■- 1 HW FOOR DE (iMEEïïnsiiEniimiiissEmvfsHEii. t I No. 85. N EjG E N-JB N-V EERT IG ST E J A A R GF A N GF. 1894. i, ONTWIKKELING. I Welnu, dat ieder dan zijn best doe De maat- U I T DE PERS. voor ons gevergd zijn Alle brieven in te zenden. onzen lust om te ontspanning staan bij i wisselwerking, opwinding of Bij abonnement is de prijs -i te vernemen bij en de prijzen der del aan i jt zelven profiteeren, dat isgebruik maken uit deze ongelegenheid geraakt, ons open stel- j den vooruitgang? Immers neen? j schappij verwacht dit van ons allen. bekendmaking. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Sneek maken bekend, dat de tweede kalvermarkt dit jaar invalt op Maandag den 5 November e.k. Sneek, den 23 October 1894. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ALMA, Burgemeester BENNEWITZ, Secretaris. Deze COURANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS- Abonnementsprijs voor 3 maanden f I.— franco per post ƒ1.25. Alle brieven en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco ADVERTENT1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter40 Cents- voor eiken regel meer 7^ Cente. R" belangrijk lager. Voorwaarden daaromtrent den uitgever. Naar aanleiding der werkstakingen, in den laatsten tijd voorkomende, verdient het volgen de, in het laatste nummer van het Sociale Weekblad voorkomende, de aandacht. Dezer dagen werd in Den Haag vanwege de politie het volgende aangeplakt „De hoofdcommissaris van politie „Ingevolge daartoe van hooger hand aan de „rijkspolitie verstrekten last „Gelet dat werklieden in deze gemeente het „werk hebben gestaakt, spoort hen, die weder „aan het werk willen gaan, aan om aan dat „voornemen gevolg te geven zegt hun bescher- ming toe bij eventueele pogingen van werk- „stakenden om hen te beletten het werk te „hervatten; geeft hun, die weder willen wer- „ken, den raad, zich aan het politiebureau aan „te melden.” In het Soc. Weekblad wordt door den heer A. van Gijn te ’s Gravenhage de opmerking gemaakt, dat deze bekendmaking het uitvloei sel is van een vooral hier te lande bij de ge goede klasse bestaande tweeslachtige opvatting van de verhouding tusschen werkgever en ar beider. „Ik zeg tweeslachtig, vervolgt de heer A. v. Gyn, want, terwijl nu eens die verhouding als gevolg' van de staathuishoudkundige ideeën de zer eeuw als een zuiver commercieele wordt opgevat, ziet men daarin een andermaal een meer patriarchale of patronale. „Een werkgever, die het loon weigert te ver- hoogen, ofschoon de stand zijner zaken dit zeer goed toelaat, beroept zich op de commercieele verhouding, wijst er op, dat hij de koopwaar- arbeid niet duurder behoeft te betalen, zoolang hij ze goedkooper kan krijgen tengevolge van den overvloed van arbeidskrachten en het publiek dat wat van staathuishoudkunde heeft gehoord, geeft hem gelijk. „Als evenwel de arbeider zijnerzijds de con sequentie dezer leer in toepassing brengt, en door vereenigingen of tijdelijke coalities sterk, op een gunstig oogenblik meer loon vraagt en bij weigering het werk staakt, dan vergeet vaak de patroon- zijn theorieën van straks om zich nu gaarne op de patronale verhouding tusschen werkgevers en arbeiders te beroepen hij merkt den stakenden op, dat zij zoo lang zijn brood hebben gegeten en dat het ongepast is hem, hun meester, eischen te stellen hij stelt het zelfs niet zelden voor, alsof werkstaker één is met oproerling en een groot deel van het pu bliek, ofschoon het iets van staathuishoudkunde meent te weten, ofschoon het aan aardappel boeren of katoendrukkersfirma’s niet kwalijk neemt, zoo zij de prezen hunner waren door doen t I gelijk.” en soortgelijke middelen trachten te stygen geeft alweer dien werkgever Naar het den heer Van Gijn voorkomt is het stuk van de rijkspolitie een uitvloeisel van deze tweeslachtige opvatting. „De rijkspolitie, die het nooit noodig achtte gedurende de voorjaarsdrukte in kleederenma- gazynen en confectiewinkels aan te plakken, dat aan de arbeidswet streng de hand zou wor den gehouden (en te recht want het spreekt van zelf dat dit geschiedt), zij toont door thans geheel overbodig bekend te doen maken dat zy haar plicht zal doen, wat van zelf spreekt, dat haar sympathie bij de niet-stakenden en de werkgevers is. Het koesteren dier sympathie op zich zelf vindt hij treurig, omdat het in ons land, waar geen onpartijdig onderzoek der zaak door een arbeidsraad ons in staat stelt, de vraag te be- oordeelen, wie der strijdenden te recht, wie teu onrechte volhardt, bijna alleen kan berusten op bovengemelde tweeslachtige opvatting van het arbeidscontract; het uiten hetzij dan van sym pathie of van antipathie voor een der beide partijen door de overheid, acht hjj zelfs beden kelijk. En onverstandig is de aanplakking in elk geval. Zelfs al is niet de geringste uiting van sympathie voor de werkgevers bedoeld, het was te verwachten, dat zij er door de stakenden uit zou gelezen worden. Niets moet evenwel in deze tijden zoo zeer een aanhoudende zorg der politie zijn, als van zich zelfs niet den schyn van klassen-politie te geven. Wat den strijd zelven aangaat, men late hem behoudens voorzorgen voor de openbare orde d. z. feitelijke, geen papieren voorzorgen door de partijen uitvechten. Verliezen de werklie den, het zal hun door de mislukking hunner pogingen duidelijk zijn geworden of dat zij vol doende aaneensluiting missen óf dat zij te tal rijk zijn en trachten moeten den toevloed tot hun vak te doen verminderen. Verliezen de patroons, er zal uit blijken, dat inderdaad den arbeiders een groot deel van het arbeidsproduct kon worden afgestaan. Doch ieder wie er buiten staat, zoowel over heid als particulier, onthoude er zich van den strijd en de resultaten onzuiver te maken door partijdige inmenging. Nieuw Leven, volksblad voor stad en dorp, heeft het ditmaal over de nieuwe geweren. Het blad kan er niet over zwijgen. Het is geen kleinigheidDe tegenwoordige minister van oorlog vraagt bij de Staten-Generaal niet minder dan negen millioen gulden aan, om daarvoor nieuwe geweren te laten maken. En dat is een aanvraag buiten de gewone begrooting om, iets boven de jaarlijksche uitgaven. Hij wil het zóó verdeelen, dat er in 1895 bjjna 2'/2 milli oen zal besteed worden, in 1896 weer 2 ’/2 mil- lioen enz., totdat de geheele som van negen millioen zal gebruikt zijn. Natuurlijk is de aanvraag nog niet toegestaanmaar zij is er toch. Wat zullen onze vertegenwoordigers ant woorden „Er wordt beweerd, dat de tegenwoordige ge weren van ons leger onvoldoende zijn. De nieuwe zullen de troepen in staat stellen met beter gevolg tegen een vijand op te treden. In zoover is derhalve de aanmaak bevorderlijk aan het strijd vermogen van ons volk. Wij willen dat gaarne gelooven. Maar negen millioenen En dat in den tegenwoordigen tijd, waarin zoovele gemeenten om njkssubsidie aankloppen, daar zij anders onmogelijk hare uitgaven kunnen goedmaken 1 gen, een derde hier namaals - willen we voor del aan te wijzen, waardoor de maatschappij verbonden ons zelven profiteeren, dat isgebruik maken uit deze ongelegenheid geraakt, weer met fris- van de gelegenheid. schen moed kan voortschrijden op den weg van En zij die de gelegenheid voor c e len stillen onzen honger niet uit humaniteit niet om onzentwillemaar om door ons weer j in de gelegenheid te worden gesteld tot loon voor hun verdienste het ook weer goed te heb ben. Wij allen zijn hongerig en vragen daar om zonder ophouden naar meer. En omdat onze middelen van groot tot klein beperkt zijn, te beperkt voor onze eischen, vra gen we steeds naar uitzetting dier middelen en vergemakkelijking in het bereiken van het verlangde. Onze loonen moeten stijgen artikelen zullen dalen. Kan dit samengaan Natuurlijk niet. Immers met de daling der marktwaarde onzer producten wordt de prijs onzer productieve kracht lager en met de stij ging der loonen moeten de door ons gefabri ceerde artikelen in marktwaarde toenemen. Het laatste, pnjsverhooging van het fabri kaat, wordt door het publiek geweigerd en door de vrije concurrentie onmogelijk gemaakt. Het eerste wordt met onweerstaanbaren drang geëischt. Daarom werd de vindingrijke geest opgeroe pen om bij dit dilemma een uitweg te zoeken en die uitweg is gevonden. Men heeft er een middel op gevonden om de prijzen te drukken en de loonen te doen stijgen. Dat middel bood de stoomkracht. Deze maakte de arbeidskracht van menschen minder noodig, terwijl ze meer artikelen wist op te leveren, Hiervan profiteerende heeft men het aantal loonen gaan inkrimpen, waardoor verhooging van het bedrag mogelijk werd. Zoo neemt het aantal toe dergenen, die hoe genaamd geen loon kunnen verdienen; proleta riërs, die langs allerlei minder eerlijke wegen hun bestaan zoeken te rekken; En verklaart zich het verschijnsel, dat in on ze hedendaagsche maatschappij bij toenemende ontwikkeling naast groote weelde diepe armoe de wordt aangetroffen en dat naast een minder wordend getal van beschaafden, verfijnden en verwijfden, een voortdurend aanwassend leger van barbaren wordt gevormd. Vooruitgang en armoede! Ziedaar de maat schappelijke quaestie die oplossing vraagt ter wijl ze verergertdie de machthebbenden be zighoudt terwijl ze hun door wanordelijkheden het peinzen op dit vraagstuk hoe lang zoo meer lastig gemaakt, en die, door filantropie verzacht en gecholoroformiseerd, na elk ontwaken pijn- hjker zich voelt en verder zich afkeert van huis- of lapmiddelen. Men vraagt een middel dat het kwaad in den wortel zal aantasten, een radicaal middel, bitter of zoet. Zou het dan te veel van ons gevergd zijn wanneer het leven ons de taak oplegt een mid- Be levensstandaard wordt hooger de huis houding vordert meer uitgaven dan vroeger. Dit verschijnsel in zijn algemeenheid zelfs de staatshuishouding volgt gedwee dezen koers naar hooger na te speuren tot zijn oorzaken, zou veel tijd en ruimte vragen, want er is verscheidenheid van factoren, afhangende van allerlei omstandigheden. De hoofdoorzaken echter zijn het toenemend aanbod met de meer en meer uiteenloopende verscheidenheid der producten en de begeerten van den mensch om van de aanbieding een proef te nemen. De woorden van Paulus: „Onderzoekt alle dingen”, worden getrouw betracht door genieten uitspanning en ons hooger aangeschreven dan inspanning. Het laatste wordt ons meer en meer bespaard door allerlei werktuigen, het eerste meer en meer in ons opgewekt door den vermeerderden schat van de producten, die, als niet strikt nood- zakchjk voor ons onderhoud, onder de weelde artikelen kunnen gerekend worden. Ook helpt de eerste de laatste, daar een leven van minder lichamelijke inspanning van zelf er toe leidt dat de menschelijke geest voortdurend vraagt naar meer gemak. Strikt genomen danken we dan de weelde die om ons wordt opgestapeld en ons niet met rust laat, maar voortgaat te prikkelen onzen lust om er van te nemen aan de machine, aan de vindingrijkheid van den mensch die dit werktuig voor ons bedacht, aan den onderzoe- <enden geest die ons verrijkte met kennis en wetenschap. Kortom, aan de beschaving en de voortgaande ontwikkeling van ons geslacht hebben wij te danken onze toenemend weelderige levenswijze, de verhooging van den levensstandaard, en is te wijten onze gemakzucht en voortkankerende verwijfdheid. Zal dit zoo blijven doorgaan Natuurlijk immers zoowel als onze vinding rijkheid onze gemakzucht voedt, is de lust naar een gemakkelijk en weelderig leventje een nooit rustende prikkel bij ons onderzoek. Er is tusschen deze twee een ’die als perpetuum mobile ke Nasporing overbodig maakt. Er is vraag naar nouveautés zoek dus rus teloos naar deze en weet ge voor een korte spanne tijds dezen honger te stillen, dan spekt net publiek uw beurs en ge zijt in staat ge beld op de markt te komen en uw lust naar weelde bot te vieren. Wie een nieuwe machine uitvindt is goed bezorgd en wie bezorgd is vraagt aanhou- oend naar iets dat nieuw is. Het is daarom van zedeleeraren een onbe gonnen .werk op eenvoud of zuinigheid in le venswijze aan te dringen, de weelde af te keu- reiLen onze genotzucht te berispen. Vy. aLUen’ zonder uitzondering, willen het hebben, de een vandaag, de ander mor- 1 h OEKKIIR COURANT. e e a e

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1894 | | pagina 1