lïfflll
I
I
I
iMSMW SM.
IBWS- B lilïfflTlfflHUI) TOOR H
Hffl'E n BET lii
I
I
k J
(/r
No. i
!994.
w o is r> <3.
AAN WIE DE SCHULD?
N E GE N-E fl-V EERTIGST
Nationale Militie.
3
•J
op
V
Alle brieven
in te zenden.
Cents. Bij abonnement is de prijs
-te vernemen bij
er armenscholen op na,
maar o, zoo spaar-
indruk meer
die deze stelling uitspreekt, den sshijn aan als-
ari a. s. ter Gemeente-Secretarie aan te melden
Sneek den 2 Januari 1894.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester.
B ENNE WITZ, Secretaris.
UIT DE PERS.
eens nader bij
Het is in onzen tijd min of meer een ge
meenplaats geworden, de uitdrukking
ADI EK TEN TIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents:
voor eiken regel meer 7’/2 C "j
belangrijk lager. Voor waarden daaromtrent
den uitgever.
maatschappij is ziek, doodziek. Het maakt geen wijkende
indruk meer zelfs neemt men tegenover hem, f^e ^er haute volée en die deze meening in
KENNISGE VING.
LICHTING VAN HET JAAR 1894.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente Sneek, voldoende aan art. 87 der
wet op de Nationale Militie van den 19den
Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), zooals zij
is gewijzigd bij die van 4 April 1892, (Staats
blad no. 56), brengen ter openbare kennis, dat
de tweede zitting van den Militieraad voor deze
gemeente zal worden gehouden in het gemeen
tehuis van Schoterland te HEERENVEEN op
Dinsdag den 16 Januari e. k., des voormiddags
ten 11 ure.
Dat in die zitting uitspraak wordt gedaan
omtrent alle in de eerste zitting niet afgedane
zaken en omtrent hen, die als plaatsvervanger
of nummerverwisselaar verlangen op te treden.
Sneek den 27 December 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
ALMA, Burgemeester,
BENNEWITZ, Secretaris.
i financiën bij de
over de staatsbe-
KENNISGEVING.
AANGIFTE VOOR DE ZEEMILITIE.
Lichting 1894.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente Sneek, gevolg gevende aan art. 150
der wet op de Nationale Militie van den 19den
Augustus 1861 (Staatsblad no. 72), zooals die
is gewijzigd bij de wet van 4 April 1892
(Staatsblad no. 56), noodigen bij deze de lote-
lingen der Nationale Militie van deze gemeente
uit, om wanneer zij verlangen bij de Zeemilitie
Deze COL'RANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS,
Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.franco per post ƒ1.25.
Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
is zoo
rakter is van die zijde niet anders dan souve-
j reine minachting te wachten. Men trekt de
schouders op voor „den sukkel” die dwaas genoeg
Onze wa8 om eeQ meening er op na te houden, af-
i van „de openbare meening”4dat is
’t publiek als waarheid durfde uitspreken.
„Och die dwazenze benadeelen zich zelf
in hun maatschappelijke positie,” zoo zegt men.
En daarom zijn er in onzen tijd zoo weinig die
men durven spreken wat hun op ’t hart ligt, en zoo
weinigen ook die een vaste overtuiging hebben
over de maatschappelijke kwaal.
Onze tijd is zoo arm aan karakters. Ook
dat verschijnsel zou men als „oorzaak* der
maatschappelijke kwaal op ’t lijstje kunnen
brengen althans is het oorzaak dat de zieke
met zoo groote onverschilligheid wordt verwaar
loosd.
Het is echter den werkman of winkelier niet
kwalijk te nemen wanneer ze zwijgen; niemand
vindt het aangenaam voor „dwaas* te worden
uitgemaakt.
In een tijd als de onze, waarin zelfs in de
volksvertegenwoordiging door hoogst beschaafde
partijleiders het boycotten van socialistische
onderwijzers wordt verdedigd, is het de plicht
voor ieder die de rust liefheeft of die de stof
felijke belangen heeft te behartigen van een
gezin, om te zwijgen wanneer zijn meeningen
in strijd zijn met de „openbare* meening.
En zoo wordt er veel gezwegen, ook in onze
zoogenaamde volksvertegenwoordiging, zelfs
wanneer er theorieën worden verkondigd die
grondvalsch zijn.
Merkwaardig zijn dan ook de stemmen in
onze Tweede Kamer, die een anderen toon aan
slaan.
Aan wie de schuld dat er zooveel armoede
vragen Kamerleden, en het antwoord
is bijna schering en inslag
Eigen schuld
Daarom was het een goed woord van den
heer Heldt, om die wondeplek
’t licht te brengen.
Aan wie de schuld dat het kiesrecht niet
algemeen kan zijn
En de heeren v. Houten c. s. antwoorden
Eigen schuld de menschen zijn voor een
deel te onbeschaafd om het kiesrecht waard te
zijn.
Daarom was het een goed woord van den
heer Pijttersen, toen hij aldus over het Hooger
Onderwijs oordeelde
„Tegenover den eisch der wetenschap staat
de eisch, dat de beschaving het deel worde van
allen waar deze slechts aan enkelen ten goede
komt, is de maatschappij ongezond.*
Daarin ligt een ernstige beschuldiging tegen
de conservatieve heeren.
En zoo is het. Voor zoover het onderwijs
onze beschaving aankweekt, is het de schuld
niet van de arme drommels dat ze onbeschaafd
zijn, maar wel de schuld van de fabrikanten
der „openbare* meening.
Waarom is de wetenschap, die niets kost en
krijgbaar gesteld?
Waarom houdt men i
waar het onderwijs gratis,
zaam wordt uitgedeeld?
Aan wie de schuld?
W aarom gaat er in onze maatschappij in la-
geien en middenstand zooveel talent verloren
bij gebrek aan middelen ter ontwikkeling?
Aan wie de schuld
Aan de zonde? Och, dominee weet wel be
ter; hij werkt het punt ook liefst niet verder
uit.
De schuld ligt enkel en alleen aan die groo-
to heeren, aan Kappelman en Co.die de la
kens uitdeelen, en aan ieder, die komt klagen
dat hij geen laken kreeg, ten antwoord geeft
Eigen schuld, goeie man!
Zonde, drankmisbruik, verkwisting
Maar Kappelman wordt bang, ’t Kiesrecht
weet u, algemeen uitgeoefend en zóo dat de
Kappellui ’t briefje niet meer in mogen vullen
dat „miserabele* algemeen kiesrecht moet wor
den geweerd, omdat het weer karakters zal
kweeken, door de gelegenheid voor ieder open
te stellen zijn meening te zeggen zonder er door
„verdwaald* te worden.
Omdat het de beginselloosheid terugdrijft,
en omdat het een keerpunt brengt in de fa-
briceering der openbare meening; omdat het
aan de Kappellui te verstaan zal geven, dat
werkloosheid, armoede, wanbeschaving enz. te
wijten zijn aan hen; dat de schuld is aan de
„zonde“ van hun hart.
Onder het opschrift„Zelfbeschuldiging van
een minister,” schrijft de Nederlander
„Het Kan toch niet in sprekers bedoeling lig
gen, er mij een verwijt van te maken, dat de
vermogensbelasting maar van de ramin»
heeft opgewacht Of wilde hij te kennen ge“
ven, dat ik op dio eventualiteit voorbereid had
belmoren te zijndut ik maatregelen had be-
hooren te nemen tot voorziening in dat denk
bare geval, daar niemand het nationale vermo
gen (het belastbare nog wel) zoo juist kon ra
men, dat teleurstelling onmogelijk was?
„Mocht dit laatste bedoeld zijn, dan is dit
mijn antwoordIk heb dat geen oogenblik
uit het oog verloren te midden van aUe de
batten, die hier gehouden zijn, is dit steeds een
punt van zorg voor mij geweest. Ik zag de
ramingen voor mij, gebouwd op allerlei onder
stellingen, en dacht zoo vaak: Wat waarborgt
ons, dat die onderstellingen gegrond blijken?
Ik heb voortdurend uitgezien naar middelen tot
versterking van de rijksinkomsten.”
Zoo sprak de minister van
algemeene beraadslagingen
grooting.
Hij had zelf zoo verklaarde hij nu
altijd getwijfeld aan de waarde zijner statistische
berekeningen.
Maar toen hij zijn vermogensbelasting er door
moest sleepen, heeft hij niet gewaagd van de'
onbetrouwbaarheid zijner berekeningen.
Toen heeft hij integendeel steeds den indruk
gegeven, niet eraan te twijfelen, dat zijn bere
keningen betrouwbaar waren, althans geen te
hooge opbrengt voorspiegelden.
doen heeft hij de staten-generaal in den waan
gelaten, zoo niet gebracht, dat men er gerust
op kon zijn, dat de vermogensbelasting, plus ver-
hooging der accijns op gedistilleerd, genoeg zou.
opbrengen om het equivalent te leveren voor
de belastingen, die hij wilde afschaffen of ver
minderen.
En dien indruk heeft hij nog versterkt, door
bij verandering van de progressie-schaal dade
lijk aan de kamers voor te rekenen, dat men.
nog op eenige tonnen gouds boven de oorspron
kelijke raming kon rekenen.
Door zulke middelen zijn de staten-generaal
er toe gebracht, te gelooven, dat veilig kon
worden overgegaan tot de voorgestelde afschaf
fingen en verminderingen.
En zoo zijn de voorstanders van de afschaf
fing en vermindering er toe gebracht te stem
men voor de vermogensbelasting.
Velen zouden dat zeker niet gedaan hebben,
als zij geen vertrouwen hadden gesteld in de
berekeningen van den minister, waaraan deze
zelf groote waarde scheen te hechten.
Want altijd stond bij de staten-generaal op
den voorgrond geen afschaffing of verminde
ring zonder gelijktijdig equivalent.
Nu is gebeurd wat men nooit wilde.
En nu het gebeurd is, komt de minister, die
de berekeningen leverde, waarin de kamer ver
trouwde, zeggen Ik ben altijd wel bang ge
weest, dat er een tekort zou ontstaan, dat het
equivalent niet groot genoeg zou blijken.
Hij beschuldigt zichzelven onoprecht te zijn
geweest, niet de geheele waarheid te hebben
j medegedeeld, en daardoor zijn doel te hebben
of men zeggen wilde
Och, dat weten we al langvertel eens iets
anders, iets dat nieuw is.
Onverklaarbaar is dit verschijnsel niet
ziet het meer.
Of is het niet een gewoon verschijnsel dat
menschen onverschillig, althans ongevoelig, wor
den bij ziektegevallen, die men sleepend noemt?
Zeker, de belangstelling neemt af naarmate
de ziekte langer duurt en zoo is het geval denk
baar, dat men de doodziekte der maatschappij
gaat doodzwijgen wanneer de kwaal nog eeni-
gen tijd blijft voortwoekeren, zonder de hartader
van het leven aan te tasten.
Maar er is meer, dat tot deze onverschillige
houding meewerkt.
Ei is gezocht, door bevoegden en onbevoeg
den, naar een geneesmiddel en daartoe moest
de diagnose gesteld er moest gezocht worden
naar de oorzaak der kwaal. En over die oor
zaak waren de gevoelens al dadelijk verdeeld.
De een zocht het ziekteverschijnsel te ver
klaren uit de overbevolking
een ander in het muntstelsel
een derde in malaise tengevolge van overpro-
duktie
een vierde in de stoommachine
een vijfde in ’t privaatgrondbezit
een zesde in de zondigheid onzer mensche-
lijke natuur.
Daarbij sluiten zich dan als nevenoorzaken
aan de toenemende weelde, het drankmisbruik,
de genotzucht, de toenemende ontevredenheid,
de vervreemding van den godsdienst, van ge
loof en kerk, het openbaar onderwijs, de zucht
om in de maatschappij een stapje hoogerop te
komen, enzoovoort.
Wij willen ons in al die „oorzaken” niet ver
diepen. Alleen merken we hierbij op, dat het
lijstje, hoe hopeloos lang ook, nog wel voor uit
breiding vatbaar is
Dat de studie van al deze oorzaken een
menschenleven zou vereischen en het dienten
gevolge zeer natuurlijk is wanneer een gewoon
menschenverstand er voor terugdeinst en de
ernstige onderzoeker er wanhopig bij wordt,
zoodat hij de geheele quaestie ten slotte aan
zijn machtelooze handen laat ontglippen en in
arren moede het „ongeneeslijk” uitroept. En
dan hebben velen juist bereikt wat zij wensch-
ten.
Meen dan ook niet dat al deze „oorzaken”
als ernstig gemeend zijn opgegeven.
Er zijn er onder, vele zelfs, die alleen dienst
moeten doen om verwarring te stichten en meê
'te werken tot de voortwoekerende kanker der
beginselloosheid.
In de kringen, die men gewoon is de „hoo-
gere" te noemen, is beginselloosheid een zeer
W
rm
I
I
k ’I*!-:
jj o
i
■i