MB B IIIMKW SJEES. MB EJ IWMïmia NOR BB No. 68. T NV E E-E N-V E f] R T 1 G S T E J 1887, O n )d, ,ar- W O K IX I> A. 2 1 U O U S T U S. 00- September-Kamer éêu derde macut heelt Alle brieven in te zenden. lat ;he iot op bij rd- len len ien de iet >e- er on- drie agt 20, ko- in *53 Een tweede editie van de millioenen-juffrouw is verschenen. In verschillende voorname hotel, Iers ge val. IK- ek. 1 om u twee jaren, te verte- De Tweede Kamer heeft in het afgeloopen zittingjaar niet minder dan 123 zittingen gehour den, en hare „Handelingen” over dat jaar beslaan 2160 bladzijden, waarvan ongeveer 1250 aan de grondwetsherziening zijn gewijd. Aan het Scheveningsche zeestrand is Zaterdag wedei’ een prachtig fata morgana waar te nemen geweest. De toeschouwers meenden algemeen een park met boomen en huizen, ja zelfs met een standbeeld in het midden te zien. Het verschijnsel was omstreeks 8 uur uit het gezicht verdwenen. Deze CO UBANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden ƒ1.franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave ot redactie betreffende, franco Bij Kabinetsschnjven van 18 Augustus jl. heeft Zijne Majesteit de Koning den hoogleeraar J. A. Alberdingk Thijm te Amsterdam opge dragen de Regeering te vertegenwoordigen op het 20ste Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, dat van 14—17 September e. k. te Amsterdam zal gehouden worden. van mannelijke overtuiging, van edelen moed, maar een kleinzielig gepeuter, dat te walge lijker wordt naarmate het met meer armzalig vertoon zijn eigen onmacht verbloemen wil door een quasi-majestueus verwijzen naar den „ge wonen wetgever”. Een komediespel, een klucht, waarbij laffe karakterloosheid en kinderachtige eerzucht naar den palm dongen, en waaraan, als waardige ontknooping, waarlijk het bedrijf niet ontbreken mocht, dat wij onlangs in de Eerste Kamer zagen afspelen.” „Moeten, kunnen wij, katholieken van Neder land, zulk een herziening aannemen, 'vervolgt het blad. Zullen wij onzen strijd, den strijd om de school, op den achtergrond laten dringen door den stroom van maatregelen en wetten, die, natuurlijk zullen „moeten” getroffen en vastgesteld worden, om aan dit werk de „noo- dige” en „onverwijlde” toepassing op het leven te bezorgen Zullen, kunnen wij ons laten verdringen uit de stelling, waar wij jaren lang veilig stonden niet alleen, maar van waar wij den vijand een volkomen nederlaag reeds naby brachten En waarvoor Voor een herziening, waarbij noch de verLoudingen tusschen vorst en volk redelijker en helueruer dan tot nu toe omschreven, noch, naar het oordeel van mannen als Kappeyne en Van Goltstein, de bepalingen der troonopvolging verbeterd worden, voor een herziening, waardoor de financiën niet wor den gebaat, de onderwijsquaestie niet wordt opgelost, de verplichting tot den parlementairen eed verdwijnt, het onrecht omtrent de meer voudige kiesdistricten wordt bestendigd, de al- gemeene persoonlijke dienstplicht met alle daar aan verbonden gevaren als ersch onzer toekomst wordt in uitzicht gesteld „De vraag stellen, dunkt ons, is haar beant woorden. Ware er hier enkel spraak van een gevoel van bitterheid by de herdenking aan geleden hoon, wij zouden ter wille van edeler aandoeningen dat gevoel moeten onderdrukken. Maar er is hier meer. De verschillende ont werpen op de regeling van het kiesrecht komt de Tijd nader terug werden in boven staande opsomming naar hun wezenlijken inhoud kortelijk samengevat, Wij begrijpen niet, hoe aan de rechterzijde iemand daarvoor iets ter wereld zou kunnen gevoelen. Ten minste zooals zij daar liggen in hun ouderlingen samenhang, als de som van staatsmans wijsheid en staatmans- kunst van den Nederlandschen wetgever.” Van de hand van dr. H. J. Betz is een „Open brief” verschenen aan mr. J. A. Levy over art. 194. De schr. is het eens met den heer Levy, dat, al ware de meerderheid des volks van dit artikel niet gediend, daaruit niet volgt, dat het verdwijnen moet. Maar, naar hij beweert, heeft mr. Levy niet bewezen dat de moderne rechtstaat de neutrale school eischt. Dr. Betz richt voorts tot den heer Levy deze beide vragen „Vermoogt gij mij uit te leggen, hoe een ahnea, welke in 1848 ongetwijfeld een anti liberale strekking had, in 1887 door liberalen, door erkende vrienden van Thorbecke, met hand fn tand kan worden verdedigd „Vermoogt gij mij uit te leggen, hoe „een be schermer van bijzonder onderwijs” (Thorbecke) «ie dit onderwijs als regel „een geluk voor het and zou rekenen en slechts bejammerde, dat deze toestand vooreerst onmogelijk was, tot de zelfde staatkundige partij kan belmoren als iemand, die de vrijheid van onderwijs een „door velen betreurde concessie” noemt?” En eindelijk zou de schrijver nog gaarne van den heer Levy vernemen, hoe deze, in het licht der historie, onveranderd behoud van art. 194 rijmt met zijn eerbied voor „het gezag van een staatsman, wiens werk tot dusver in ons mid den niet overtroffen is.” De heer Levy antwoordt daarop in de N. B. C. Voor de historische zijde van het vraagstuk bepaalt hij zich tot de opmerking, dat er ruimte is voor meer dan een voorstelling nopens aard en beteekenis van een parlementair geschilpunt. J’e hoofdzaak zelf ligt z. i. in de vraag: Aan Wie de school, aan den staat of aan de kerk it is de inzet van den strijd, die, helaas, met al grooter inspanning moet worden gevoerd. Aan den staat, zegt onze grondwet, en zij zou volgens mr. Levy ophouden het te zeggen, wan neer het jongst beraamde roekelooze bedrijf geslaagd ware. Aan den staat, als sprekend getuigenis van zijn hoogheid en eenheid in tegenstelling met der kerkdijken tweedracht. Aan den staat, als onderpand zijner roeping om icht te verspreiden. Aan den staat, als protest tegen de onverdraagzaamheid, die de kinderen reeds onderling vervreemt, om de volwassenen e teller in het harnas te jagen. Bij deze opvat ting verkrijgt z. i. gansch het historisch onderzoek 'an dr. Betz de afmeting eener voorbijgaande, dus onbeduidende episode. J Op voortgang van het werk der enquête-com- Passie wordt levendig aangedrongen door het sociaal Weekblad. Voortgang is vooreerst en bovenal noodig, we- böns het belang der zaak zelf. Nederland heeft P het gebied der arbeidswetgeving veel goed 0 maken, nadat het veel heeft nagelaten in de jjiren, die achter ons liggen. Dat de wetgever nans soms onuerwerpen nog niet aandurft, ngezien toereikende kennis hem ontbreekt, ag niet in hem worden gelaakt, maar moet Jworden goedgekeurd. Wel is het zijn h niet die kenuis zoo droevig is ,es elddoch een zonderlinge wijze, om haar ru wisschen, zou het zyn, zoo hij nu maar vaarjyke sprongen ging doen in het duister. wisschen, althans naar vermogen verminderen, j- naL E I 1 s*eclll's> door zoodanige wettelijke ianile^een’ a‘s. waarvoor genoegzame gegevens m'n uiet te verdagen, en voorts even- ^ra^eu OU1-—in afwachting van een vast- R voortscbrijden op den intusschen reeds reden weg zich het licht te verschaffen, °P duistere punten nog moet ontstoken UIT DE PERS. Geen weik ADVLBTENT1LN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents, voor eiken regel meer 7’/a Cents. Bij abonnement is de prijs be langrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. twee derden, zoodat de linkerzij nog altoos het onderspit delft, ook al slaat ze ons tien zetels uit de hand. De sleutel der positie kan dus in elk geval in onze macht blijven. Dit geeft moed bij het opgaan ter stembus. Nu toch kunnen we niet met twee, driestem men geslagen. Straks in de nieuwe Kamer zal de rechterzij den loop der dinges bepalen kunnen. Ze zal de Revisie kunnen aannemen. Ze zal haar kunnen verwerpen. Maar ze zal ook schiften kunnen. En wie weet, die derde weg liep misschien nog het veiligst. worden. Daarmede niet te dralen. Dit toch bedenke hij wel, dat alle uitstel alleen te recht vaardigen is, voorzoover het onmisbaar heeten moet. Elk uitstel zonder noodzaak, en zonder dat het wordt benuttigd voor het verder bijeen garen van feiten, vergroot zijn aansprakelijkheid tegenover de schare, die van den huidigen on- geregelden toestand het slachtoffer is, en maakt hem verantwoordelijk voor noodelooze bestendi ging der nadoelen, welke er uit voortvloeien. „Tot onze nadoelen en ziehier de tweede, zij het ook ondergeschikte reden van ons onge duld, vervolgt het blad rekenen wij mede de wapenen, welke de sociaal-democratie uit de ontstentenis van wettelijke regeling weet te smeden voor haar oogmerken. Men geloove toch niet, dat zij geen vat heeft op breede kringen der arbeiders, omdat dezen uitwendig zich kalm houden. Daarentegen geloove men vrij, dat stil zitten des wetgevers den sociaal-democraten welkom is. Hoe minder ter tegemoetkoming aan grieven wordt verricht, des te meer koren ligt er op hun molen. Hun wroeten en woelen verliest aan kracht, naarmate blijkt van den ern- stigeu wil om doortastend te handelen binnen de grenzen der mogelijkheid. Is het dan goede staatkunde, ot is het niet integendeel uitermate bedenkelijk, voet te geven aan het wantrouwen, dat het met dien wil niet dermate ernst is als beleden en verzekerd wordt „Verder onderzoek wij wagen niet, het overbodig te noemen. Maar wij dringen er op aan, dat het worde ingesteld met den grootst mogelijken spoed. En omdat in de gegeven omstandigheden een voorzetting der parlemen taire enquete met den eisch der spoedsbetrach» ting niet te rijmen is, zou het ons een reden tot vreugde zyn, indien een staatscommissie oumiddellyk na het byeenkomen der nieuwe Kamer daarmede werd belast.” Onder het opschrift „de betwiste punten op het slagveld,” lezen wij in de Standaard Ook nu hebt ge met drieërlei districten te doen. Districten, waar de kens vooruit van te boeken valt, en eigenlijk de strijd ernst mist. Dan die vele districten, waar eveneens de uit komst voorspeld kan worden, maar als vrucht van harden, feilen kamp aan beide zijden. En eindelijk de kieschkeurige, de gedurig overloopende en altoos twijfelachtige districten, waarop ge geen pyl trekken kunt. Middelburg, Arnhem, Zutfen, Steenwijk en Den Haag zyn dan nu de districten, die den doorslag zullen geven, en waar het hard om hard zal gaan! Of zou misschien Sneek ten leste opwaken en zijn roem van weleer heroveren We zien nieuwsgierig naar het noorden uit. Maar toch, op de genoemde districten moet van meetaf alle kracht saamgetrokken. Daar mag, daar zal niet gerust, eer het ui terste gewaagd is. Vooral deze districten vragen om mobielma- king van linie, schutterij en landstorm te gelijk. ’t Zelfde blad zegt: De verkiezing van 1 September zal dit gemeene hebben, dat de gekozenen na maanden arbeids weer naar huis gaan. Gij kiest ditmaal geen Kamerleden, duurzaam, zelfs niet voor genwoordigen. Voor een blauwen Maandag gaan deze uit verkorenen naar het Binnenhof, en al hun macht zal zijn aan de Revisie der grondwet en hoogstens nog aan ons Budget, Verdere wetsvoorstellen, het spreekt van zijn voor de nu te kiezen Kamer verboden waar Van het verschil, ’t welk bij de leden der roomsch katholieke fractie in de Tweede Kamer bleek te bestaan bij de behandeling der grond wetsherziening, maakten wij reeds gewag. Uit het Venl. Weekbl. blijkt, dat de heer Haffmans zijn vijandige houding niet heeft laten varen, ’t Blad richt tot de katholieke kiezers in het bijzonder de volgende woorden „Het komt ons voor, mijne heeren, dat wij bij deze grondwetsherziening hoegenaamd niets winnen, maar veel verliezen. De bestaande grondwet geeft ons, katholieken, verschillende waarborgen, die wij best gebruiken kunnen. Onze pontie in Nederland is thans goed wij hebben Goddank geen reden van klagen. Maar het kon wel eens anders worden, wanneer die waarbor gen vervielen. Eu zij vervallen grootendeels met de herziene grondwet. Veel meer dan vroeger wordt aan den gewonen wetgever over gelaten, en de gewone wetgever (gij weet het by ondervinding) is een onverlaat. Gelooft mij, wy katholieken zijn niet veilig in zijn handen wy hebben bepaald waarborgen in de grondwet noodig. Er zijn er onder ons die meenen, dat met breedere grondslagen voor het staatsgebouw het den katholieken nog beter zou gaan. ’t Is mogelyk, maar niet zeker. Het zou ons ook wel slechter kunnen gaan. BedenktLe mieux est l’ennemi du bien. Laat ons niet, naar het beter grijpende, het goede loslaten. Een feit, een onmiskenbaar feit is het, dat wij katholieken onder de bestaande Grondwet wel gevaren zijn. Vergelijkt onzen toestand in ’48 met dien van thans Wij zijn aan die Grond wet grooten dank verschuldigd. Laat ons geen roekelooze hand aan de weldoenster slaan. y katholieken kunnen niet beletten, dat de Grondwet wordt verkracht. Wanneer sommige anti-revolutionairen de liberalen helpen (en dit is waarschijnlijk) gebeurt het. Maar basparen wij ons de wroeging, er zelven toe meegewerkt te hebben. En daarom, katholieke kiezers, kiest mannen, die u vooraf de verzekering geven, dat zij tegen de Grondwetsherziening zullen stemmen.” De Tijd is al even slecht te spreken over de herziening in haar geheel. Het blad geeft thans een eerste artikel over de verkiezing en laat zich daarbij op de volgende alles behalve mal- sche wijze uit„De grondwetsherziening is niet een nationaal, inaar een liberaal werk geworden. Liberaal in de allerslechtste beteekenis van het woord. Een herziening, welke alle voordeelen, die zij bevat, uitsluitend ten goede wil laten komen aan het karakterloos, beginselloos knoeien van een rationalistische levensbeschouwing, met een zelfzuchtig verlangen om de baten van ver- kregen genot en verkregen heerschappij besten- zelf, I digd te zien. Een herziening, die geen uitweg --- i baant, maar den wagen van fcltaat üoe langer Nog vreemder echter zal het zyn, dat in deze zoo dieper doet wegzinken in de taaie modder A - L-over i van twijfelzucht en zedeloosheid. i. &X5JU sansa 16 6 BIA S KKL A W. ’ll I trus bra- van ?15 >35 545 5 540 655 75 F 25 ig* 6 6 Nij- IUW. 'fijn- nga, ppe- )ma atra eerd 42 6 27 15 )or 36 jor 56 ►or 11 •or r 42 or 6 it ‘d SNURKER. COIRV

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1887 | | pagina 1