FBI
MEI n S i IIIEEK TEA TIE l!l. 41) TOO» IIS
1887.
ft
JULI.
9
zardspelers of loterijen met kaartjes om koek,
i
Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden fl.franco per post f 1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave ol redactie betreffende, franco
in te zenden.
ADVERTENT1ÊN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents,
voor eiken regel meer 7 Cents. Bij abonnement is de prijs be
langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den
Uitgever.
UIT DE PERS,
Ook van den heer Gilde meest,or, een dei zeven I
liberalen die voor het nieuwe Grondwetsartikel I
in zake litt onderwijs hebben gestemd, komt
in ’t Hand, een artikel voor. Voor het moti-
veeren van zijn stem vindt de heer G. geen
aanleiding; wél echter moest hij zich verdedigen
tegen prof. Buys die het votum „lichtzinnig”
heeft genoemd.
„Hoe de feiten zich hebben toegedragen be
hoef ik hier niet uiteen te zetten, schrijft de
heer G. Ik verklaar alleen dat de voorstelling,
die de heer Buys er van geeft, volkomen on
juist is. Ik spreek alleen voor mjzelven, doch
die mijner vrienden, met wie ik deze hoogst
moeiel jj ke, teedere, ernstige zaak meermalen be
sprak, weten het, dat ik sinds lang, zij ’took
niet in ’t openbaar, de stelling heb verdedigd,
dat de Grondwet op dit punt alleen datgeen I
moet omschrijven, waarover allen hot eens zijn;
dat de Grondwet niet moet zijn een partij wet,
den 12 Augustus, des morgens acht uur, om te
eiudigen op Vrijdag den 19 Augustus daaraan
volgende, des morgens acht uur, en dat vóór den
21 en dier maand, alle kramen, disschen, tenten
enz. zullen moeten zijn afgebroken en wegge
ruimd.
Tevens wordt hierbij herinnerd aan art. 12
der Algemeene Politie-Verordening, waarbij is
bepaald: dat niemand eone tent, kraam, tafel
of iets dergelijks, op den voor den openbaren
dienst bestemden grond mag opslaan of daarop
uitstallingen van goederen hebben, dan overeen
komstig de aanwijzing van den Marktmeester,
of, bij ontstentenis van dezen, van de Politie en
na voldoening van het marktgeld.
Sneek den 8 Juli 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
B E K E N D M A K I N G.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK brengen ter openbare kennis,
dat ter Secretarie dezer gemeente, gedurende 14
dagen, van at den 11 Juli e. kvoor een ieder
ter lezing is nedergelegd en in afschrift, tegen
betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar ge
steld de aan den Raad aangeboden rekening
der ontvangsten en uitgaven der gemeente Sneek,
over 1886.
Sneek, 9 Juli 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
De BURGEMEESTER der Gemeente Sneek
brengt ter openbare kennis, dat het Ivohier der
Patent-Belasting no. 1, dienst 1887/88, dezer
gemeente aan den heer Ontvanger der Directe
Belastingen ter invordering is ter hand gesteld,
en dat ieder verplicht is zijnen aanslag, op den
bij de wet bepaalden voet, te voldoen.
Sneek den 6 Juli 1887.
De Burgemeester v ornoemd,
ALMA.
geen struikelblok, geen voortdurende twistappel;
dat de Tweede Kamer, op het oogenblik dat zij
verklaart de ware volksvertegenwoordiging niet
te zijn, vooral in zake onderwijs niet moet wil
len heerschen na haar dood, maar wel vertrou
wen moet stellen in haar nakomelinge, waarvoor
zij vrijwillig haar plaats inruimt.
van den
VERGADERING
van den Gemeenteraad van Sneek,
op Zaterdag 9 Juli 1887, ’s namidd. 6 uur.
Punten van behandeling:
1. Resumtie der notulen.
2. Mededeeling van, ingekomen stukken enz.
3. Adres van R. Westra.
4. Idem der Zeilvereeniging.
5. Eervol ontslag aan de onderwijzeres A. E.
Vrendenberg.
6. Aanbieding der gemeenterekening, dienst
1886.
7. Voorstel tot vernieuwing van bruggen.
8. Adres van den Schuttersraad der dd.
Schutterij.
9. Reclames tegen het Kohier
Hoofdelijken Omslag, dienst 1887.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK,
Gelet op art. 175 der Gemeentewet;
Brengen ter openbare kennis
dat de op 6 Juli jl. afgekondigde Algemeene
Politieverordening dier gemeente gedurende drie
maanden ter Gemeente-Secretarie ter lezing is
nedergelegd en tegen betaling van tien
Cents verkrijgbaar gesteld.
Sneek, 8 Juli 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK,
Gelet op artt. 145 en 150 van de op 6 Julijl.
I afgekondigde Algemeene Politie-Verordening
dezer gemeente
Maken bekend
1°. aan de tappers, herbergiers en koffiehuis
houders, dat het bij art. 145 der Verordening
voorgeschreven uittreksel, hetwelk volgens oven
genoemd artikel in de gelagkamers hunner
huizen moet zijn opgehangen, vanaf heden,
’s voormiddags van 9 tot ’s namiddags 1 uur
aan het Bureau van Politie tegen betaling van
10 cents verkrijgbaar is gesteld
2°. aan de Houders van een uitdragers- of
oudroestwinkel, dat afdrukken van artikel 150
der Verordering, waarvan een exemplaar in
hunne winkels moet zijn opgehangen, tegen den
prijs van 5 cents per stuk, op tyd en plaats
bovengenoemd, te verkrijgen is.
Wordende belanghebbenden herinnerd, dat
overtreding van art. 145 met geldboete van ten
hoogste tien gulden en die van art 150 met
geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden
wordt gestraft.
Sneek, 8 'Juli 1887.
Burgemeester en Wethouders vaornoemd,
ALMA, Burgemeester.
J. W. BENNEWITZ, Secretaris.
s BURGEMEESTER en WETHO U DERS van
SNEEK herinneren, naar aanleiding van art. 18
der wet van 4 December 1872 (Staatsblad n°. 134,)
de ingezetenen
dat steeds aan degenen, die zich daarvoor
aanmelden ter Secretarie der gemeente, gelegen
heid wordt gegeven tot kostelooze inenting en
herenting.
Sneek, den 8 Juli 1887.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
ALMA.
De Secretaris,
J. W. BENNEWITZ.
Geen wonder dus, dat het voor hem plicht van
eere was, den geest des tijds te beluisteren, de
vormen en teekenen, waarin deze zich open
baart, hoe verborgen ook, gade te slaan. Maar
neenOp eenmaal, op het onverwachtst,
blijkt het, dat deze Staatsman niets bespeurd
heeft van het groeien eener gedachte, die, zonder
veel gedruisch, toch veld won, altijd meer. Een
boer, die zijn gras niet hoort groeien op een
Meimorgen
„Hoe is het te verklaren Sinds de hoog-
leeraar Buys in Jan. 1885 die gedachte had ver
oordeeld, was zij uit zijn gezichtskring verdwenen
en bestond voor hem niet meer.”
Wij meenen hier nog een plaatsje te moeten
inruimen aan ’t geen een der woordvoerders van
de christelijk-historische richting de heer A.
W. Bronsveld in de bekende kroniek van
zijn maandschrift Stemmen voor Waarheid en
Vrede doet opmerken.
Dr. Bronsveld is van oordeel dat de roomsche
leden der Tweede Kamer in deze zaak zeer
behendig hebben gemanoeuvreerd. Eerst waren
zij verdeeld en werden er scherpe woorden tus-
schen hen gewisseld. Als de eigenlijke slag
moet worden geslagen zijn ze echter één, ter
wijl ook met veel succès partij is getrokken van
de zucht welke de Kamer bij ’t werk der grond
wetsherziening bezielde, om zooveel mogelijk
over te laten aan den gewonen wetgever. Wel
is waar zijn slechts zeven liberalen overgehaald,
maar dat was voldoende.
Bij de vraag, of de overwinning door de bond-
genooten anti-revolution. en roomschen
met behulp van eeuige liberalen behaald, van
groote beteekenis is, moet volgens dr. Br. gelet
worden op den zedelijken indruk en de feitelijke
gevolgen. De indruk in den lande is volgens
hem algemeen dat de liberale partij een neder
laag heeft geleden en haar troetelkind, de neu
trale school, door de Kamer is veroordeeld. Bij
de aanstaande verkiezing kan deze indruk zeer
slecht werken voor de liberale partij. Daarbij
komt dat de verdeeldheid, die op dit punt be
staat, duidelijk voor den dag springt, terwjjl het
de vraag is of de eenheid zal hersteld zijn als
men ter stembus gaat. Aan élan, aan innerlijke
kracht, heeft de liberale partij daardoor verloren.
Voor ’t overige erkent de heer B. dat door
de nieuwe lezing veel is opgeruimd, dat aanstoot
gaf en dat een vrijbrief was geworden voor
allerlei onrecht, waartegen ook hij altijd heeft
geprotesteerd. Wel blijft hij ontkennen, dat
art. 194 moest worden verklaard en uitgevoerd
op die doctrinaire wijze, waarop zulks door de
liberalen is gedaan, en wel meent hij dat met
behoud van het artikel aan veel onrecht, aan
veel eenzijdigheid en overdrijving een einde ge
maakt had kunnen worden, maar er kleefde
een traditie aan en de wet van 1878 had er
zich als een woekerplant om heen geslingerd.
Het overlaten van het onderwijs aan den ge
wonen wetgever vervult hem echter met eenige
zorg voor de toekomst, als hij bedenkt, dat
voortaan elk energiek ministerie zijn stempel
zal kunnen zetten op de inrichting van ons lager
en middelbaar onderwijs en dat alleen de on
bestendigheid op dat gebied "bestendig zal zijn.
De bovenliggende partij zal onder de eenvoudige
dorpsschoolmeester evenmin als onder de hoog
geplaatste ambtenaren mannen dulden, die hun
politieke zienswijze niet deelen, en de geheele
school zal de liverei moeten dragen van de re-
geering en gedurig van inrichting wisselen. Dit
acht hij niet wenschelijk en ’t verbaast hem
vooral, dat men hierin een middel meent te zien
tot pacificatie. Veel wenschelijker zou hij het
gevonden hebben als de geheele liberale party
een voorstel had ingediend, waarmeê ook een
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente SNEEK maken bekend, dat de
Jaarmarkt of Kermis
alhier, op welke geene bedelaars, njfelaars, ha-
zardspelers of loterijen met kaartjes om koek,
glas- en aardewerk, galanterieën enz., zullen „Toen nu het voorstel-Vos de Wael ter tafel
worden toegelaten, dit jaar begint op VRIJDAG kwam, heb ik mij afgevraagd, of ik nu den
inoed had mijner overtuiging; of ik nu het se
dert lang door mij verdedigd beginsel getrouw
zou big ven, dan wel tot het onveranderd behoud 1
van art. 194 zou mee werken. Een middenweg 1
bestond er niet. Want het voorstel-De Beaufort 1
c.s. was door de voorstanders van het onveran
derd behoud, in samenstemming met de rechter
zijde, reeds bij voorbaat veroordeeld!”
De heer Gildemeester verklaart dat hij moei
lijke dagen heeft gehad. De schijn vooral, dat
hij der rechterzijde ter wille zou zijn, heeft
hem gestuit, terwijl het hem al zeer ter harte
ging, zich te moeten scheiden van mannen als
De Beaufort, Borgesius, Mees. Toch heeft hij
voor gestemd. Dat men zulks af keurt, dat men
van hem getuigt: hij heeft gedwaald, zou hij
zich kunnen begrijpen en getroosten, maar nie
mand heeft het recht hem te beschuldigen in
een zoo hoogst ernstige zaak, die de belangen
van het geheele volk zoo nauw raakt, met
lichtzinnigheid gestemd te hebben, aan een in
vallende gedachte te hebben toegegeven. En
hij meent dat prof. Buys hetzelfde verwijt zou
moeten richten tot mr. A. Kerdijk, tot de re
dacteuren van geachte nieuwsbladen, die het
met de zeven eens zijn, tot de hoogleeraren,
die reeds lang in dien geest adviseerden, tot
de 82 voorstanders der openbare school, die in
Maart 1886 tot de Tweede Kamer een voorstel
hebben gericht, geheel in den geest van dat,
’t welk den 6 Juni is aangenomen.
Mr. S. van Houten wijst mede de N. R. Ct.
op soortgelijke vergissing. Dit blad liet zich
aldus uit: „Deze nieuwheid verhinderde even
wel den heer Van Houten niet, enz.” De heer
Van Houten herinnert thans de N. R. Ct., dat
hij altijd zijn stem heeft gegeven aan die voor
stellen, welke den wetgever de grootste vrijheid
lieten. Hij verbaast zich over de verwondering,
welke personen, die op de hoogte behoorden
te zijn van hetgeen in de staatkundige wereld
omgaat, aan den dag leggen over de aanneming
van het voorstel-Vos de Wael. Dit voorstel is
geen los daarheen geworpen plan, maar zake-
lijk ’t zelfde als door de hh. De Geer en Sa-
vornin Lohman is ontwikkeld in ’t adres aan
den Koning bij het rapport over de grondwets
herziening.
Ook dr. Schaepman heeft zich in het debat
gemengd. Verwijzende naar de bondige toe
lichting en verantwoording van mr. Gleichman,
betoogt hij dat prof. Buys de plank deerlijk
missloeg, als hij sprak van een invallende ge
dachte. De historische waarheid wordt door
den hoogleeraar naar dr. S. doet opmerken
bejegend met een luchthartigheid, die alle ge
dachten- aan boos opzet buiten stelt.
Hij somt daarna een en ander op ter ver
klaring van zijn meening en besluit zijn artikel
aldus„Ook voor den scherpsten en verst rei
kenden blik wordt de gezichteinder begrensd
door de grenzen der eigen persoonlijkheid. Zie
hier een man, die voor velen als de Staatsman
gold, de minister zonder portefeuille, onder onze
btaatsmannen de premier. Zijn opstellen waren
voor niet weinigen de programma’s van hun
politiek denken, voor velen belangrijke bijdragen
lot de kennis onzer toestanden, voor allen aan
trekkelijk, al was het alleen om het teeken
achtig woord, dut ze dikwijls ten opschrift diende,
OE8KER (fillllV
miiui: mwmssbw san
ƒ■-
-J
-----i-