In hooge kringen,
Boman van Reinhold Ortmann.
St
moij
weg
steel
volg
merl
werj
bekl
in a
zucb
gen,
O vei
om
ontb
Is
ande
N
der
Kan
kabi
pres'
Flou
van
terij
oorli
zegt
burg
voor
Etie
.land
rier
wijz
men
nige
vatii
beril
nog
D
200,
dun
slag<
bent
ram
non
M
Bel
ruin
derd
Brui
king
men
Leu
het
dust
Sera
ong<
is di
beu
de i
De
gezo
verk
dige
Verb
O
ia h
van
de c
trek
met
onbi
een
waa
godi
gelu
hoe,
man
gade
blik
gene
zich
mee
toe,
oper
ol c
than
zou
te ri
Man
endc
om
leko
waai
losbs
baar
stuit
en t
die I
jema
Op eens en hij stond op het punt,
van verrassing
riteit is, die den gouverneur-generaal moet
voorlichten en waarop hij moet vertrouwen
(’s ministers eigen woorden). Bij ’t lezen van de
nota kregen zij den indruk alsof de minister dit
met opzet niet had gedaan omdat in die adviezen
wel op legeruitbreiding werd aangedrongen. Wel
zegt de minister nog in een noot, dat de leger-
kommandant slechts verzocht heeft het aantal
Europeanen, dat in 1887 uitgezonden moet wor
de-’, te bepalen op 2185, maar dit komt waar
schijnlijk daardoor, dat de minister van kolomen
ongeveer 3',2 jaar geleien de taak van dien leger
bevelhebber aldus omschreel
„De inderdaad zeer moeilijke taak van k°’Y"
mandant van het leger in Nederlandsch Indie
vindt haar zwaartepunt niet in den plicht om
te constateeren, wat en hoeveel er aan het leger
ontbreekt, maar veeleer in de noodzakelijkheid
om, woekerende met hetgeen voorhanden is, te
trachten, zonder een uitgebreid personeel te
vragen, te voorzien in de behoeften van den
dienst Indien nu de practijk leert dat eenig
onderdeel des legers oi in het officierskorps, of
in de lagere graden voortdurend incompleet is,
dan moet men, vooral waar het behoefte geldt,
die zich op een gegeven oogenblik met aandrang
doen gevoelen en, afgescheiden van hetgeen
overigens bestaat, onverwijlde voorziening eischen,
niet slechts constateeren, dat zoodanige behoefte
is gerezen, maar aanstonds overwegen welk
personeel elders kan gemist worden, om plotse
ling ontstane leemten aan te vullen Kan
niet anders, dan moet men zich met palliatieven
behelpen.”
Palliatieven als het niet anders kan!
Voortdurende aanwending van palliatieven
daarin resumeert zich de lijdensgeschiedenis van
het leger gedurende de laatst verloopen jaren
de geschiedenis, die tevens het antwoord geelt
op de vraag, hoe onze krijgsmacht in het Oosten
is kunnen geraken tot het verval, waarop door
adressanten is gewezen.
Alvorens hiervan af te stappen, vestigen zjj
er de aandacht op, dat de commandant van het
leger, ook zelfs om een zoo gering contingent
als 2185 Europeanen aan te vragen, schijnt te
meenen zich te moeten beroepen „op den hem
herhaaldelijk gebleken wensch van he? opper
bestuur, dat voor de slagvaardigheid van het
Indi c ie leger worde gedaan wat mogelijk is.”
Dit teekent voor hem die lezen kan.
Ten slotte komen adressanten meer bijzonder
terug op de zinsnede der nota, waar de minister
het adres der honderd bespreekt. Ten sterkste
komen zij op tegen ’s ministers bewering, dat
dit adres een ongunstigen invloed zou hebben
op den vijand in Atjeh. De minister weet zeer
goed dat het adres slechts herhaalt wat lang
geleden reeds in alle bladen werd gezegd. Ver
der drukt hij de vrees uit, dat de oorlogspartj
nu meer het hoofd zal opsteken, omdat zij de
onderteekenaars van het adres deskundigen zal
wanen, geheel op de hoogte van de besproken
zaken. Waar onder hen zooveel oud hoofdoffi
cieren, ou i-minist rs van defensie, oud leden van
de hoogste Indische colleges gevonden worden,
is de vraag niet onbescheiden, meenen zij, welke
dan des ministers raadslieden zijn, die zooveel
beter over den stand van zaken kunnen oor-
deelen
De tegenwoordige hoofdredactrice van Lelie-
en Rozeknoppen, (uitgave van Nygh van Dit-
Een krachtig protest moet aangeteekend tegen
het zeggen des ministers, dat uit de desertion
niet tot demoralisatie van ons Indisch leger mag
worden besloten. Adressanten bedoelen met dat
adres geen blaam voor den Indischen soldaat
ieder leger zou onder omstandigheden als waar
onder het Indische verkeert, moreel worden ge
schokt. Adressanten ontkennen te hebben ge
zegd dat de geest bjj het geheele leger slecht is.
Aan het eind van hun wederlegging her
halen zij nog met volle overtuiging, dat zoo in
den zorgwekkenden toestand onzer krijgsmacht
geen afdoende en spoedige verbetering wordt
gebracht, de vastheid van ons gezag in Indie
geenszins verzekerd is. „Juist daarom be
sluiten zij hun betoog hebben wij aange
drongen en blijven wij aandringen op verbetering.
Wij doen zulks met de overtuiging, dat wij
spoedig weder krachtig kunnen zijn, indien wij
het slechts willen.
„Willen is kunnen: dit is vooral hier het
geval Het is een waarheid, die geldend is
zoowel voor de menschen ais voor de volkeren,
die nog aan een toekomst gelooven.
„Nog blijven wij daarop hopen.”
Als een staaltje van de wijze, waarop be- I
schaafde kinderen der 19e eeuw elkaar kun
nen begroeten, deelt men uit Edam het volgende
mede
Dezer dagen ontmoetten daar twee heeren
elkander op straatde een is een der voornaam
ste ingezetenen van ons stadje, de ander officier,
Beiden, of liever geen van beiden wil voor den
ander uitwijken, waarop de officier tot den heer
zegt: „Ga uit den weg, oud wijf!” waarop de
heer V. aan den officier een oorvijg toediende,
die zoo raak was, dat des officiers hoed (hij
was in „politiek” gekleed) over de straat rolde,I
en de officier de ervaring opdeed, dat een „oud
wijt” toch voorzichtiger diende te worden toe
gesproken. Men verdiept zich in gissingen over
de wijze, waarop de officier voor deze verne
dering voldoening zal erlangen, want met een
„oud wijf' kan een officier toch niet duelloeren.
Voor de Amsterdamsche rechtbank had zich
onlangs een persoon te verantwoorden met een
zestal diefstallen op zijn schuldboek.
Uit een tapperij ontvreemdde hij een koperen
bakje, uit een particulier huis een barometer,
daarna weer uit een tapperij twee billardqueues,
vervolgens een lantaarn van een rijtuig dat op
straat stond, voorts twee parapluies en een stok
uit een particuliere woning en een vloermat.
Een paar rechercheurs met flinke oogen zagen
den man met een vloermat en een wandelstok
over de straat loopen. Zij vonden die combinatie
zoo raar, dat zij er meer van wilden weten.
Zoo kwam de zaak aan ’t licht.
Nadat het O. M. 9 maanden geëischt had,
kwam de verdediger aan ’t woord, en zette op
de volgende vernuftige wijze uiteen hoe da
bekl. tot zijn val gekomen was.
Hy had nl. van zijn zuster een erfenis ge
kregen, maar juist toen hij de opbrengst daar
van wilde beuren, kwam er een oude schuld-
eischer van zijn vader, die beslag legde, en hem
alles voor den neus wegkaapte. Daar stond hij
zonder werk, zonder geld. Zijn verdriet poogde
hij weg te drinken en inden roes, dien hij bijna
voortdurend aan had - ’t is inderdaad zoo
klaar als de dagnam hij de hierboven be
schreven voorwerpen weg.
Merkwaardig is het, zeide de houder van dit
Door den heer J. Dijkerman van de Zijpe
in Noordholland en 250 anderen, grondeigenaars
en veehouders uit den omtrek van Alkmaar,
Schagen enz.is aan den minister van binnen-
landsche zaken een uitvoerig adres gericht,
waarin zij den minister verzoeken, met het oog
op het belangrijk verlies waarmede onze vee
handel bij de plannen tot het heffen van invoer
rechten wordt bedreigd, alles in te spannen om
alle beletselen, die den invoer van ons vee in
Engeland in den weg staan, te helpen verwij
deren en te willen bevorderen, dat ons vee,
evenals het Deensche, in het vrije verkeer van
Engeland worde gebracht.
De onderhandelingen met Engeland zullen,
naar adressanten meenen, schipbreuk lijden,
zoolang de doorvoer van Duitsche schapen ver
oorloofd blijft.
De N. R. Ct. de quaestie van den invoer van
Hollandsch vee in Engeland besprekende, tee
kent hierbij aan dat onze regeering niet genegen
schijnt den doorvoer van Duitsche schapen te
verbieden, tenzij daardoor volkomen vrije invoer
in Engeland kan verkregen worden.
Maar, vraagt het blad, is er dan de geringste
kans dat Engeland dit zal toestaan Zoolang
er besmettelyke ziekten bestaan, zal het de plicht
der Britsche regeering zijn, preventieve maat
regelen daartegen toe te passen. Doch in de
intensiteit dier maatregelen zijn trappende
minister heeft het zelf verklaard.
De maatregelen in Engeland zijn1. verbod
van invoer uit verdachte landen2. invi er alleen
van geslagt; 3. het toelaten na quarantaine.
De toelating van den volkomen vrijen invoer,
terwijl de handel, gematigder dan zij, zich reeds
zeer verheugen zou met het toestaan van den
invoer in het vrije verkeer na behoorlijke quaran
taine. Le mieux est Vennemi du bien.
man te brengen, en er zou daarbij voor een aan
zienlij k bedrag op verloren moeten worden,maar
hij had ze in elk geval goedkoop genoeg gekre
gen om zulk een verlies te kunnen dragen, en
als hij maar eerst eenmaal behouden in Enge
land of Amerika was, waarheen hij zich zjj
’t dan ook langs omwegen dacht te begeven,
dan zou het hem ook wel niet aan de gelegen
heid ontbreken, om ze voor en na op eene
weinig in ’t oogvallende wijze en tegen een be
hoorlijken prijs aan den man te brengen. Hij
kon zich vooral niet verzadigen van het beschou
wen van dat onvergelijkelijke familie sieraad,
’t welk de vorstin hem vroeger eens had laten
zien, onder de opmerking dat dit het werk was
van een der meest beroemde meesters uit da
renaissance-tijd. Het heerlijk bewerkte gou
den montuur had zeker nog oneindig meer
waarde als de robijnen en smaragden, welke
daarbij gebruikt waren, en daar hij toch waar
schijnlijk genoodzaakt zou zijn de edelgesteenten
er uit te breken en de kostbare montuur te
vernietigen, gevoelde Ernesto bijna een soort
medelijden, ’t welk hem deed aarzelen of hij
dat onbetaalbare erfstuk maar niet liever op zijn
plaats zou laten liggen. Eindelijk echter be
haalde toch de zucht om zich zooveel mogelijk
te verrijken de overhand over elke andere aan
doening, en hij verborg ook dit kleinood in den
zak van zijn overjas.
Daar kwam het hem plotseling voor, als hoor
de hij achter zich het ruischen van een kleed.
Bliksemsnel keerde hij zich om, en het kistje,
’t welk hij nog in de hand hield, gleed uit zijn®
in staan. Zeker, zegt het blad echter, zal hot
wel zijn dat hij nog niet verkocht is en vraagt
of daartoe, naar de bedoeling van dr. Schlegel,
niet dient overgegaan te worden.
Het voornemen bestaat om te Amsterdam, bij
gelegenheid van het aldaar in September te
houden letterkundig congres, tevens herdenking
van het 300e geboortejaar van Vondel, diens
treurspel Salmoneus op te voeren.
De commissie voor de dramatische afdeeling
is mede ijverig in de weer om, wanneer de
financieele bezwaren kunnen worden overwon
nen, de opvoering van een Hollandsche opera
in den Parkschouwburg tot stand te brengen.
De opera, hiervoor bestemd, is, naar voorloopig
wordt meegedeeld, gecomponeerd door een be
kend Amsterdamsch musicus op woorden van
een Amsterdamsch letterkundige, die zijn stol
aan de vaderlandsche geschiedenis ontleende.
XLVIIL
Vervolg.)
De minuten verliepen met eene huivering
wekkende langzaamheid. De positie, waarin hij
verkeerde, begon den jongen man bijna ondra-
gelijk te worden, en al meer en meer maakte
het beangstigend gevoel zich van hem meester,
dat elke minuut langere aarzeling hem nood
lottig zou kunnen zijn. De onbewegelijke hou
ding der knielende dame scheen hem dan ook
het voldoende ben ijs, dat zij werkelijk was in
gesluimerd en misschien w»s het zelfs niet zoo’n
bijzonder groot waagstuk, als hij haar op het
dikke zachte tapijt nog een paar schreden
naderde.
Maar hij aarzelde nog altijd, want haar slaap
kon ónmogelijk zoo vast zijn dat zij niet wakker
zou worden a's hij naar den sleutel begon te
zoeken. Daartoe was hare positie te onnatuurlyk
en te ongemakkelyk. Met toenemende onrust
en ongeduld liet hg zijne blikken door het kleine
vertrek ronddwalen, telkens nieuwe avontuur
lijke en doldrieste plannen in zgu hoofd latende
omgaan.
het luide uit te schreeuwen
talisman openen. Daar echter het kunstig me
chanisme van het slot op eene zeer verborgen
plaats was aangebracht, zoo zou zjjn gevoel
van zekerheid van zijne overwinning zeker
voorbarig zijn geweest, als hij er toevallig vroe
ger niet getuige van was geweest boè de vorstin
het kostbare kastje openmaakte. Dientengevolge
behoefde hij dan ook niet laug te zoeken om
het sleutelgat te vinden, en een zucht van ver
lichting ontsnapte aan zijn borst toen het
deurtje na een enkelen druk epeusprong. Hg
had thans bereikt wat hij had begeerd, en be
hoefde nu slechts toe te grijpen, om zich van
de schatten meester te maken welke hem uit
zijn tegenwoordigen onrustbarenden toestand den
weg zouden banen tot een nieuw leven.
Zooals licht te begrijpen is strekte zijne be
geerte zich in de eerste plaats uit naar geld,
en met wilde hebzucht haalde hij de pakjes
bankpapier en de relletjes goud naar zich
toe, die hij in het benedenste vakje van het
kastje zag opgestapeld. Hjj wilde zijn werk
echter niet half verrichten cn niet op nieuw
een gunstig oogenblik in zijn leven ongebruikt
laten voorbijgaan. Daarom maakte hij ook de
cassettes open, welke hg in de andere vakken
vond en waaruit hem een missa kostbare edel
gesteenten tegenschitterden. Met een soort dui-
velsch welbehagen liet hij de matte lichtstralen
der lamp vallen op elk afzonderlek sieraad en
vergastte zich aan de pracht der edelgesteen
ten, die te zamen eene groote waarde moesten
vertegenwoordigen. Het zou, daaraan viel niet
te twijfelen, niet gemakkeljjk vallen, ze aan den
mar, te Rotterdam), Mej. C. Albordingk Thijm,
zal, na verschijning van No. 24 van den loopen
den jaargang, worden vervangen door Mej. M.
E. Pijnappel, te Leiden, bij velen reeds bekend
als de schrijfster van „Duitjes en Bokjes”. Zij
stelt zich voor, hierin door vele bekwame mede
werkers ondersteund, van Lelie- en Rozeknoppen
in de volle beteekenis van het woord een
meisjesblad te maken (voor meisjes van 10—15
jaar), welks lectuur eenen gezonden, frisschen
geest zal ademen.
Naar het Vad. verneemt, is er bij de Regee
ring officieel bericht ontvangen, dat definitief is
besloten om de geheele Noordduitsche mail naar
en van Engeland over Vlissingen te verzenden.
Daarentegen meldt het Dagbl. dat een deel
der pakketten, uit Noord Duitschland, den weg
over Vlissingen zal nemen, en het overige dien
over Ostende zal blijven volgen. Van de ver
beteringen, door Beigie toegezegd, zal het afhan
gen, of deze voorloopige regeling al dan niet
een blijvend karakter zal krijgen.
Zondag 15 dezer was, naar aan de H. Ct. wordt
gemeld, zekere vrouw M. K. te Breda voor een
dag naar een dorp in de Meierij gegaan en zij
had ter vervrooly king van de reis het Sjarig
dochtertje van de wed v. B op verzoek mede-
gekregen. Toen echter dagen daarna verliepen,
zonder dat de reizigsters terugkwamen, nam de
ongeruste moeder de rijkspolitie in den arm;
deze ging op onderzoek uit en kwam tot de ont
dekking, dat de vrouw en het meisje ho g en
droog in een klooster te 8t. Oedenrode za
ten. Zij werden dadelyk door de maréchaussee
naar Breda teruggebracht.
Een marine-matroos werd te Amsterdam dezer
dagen het slachtoffer van de beruchte kwartjes
vinders. Aan hem was op een van Zr. Ms.
oorlogschepen na een langdurigen dienst zijn
gage, eenige honderden guldens bedragende, uit-
betaald, en met prijzenswaardige voorzichtigheid
had hij zijn geld een vertrouwd persoon in be
waring gegeven. Deze omstandigheid was een
der kwartjesvinders bekend, en toen hij, in hun
gezelschap gekomen, tut spelen was uitgenoodigd
en zijdelings het verwijt tot zich hoorde richten,
dat hij geen geld bezat, liep Janmaat in den
listig gespannen valstrik. Hij ging zijn zuur
verdiende penningen opeischen en keerde tot het
slechte gezelschap terug, en toen de avond ge
vallen was, vond men onzen marine-matroos
dronken aan den openbaren weg liggen en van
al zijn geld beroofd. De politie heeft een drietal
personen in hechtenis genomen, die verdacht
worden, den matroos zijn geld te hebben ont
stolen of afgezet.
Omtrent den diamant uit Banjermasin, door
den gouv-gen van Ned. Indie, volgens een me-
dedeeiing in de Arnh. Cour, in 1852 niet
1863— aan het min. van koloniën verzonden,
verneemt dit blad nader, dat de min. van bin-
nenl. zaken indertijd het edelgesteente in het
museum te Leiden wilde plaatsen, maar het
naar „men” meent ten slotte zou geplaatst zijn
in de Neder 1. bank te Amsterdam. De zegs
man van de A. C. kan voor de waarheid niet
werden zijne blikken gevestigd op een zilveren
korfje, dat nauwelyks drie stappen van hem
af op het nachttafeltje der vorstin stond, en
welks inhoud voor hem op dit oogenblik zeker
van het grootste belang moest zijn.
Daar lag namelijk, half bedekt door een
geborduurden zakdoek, zoodat hem dit zoo pas
bij de vluchtige monstering van het vertrek
gemakkelyk kon ontsnapt zijn de gezochte
talisman, de sleutel van het kastje. Hij herkende
dien dadelijk door het kunstvol bewerkte, met
een in goud gedreven engelkopje versierde hand
vatsel. Hij was thans in eens bekomen van al
zijne verlegenheid en angst, want als hij maar
een beetje voorzichtig was, dan was ’t voor hem
gemakkelyk genoeg om in het bezit te geraken
van dit kostbare kleinood, zonder de bepaald
sluimerende wakker te maken.
Onhoorbaar als een spook gleed Ernesto den
drempel over. Hij kwam zóó dicht by de knie
lende, dat hy bijna den zoom van haar kleed
aanraaKte; maar zij bleef onbewegelijk in hare
ongemakkeiyke positie en de jongeman meende
haar zachte geregelde ademhaling te vernemen.
Met een haastige beweging had hy zich van
den sleutel meester gemaaktvervolgens keerde
hy terug naar bet boudoir, na de fiuweelen por
tiere achter zich te hebben laten neêrvallen. Hij
was ziju doel thans zoo nabij en geloofde zich
I zoo zeker van zijn zaak, dat hem, na al de
doorgestane angst, een gewaarwording van over
moed beving en hij elk mogelijk gevaar als
geweken beschouwde. Hij ging naar het kastje
toe en wilde het dadelijk met behulp van zijn
B I V.V E.V LA XII.