Him- i AB WMTIB-RUD NR W
HIBWS ffl Mf WM1SSB1IT SBL
No. 33.
T W E E-E N-V E E R I I G S T E A
1887.
ÏH
Z A T E K I) A. <1
23 A Is KI K.
i
n
J
a
is
e-
o-
la
0,
10
a
30
)0.
ur
>0,
1:
a-
m
sr
a
,n
I
ir
De onbillijke wijze, waarop het pensioen
fonds voor burgerlijke ambtenaren is ingericht,
mag, na alles wat daarover in het laatste tiental
jaren is geschreven en gezegd, worden geacht
algemeen bekend te zijn. Het bestuur van het
pensioenfonds houdt echter en terecht de
zaak levendig. Op nieuw heeft het een adres
aan de Tweede Kamer gericht, waarin het de
woorden in herinnering brengt van den tegen-
woordigen minister van financiën bij de behan
deling der staatsbegrooting voor 1887 dat een
ontwerp van wet tot regeling van deze materie
in bewerking is. Sedert dien tijd zijn eenige
maanden verioopen, zonder dat het ontwerp is
ingekomen. Met het oog op het gewicht der
werkzaamheden, welke thans aan de orde zijn,
heeft het bestuur zich weerhouden gevoeld nader
op de belofte van den minister te wijzen.
Nu evenwel een door den minister van finan
ciën ingediend wetsontwerp, waarvan de strek
king is een wijziging te brengen in de wet tot
regeling der ontvangsten en uitgaven van het
pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren over
het jaar 1887, de Kamer toch op dit terrein
moet brengen, vermeent het bestuur de vrijheid
te mogen nemen er nogmaals op te wijzen.
Het bestuur is van oordeel dat de materie zoo
uitvoerig, nauwkeurig en wetenschappelijk is
onderzocht en uiteengezet in het rapport der
bij kon. besluit van 26 Januari 1881 benoemde
staatscommissie, dat bij goeden wil en voldoen
den ijver van hen, die met de samenstelling
van een ontwerp belast zijn, dat spoedig bij de
Kamer zal kunnen inkomen, terwijl zeker do
minister wel niet in gebreke zal blijven, voor
zooveel dit van hem afhangt, spoed te bevor
deren, indien op nieuw van de zijde der Kamer
van belangstelling in dit onderwerp mocht
blijken.
„Redenen waarom het bestuur eerbiedig ver
zoekt aldus eindigt het adres aan de Tweede
Kamer dat het Uwe Hooge Vergadering
behage, bij gelegenheid van de behandeling van
het wetsontwerp tot nadere regeling van de
begrooting van dat fonds over 1887 aan den
heer minister van financiën te doen blijken, dat
door U akte is genomen van zijn vóór eenigo
maanden afgelegde verklaring, dat een ontwerp
tot nadere regeling van dit onderwerp in bewer
king is genomen.”
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
in te zenden.
De rechtbank te Amsterdam heeft uitspraak
gedaan in de zaak van Barend Haitzema Ënuma,
tegen het Nieuws v. d. Dag en de Standaard.
Gelijk men zich herinneren zal, hadden deze
bladen een mededeeling opgenomen van den
commissaris van politie te Amsterdam, waarin
r- y T'
wille van een advertentie in welke hij portretten
vroeg van knappe vrouwen voor een plaats als
huishoudster. Het vonnis overwoog, dat de
vordering ontvankelijk en het artikel van den
commissaris van politie lasterlijk is, maar daar
het in het Nieuws en de Standaard geplaatst
was op verzoek van den commissaris, die in zijn
roedanigheid het recht heeft het publiek te
waarschuwen, te beschermen, kon er hier geen
sprake zijn van laster en hoon, of iemand aan
noemen, onbewimpeld partij gekozen voor het
algemeen stemrecht. Hoe kan dan een maat
schappij, die zich door haar wet onzijdigheid
op staatkundig gebied ziet voorgeschreven, zulk
een blad tot haar orgaan maken Aangezien,
naar luid van het voorstel, niet alleen de maat
schappij het blad geldelijk steunen zal, maar
zelfs de redactie door het hoofdbestuur za
worden benoemd, kan het niet anders of de
maatschappij zal de volle verantwoordelijkheid
voor het weekblad moeten aanvaarden. De staat
kundige meeningen en denkbeelden, door het
blad verkondigd, zullen gelden voor haar mee
ningen en denkbeelden. Het zal de maatschappij
zijn, die door middel van dit blad spreekt. Om
te beginnen zullen de voorstanders van het alge
meen stemrecht zich voortaan kunnen beroemen,
dat zij voor dit beginsel den steun hebben van
het Mut.
„Wij zouden het betreuren, aldus vervolgt de
N. R. Cl..t wanneer de maatschappij aldus in
breuk maken ging op haar verleden. Zij heeft
steeds een ruim en vruchtbaar arbeidsveld ge
vonden buiten het terrein der kerk en buiten
dat der staatkunde en haar grootste kracht
gezocht in de samenwerking van mannen van
verschillende staatkundige of godsdienstige denk
beelden. Waarom moet dat onzijdig gebied
verlaten, en die groote kracht gebroken worden?
Waarom zal ook deze machtige vereeniging, die
na een eeuw van gezegende werkzaamheid nog
zulk een schoone toekomst vóór zich heeft,
moeten ondergaan in den strijd der partijen
Bij koninklijk besluit van 15 April jl., no. 1,
is, met vernietiging van een besluit van Ged.
Staten van Eriesland, alsnog goedgekeurd het
besluit van den Gemeenteraad van Wymbritse-
radeel van 20 Nov. 1886, tot opheffing der
openbare lagere scholen te Goënga, Gauw en
Ofiingawier en stichting van eene school onder
het dorp Goënga, tusschen de beide andere ge
noemde dorpen.
Over de vraag of het zegelrecht van bevel
schriften van betaling al of niet ten laste van
de belanghebbenden komt, is in den laatsten
tijd meermalen strijd gevoerd.
Tot dusver werd de leer gehuldigd, dat het
zegelrecht in rekening moet worden gebracht
aan de personen, te wier behoeve de bevel
schriften worden afgegeven, omdat zij in hun
belang worden opgemaakt.
Ier bestrijding dier leer werd aangevoerd,
dat het zegelrecht van bevelschriften kosten
zijn, op de betaling vallende, die op grond van
art. 1431 B. W. ten laste komen van den schul
denaar dat op dien regel in art. 28 der zegelwet
wel ten aanzien van quitantien en ook van be
velschriften, door het rijk afgegeven, een uit
zondering is gemaakt, maar die uitzondering niet
is gemaakt voor bevelschriften, door de gemeen
ten afgegeven, terwijl volgens art. 7, no. 8, van
genoemde wet voor het stellen van quitantie op
een gezegeld bevelschrift verschuldigd is.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben
Ged, Staten van Noordbrabant, naar de ’s Hert. -
Ct. meedeelt, onder aanvoering van de ver- Kgen gezegden Enuma werd gewaarschuwd ter
schillende argumenten, het gevoelen van den
minister van binnenlandsche zaken ten deze
gevraagd.
Uit heUdaarop ontvangen antwoord blijkt, dat
naar de meening der regeering het zegelrecht
komt ten laste van de gemeente.
Gedep. Staten noodigen daarom de gemeente
besturen uit, van nu af aan het zegelrecht voor
rekening der gemeente te nemen.
ADVERTENT1ÈN van 1 tot 4 regels,gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7*/a Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
Het belangrijke voorstel, dat op de aanstaande
vergadering van de Maatschappij tot Nut van
’t Algemeen in behandeling zal komen de
uitgave van het sociaal Weekblad voor rekening
der Maatschappij trekt, gelijk allicht te be
grijpen valt, algemeen de aandacht. Tot dusver
bepaalde zich de pers tot de mededeeling van
het feit. Thans echter wijdt de N. R. Ct. er
een artikel aan. Men weet dat het de bedoeling
is een som van f 4500 op de begrooting te
brengen ter bestrijding van de redaetie-kosten,
enz, terwijl de leden der maatschappij voor ver
minderden prijs in de gelegenheid zullen zijn
zich het blad aan te schaffen.
De N. R. Ct. kan zich met het voorstel niet
vereenigen. In de eerste plaats acht zij het
Sociaal Weekblad niet geschikt tot het geven
in de handen van het volk, terwijl het, wanneer
het voor de betere kringen moet dienen, wel
zichzelf een weg zal banen als het goed is.
Wat echter het voorstel in de eerste plaats
onraadzaam maakt, is dat het de Maatschappij
tot Nut van ’t Algemeen dreigt af te leiden
van den weg, die haar in art. 2 barer wet is
aangewezen„De maatschappij streeft naar de
bereiking van haar doel, onafhankelijk van eeni
ge kerkelijke of staatkundige partij.”
Al is het Sociaal Weekblad niet bepaald een
partij-orgaan, men kan niet beweren, dat het
geen staatkundige kleur zou hebben. Het heeft
zelfs in vele opzichten een scherp geteekend
staatkundig karakter. Zoo heeft het, om iets te
7. Concept Algemeene Politie-verordening.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek,
Gelet hebbende op art. 7 van Zijner Majesteits
besluit van 7 September 1828 (Staatsblad no.
55) roepen op, alle personen, welke als gehuwd
of als weduwnaar met kind of kinderen in de
tweede klasse van de algemeene rol der Schut
terij, m het vorige jaar opgemaakt, zijn gebracht,
doch sedert dien tijd door het overlijden van
hunne vrouwen of kinderen, de bevoegdheid
hebben verloren om in die klassen te verblijven,
en dus als nu in de eerste klasse der voor
dit jaar te formceren algemeene rol gerangschikt
moeten worden
om van zulke veranderde omstandigheden ter
Secretarie dezer gemeente kennis te geven vóór
den 15en dar volgende maand, zullende bij ver
zuim dezer aangifte de belanghebbenden, inge
volge art. 8 van voormeld Koninklijk besluit,
bij de Schutterij worden ingelijfd en bovendien
tot eene geldboete en gevangenisstraf verwezen
worden.
Voorts wordt ter kennis van de belanghebben-
e? .^bracht, dat zij, die hun 34e jaar hebben
voleindigd, of gedurende vijf jaren bij de reser
ve hebben gestaan des verkiezende kunnen
worden ontslagen, wordende elk, die van dit
recht wenscht gebruik te maken, aangemaand
om zulks uiterlijk voorden 30en Juni aanstaan
de ter Secretarie aan te geven.
Sneek den 12 April 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders voornoemd t
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Scretaris.
TWEEDE KAMER.
UIT DE PERS.
BEKENDMAKING
brRRG1?IE,ESÏER eu WETHOUDERS der gemeente Sneek
rengen ter kennis van de ingezetenen:
VERGADERING
van den Gemeenteraad van Sneek,
op Zaterdag 23 April 1887, ’s nam. te 6 uur.
Punten van behandeling:
1. Resumtie der notulen.
2. Mededeeling van ingekomen stukken enz.
3. Adres van J. Pino alhier.
4. Alsvoren van J. Jansen te Workum.
5. Af- en overschrijving op de gemeente-
begrooting 1886.
6. Suppletoire begrooting 1887.
Maandag is voor de rechtbank in Den Haag
de zaak behandeld van Baije, den president van
den sociaal-democratischen bond, aangeklaagd
wegens beleecliging van politiebeambten. Hij
heeft nl. van eenige agenten beweerd dat zij
beschonken waren, een beschuldiging die hij
wel later heeft ingetrokken, maar in termen, die
voor tweeerlei uitlegging vatbaar waren.
Het openbaar ministerie eischte zes maanden
gevangenis.
s\r;i:knt cour
-0,
it
l
I
^•*Mm-**
in
iei
ran
nits
.Ou
ik
irk-
►er).
rul,
I X M V JL, A A SJ
niet kunnen vertonnen, volgens art. 21 g 1 der Wet van 21
Mei 1849, vervallen in eene boete van f15.
6e. Dat ingevolge art. 29 g 2 der Wet op het personeel van
29 Maait 1833 (Staatsblad no. 4) tot tegenschatters dezer ge
meente zyn benoemd;
BERNARDUS de JONGH, PIETER VAN der WERF,
TJEERD van der STEELE en NOLKE PETRUS MOLENAAR,
allen wonende te Sneek.
Wordende den ingezetenen voorts indachtig gemaakt op de
wijzigingen, welke een der vrijstellingen van vrouwelijke dienst
boden bij art. 5 der Wet van 9 April 18G9 (Staatsblad no. 59)
hebben ondergaan, en op die, welke in de twee eerste para
grafen van art. 27 der Wet van 29 Maart 1803 (Staatsblad no. 4)
bij art. 7 der zelfde Wet van 1869 zijn gebracht, waaromtrent
de uit te reiken beschrijvingsbiljetten de noodige inlichtingen
zullen bevatten, voorts, dat by de bezwaarschriften, ingevolge
art. 1 der Wet van 4 April 1870 (Staatsblad no. 60) een dupli
caat van het aanslagbiljet, tegen betaling van vijf cent bij den
Ontvanger verkrijgbaar is, moet worden overgelegd,
Sueek, den 18 April 1887.
De discussie over hoofdstuk III der Grondwet isjl Woensdag
hervat. Met 39 tegen 27 stemmen is aangenomen, na bestrijding
door de rechterzijde, het gewijzigd art. 83, waardoor bij den
politieken eed de keuze ook der belofte is toegelaten. Aange
nomen is met 50 tegen 17 stemmen het amendement-van Hou
ten, om geen schadeloosstelling te geven aan kamerleden die
tevens Minister zijn, of gedurende de geheele zitting afwezig
blyven. Op het nieuw regeeringsartikel, betreffende de verkies
baarheid van leden der Eerste Kamer (hoogstaangeslagenen of
Z}1» die hooge en gewichtige openbare betrekkingen bekleeden),
stelde de heer Schaepman voor het woord openbare te doen
vervallen. De Regeering bestreed dit. Zij liet wegvallen de
woorden „en in het laatste geval eervol daaruit zijn ontslagen.”
legen weglating van het woord openbare bleef zy zich verzet
ten. De heer Schaepmun trok dat amendement nu in, doch
de heer Lohman nam het weer op. Het werd verworpen met
46 tegen 28 stemmen. Het amend.-van Houten, om het aantal
hoogstaangeslagenen te vergrooten to tl op 1500, werd na ont
rading door de Regeering, aangenomen met 47 tegen 26 stem
men. Het aldus gewijzigd regeorings-voorstel omtrent de ver
kiesbaarheid van leden voor de Eerste Kamer werd aangeno
men met 50 tegen 22 siemmen.
Onveranderd zijn aangenomen par. 11—14. Bij paragraaf 15
(onvereenigbare betrekkingen met het kamerlidmaatschap)
bestreed de Regeering het amend.-van Houten, om het lidmaat
schap niet te doen .verloren gaan bij aanneming van het
ministerschap.
Donderdag is het debat voortgezet en wel over het artikel
regelende de ouvereenigbaarheid van liet lidmaatschap der
Staten-Generaal met verschillende bij name genoemde betrek
kingen, cn het amend.-vau Houten, om leden, die minister
worden, niet aan eene herkiezing te onderwerpen.
De Regeering bestreed stellig het amendement-van Houten
noemde het een bederf van het hoofdstuk en zou by aanne-
ming de verdediging daarvan niet kunnen voortzetten. De
heer van der Loeff kwam tegen deze quulilicatie op. Hij be
greep niet hoe de Minister van zulk een onbeduidend amende
ment zooveel cas maakte en wees er op hoe de voorstellers
allerlei moeite deden om Heemskerk’s grondwetsherziening te
doen aannemen. Hij stelde schorsing van het debat voor tot
morgen. Daartoe werd besloten. De heer Greeve heeft nog
een amendement voorgesteld, om advocaten-generaal bij den
Hoogen Raad van het kamerlidmaatschap uit te sluiten.
be,r.h^‘ de uitreiking der biljetten en declaratoiren voor de
Beschrijving van de personeels belasting en het patentrecht
MeYdhPe,Ldi.e„11Stjaar 18?7-88> zal Plaats bebben In de maand
de wnuZe? jaars ,®n w.el °P den iaden dier maand; en dat met
"aVCdXmaaS,d“rVaU aCM dage“ daa™ aauvang*
Kene’v£.ttJJe“W,el h’iervau zijn uitgezonderd: de patentplichti-
181 q °,nder no* 3/—4u van tabel 14 der wet van 21 Mei
hkeuretna-SbllldrUm- 8i) i Z‘Jnde siÜters iu wijnen, dranken en
k,lem’ tappers, kroeghouders en koffiehuishou-
v"\aïh.welke door de ontvangers, dadelijk na den ingang
rt l e‘ dienstjaar, dat is op den tweeden Mei aanstaande, een
fin al°lr worden bezorgd, hetwelk, na verloop van’drie
°<«en, van hen weder zal worden afgehaald 1
büictte1?.'11 Jegen??’ •welke> bÜ het aaubiedén of bezorgen der
echten X v®rkiannSen, of ook bij het terughalen er van
Oo J voorbijgegaan of overgeslagen, zich in geen geval
houden d^!ug verzuim mogen beroepen, maar integendeel ge-
aouden zijn, de vereischte en behoorlijk ingevulde verklarin-
kcn’t<,X°'ir uiterlijk op den 31 Mei e,k„ in te dienen ten
^rkdjgbalr z^n™"8®18’ a waar de blljetteu ter invulling steeds
de patentpliehtigen van de tabellen 7 en 16 (zijnde
«aniers, vreemde kooplieden en schippers ofgezagvoerders van
Z°°rde de- d«bitanten\Pan
J bun beroeP niet voor het eerst uitoefenen, ter beko-
®wg van patent aangifte behooren te doen ter Secretarie dezer
haling8’ 811 ¥°Or n® ®xP'ratie van den termijn voor de op-
«bng der gewone declaratoiren van patent bepaald P
ton!; Dat’ voor de sub 4e gemelde patent-schuldigeuod ver-
won van de quitantie van de betaalde rechten, uitgezonderd
«egenen, welke hun aanslag bij termijnen kunnen betalen Sn
"vike zonder vertoon van quitantie het patent kan wolden
PaVenu r’’> H8 patenten dad«lijlr verkrijgbaar zijn worden de
dp,! lpltahtlgen, vermeld onder no. 37—40 van tabel 14, bii
Stic opjuerkzaam gemaakt, dat het patent, overeenkom-
üits.ait 2k det Wet van den 24 April ists (Staatsblad no. 16)
Van h? ben mag worden uigegeven, dan nadat zij de helft
«i hunnen aanslag voor het dienstjaar hebben betaald en
aangezmv U\ voorafgaande jaar ten volle zal zijn
blHvsn i ter"’Ijl Z1J bovendien, wanneer zij in gebreke
Ba en, du pateuten af te halen, telkens, dat zij de vereischte
Menton, ol afschriften van die aan de bevoegde Ambtenaren