Mims- H WIHUD M K Ti Dl No. 78, n [1 T W E E<E N- 1887. ($3 WOENSDAG- 00, i'l men ternauwernood waagt enkele Ct- EN t. li De millioenenspeech d s is 8. >0 30 k- ,1- ni aiijS Door jhr. mr. II. C. jn den Raad van t- Lil van len, der- 601’ ge len, ist- het Hen elig den ge- der ver oor jke ialij feu, ere den minister van Op de staatsbegrooting voor het jaar 1888 wordt voor marine ruim 1 millioen meer be vraagd. In de tweede plaats wordt 7 ton meer gevor derd voor het hoofdstuk financiën en wel voor de herschattingen der grondbelasting. In de derde plaats is voor het hoofdstuk waterstaat f 580,000 meer uitgetrokken en daar van 4 ton meer voor spoorwegen en f 153 000 meer voor posterijen. Lager zijn geraamd de hoofdstukken nationale schuld f462,300; oorlog f117,100 en koloniën f85,200. Wat oorlog betreft, wordt voor den vestingbouw 5^ ton minder gevraagd. Daarentegen voor andere posten te zamen f 463,300 meer. Voor koloniën vindt het voordeelig verschil zijne verklaring in een vermindering van de bijdrage voor Suriname met f85,700. Voor Curasao wordt f 3900 meer gevraagd, hetgeen bijna wordt opgewogen door lagere uitgaven voor pensioenen. Uit de stukken, betreffende de Indische afge- loopen dienstjaren overgelegd, blijkt, dat na 6 jaren van tekorten, die te zamen van 1879 toe 1884 54 millioen hebben bedragen, de twee laatste dienstjaren 1885 en 1886 een batig saldo van 21 en 11 ton aanwijzen. De genoemde tekorten van de zes vroegere jaren en dat van 1876 ad 8 millioen, te zamen dus 62 millioen, zijn gedekt voor bijna 17 millioen uit hetgeen er van voorafgaande diensten besedikoaar is gebleven en voor 45 millioen uit het aandeel van Indië in de leening van 1883. van der Wijck, oud-lid Nederlandsch-lndie, is een De houding, door de commissie van toezicht op ’t middelbaar onderwijs te Apeldoorn tegen over dr. Smit, leeraar aan de II. B. 8. aldaar, aangenomen wordt ook door de Arnh. Crt. besproken. Dit blad is een andere meening toegedaan dan de Amst. Het kan zich zeer goed vereenigen met de houding van het college van toezicht en stelt aan de leeraars de vraag aldus Indien die hoogere burgerschool uwe instelling ware en haar blcei uw rechtstreeksch persoonlijk belang was niet slechts uw geldelijk belang zoudt gij haar dan opofferen aan uw overtuiging, dat gij als staatsburger het recht hadt in open- baie samenkomsten uw meeningen te verkon digen? Zoo niet, dan is het ook nu uw plicht allereerst te letten op de belangen der inrichting. Dit is, meent de A. Ct. ook het standpunt, waarop een commissie van toezicht gehouden is zich te plaatsen. Zij heeft zich verbonden de belangen der school te bevorderen en moet dus den leeraar verwijderen, die deze belangen in gevaar brengt, al mochten de leden, individueel, cok dat recht van het vrije woord erkennen. De Amst. is niet ten onrechte eenigszins ver baasd deze redeneering van de zijde der Arnh. Crt. te hooien, en maakt de opmerking dat men waarlijk heden ten dage bij de clericalen nog meer kans heeft om de vrijheid verdedigd te zien dan bij de liberalen. Op den voorgrond staat hier dat dr. Smit goed onderwijs geeft en zich in dit opzicht niets te verwijten heelt. Van nadeel aan de school kan dus geen sprake zijn, daar de ouders zeer goed weten dat aan elke hoogere burgerschool radicale onderwijzeres te vinden zijn. Was er van een offer sprake, dan zou een ernstig man dat moeten geven niet om zijn recht van spreken te handhaven, maar om aan zijn plicht tot spreken te voldoen. De heer Smit vraagt niet uit ijdelheid een recht, maar wenscht als Vaderlander tegenover de natie zijn plicht te vervullen. Hoe boos zou de Arnh. Ct. wel zyn, voegt de Amst. er bij, als men haar, op haar eigen trant, eens afvroegZeg, Arnh. Ct., zoudt gij dus meermalen niet zwijgen of anders dan nu spreken, indien de bloei der Arnh. Ct. niet Uw rechtstreeksch persoonlijk belang ware Zulke vragen moest de Arnh. Ct. niet doen. De Amst. meent, dat de commissie van toe zicht, die dr. Smit bij zijn benoeming niet den eisch heeft gesteld geen politieke redevoeringen te houden, thans geen recht heeft hem voor ontslag voor te dragen, omdat hij zulks doet. Ook de Midd. Crt. spreekt over de quaestie en bestrijdt de Arnh. Ct. Zij heeft dr. Smit in Middelburg hooren spreken en is getroffen ge weest door de kalme wijze waarop hij de zaak behandelde. Stel voegt het blad er nog bij dat een leeraar van streng orthodoxe richting verschillende bijeenkomsten van godsdienstigen aard bij woonde en er toespraken hield, zou men hem dan daarom ook lastig mogen vallen en ontslaan financiën heeft het Vad. min of meer ontstemd. Met het oog op de cijfers kan men, naar het blad meent, moeilijk zeggen dat de toestand der financiën voldoende is. Terwijl de uitgaven klimmen bij millioeneu, hebben de middelen zoozeer de grens der veerkracht bereikt, dat men ternauwernood waagt enkele een tiendui zendtal guldens hooger te ramen, zelfs genood zaakt is sommige telkens weer lager te schatten en andere, soms zonder goeden grond, alleen op hetzelfde cijfer durft handhaven. Toch vindt de minister alleen dan de grootste behoedzaam heid noodig, „indien er in de toekomst weder tijdperken mochten invallen, waarin handel en nijverheid over de geheele beschaafde wereld kwijnen.” Het blad meent te mogen spreken van be- treurens waardige 1 uch thartigheid. Het Haagsche Dagblad komt tot de slotsom, dat de regeering bij het penseelen van het tafereel van ’s lands geldelijken toestand te lichte verven op haar palet heeft genomen. Voor bezorgdheid vindt het blad echter voor het oogenblik geen redenvoor onvoorwaarde lijke gerustheid zeker ook niet. Regeering en volksvertegenwoordiging zullen ’tbest doen waak zaam en werkzaam te blijven, ’t Einddoel moet wezen om elk tekort, ook op de buitengewone uitgaven, te doen verdwijnen, zonder verzwaring van die heffingen, welke direct moeten worden opgebracht. Ook het Hand, meent dat men den toestand vrij kalm kan beschouwen. Stelt men aan een minister van financiën geen hoogere eischen dan de zaken zoowat gaande te houden, dan moet erkend worden, dat onder den krachtigen aandrang naar bezuiniging van de beide takken der volksvertegenwoordiging en met eenige ver sterking der inkomsten door zoogenaamde kleine middelen, het dezer regeering gelukt is een toestand in het leven te roepen, die niet onbe vredigend is te noemen. Van verbeteringen in ons belastingstelsel is onder deze regeering niets gekomen, in het vinden der middelen om in de toekomst het hoofd te bieden aan de eischen die aan de schatkist gesteld kunnen worden, zal zij waarschijnlijk evenmin slagen maar voor het heden is de gapende afgrond der tekorten aanmerkelijk minder dreigend gewor den. De bestaande vertegenwoordiging kan zich bepalen tot het behartigen der meest mo- gelijke zuinigheid; de hervorming der financiën kan zij aan haar opvolgster overlaten. De Werkmansbode bevat de volgende beschou wing „Ik heb niet genoeg gehaat, omdat ik geen kind ben uit de arbeidende klasse; ik heb geen honger geleden had ik dat gedaan, ik zou niet naar de pen, maar naar den dolk gegrepen hebben.” Aldus de heer Croll in de socialisten-vorgade- deriug van Zondag 4 September. Wij weten niet, van welke hooge j,komaf” de heer Croll de eer heelt te zijn maar dit weten we wè), dat, zoo hij ooit getuigenis heeft gegeven van het volk en zijn toestand iets te begrijpen, dezen volzin bewijst, dat hij er niets van begrijpt. Maar dit strekke hem niet tot verwijt. Hij is de eenige niet, wien het een raadsel is, dat men, in armoede verkeerend, soms honger lij dend en zelfs zijn kinderen ziende lijden, dik wijls tevredener is dan anderen, die over gebrek aan het noodige niet te klagen hebben, die dat zelfs overvloedig bezittend, alleen het begeerlijke niet verkrijgen kunnen. Hij zal de eenige ook niet zijn, die zich er over verwondert, dat men in armoede verkeerend, nog vroolijk wezen, zelfs TWEEDE KAMER. nog zingen kan, en er eer instelteerlijk te zijn. En zeer waarschijnlijk zou de heer Croll, indien hem het ongeluk trof tot armoede te vervallen, evenals zoovelen vóór hem, der wan hoop ten prooi worden en dan misschien naar den dolk grijpen. Maar hierin ligt dan ook het geheim. Het volk is in dien toestand geboren, groot gebracht, het kent niet anders. Het beseft niet, wat het tekort komt. Zij, die in beter doen verkeeren, kunnen beter begrijpen aan hoeveel het volk gebrek lijdt, dan het volk zelf. Vandaar ook de dure verplichting, die op hen rust, te zorgen, dat het volk aan dien armoedigen, ellendigen toestand ontkome, en er een toekomst voorbereid worde, waarin niet de maatschappe lijke inrichting, maar alleen eigen moedwil of schuld, of oorzaken, die niet voorzien konden worden, redenen kunnen zijn, dat het iemand ontbreekt aan het noodige om gezond te leven. En niet slechts plicht maar wijs beleid en voorzichtigheid wijzen er heen, dat in die rich ting meer en beter gedaan worde dan thans nog het geval is. Want „de dolk” kan aantrekkelijk worden. Al behooren wij tot hen, die beweren, dat na een sociale revolutie de armoede even groot, wellicht greater zal zijn dan thans, daarmede is de mogelijkheid niet ontkend, dat het lijden de deel der menschheid nog meermalen afleiding zoekt in dolken en andere vernielende voor werpen. En nu ontkennen wij er volstrekt het nut niet van, dat men het volk zijn toestand onder het oog brengt, het dien leert kennen en begrijpen. Maar ook hier is voorzichtigheid geraden in anderen zin Een kennismaking, die tot wanhoop voert, zoodat het volk gaat doen, waarover de heer Croll zich schijnt te verwon deren dat het ’t nog niet heeft gedaan, maakt het niet gelukkiger, veeleer ongelukkiger. Zulk een kennismaking echter, die deels de middelen aanwijst, welke wel is waar gaandeweg, maar daarom ook duurzaam, naar „verbetering heen- wijzen, die opwekt tot gemeenschappelijk op treden en handelen, die de belanghebbenden het heil daarvan leert inzien en waardeeren, en die daarbij vooral niet verzuimt, reeds dadelijk de helpende hand aan te bieden, hetzij door particuliere of wettelijke middelen zulk een kennismaking is o. i. de eenig afdoende en voorzichtigedie moet er komen en wel spoedig, opdat er geen plaats overblijve voor de andere, die tot wanhoop voert. Men leest in de Amsterdammer „lu Recht voor Allen wordt medegedeeld welk verschil er bestaat tusschen de behande ling, door Domela Nieuwenhuis, den politiek veroordeelde en Jeanne Lorette, de moordenares, ondervonden. „Terwijl de eerste, in een „boevenwagen” vervoerd, naakt uitgekleed, in een bad gestopt, in een grijs buis en dito rok gestoken werd”, moet Jeanne Lorette, volgens dit verhaal, toen zij van den Haag naar Arnhem werd overge- bracht, uitgeleide zijn gedaan door den minister van justitie en den procureur-generaalreisde zij met een poesje in de 2de kl. van het spoor, vergezeld van de bewaarster van het huis van verzekering en den brigadier der rijks veld wacht. Zij werd geplaatst op een nette, ruime kamer zij meest in het bezit gelaten worden van hare door de prostitutie verkregen kostuums, van hare mooie blonde lokken, van al hare zeepen en odeurs. Er werd onmiddellijk een request aan den minister van justitie ingediend om haar op grond van hare zwakke gezondheid een verpleging op de pistole toe te staan. Ze mocht UIT DE PER 8. Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS. Abonnementsprijs voor 3 maanden /l.—franco per post f 1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco in te zenden. niet slechts eenmaal per maand een brief schrij ven, maar zoo dikwijls ze wilde, op gekleurd geparfumeerd papier. Ook werden vele be zoekers tot haar toegelaten. De heer Domela Nieuwenhuis daarentegen mocht slechts eens in oe 14. dagen zijne kinderen zien, ontving niet de brieven van den voogd zijner kinderen, werd beroofd van zijn huwelijksring en van het portret zijner vrouw enz. „Wat is hiervan waarvraagt men, als men dit verhaal in Recht voor Allen heeft gelezen. „Moet zulk een bericht onweersproken blij ven, dan zou het niet anders dan de noodlot- tigste gevolgen kunnen hebben voor den toch reeds bij zoovelen diep geschokten eerbied voor de onpartijdigheid, waarmede ons strafstelsel wordt toegepast. Ware die mededeeling in Recht voor Allen geheel of zelfs maar ten deele in overeenstemming met de feiten, men zou den socialisten een zeer gevaarlijk wapen in handen hebben gegeven. „Doch afgezien van dit gevaar elk Ne derlander behoort er prijs op te stellen, dat er in zijn vaderland recht worde gedaan. Het is reeds erg genoeg, dat men in den laatsten tijd het grauw heeft zien huishouden, als koesterde het de overtuiging, dat zijn uitspattingen het Gezag welkom waren. Dagbladen van alle richtingen hebben dit zeer ernstig afgekeurd wat moet men echter wel zeggen, als verhalen, gelijk het bovenstaande, van bevoegde zijde onweersproken blijven Is dat relaas, waarin de minister van justitie, de procureur-generaal en de directeur der gevangenis te Arnhem ge noemd worden, laster dat de lasteraars wor den vervolgdbevatten die mcdedeelingen in hoofdzaak waarheid dat de schuldigen worden aan de kaak gesteld en gestraft. „Recht blijve er in Nederland heorschen 1” B Ai L A li. I 8 w en erf, 75 £0- ia 3k t8 te te ?er, te vd. Lde au Fe an te zv, ika tje, Jo el v. en- ‘ga, ike en ma en in ig ie. I -,2 jcy uuvimeuwm, is ue prijs Be langrijk lager. Voor waarden daaromtrent te vernemen bij den Uitgever. Bij de algemeene strekking van het adres van antwoord op de troonrede, in de zitting van gisteren, Maandag, kwam de neer van Baar op tegen den aandrang tot haastige behandeling der grondwetsherziening en over het stilzwijgen over den fman- cieelen toestand. De heer Keuchenius critiscerde het adres, maar vooral de troonrede. Het stilzwijgen over Indië betreur- i de hij zeer. Hij verweet aan de Regeering ontrouw aan haar eed en de vele bloedige rustverstoringen tijdens haar bewind. Betreuren zou hij het als de verknochtheid aan het Huis van oranje een voorwendsel werd om ongeregeldheden ongestraït te laten Bij deze Regeering verkeert het Majestcit-recht in Majesteit-willekeur. De heer van der Kaay verdedigde het adres als een weerklank, waarbij de nadruk op grondwetsher ziening wordt gelegen.

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1887 | | pagina 1