schadelijke bedrijven. Voorts weuscht I
hij toezicht op de werkplaatsen in ’t belang van
veiligheid en gezondheid.
Wij bepalen ons tot het antwoord ’t welk mr.
Veegens geeft op de vraag wat van staatswege
kan worden gedaan om de toepassing van de
vereischte maatregelen te verzekeren, ’t Luidt
aldus
Daartoe zou in de eerste plaats uitbreiding
zijn ie geven aan een reeds bestaanden tak van
staatstoezicht. Krachtens de wet van 28 Mei
1869 (Staatsblad no. 97) wordt door van rijks
wege aangcstelde ingenieurs, naar een indeeling
des rijks in een vijftal districten, toezicht ge
houden op het stoomwezen. De werkzaamheden
dezer ingenieurs bestaan in het onderzoeken en
beproeven van stoomketels en bepalen zich der
halve tot het ketelhuis en de machinekamer.
Waar deze van de eigenlijke fabriekslokalen
zijn afgezonderd, kunnen zij de laatstgenoemde
alleen met verlof van het hoofd der onderne
ming betreden. Nu zou hun werkkring worden
uitgebreid tot het houden van toezicht over de
fabrieken en werkplaatsen in het algemeen, met
het oog op de veiligheid en gezondheid der
werklieden, waartoe natuurlijk een vermeerde
ring van hun getal zou worden vereischt. Zij
zouden dan den titel van fabrieksinspecteurs
moeten erlangen, en met de. bevoegdheid moeten
worden toegerust, om fabrieken en werkplaatsen
ten allen tyde binnen te treden.
Hetgeen deze uitbreiding vooral aanbevelens-
waardig maakt, is dat het staatstoezicht op het
stoomwezen in tegenstelling met andere
soorten van staatstoezicht over het geheel
uitstekend voldaan heeft. De fabrikanten zien
in de inspectie der stoomketels geenerlei be
zwaar, maar waardeeren haar als een gewensclr-
ten waarborg. Wel wordt beweerd, dat de
wetgeving op dit stuk niet meer op de hoogte
van den tijd is; maar de opgemerkte gebreken
staan met de wijze, waarop de ingenieurs hun
taak vervullen, niet in verband.
Inderdaad zijn ingenieurs meer dan andere
ambtenaren geschikt om met industrieelen om
te gaan. Een goed ingenieur bezit een theo
retische en practische kennis, waarvoor de indu
strieel eerbied gevoelt. Van jongs af wordt de
ingenieur door zijn omgang met fabrikanten,
aannemers, enz., gewend, eenerzijds met de
werkelyke eischen der nijverheid rekening te
houden, aan den anderen kant zich door de
nij veren geen zand in de oogen te laten strooien.
In één woord, de ingenieur is de natuurlijke
meerdere van den industrieel, en als zoodanig
geschikt om dezen als raadsman ter zijde te
staan, gelyk de fabrieksinspecteur moet kunnen
doen.
Het spreekt van zelf, dat dit niet geldt van
den jongen man, die zoo even, met het diploma
der polytechnische school in den zak, zijn loop
baan is ingetreden. Hier is uitsluitend sprake
van technisch gevormde personen, die in de
gelegenheid zijn geweest hun kunst in toepas
sing te brengenvan mannen, wier kennis in
de school van het leven is gerijpt.
S W1EIt HR ioirav
i'
Si i A A K A i. A. N
t
4-
li
lt
111
^0
jo
!8,
w
:U
13
30
C0
e
k
,n
n
n
6
I
S
3t
3»
d
r-
I A 11 r» VwïrvTrza-r»