MEl'WS- H IDimmiHUI) IM lit CMEEXTE H UW IIIIIMIISSESEVE SUES. JWEÏ Ui 1 n w GEESTESVOEDSEL. No. 89. N EGE N-Ê N-V E ER TIG S T E J A 1894. R Q A N Q-. >7* '•YY -Sr 3 W O £S JN S D A. o IWI» e >1 ka- U I T DE PERS. ililllllliilWBMi|l!g^ H n g Alle brieven in te zenden. heid in de onderdrukking. Maar een stad als Amsterdam, met eigen drukkers- en schrijverspersoneel I. ov. e ts n a e •t e Deze CO URANT verschijnt WOENSDAGS en ZATERDAGS- Abonnementsprijs voor 3 maanden f 1.— franco per post ƒ1.25. en stukken, uitgave of redactie betreffende, franco A CC k A ADVERTED T1ËN van 1 tot 4 regels, gewone letter, 40 Cents- voor eiken regel meer 71/, Cents. Bij abonnement is de prijs belangiijk lager. Voorwaarden daaromtrent te vernemen by den uitgever. als er zijn. De liberale heer Pynappel stelde voor, als middel ter besparing, de schoolkinderen op half rantsoen geestelijk voedsel te stellen de argu menten door den heer P. aangevoerd zijn wel de overdenking waard. Er moet bespaard worden, en zoolang de re- geering in onderwijszaken de fiolen laat zor gen, alleen toeziende dat het voorgeschreven portie wordt uitgereikt, vindt de heer P. dat men zonder groot nadeel voor de betrokkenen gerust de porties kan halveeren, door bijv, de helft in den voor- en de rest in den namiddag onderwijs te laten geven. Met het oog op de toekomst is hier wel iets voor te zeggen het onderwijs is ten onzent niet ingericht naar de behoeften. Alleen had er bij kunnen gezegd worden en de heer P. heeft dit zeker zoo bedoeld dat zijn voorstel slechts een tijdelijken maatre gel beoogt een noodzakelijk kwaad dus dat overbodig wordt, wanneer de regeering na het aanschaffen van repeteergeweren nog geld over heeft voor nuttige zaken. Een voorstel dat overweging verdient, naar wij meenen, is, dat de hoofdstad op haar eigen drukkerij de noodige leerboeken klaar maakte. In Amsterdam zijn ruim 100 schoolhoofden, waarvan velen lust en tijd, en talent toonen te bezitten voor het schrijven van werkjes voor de school. Zoo was heel wat besparing mogelijk op de geestelijke spijs. De uitgevers zouden er slecht bij varen, het moet erkend, maar deze heeren hebben getoond lust en talent in overvloed te bezitten om pitaal te maken. Verbeeld u, lezer, een melkboer die zijn af nemer in de stad den eisch stelt, dat diens klan ten een dubbeltje moeten betalen voor een liter melk ook de boeren weten tegenwoordig wel wat een liter is en dat ze liever de melk moeten laten verzuren dan ze afslaan in prijs Om kort te gaan De uitgevers eischen van de boekhandelaars dat ze tegen den door hen vastgestelden prijs verkoopengeen korting mag worden gegeven in Holland of de boekhandelaar krijgt zijn doodvonnis geteekend thuis. Zóó begrijpen die Hollandsche uitgevers hun plicht en roeping. Gelukkig doen ze in ’t bui tenland niet zoo’t is een staaltje uit het Chi- neezenland. Arme Chineezen Uw geestelijk voedsel mag niet dan gepeperd door de heeren uitgevers worden genuttigd. Zeker, wij leven in een vrij land, we houden van vrijhandel en zijn afkeerig van ’t protec tionisme maar de mannen die het geestelijk voedsel uit den oven halen, stellen de brood prijzen vast. Kan het publiek hiermee genoegen nemen We leven in Hollanden zijn bewoners waren De ware liefdadigheid bestaat in het aanvul len van wat de behoeftige noodig heeft naar lichaam, hoofd en hart. Het stoffelijk voedsel tot onderhoud van ’t li chaam is het noodzakelijkstdaarneven staat het geestesvoedsel als het belangrijkst en het zielevoedsel als meest betwistbaar noodige voor den mensch. De mensch moet leven ziedaar de eerste eischde tweede vordert dat hij zich ontwik- kele en de laatste wil dat hij zich opheffe uit het stof naar hooger. De strijd om den, voor rang dezer drie houdt op dit oogenblik de gees ten in Engeland bezig, waar de orthodoxe school-boards beschuldigd worden meer zorg te dragen voor zielevoedsel, dan voor wat voor het onderhoud van het lichaam noodig is. De be kende journalist Stead heeft er een teekening aan gewijd, waarop kinderen worden voorge steld in lompen, half en geheel naakt op school gezeten en lezende in fraaie, kostbare bijbels. De teekening verlevendigt in ons den indruk van de zoogenaamd christelijke scholen ten on zent, en van de diakoniemannen en vrouwen die overstelpt worden, bij dag en Zondag, met bijbeltaal en zalvende predikaties, maar die on der al dien overvloed aanhoudend de maag voe len jeuken. Om zich hiervan te overtuigen be hoeft men Zondags slechts een kerkgebouw binnen te gaan om de oudjes, in afzonderlijke banken zittend, te zien, zich inspannend om de gezegende woorden op te vangen die van den kansel naar omlaag dalen als geestelijk manna om nietze ontvangen, men kan het op hun aangezichten lezen, van het goede te veel, maar van het onmisbare niet voldoende. Ook in den gemeenteraad van Amsterdam maakte deze zaak het onderwerp uit van be schouwingen, die, als de algemeene beschou wingen in ons parlement, de strekking hadden om te doen uitkomen, dat in dit lichaam als in de Tweede Kamer een begroeting niet on der ’t mes mag worden genomen, voordat de verschillende leden van het gezelschap elk voor zich uitspraak doet omtrent den voorrang der menschelijke behoeften en benoodigdheden. De indeeling dier beschouwingen groepsge wijze is dan deze a. liberaal, wil uitgeven voor geestesontwik keling b. clericaal, wil allereerst de ziel geden ken c. radicaal, meent dat ook voor het lichaam Wel iets uit de groote kas mag worden afge zonderd. Het resultaat der lange discussiën was, dat we nog eens vernomen hebben hoe dringend noodzakelijk de heer Fabius het acht dat de kinderen worden gevoed met zielespijs, èn om er brave jongens vau te maken de Bsme rissen” klagen er over dat de jongens van de christelijke scholen onder de straatjeugd uit munten in bal- en balddadigheid èn om ze te bewaren voor maatschappelijke dwaasheden o d t. n s n3 nS niet kan krijgen, behoeft ter bezuiniging immers der Tweede Kamer konden° dienen. Dat de Regeering tot het overleggen dier stukken be voegd was, lijdt geen twijfel, dat zij geëischt kon worden is niet juist. Waarvoor verlangde de interpellant in de Eerste Kamer de stukken? Niet, omdat hij bedenking had tegen de in het voorjaar gedane voorstellen en handelingen der toenmalige Regeering „hij begrijpt volkomen het advies en het besluit, dat tot de ontbinding geleid heeft en oordeelde den Minister volko men gerechtigd het wetontwerp in te trekken”. De reden voor de interpellatie van den heer v. d. Putte kan niet anders zijn dan dat hij zijn hart in een discussie wilde luchten. Des interpellants voornaamste grief was blijkbaar dat de vorige Regeering in den voormiddag van 9 Maart, den dag van de stemming over het amendement-De Meijier, het misverstand om trent hare bedoelingen niet voorkomen heeft. En wanneer de heer v. d. Putte daarbij dan spreekt, zij het ook veronderstellenderwijze van „aansturen op de ontbinding”, en dan „gemoe delijk voortpraat, eerst van „consciëntie”, eh later van eerlijkheid en goede trouw gewaagt”, dan „kan dat uitsluitend strekken als eene ge niepige vingerwijzing naar de onbetrouwbaar heid van personen.” En tegen deze verdachtmaking, die ook hem zou treffen, verdedigt de heer Smidt zich teu sterkste. Was het woord „onaannemelijk” al niet door den Minister Tak omtrent het amen dement-De Meijier gebruikt, op 8 en 9 Maart „kon bij ieder, die in de Tweede Kamer op de hoogte was, geen onzekerheid bestaan.” Het woord onaannemelijk is nergens voorgeschreven; de rede van den Minister Tak van 8 Maart was een „krachtig, zakelijk betoog van diame- traal-principieelen strijd van ’t amendement met het regeeringsvoorstel.” „Na zulk een weerspraak is het onverschillig, in welke termen een Minister zijn advies sa mentrekt.” Men wenschte, dat de Regeering op 9 Maart nog vóór de stemming zou hebben ver klaard, dat het amendement voor haar onaan nemelijk was. Maar de schrijver vraagt, hoe men, had de Minister dit gedaan, wel zou ge roepen hebben over terrorisme en pressie? En dat het niet noodig was, bewijst de schrijver door mede te deelen, dat hij na den afloop der zitting naar huis gaande, met die hem verge zelden reeds gesproken heeft over „het bestaan der crisis”, als iets dat vanzelf sprak. En de indruk, meent de heer Smidt, was bij allen, die de zitting hadden bijgewoond, dezelfde. Trou wens, over de strekking van het amendement- De Meijier, de vrucht van samenwerking van vele tegenstanders, van liberalen, roomsch-ka- tholieken en anti-revolutionairen, kon geen twij fel bestaan. Dus ook de voornaamste grief van den inter pellant, de heer v. d. Putte, had geen reden van bestaan. En de heer Smidt betreurt te meer, dat nu ook de heer v. d. Putte latere gelegenheid om op de zaak terug te komen heeft laten voorbijgaan. Nu is de poging om licht te verspreiden, waar hij dat noodig oor deelde, halverwege gestaakt en de heer Smidt vraagt„wat moet het volk van den ernst en van de overtuiging zijner vertegenwoordigers denken, als zij na al wat gebeurd is en na al dat geroep om licht, bij elkander komende, de zaak doodzwijgen?” Niet onaardig drijft de Nieuwe Gron. Ct. den- spot met de gemoedelijkheid en kalmte van de Nederlandsche staatsburgers. Hij kiest daarvoor het beeld van een persoon die in slaapziekte ia vervallen. „Stelt u nu voor,“ schrijft het blad, De oud-Minister mr. H. J. Smidt houdt in de November-aflevering van de Vragen des Tijds een nabetrachting over de politieke gebeurte nissen van Maart van dit jaar. Dat over de gebeurtenissen niet gesproken is, noch in de zitting der Tweede Kamer van 16 tot 25 Mei, noch op of na 21 Juni toen de stukken, ten gevolge der op 8 Juni in de Eer ste Kamer gehouden interpellatie van den heer Fransen van de Putte, waren overgelegd, noch in de nieuwe zitting der Tweede Kamer die op 16 September werd geopend, dat betreurt de schrijver ten zeerste. Z. i. had juist in de Tweede Kamer, mede door discussie, de lucht gezuiverd moeten zijn; thans is de tijd daarvoor voorbij. „Wat straks, bij de begrooting reeds drie vierendeeljaars achter zich zal hebben, is dan geschiedenisin onzen snellen tijd, haast oude geschiedenis geworden.” Daarom wil de heer Smidt nu het stilzwijgen verbrekenhij wil niet, dat het licht, dat over al die politieke gebeurtenissen moest schijnen, langer wordt „onderschept”, dat „onjuiste voor stellingen van zaken en ongegronde verdenkin gen van personen” blijven bestaan en zal daar- i dcr Allereerst de interpellatie van den heer Fran- sen van de Putte. Deze vroeg dat de Regee- I ring zonder eenige restrictie zou publiceereu alle Een stad, die het geestelijk voedsel bijna om bescheiden, die tot toelichting van de ontbinding i dienen. Dat de niet de porties te halveeren De heer Den Hertog verklaarde, dat het geestelijk voedsel zeer goed kon zijn zonder mythologischen Kümmel. Het Handelsblad keurt deze uitdrukking af als stuitend voor de clericalen. Tofch was de gedachte niet zoo slecht. In derdaad, het raadslid Den Hertog had gelijk, en van het Handelsblad, dat altijd er op ge hamerd heeft om toch het voedsel voor lichaam en geest streng van elkaar afgezonderd te hou den, had men redelijkerwijze mogen verwachten, dat het geen dooreenmenging van geestes- en zielespijs zou kunnen dulden of hooren aan prijzen. En dit is gebeurd in den gemeenteraad van Amsterdam, echt fin-de-siècle, door zes raads leden a la Fabius a tort a travers bij de haren en met de haren er bij gesleept werd deze zaak prin-ci-pi-eel besproken in ’t parlement van Amsterdam. ’c Wordt tijd dat de gemeente raden weer deputees naar de Tweede Kamer afvaardigen, om den invloed van geestelijke en stichtelijke adviezen te loozen in den grooten vijver bij den vijverberg, waar zooveel visebjes onbelast en a loisir in ronddartelen. Geestelijk voedsel Er zijn inderdaad gemeenteraden waar zich gemis aan geestelijk voedsel telkenmale doet gevoelenwaar leden zich doen kennen als slecht gevoed, niet naar lichaam, maar naar geest. Kan men hun kwalijk nemen dat ze de kin deren liever afzouten met zielespijs Ze weten niet wat ze doen De uitgevers weten het beter, de Hollandsche, wel te verstaan. 1. i- r a 2 2 J 3 5 16 ‘F ’5 I i k 5 0

Kranten in de gemeente Sudwest-Fryslan (Bolswards Nieuwsblad, Sneeker Nieuwsblad en Friso)

Sneeker Nieuwsblad nl | 1894 | | pagina 1