MW SB
J
1894,
IJDELHEID.
VEr?KLp;Z[N GEN.
X A. rJC 1-4 DAG
BINNENLAND.
Alle brieven
in te zenden.
naars tig-
’t einde zijner
eerhouden, dat
Deze CO USANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS.
Abonnementsprijs voor 3 maanden 1.—franco per post ƒ1.25.
en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco
De wijze Salomo, die alle dingen
lijk” onderzocht heeft, kon aan
loopbaan de verzuchting niet w
hij ’t hier beneden zoo erg leeg had gevonden.
Alles is ijdelheid riep hij mismoedig, en
met die wetenschap is de groote koning ver
reisd.
Die tijd met z’n ijdelheid der ijdelheden het-
1, maar er is een nieuwe
beste menschen, die bestaan. Ze zijn de on-
i groo-
ben we sinds lang gehad.
tijd voor in de plaats gekomen, waarvan Salomo,
ADJ ER TEE TIEN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents;
voor eiken regel meer 7‘/2 Cents. Bij abonnement is de prijs
belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen bij
den uitgever.
reu het aanslagbiljet of authentiek afschrift
daarvan, eene opgaaf van het bedrag van het
aandeel in den aanslag en de bescheiden be
trekkelijk het gemeenschappelijk bezit.
Sneek den 5 Januari 1894.
De Voorzitter voornoemd,
ALMA.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER van Sneek,
Gelet op de mededeeling van den Landmeter
voor den Velddienst te Sneek, gedaan bij zijne
missive van 23 Januari jl.
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat
de gewone kadastrale op- en uitmetingen, voor
den dienst 1894, in deze gemeente zullen wor
den aangevangen op Donderdag 1 Februari e.k.
Sneek, 25 Januari 1894.
De Burgemeester voornoemd,
ALMA.
behalen om
zwijgen ’t parool zijn of wel het woord, dat op
effekt berekend, de oogen van ’t gehoor van
den spreker afwendt op iets anders.
Ijdelheid dan is in de oogen van ’t publiek
een ondeugdtoch zijn we allen, ’t geheele
publiek, ijdel. De afkeuring helpt hier niet
het eenige wat men door die afkeuring bevor
dert is valsche nederigheid en leugen, waartegen
ijdelheid een zuiveren, eerlijken klank geeft.
Maar, zal men zeggen, zoo wordt het woord
ijdelheid niet opgevat. Dit moet worden toe
gegeven in onze menschenmaatschappij wordt
ijdel genoemd, wie den schijn aanneemt niet
ijdel (leeg) te zijn. Zoo is Vaillant een mon
ster van ijdelheid genoemd, omdat hij voor de
rechters den schijn aannam van den man van
kennis en groote denkbeeldenen aangezien
Vaillant niet aan de universiteit studeerde en
dus geen doctor was in de rechten, was zijn
geleerdheid van verdacht allooi.
Zoo heeten partijhoofden van sociaal-demo-
cratie ijdel, en vindt men de aanvoerders der
radicale partij hier te lande eerzuchtig in som
mige kringen.
Het is niet anders dan vroeger
Alles is ijdelheid. Maar sedert de menschen
dit meer leerden inzien, kregen ze een af keer
er van en zoeken ze mitsdien die ledigheid uit
te roeien waar hun oog die meent te bespieden.
Ware dit mogelijk kon ledige ruimte wor
den uitgeroeid, ’t zou jammer zijn, niet voor de
ijdelheid, maar voor de maatschappij zelf. Zoo
lang menschen door ijdelheid gedreven, mee-
nende dat ze niet ijdel zijn en dus aan ’t hoofd
van den troep moeten loopenzoolang eerzucht
de prikkel blijft om vooruit te komen in het
maatschappelijk leven en een „man van eer”
een uitstekende persoonlijkheid wordt geacht
zoolang zal de ledige menschheid vooruitjagen
en zoeken naar 't geen de leegte kan aanvullen.
Het mindere is steeds een voorwaarde van het
betere, geen schoone toon verluidt zonder den
bijstand van leelijke neventonen, geen daad is
groot en geen gedachte schoon, zonder eenig
bestanddeel van lager materie.
„Wat zou de wereld beginnen zonder eer
zuchtige menschen ’t Zou hier zoo slap en
akelig zijn als een oudbakken beschuit.
Zonder eerzuchtige menschen zou de wereld
in bed blijven liggen. Het zijn de eerzuchtigen,
die vroeg op zijn en hameren en roepen, en
het vuur aanmaken, en het voor de rest van
Let gezin ónmogelijk maken in bed te blijven.
Tevreden, niet-eerzuchtige menschen moeten
er ook zijn. Ze vormen een netten, nuttigen
achtergrond voor de groote portretten, en bo
vendien een welwillend, zij het dan ook niet
zeer intelligent publiek, dat het spel der be
drijvige eeuw gadeslaat. Zoolang ze zich stil
houden, kan niemand aanstoot nemen aan te
vreden menschen.”
„Maar ze moeten zich in 'a hemels naam niet
gaan roeren en niet zichzelf gaan loven als de
en toekijken hoe de anderen werken.
Voort dus, voort, voort
mannen en vrouwen, knapen en meisjes voort
met uw ijdelheid voortallemaal prijzen geen
nietenwant ofschoon niet allen winnen, heb
ben zij die niet winnen ’t genot van den strijd
Zoo is uw ijdelheid een oorzaak van leven
en genot; en uw eerzucht een onmisbare fac
tor in den vooruitgang naar de ideale toekomst
van ’t ware.
Doof niet ’t bewustzijn uwer ijdelheid met
stemmingen van tevredenheidwant vreeselijk
vervelend is het leven van tevreden menschen.
Zij kennen niet ’t genot van gespannen ver
wachting van den plannenmaker zij weten niet
wat hoop is hun tijd slentert voorbij en in-
tusschen zitten ze rustig een sigaar te rooken
om de ledigheid van gedachten aan te vullen,
of wel ze praten over hun burenover de
ijdelheid van den partijleider dokter zus of
meester zoo, die hun rustlievend gezelschap uit
daagt tot den strijd.
Een tevreden mensch is een anachronisme
in onzen ijdelen tijd.
indien nadere kennismaking er mee hem ver
gund werd, nog hetzelfde getuigenis zou moeten
afleggen.
Sinds de spiegels zijn uitgevonden, en de
■concurrentie „scherp” is geworden en de reclame
t onze bewondering vraagt, is het nog altijd van
kracht, dat verstandige woord van Salomo.
We zijn vooruitgegaan in ons verstaan van
eenvoudige verschijnselen en in het onderzoeken
van wat ons het moeste genot verschaft; maar
I de verandering van wei heeft de kalveren niet
vet gemaakt. Nog voortdurend gevoelen we de
leegheidnog altijd, hoe vol de wereld ook
geworden is van geleerden en pseudo-geleerden,
blijven we bij de eenvoudigste dingen het ant
woord schuldig op de vraag wat is waarheid
Alleen hierin zijn we Salomo’s tijd vooruit,
dat de ijdelheid zich meer naar buiten openbaart
en dus meerderen beginnen te beseffen dat
ijdelheid een maatschappelijk verschijnsel is.
De kunst is tegenwoordig, zich goed voor te
doen, zoodat van onze ledigheid niets blijkc;
het heeft dan ook als artikel één op het pro-
|f gram der opvoeding een plaats gevonden.
Want om te slagen is achting van mede
schepselen gewenscht, en die achting zinkt weg
indien we gebreken vertoonen, die voorkomen
ook bij hen die tot waardeeren zijn geroepen.
Alle menschen zijn ijdelploerten zijn ijdel,
maar helden ook alleen bestaat er verschil in
de uiting dier ledigheid.
De een is nederig stil, de ander maakt veel
geraas maar het ledige vat dingt in beide
gevallen naar den prijs der ledigheid de poe
delprijs is evengoed in ’t gebruik als de eerste
prijs der holklinkende reclame.
Of ijdelheid een ondeugd is
Er zijn er velen die ’t gelooven hoewel ten
onrechte.
- Ijdelheid is ledigheid, gemis; de ijdele hoop
is inhoudloos, en ijle haring, zegt de school
meester, is haring zonder kuit.
Indien we dan den ijdelen mensch den maat
staf aanleggen der ondeugd, naar het gangbare
i begrip van anti-deugd, dan zien we dat de uit-
I komst nul is er was niets te meten ledig-
heid laat zich niet in cijfers uitdrukken, dan
wanneer ze begrensd is.
Hieraan is dan ook toe te schrijven het men-
schelijk gebruik om den ledigen mensch te
meten, te waardeeren, te achten naar den pm-
vang van zijn omhulseleen groot man, die
UIT DE PERS.
De Standaard, die reeds menigmaal de kracht
van haar woord gericht heeft tegen de onver-
zoenlijken in zake het kiesrechtontwerp-Tak,
brengt, thans moer bjzonder, de regeering on
der ’t oog, dat zij zich ook niet onverzoenlijk
mag toonen in punten die niet het hart der
quaestie raken, wil zij althans haar ontwerp
niet in gevaar brengen. Het blad schrijft thans
„Alles in den lande wacht nu op het woord,
dat de regeering bij de heropening van de de
batten over den Reform-bill spreken zal.
Wat we vroeger uitspraken, blijft nog ons ge
voelen de eenige macht, die den ingedienden
Reform-bill vermoorden kan, is de regeering zelve.
Doorziet zij den toestand met helderen blik,
en, telt ze niet de neuzen, maar wel de stroo-
mingen, die in de Tweede Kamer gaan, dan
heeft zij het in haar macht, de finale kiesrecht-
uitbreiding nu reeds bij eersten aanloop, tot
stand te brengen, zonder iets van haar begin
selen prijs te geven.
Zet ze daarentegen den kop tegen den muur,
en verkrijgt, door welke combinatie ook, eenig
amendement, dat de wijziging aanbrengt die zij
zelve had moeten aanbrengen, de meerderheid,
dan speelt ze hoog spel, en zal aan zichzelve
het omkantelen van haar seheepke, bij het van
stapel loopen, te wijten hebben.
In een conservatieve coalitie steekt voor haar
het gevaar niet.
Die kan ze trotseeren, en straks, na Kamer
ontbinding, in sterker positie de eerst mislukte
poging hervatten.
Alle conservatieve combinatie is ephemeri-
disch, en kan wel remmen, maar zelve nooit
anders dan achterwaarts drijven.
Maar ging een amendement door, dat voor
finale kiesrechtuitbreiding hetzelfde gaf wat de
regeering bedoelt, zoodat het conservatisme bui
ten het geding bleef, dan natuurlijk zou het
kabinet een gemis aan staatsmanswijsheid ver
raden, waarvan niet de natie, maar het kabi
net zelf de dupe werd.”
KENNISGEVING en UITNOODIGING.
De VOORZITTER van den Raad der ge
meente Sneek,
Gelet op artikel 7 der Kieswet van 4 Juli
1850 {Staatsblad no. 37) zooals dat artikel is
gewijzigd bij art. VII der Additioneele bepalin
gen der Grondwet
Noodigt de mannelijke inwoners dezer Ge
meente uit:
1°. die in eene andere gemeente over het
laatstverloopen dienstjaar in de personeele be
lasting naar eene hoogere huurwaarde, dan die
welke volgens art 1, lift. A en B, van de wet
van 24 April 1843 {Staatsblad no. 15) aan
spraak geeft op vermindering tot een derde of
twee derde gedeelten dier belasting naar de
drie eerste grondslagen, of in de grondbelasting,
tot een bedrag van ten minste tien gulden, zijn
aangeslagen, daarvan door overlegging der voor
voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór den
15 Februari e. k. aan hen te doen blijken
2°. die op grond van art. 1 sub. C, of krach
tens het 4e lid van art. 7 der Kieswet, aan
spraak meenen te kunnen maken om geplaatst
te worden op de kiezerslijsten, daarvan mede
vóór den 15 Februari e. k. aangifte te doen,
volgens het daarvoor vastgesteld, ter Secretarie
verkrijgbaar, model, met overlegging der be- het titelblad,
wijsstukken, waartoe in het geval van het 4de
lid van bovengenoemd artikel 7 moeten behoo»
veel om ’t lijf heeft en zijn innerlijke ledigheid 1
aan de oogen van ’t publiek weet te onttrekken, bruikbare krachten, de hommels in den
zal bij vergelijkende meeting het hoogste cijfer ten bijenkorf, de straatloopers, die rondslenteren
die ledigheid te verbergen moet en toekijken hoe de anderen werken.”
Heeren en dames,
Bij deze Courant behoort als Bijblad Feuil-
leton-nummer 161.
De minister van binnenlandsche zaken heeft,
naar het Dagblad meldt, een uitnoodiging ge
richt tot Gedep. Staten der verschillende pro
vinciën, om gegevens bijeen te brengen, ten
einde te kunnen nagaan of en in hoeverre het
mogelijk is, doeltreffende bepalingen in het le
ven te roepen tot vaststelling van algemeene
bepalingen voor een billijke regeling van de
jaarwedden der onderwijzers bij het lager on
derwijs.
Eenigcn tijd geleden, te midden der voor
bereiding van de behandeling der kiesrechtont-
werpen in de Tweede Kamer, verscheen bij
den heer Tjeenk Willink te Haarlem een lij
vige brochure, getiteld: „In hoofdbeginselen
ongewijzigd ’t Was een pleidooi voor de ont
werpen van den minister Tak van Poortvliet, of
juister gezegd van de regeering. De schrijver
noemde zich niet. „Een Vaderlander“ staat op
Thans is bij denzelfden uitgever van dezelfde
hand een nieuw vlugschrift verschenen, „Vóór
w.
s
A